Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer
Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
26 oktober 28 september FM 2001-01692 M
2001 2001
Onderwerp
Voorstel van wet houdende de vaststelling van
het Nederlandse muntstelsel in verband met de
invoering van de euro (Muntwet 2002) (27 629)
Hierbij bied ik u de nota naar aanleiding van
het verslag inzake het bovenvermelde voorstel
aan.
DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,
Nota naar aanleiding van het verslag
Met genoegen heb ik kennis genomen van de
belangstelling op het onderhavige wetsvoorstel
in het verslag van de vaste Commissie voor
Financiën. Hieronder zal worden ingegaan op de
in het verslag gestelde vragen. De beantwoording
wordt u mede namens de minister van Financiën
toegezonden, gelet op het feit dat een aantal
vragen betrekking heeft op onderwerpen die de
minister aangaan.
Bijzondere munten met de hoedanigheid van wettig
betaalmiddel zullen slechts bij speciale
gelegenheden worden uitgegeven ten behoeve van
verzamelaars en geïnteresseerden en steeds in
een zodanig beperkte oplage, dat de munten
feitelijk niet aan het betalingsverkeer zullen
deelnemen. Het instellen van een vrijwillig
moratorium op de uitgifte van bijzondere munten
is dan ook niet overwogen. Hieraan kan worden
toegevoegd dat andere eurolanden reeds de
uitgifte hebben bekendgemaakt van diverse
bijzondere euromunten, uit te geven vanaf 2002.
De uitgifte van bijzondere euromunten zal in
Nederland geschieden op basis van de nota
"Uitgiftekader bijzondere munten na de
introductie van de euro"; deze nota zal
binnenkort worden aangeboden aan de Tweede
Kamer. Er is niet voorzien in een vast schema
voor de uitgifte van bijzondere euromunten.
Vaststelling geschiedt op ad hoc-basis; derhalve
indien zich een gelegenheid voordoet, die
geschikt wordt geacht te herdenken met de
uitgifte van een bijzondere munt. De
eerstkomende uitgifte zal zijn een bijzondere
tien-euromunt ter gelegenheid van het huwelijk
van de Kroonprins.
In principe is iedereen gehouden alle euromunten
(en -bankbiljetten) als wettig betaalmiddel te
accepteren (uiteraard alleen indien ze niet vals
of vervalst zijn). Ten aanzien van munten geldt
overigens, dat zij wettig betaalmiddel zijn tot
een beperkt bedrag. In artikel 11 van
Verordening (EG) Nr. 974/98 van de Raad van de
Europese Unie van 3 mei 1998 over de invoering
van de euro is bepaald, dat geen enkele partij
verplicht is voor één betaling meer dat vijftig
muntstukken te aanvaarden. Bankbiljetten zijn
wettig betaalmiddel tot een onbeperkt bedrag.
Daarnaast staat het partijen vrij een andere
wijze van betaling overeen te komen, dan wel
voor een betaling bepaalde munten en/of
bankbiljetten te weigeren. Zo wordt bij
automaatbetalingen vaak aangegeven welke munten
(en biljetten) worden geaccepteerd. Er bestaan
geen wettelijke beletselen tegen het aangeven
dat bepaalde munten (of bankbiljetten) niet ter
betaling worden geaccepteerd, met dien verstande
dat dit wel duidelijk (van te voren) kenbaar
moet worden gemaakt. Het is derhalve mogelijk
dat in winkels te kennen zal worden gegeven, dat
bepaalde eurobankbiljetten (het meest
waarschijnlijk biljetten van 200 en 500 euro)
niet zullen worden geaccepteerd. Dat zal op een
vergelijkbare wijze gebeuren als thans met de
stickers, waarop een afbeelding van een biljet
van 1000-gulden en de tekst "hier hebben wij
niet van terug".
Alle eurolanden drukken alle coupures, al worden
in sommige eurolanden, zoals Portugal,
Griekenland en Ierland, kleinere hoeveelheden
van de grootste coupures (200 en 500 euro)
gedrukt. De reden hiervoor is dat deze lidstaten
geen traditie hebben van coupures met een grote
waarde. Thans is het grootste Portugese biljet
bijvoorbeeld ESC 10.000 (¤ 49,88) en het
grootste Griekse biljet
GRD 10.000 (¤ 29,35). De centrale banken van
deze eurolanden verwachten - gegeven de huidige
circulatie van nationale biljetten - weinig
vraag naar de grootste eurobiljetten. Alle
eurobankbiljetten zijn echter in alle aan de
euro deelnemende landen wettig betaalmiddel en
zullen derhalve ook in alle eurolanden worden
geaccepteerd.
Het aanbrengen van een randschrift is ten
aanzien van de twee-euromunt voorgeschreven in
de tabel behorende bij artikel 1 van Verordening
(EG) Nr. 975/98 van de Raad van de Europese Unie
van 3 mei 1998 over de denominaties en
technische specificaties van voor circulatie
bestemde euromuntstukken. De deelnemende
eurolanden zijn vrij in hun keuze van het
randschrift. Ten aanzien van het randschrift op
de twee-eurostukken veroorloof ik mij te
verwijzen naar hetgeen dienaangaande aan de
Tweede Kamer is gerapporteerd .
In paragraaf 3.2 van de Negende
Voortgangsrapportage Euro en Overheid van 15 mei
2001 is aangegeven, dat in de wetgeving
steeds het euroteken zal worden gebruikt. Voor
nieuwe wetgeving zal dit uitdrukkelijk worden
voorgeschreven in de Aanwijzingen voor de
regelgeving. In dit verband wordt tevens
verwezen naar onderdeel A van de nota van
wijziging bij het wetsvoorstel Aanpassingswet
euro , waarmee dit ook voor de bestaande
wetgeving is bewerkstelligd.
Gelet op de toegenomen signalen, dat handel in
zaken van grote waarde wordt misbruikt voor het
witwassen van geld, wordt gewerkt aan een
aanpassing van de Richtlijn witwassen. Hierop
vooruitlopend heeft de regering een wetsontwerp
opgesteld, waardoor de meldingsplicht voor
handelaren in goederen van grote waarde alvast
in de Nederlandse wetgeving kan worden
opgenomen. Dit wetsvoorstel is onlangs bij de
Tweede Kamer ingediend . Het streven is om het
wetsvoorstel nog vóór 1 januari 2002 goedgekeurd
te krijgen.
Een verlenging van de duale fase wordt ook bij
tegenvallende omstandigheden niet voorzien.
Zoals in de memorie van toelichting is
aangegeven, zal de duale fase in Nederland lopen
tot 28 januari 2002 0.00 uur, terwijl naar
verwachting binnen twee weken vrijwel alle
transacties in euro zullen plaatsvinden. De
resterende periode geeft kwetsbare groepen extra
tijd om aan de euro te wennen en dient daarnaast
als vangnet voor het geval de omschakeling
onverhoopt minder snel dan verwacht zou
plaatsvinden.
Voor dat deel van het publiek dat op 28 januari
2002 nog over (thans nog wettig betaalmiddel
zijnde) guldenmunten en/of -biljetten beschikt,
is er overigens de mogelijkheid tot 1 april 2002
kosteloos guldenmunten en -biljetten bij de
eigen bank om te wisselen voor euromunten en
-bankbiljetten of af te storten onder
bijschrijving van het (euro)bedrag op de eigen
rekening. Vanaf 1 april 2002 tot 1 januari 2003
mogen de banken hiervoor kosten in rekening
brengen. Nadien kunnen guldenmunten en
-bankbiljetten uitsluitend bij de kantoren van
de Nederlandsche Bank worden verwisseld; voor
munten tot 1 januari 2007 en voor bankbiljetten
tot 1 januari 2032.
Het ligt in het voornemen om een brede evaluatie
te laten uitvoeren naar de introductie van de
euro in Nederland. De ideeën hierover zullen in
de laatste euro-voortgangsrapportage voor de
introductie van de chartale euro worden
toegelicht; de Tweede Kamer zal deze rapportage
naar verwachting medio december ontvangen.
Er is kennisgenomen van het artikel in het
Algemeen Dagblad van 28 augustus 2001. Het
gegeven dat het moeilijk is om met algemene
voorlichting ouderen te bereiken, is van meet af
aan onderkend. In een vroeg stadium is daarom
besloten tot gerichte voorlichting aan ouderen.
Organisaties die direct contact met ouderen
hebben, zoals de pensioenfondsen, de Nederlandse
Bond voor Pensioenbelangen,hetMinisterie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de
Ouderenbond PCOB, SVB, Pensioen- en
Uitkeringsraad, LOC en Arcares zijn hierbij nauw
betrokken. Het materiaal dat voor ouderen
ontwikkeld is, wordt verspreid door mailings aan
verzorgingshuizen en tafeltje-dekje-services,
via de seniorenbeurs, bibliotheken en
postkantoren. Tenslotte bestaat voor ouderen de
mogelijkheid om een eurolezing aan te vragen. Er
zijn inmiddels ruim 1000 lezingen gehouden en er
staan er nog circa 1000 gepland voor de rest van
2001. Gemiddeld komen er 40 mensen per lezing.
Ook de ouderenbonden in samenwerking met de
Rabobank hebben een lezingenservice waarvan veel
gebruik wordt gemaakt.
DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,
---
Kamerstukken II 21501-07: 1995/96, nrs. 157,
p.6; 1996/97, nrs. 177 p.3, 184 p.5 en 191 p.6;
1997/98, nr. 197 p.4/5 en Aanhangsel Handelingen
II 1998/99, nr. 1094.
Kamerstukken II 2000/01, 25 107, nr. 51.
Kamerstukken II 2000/01, 27 472, nr. 8.
Kamerstukken II 2001/02, 28 018.
Laatst