Gemeente Breda

26-10-2001

College blijft voor overbouwing van Zuidelijke Rondweg

Klik voor vergroting

Het college van burgemeester en wethouders blijft van mening dat het bouwen van een kantoorgebouw boven de Zuidelijke Rondweg (Oranjeplein) mag doorgaan. De aard van de bezwaren die zijn binnengekomen, werpen geen ander licht op de zaak. De bezwaren richtten zich met name tegen het overbouwen van de Rondweg en tegen de gekozen parkeeroplossing. Het college vraagt de gemeenteraad op 29 november de procedure ter verkrijging van een zogenoemde verklaring van geen bezwaar bij Gedeputeerde Staten te vervolgen.

Het verzoek kantoorbebouwing toe te staan boven de Zuidelijke Rondweg, ter hoogte van het Oranjeplein kwam in 2000 van Architectuur van Oostveen. Hiermee werd ingehaakt op de mogelijkheid van overbouwing die het bestemmingsplan Breda Zuid reeds biedt. Omdat het gebouw iets hoger - 11,95 in plaats van de toegestane 10 meter - en ruim 1 meter aan weerszijden van de tunnelbak breder zou worden, besloot de gemeenteraad in april 2001 hiervoor een artikel 19 procedure in gang te zetten die mogelijkheid biedt vrijstelling te verlenen op het bestemmingsplan.

Op grond van de geldende parkeernormen moeten er met de bouw van het nieuwe kantoorpand minimaal 22 extra plaatsen worden aangelegd. Er is gekozen 26 extra parkeervakken aan te leggen langs de Johan Willem Frisolaan. De meeste bezwaarmakers vinden dat er nu al een parkeerprobleem aanwezig is en dat de bouw van een nieuw kantoor de parkeerdruk alleen maar verhoogt ondanks de aanleg van de extra parkeervakken.
Verder hebben vooral de bewoners van de Watermolen problemen met het kantoorpand omdat zij vrezen voor aantasting van de privacy door een gebouw zo dicht op hun woningen. Dit bezwaar is voor het college niet ontvankelijk, omdat in het inmiddels onherroepelijke bestemmingsplan Breda-Zuid de mogelijkheid voor overbouwing al geboden werd. Ook zou de noordgevel van het kantoorpand grotendeels worden uitgevoerd met een dichte gevel, zodat privacy van de bewoners het meest gewaarborgd wordt.

Het college ziet geen aanleiding om de afwijkingen van het bouwplan ten opzichte van wat in het bestemmingsplan is vastgelegd zodanig zwaar te laten wegen dat het bouwinitiatief geen doorgang zou moeten vinden. Het bouwplan wordt zelfs als een verbetering gezien van de totaalsituatie zoals deze in het bestemmingsplan is vastgesteld. Het zou afbreuk doen aan de rechtszekerheid die een bestemmingsplan hoort te bieden aan de initiatiefnemers van het bouwplan en waarmee zij uitvoering willen geven aan de in het bestemmingsplan geformuleerde doelstelling. Het college zal de gemeenteraad in de vergadering van 29 november dan ook vragen de procedure ter verkrijging van de verklaring van geen bezwaar bij Gedeputeerde Staten te vervolgen.

Breda, 26 oktober 2001