Dienst uitvoering en toezicht Electriciteitswet

Dienst uitvoering en toezicht Energie

BESLUIT Nummer: 100129/37.B55
Zaaknummers: 100129 B.V. Transportnet Zuid-Holland 100135 N.V. NuonNet i.o.
100124 CONET B.V.
100157 EdelNet Delfland B.V.
100158 ENECO Netbeheer B.V.
100159 Netbeheer Midden-Holland B.V. 100160 N.V. NuonNet i.o. c.s. tegen wijzigingsbesluit

Betreft: Beslissing op de bezwaren tegen het besluit van 22 september 2000 tot vaststelling van de x-factor, bedoeld in artikel 41 van de Elektriciteitswet 1998, voor B.V. Transportnet Zuid-Holland (nr. 00-064) en tegen het besluit van 1 december 2000 tot wijziging van die x-factor (nr. 00-077).

I INLEIDING, PRICE CAP REGULERING VOOR HET ELEKTRICITEITSNETWERK


1. De directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie (directeur DTe) heeft als wettelijke taak het transport van elektriciteit in Nederland en de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers te reguleren. Dit laatste tot het moment waarop de volledige liberalisering in Nederland geëffectueerd zal zijn; uiterlijk 1 januari 2004. Het transport van elektriciteit is bij uitstek een netwerkgebonden activiteit met een natuurlijk, maar in Nederland ook wettelijk monopolistisch karakter. De opdracht die DTe meegekregen heeft is om de regulering van deze activiteiten `light handed', dat wil zeggen, op hoofdlijnen en met zo min mogelijk detailinterventie van de toezichthouder te reguleren. Dit principe, dat in de sector breed gedeeld wordt, staat in Nederland bekend onder de aanduiding "outputsturing'. Maatstafconcurrentie is een reguleringsmethode die zich hiervoor bij uitstek leent. Bij maatstafconcurrentie worden de prestaties van bedrijven afgemeten en gerelateerd aan de gemiddelde prestaties (output) van bedrijfstakgenoten. Dit `light handed' reguleringsprincipe wordt sinds begin 2001 succesvol toegepast op de levering van elektriciteit aan wettelijk beschermde afnemers. De directeur DTe heeft zojuist de vierde driemaandelijkse reguleringsronde voor levering afgerond. Reeds in juli 2000 heeft de directeur DTe aangegeven dat dit principe ook zal worden toegepast in de economische regulering van de elektriciteitstransportdiensten van netwerkbedrijven in de elektriciteitssector vanaf 2004, het begin van de tweede reguleringsperiode. Een wezenlijk kenmerk van maatstafconcurrentie van transportdiensten is dat regionale netwerkbedrijven vanaf dat moment geconfronteerd zullen zijn met één uniforme doelmatigheidskorting (x-factor).


2. Omdat bij aanvang van de regulering niet alle bedrijven op hetzelfde niveau van efficiëntie beginnen, heeft de directeur DTe voor een gefaseerde aanpak gekozen. In de eerste reguleringsperiode, die loopt van 2000-2004, dienen de bedrijven in principe hun efficiëntieachterstand ten opzichte van elkaar in te lopen. Daartoe heeft de directeur DTe op basis van een daarvoor geschikte benchmarkingtechniek een


1



samenstel van individuele x-factoren vastgesteld die de individuele bedrijven aanzet zich naar de efficiëntiegrens te bewegen. Deze efficiëntiegrens wordt bepaald door de meest efficiënte Nederlandse bedrijven. Als alle bedrijven van meet af aan volgens eenzelfde gemiddeld tempo hun tarieven zouden moeten reduceren, dan zou dit effectief de minst efficiënte bedrijven belonen; zij hebben immers de minste moeite kostenreducties toe te passen, terwijl de efficiëntste bedrijven gestraft zouden worden voor hun prestaties in het verleden. De eerste reguleringsperiode wordt dus primair gebruikt om de bedrijven qua efficiëntie in principe op één lijn te krijgen


3. In de tweede reguleringsperiode (na 2004) zal de directeur DTe in beginsel één voor alle regionale netbeheerders gelijke x-factor vaststellen die gebaseerd zal worden op de gemiddelde groeivoet van de productiviteitsontwikkeling in de bedrijfstak.


4. De individuele x-factoren uit de eerste reguleringsperiode vormen het onderwerp van de huidige bezwaren.
De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de primaire besluiten die in het voorliggende besluit op bezwaar zullen worden toegelicht zijn de volgende:
- Er heeft een nieuwe standaardisering van de kapitaalslasten plaatsgevonden op basis van verbeterde gegevens die in bezwaar door de bedrijven zijn aangeleverd. Dit heeft als gevolg een meer betrouwbare waarde voor de gestandaardiseerde input in de benchmark van de netwerkbedrijven.
- Er heeft een technische audit plaatsgevonden door een gerenommeerd onafhankelijk technisch adviesbureau op een aantal cruciale zogenaamde output- of prestatiegegevens van de netwerkbedrijven, waardoor de data van bedrijven nog verder zijn verbeterd.
- Beide aanpassingen hebben ertoe geleid dat de spreiding van efficiëntieverschillen in de nieuwe benchmark aanmerkelijk is afgenomen tussen de bedrijven en daarmee is de herkenbaarheid van de uitkomsten van de onderlinge vergelijking van de bedrijven evenredig toegenomen.
- De directeur DTe heeft voor de eerste reguleringsperiode afgezien van een bench mark aanpak ten aanzien van TenneT en TZH, omdat voor die bedrijven goede vergelijkingsgegevens thans ontbreken. De x-factor voor die bedrijven is geënt op buitenlandse reguleringservaringen met efficiëntieverbetering.
- Waar in de primaire besluiten nog sprake was dat zogenaamde volume-effecten, dat wil zeggen additionele inkomsten van bedrijven als gevolg van autonome groei van de vraag naar elektriciteit nog teruggeclaimd zou worden door DTe, zal hiervan in zijn geheel worden afgezien. Dit betekent een substantiële financiële tegemoetkoming aan de bedrijven.
- De haalbaarheidstoets is aangescherpt; voor zover er geen sprake is van overwinst, is de maximale efficiëntieverbetering beperkt tot 10% van de operationele kosten.
- De opgelegde efficiëntieverbetering in verband met productiviteitsgroei in de sector (frontier shift) wordt afhankelijk gemaakt van de daadwerkelijke efficiëntieverbetering in de eerste reguleringsperiode.
- De directeur DTe heeft ervan afgezien hogere doelmatigheidskortingen op te leggen dan bij de in bezwaar bestreden besluiten was opgelegd, ook als de nieuwe gegevens en hernieuwde benchmarkberekeningen op zich een hogere korting zouden rechtvaardigen. De directeur DTe heeft zich daarbij laten leiden door het procesrechtelijk beginsel dat degene die bezwaar maakt tegen een besluit niet daardoor in een ongunstiger positie mag worden gebracht (geen `reformatio in peius').


2



II VERLOOP VAN DE PROCEDURE


5. De directeur DTe is in juli 1999 begonnen met de openbare voorbereiding van de vaststelling van de doelmatigheidskorting (x-factor), bedoeld in artikel 41 Elektriciteitswet 1998 (E-wet 98) 1. Daartoe heeft hij het "Informatie- en consultatiedocument price cap-regulering in de elektriciteitssector" (consultatiedocument) onder meer toegezonden aan de netbeheerders en aan organisaties van belanghebbenden, waaronder de Federatie van Energiebedrijven in Nederland (EnergieNed). In dat document gaf DTe zijn visie op de price-cap regulering in de elektriciteitssectoren en stelde hij ten behoeve van de consultatie een groot aantal vragen over de mogelijke invulling. Met die consultatie gaf de directeur DTe tevens uitvoering aan het in genoemd artikel voorgeschreven overleg. In het consultatiedocument werden een groot aantal vragen gesteld over de toekomstige inrichting van de price-cap regulering. Na publicatie van het consultatiedocument heeft de directeur DTe een consultatieronde gehouden, waarbij door het hele land zes consultatiebijeenkomsten voor netbeheerders zijn georganiseerd. Bovendien heeft de directeur DTe op 7 september 1999 een openbare hoorzitting gehouden ten kantore van DTe. De directeur DTe heeft, naast mondelinge reacties tijdens deze bijeenkomsten en de hoorzitting, ook een groot aantal schriftelijke reacties op de consultatievragen ontvangen.
Tevens heeft de directeur DTe een intensief verkennend traject met de netbeheerders georganiseerd over het onderwerp Benchmarking. Daartoe heeft hij twee contactgroepen ingesteld. Op 17 november 1999 is door de directeur DTe een workshop georganiseerd waarvoor onder andere alle netbeheerders waren uitgenodigd. Tijdens deze bijeenkomst is een inleiding over benchmarktechnieken verzorgd.
De consultatie heeft onder meer geresulteerd in de vaststelling van beleidsregels met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid tot vaststelling van de x-factor: de Richtsnoeren inzake price cap- regulering in de Nederlandse elektriciteitssector (Richtsnoeren).


6. Op de totstandkoming van de afzonderlijke x-besluiten per netbeheerder heeft de directeur DTe vervolgens de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast. In het kader van die procedure heeft de directeur DTe op 2 augustus 2000 ontwerp- beschikking, aangeduid als voorlopige zienswijze, toegezonden aan B.V. Transportnet Zuid-Holland (TZH). TZH heeft over zijn ontwerp-beschikking op 17 augustus 2000 en 21 augustus 2000 per e-mail vragen gesteld, welke DTe heeft beantwoord op 23 augustus 2000 en 24 augustus 2000. Op 24 augustus 2000 heeft TZH aanvullende vragen gesteld aan DTe. Op 29 augustus 2000 heeft TZH een


1 Bij de Wet van 3 juni 1999 tot wijziging van de E-wet zijn onder meer nadere regels gesteld ten aanzien van het netbeheer (Stb. 1999, nr. 260; wetsvoorstel Tweede Kamer, 1998-1999, 26303, nr. 1 e.v.). Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de gewijzigde E-wet stelt de directeur DTe jaarlijks voor iedere netbeheerder de tarieven vast met inachtneming van de x-factor. Conform het tweede lid stelt de directeur DTe de x-factor vast voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar. Het derde lid bepaalt dat de directeur DTe overleg voert met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt over de vaststelling van de x-factor en geeft hij in de x-besluiten aan welke gevolgtrekkingen hij heeft verbonden aan de uitkomsten van dat overleg.


3



concept-reactie gegeven op de voorlopige zienswijze. Op 1 september 2000 heeft DTe een antwoord gegeven op de meeste vragen van TZH. Op dezelfde datum heeft TZH een reactie gegeven op de voorlopige zienswijze inzake de x-factor. Bij brief van 4 september 2000 heeft TZH DTe verzocht de met een accountantsverklaring aangeleverde gecorrigeerde opgaaf inzake OPEX waarde 1999 in de benchmark te gebruiken. Op 5 september 2000 heeft DTe de berekening van de Regulatory Asset Base aan TZH doen toekomen, terwijl TZH op die datum een drietal brieven aan DTe heeft toegezonden. In de eerste reageert TZH op de antwoordbrief van DTe van 1 september 2000. In de tweede geeft TZH antwoord op een aantal vragen van DTe, welke nog niet eerder waren beantwoord. Bij de derde brief zendt TZH een aantal accountantsonderzoeken toe. Op 7 september 2000 heeft TZH ter voorbereiding op het bilaterale overleg met DTe op 13 september 2000 nogmaals een reactie gegeven op de voorlopige zienswijze. Ter adstructie heeft TZH onder andere een rapport overlegd van een consultant genaamd "Benchmark-onderzoek voor de bepaling van de efficiency van TZH". Op 12 september 2000 heeft DTe aan TZH per e-mail een document gestuurd met daarin een volledige reactie op de vragen van TZH die waren gesteld op 17, 21 en 24 augustus 2000. Op 13 september 2000 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen DTe en TZH over de voorlopige zienswijze. Naar aanleiding van voornoemde bespreking heeft TZH op 14 september 2000 een herziene dataset aan DTe verstrekt. Op 18 september 2000 heeft TZH een brief gestuurd over de opname van kosten "blindlasthuishouding" en "transportbeperkingen" in het tarief. Voorts heeft TZH op die datum vragen gesteld naar aanleiding van het overleg op 13 september. bij brief van 19 september 2000 het rapport genaamd "DEA modelkeuze en toepassing voor de benchmark van TZH" overlegd van een consultant over de validiteit van het voor TZH gebruikte benchmarkmodel.
Er zijn geen reacties van derden op de ontwerp-beschikking ontvangen.


7. Bij besluit van 22 september 2000 heeft de directeur DTe voor TZH (nr. 00-064) de x-factor vastgesteld voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2003. Bij dit besluit is een meer omvattende beschrijving van de voorbereiding gegeven dan hierboven is weergegeven. Op dezelfde dag heeft de directeur DTe tevens de x-factoren vastgesteld voor ieder van de andere netbeheerders.


8. Tegen het besluit tot vasttelling van haar x-factor heeft TZH bezwaar gemaakt. Bij brief van 31 oktober 2000 heeft TZH aan DTe enkele vragen over de x-factor gesteld. TZH heeft op 21 december 2000 een aanvullend bezwaarschrift ingediend.
N.V. NuonNet i.o., EWR Netbeheer B.V., N.V. Continuon Netbeheer en Noord West Net N.V. (tezamen: NuonNet) hebben bij geschrift van 3 november 2000 bezwaar gemaakt tegen de x-besluiten voor alle netbeheerders, waaronder die voor TZH, zulks alleen voor het geval aan de bezwaren van NuonNet niet tegemoet gekomen kan worden zonder wijziging van de x-factoren voor de overige netbeheerders.


9. Op 1 december 2000 heeft de directeur DTe ambtshalve het besluit tot wijziging van de x-factor van TZH vastgesteld (nr. 00-077; het ambtshalve wijzigingsbesluit). Op dezelfde dag heeft de directeur DTe tevens voor een aantal andere netbeheerders wijzigingsbesluiten vastgesteld.
Het ambtshalve wijzigingsbesluit komt niet geheel tegemoet aan de bezwaren van TZH en NuonNet, zodat de bezwaren ingevolge artikel 6:19 Awb geacht worden mede te zijn gericht tegen het ambtshalve wijzigingsbesluit.


4




10. Netbeheerder Centraal Overijssel B.V. heeft bij brief van 11 januari 2001 bezwaar gemaakt tegen het feit dat de directeur DTe op 1 december 2000 voor een aantal netbeheerders waaronder TZH ambtshalve een wijzigingsbesluit tot vaststelling van hun x-factoren heeft genomen.


11. N.V. NuonNet i.o., EWR Netbeheer B.V., N.V. Continuon Netbeheer en Noord West Net N.V. hebben op 19 februari 2001 een aanvullend bezwaarschrift ingediend tegen het ambtshalve wijzigingsbesluit van TZH.


12. EdelNet Delfland B.V., ENECO Netbeheer B.V., Netbeheer Midden-Holland B.V. hebben ieder bij aanvullend bezwaarschrift op 20 februari 2001 bezwaar gemaakt tegen het ambtshalve wijzigingsbesluit van TZH.


13. Op 24 januari 2001 heeft de directeur DTe aan alle netbeheerders een brief geschreven met als onderwerp "Besluiten tot wijziging x- factoren en de gevolgen voor de nettarieven van 2002" (verder de brief van 24 januari 2001). Daarin heeft de directeur DTe onder meer uiteengezet waarom hij is overgegaan tot ambtshalve wijziging van bepaalde x-besluiten.


14. De meeste netbeheerders hebben een bezwaarschrift ingediend tegen het hen betreffende x-besluit. De bezwaren van de netbeheerders raken voor een belangrijk deel dezelfde onderwerpen en die bezwaren zijn goeddeels gelijkluidend of hebben dezelfde strekking. Derhalve heeft de directeur DTe besloten de indieners van een bezwaarschrift in één gezamenlijke openbare hoorzitting op 27 maart 2001 te doen horen over de gemeenschappelijke onderwerpen of bezwaren. De directeur DTe heeft alle netbeheerders uitgenodigd en voorts EnergieNed in kennis gesteld van voornoemde hoorzitting. TZH heeft tijdens deze hoorzitting haar bezwaarschrift nader geadstrueerd. Van de hoorzitting van 27 maart 2001 is verslag opgemaakt dat op 10 mei 2001 aan TZH, de aanwezige andere netbeheerders en EnergieNed is toegezonden. TZH had geen opmerkingen op het toegezonden verslag van de hoorzitting; EnergieNed heeft bij brief van 28 mei 2001 gereageerd.


15. De bezwaarschriften zijn samen met de verder op de x-besluiten en de wijzigingsbesluiten betrekking hebbende stukken vanaf 12 maart 2001 tot één dag voor elke individuele hoorzitting voor belanghebbenden ter inzage gelegd.


16. Tijdens de gezamenlijke hoorzitting van 27 maart 2001 heeft EnergieNed op eigen naam een pleidooi gehouden over de gemeenschappelijke onderwerpen of bezwaren. TZH onderschrijft dit pleidooi volledig; het dient te worden beschouwd als een integraal onderdeel van de bezwaren van TZH.


17. Naast voornoemde gezamenlijke hoorzitting van 27 maart 2001 heeft de directeur DTe de indieners van een bezwaarschrift de gelegenheid gegeven tijdens individuele hoorzittingen per netbeheerder hun specifieke bezwaren mondeling toe te lichten.
Op 13 april 2001 heeft een openbare individuele hoorzitting plaatsgevonden over het x-besluit en het ambtshalve wijzigingsbesluit voor TZH. De directeur DTe heeft de overige netbeheerders bij brief van 16 maart 2001 tevens uitgenodigd voor de individuele hoorzitting van TZH voor zover zij bezwaar hebben gemaakt tegen de tot TZH gerichte besluiten waaronder het ambtshalve wijzigingsbesluit. TZH had geen opmerkingen op het toegezonden verslag van de hoorzitting. Wel heeft TZH bij brief van 24 april 2001


5



onder andere aan de hand van een rapport van een consultant een onderbouwing van de verkabelingsgraad gegeven.


18. Op 31 mei 2001 heeft er zoals tijdens de hoorzitting van 13 april 2001 was afgesproken een voortzetting plaatsgevonden van de hoorzitting over de verbetering van het benchmarkmodel voor TZH. Van deze bespreking heeft TZH op 20 juli 2001 een gespreksverslag toegezonden aan DTe.


19. Op 14 juni 2001 heeft TZH bij brief suggesties aangeleverd ter verbetering van het benchmarkmodel voor TZH.


20. Op 25 juli 2001 heeft de directeur DTe de netbeheerders verzocht een door een accountant gecontroleerde opgave te doen van de data en kosten van investeringen in de netwerkactiva; tegelijk heeft de directeur DTe de netbeheerders verzocht mee te werken aan een audit door KEMA inzake de gegevens over de outputfactoren die in het benchmark model worden gebruikt.


21. Bij zijn brief van 4 september 2001 inzake "Correcties voor nettarieven 2002" heeft de directeur DTe de netbeheerders geïnformeerd over een systeem (rekening courant) voor het doorberekenen van achteraf gebleken kosten- of tariefverschillen in de tarieven voor volgend jaren.

IIIA BEZWAREN INZAKE REGULERINGSMETHODE EN HAALBAARHEID


22. TZH heeft in haar bezwaarschrift, de gezamenlijke hoorzitting en de individuele hoorzitting ­ samengevat ­ de volgende bezwaren gemaakt tegen de door de directeur DTe gehanteerde reguleringsmethode.

a) Het gebruikte input-materiaal van de referentiebedrijven in het voor TZH gehanteerde model is ondeugdelijk:

1. De directeur DTe stelt in het besluit dat het niet goed mogelijk is om aparte benchmarkanalyses uit te voeren voor de laagspanningsactiviteiten en de hoogspanningsactiviteiten omdat de wijze waarop de netbeheerders kosten alloceren verschillen. Voor TZH wordt echter aan dit probleem voorbijgegaan en wordt gewoon gewerkt met de verschillende wijzen van kostenallocatie van de verschillende netbeheerders. Reeds diverse malen heeft TZH de directeur DTe hierop gewezen.
2. TZH is van oordeel dat de aanname dat TZH 100% van zijn kosten aan het HS-deel maakt, onjuist is. TZH heeft ook kosten in verband met investeringen in het 380 kV-net, die in een benchmark niet ten laste dienen te komen van het 150 kV-Net.

3. TZH stelt de waarden van de piekbelasting ter discussie. TZH stelt dat de verschillende door andere netbeheerders aangedragen cijfers niet kunnen kloppen, ondanks dat er een accountantsverklaring over is afgegeven. Door de onjuiste gegevens over de belastingen en de getransporteerde eenheden van de netbeheerders waarmee TZH wordt vergeleken, zijn de benchmarkresultaten onjuist.
4. Onduidelijk is op welke wijze de CAPEX is berekend. Aangezien de CAPEX veel hoger uitkomt dan de kapitaallasten van TZH is dit een belangrijke input-parameter. b) De door de directeur DTe gehanteerde omschrijving en invulling van de RORC is ondeugdelijk. Bij de berekening van de RORC zijn een aantal onjuiste uitgangspunten gehanteerd:


6




1. De gehanteerde gemiddelde vermogenskostenvoet van 6,7 % is niet onderbouwd en niet toegespitst op de praktijk van de nutsbedrijven van 1996. Deze vermogenskostenvoet is hoger dan die in de Voorlopige Zienswijze. De door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde berekening van de Weighted Average Cost of Capital (WACC) heeft de directeur DTe niet overgenomen.
2. De uniforme afschrijvingsmethodiek staat op gespannen voet met het streven naar lange termijn continuïteit waarbij een bepaald kwaliteitsniveau van de dienstverlening van de netbeheerders op peil blijft. De afschrijvingen zijn onvoldoende om vervangingsinvesteringen te dekken. c) De RORC is ten onrechte niet berekend en toegepast voor TZH:
1. Voor TZH is geen RORC bepaald, terwijl dit voor de andere netbeheerders, met uitzondering van TenneT, wel gebeurd is.

2. TZH verlangt dat de RORC, ongeacht het efficiëntieniveau, alsnog wordt bepaald. d) De Regulatory Asset Base (RAB) is niet onderbouwd en/of onjuist vastgesteld:
1. TZH heeft door middel van het door DTe verstrekte Excel-model een RAB berekend die afwijkt van de RAB in de voorlopige zienswijze en het x-besluit. De verschillen tussen de berekende uitkomsten van de RAB voor TZH worden niet beargumenteerd.
e) Het voor TZH gehanteerde benchmarkmodel is onjuist, onvolledig en leidt tot verkeerde uitkomsten:
1. Er is niet geluisterd naar suggesties van TZH om extra output-variabelen aan het benchmarkmodel toe te voegen. De enige variatie is gepleegd in de input van het model. Deze is gevarieerd omdat voor één inputparameter geen concistente gegevens beschikbaar waren.
2. De directeur DTe heeft ten onrechte omgevingsfactoren niet meegenomen als output-variabele.
3. De benchmark is uitgevoerd met een zeer selectief gekozen methode en is ongeschikt om te komen tot vaststelling van de x-factor.

4. De keuze voor Constant Returns to Scale in plaats van Variable Returns to Scale is onjuist.
5. TZH is in de benchmark vergeleken met bedrijven die hiertoe niet geschikt zijn.
6. TZH heeft een voorstel gedaan voor een alternatieve benchmark. Dit model houdt rekening met de specifieke situatie zoals die voor elk net geldt. Zo wordt niet alleen naar de zuiver economisch output gekeken, maar worden tevens controlevariabelen geïntroduceerd. TZH heeft van de directeur DTe geen reactie ontvangen op zijn voorstel.

7. TZH is van oordeel dat met name door de verschillen in efficiëntie de uitkomsten van de benchmark onvoldoende kritisch zijn beoordeeld.

8. De toepassing van de benchmark schiet op veel punten voor TZH tekort. Desalniettemin komt de directeur DTe tot de conclusie dat TZH een bijzonder inefficiënt bedrijf is. f) Het Tarimod-model is onvoldoende inzichtelijk en bevat fouten: Het bij de voorlopige zienswijze gevoegde financieel model Tarimod bevat fouten die leiden tot foutieve x-waarden. Zo wordt de hoogte van de belasting niet goed berekend en zijn de afschrijvingen tegen elk bedrijfseconomisch principe in berekend. Dit baseert TZH met name op de bevindingen van TNO. g) De directeur DTe heeft in onvoldoende mate een redelijkheids- en haalbaarheidstoets uitgevoerd. De haalbaarheid van de x-factor is door de directeur DTe slechts over de eerste reguleringsperiode onderzocht. De bepaalde efficiëntie-score geeft voor de tweede reguleringsperiode echter nog een nog aanzienlijk hogere korting. TZH heeft, gesteund door een accountantsmededeling, aangetoond dat hij bij deze korting onherroepelijk failliet zal gaan:
1. Ondanks het feit dat de directeur in het x-besluit aangeeft niet over voldoende informatie te beschikken om een zorgvuldige ratio-analyse uit te voeren, trekt de directeur DTe de conclusie dat de voor TZH bepaalde x-factor haalbaar is.


7




2. TZH heeft het vermoeden dat in het haalbaarheidsonderzoek de Frontier Shift niet is meegenomen. Daarnaast is TZH van oordeel dat de haalbaarheid van de Frontier Shift onvoldoende is onderbouwd. De Frontier Shift is ten opzichte van in andere geliberaliseerde landen in de beginperiode gebruikte frontier shifts hoog. De Frontier Shift is ten onrechte berekend over de totale kosten. h) Overige onderdelen van het besluit:

1. Het wijzigingsbesluit van 1 december 2000 en de daarin genoemde x-factor komt niet tegemoet aan de formele en materiële bezwaren tegen het besluit van 22 september 2000. De door TZH geformuleerde bezwaren gelden dan ook eveneens onverkort tegen het besluit van 1 december 2000.
2. Het wijzigingsbesluit heeft geen gevolgen voor de voor TZH vastgestelde efficiëntiescore van 44%, evenmin voor de korting die TZH op grond van het besluit zou moeten toepassen op de beïnvloedbare kosten en evenmin op de vastgestelde frontier shift.


23. TZH heeft zich voorts aangesloten bij de opmerkingen ter zake van EnergieNed tijdens de gezamenlijke hoorzitting.


24. Zowel tijdens de gezamenlijke hoorzitting als tijdens de individuele hoorzitting over het x-besluit voor TZH op 13 april 2001 heeft TZH de eerdergenoemde bezwaren nader geadstrueerd.

IIIB BEZWAREN INZAKE PROCEDURE EN TRANSPARANTIE


25. TZH sluit zich aan bij de grieven die EnergieNed tijdens de gezamenlijke hoorzitting van 27 maart 2001 over de procedure naar voren heeft gebracht. Het voorbereidingsproces is naar het oordeel van TZH in diverse stadia tekort geschoten. Met name gaat het om de volgende grieven. (a) De DTe heeft gedurende het gehele proces geweigerd een inhoudelijke discussie met de gezamenlijke netbeheerders aan te gaan over de herhaaldelijk en consequent verwoorde principiële bezwaren tegen het door DTe voorgestane reguleringsmodel.
(b) Het reguleringsmodel is in de ontwikkelingsfase (vanaf juli 1999 tot augustus 2000) door de directeur DTe slechts in abstracte termen uitgewerkt en niet in werkende modellen. Hierdoor waren gebruikte modellen gedurende het ontwikkelingsproces niet toetsbaar op validiteit en consistentie en evenmin op hun consequenties voor de individuele netbeheerders. (c) DTe heeft in een zeer laat stadium nog een belangrijk nieuw element, namelijk de Rate-of-Return Correction (RORC), aan haar reguleringsmodel toegevoegd. De RORC is zonder nadere uitleg niet toegepast voor TZH.
(d) De directeur DTe heeft het besluit gebaseerd op niet of onvoldoende geteste en geëvalueerde modellen. (e) De directeur DTe heeft het benchmarkmodel niet ter beschikking gesteld en evenmin een beschrijving gegeven van dit model.
(f) De directeur DTe heeft het financieel model Tarimod niet transparant toegelicht. (g) De directeur DTe heeft zich er niet daadwerkelijk van vergewist dat de opgelegde x-factoren redelijk en financieel haalbaar zijn.


8



IV BEOORDELING BEZWAREN INZAKE REGULERINGSMETHODE EN HAALBAARHEID

IV.1 De principes van prijsregulering van netwerktarieven in de elektriciteitssector


26. Alvorens wordt ingegaan op de bezwaren tegen de reguleringsmethode, worden hieronder in het licht van het doel van de regulering de economische context en de hoofdlijnen van de regulering nog eens kort uiteengezet.
Het doel van de regulering is te waarborgen dat de klant van de netbeheerder waar voor zijn geld krijgt. Als een consument voor de aankoop van een bepaald product kan kiezen uit meerdere aanbieders, zal de consument de aanbieder kiezen die de meeste waar voor zijn geld biedt. Wanneer er op een bepaalde markt slechts één aanbieder (monopolist) aanwezig is, ontbreekt deze keuze voor de consument. Het aanbieden van transportdiensten via het elektriciteitsnet wordt beschouwd als natuurlijke monopolie in het gebied (de markt) waarin het netwerk ligt. In Nederland is dit tevens een wettelijk monopolie. De toezichthouder heeft tot taak de effecten van het afwezig zijn van directe concurrentie op te heffen en de consument te beschermen tegen monopolistisch gedrag van de houders van het natuurlijk en wettelijk monopolie. Daarbij nadrukkelijk in het oog houdend dat de aanbieders van de netwerkactiviteit, in het geval van elektriciteitsnetwerken de netbeheerders, tegen redelijke vergoedingen het beheer kunnen blijven uitvoeren en kunnen blijven investeren in hun netten.

IV.2 De economische context van prijsregulering van netwerktarieven


27. Elke toezichthouder op netwerkactiviteiten heeft te maken met informatie-asymmetrie. Dat wil zeggen dat het netwerkbedrijf beschikt over informatie die de toezichthouder zou kunnen gebruiken om de tarieven op het efficiënte niveau vast te stellen. Deze informatie zal echter over het algemeen niet vrij beschikbaar worden gesteld door de bedrijven. De toezichthouder zou veel kosten en moeite en menskracht moeten inzetten om althans een deel van deze informatie-asymmetrie op te lossen. De wettelijke opdracht die de directeur DTe heeft is echter een methode van economische regulering toe te passen waarbij hij slechts op hoofdlijnen en met een zo min mogelijk belastende methode de bedrijven aanzet tot efficiënt werken en tariferen.


28. DTe kiest daarom in principe voor een methode waarbij bedrijven op hoofdlijnen met elkaar vergeleken worden op hun kosten- en productieprestaties door toepassing van een vorm van maatstafconcurrentie. Uitgangspunt daarvan is dat de feitelijke prestaties van alle bedrijven tezamen de efficiëntiedoelstelling (maatstaf) opleveren voor ieder afzonderlijk bedrijf.


29. In dit reguleringsmodel wordt aan alle netbeheerders een gelijke x-factor opgelegd die wordt bepaald op basis van de gemiddelde groei van de productiviteit in de sector. De netbeheerder concurreert als het ware met de maatstaf; presteert hij beter dan de maatstaf, dan maakt hij winst. Indirect concurreert hij ook met de andere netbeheerders; de prestaties (efficiency verbeteringen) van alle netbeheerders samen bepalen immers de maatstaf.

GELIJK SPEELVELD

30. Om tot een zinvolle maatstaf concurrentie te komen is een gelijk speelveld (`level playing field') nodig. Inefficiënte bedrijven hebben meer mogelijkheden om tot efficiëntieverbeteringen te komen dan efficiënte bedrijven. Dat wil zeggen dat zonder gelijk speelveld de inefficiënte bedrijven worden beloond, terwijl de efficiënte bedrijven worden gestraft. De eerste reguleringsperiode staat derhalve in het teken


9



van het bereiken van dit gelijke speelveld door de onderlinge efficiëntieverschillen tussen de netbeheerders weg te werken. Daartoe moeten afzonderlijke x-factoren per netbeheerder worden vastgesteld.


31. Aangezien de cpi-x regulering volgens de E-wet per 1 januari 2001 start en uitgaat van de tarieven in
2000, heeft DTe het niveau van het level playing field bepaald op het efficiëntieniveau van efficiënte bedrijven in 2000. Omdat het onhaalbaar is voor inefficiënte bedrijven om al per 1 januari 2001 de kosten tot het efficiënte niveau te hebben verlaagd, heeft de directeur DTe besloten de inefficiënte bedrijven door middel van individuele x-factoren in de loop van de eerste reguleringsperiode op hetzelfde niveau te brengen als de efficiënte bedrijven. In beginsel heeft de directeur DTe daarmee alle inefficiënte bedrijven tot en met 2003 de tijd gegeven om het efficiënte niveau te bereiken.


32. Voor het geval het voor een inefficiënte netbeheerder onhaalbaar wordt geacht om het beoogde efficiëntieniveau in de termijn van eerste reguleringsperiode reeds te bereiken, heeft de directeur DTe een plafond (een "haalbaarheidscap") op de x-factor aangebracht. Dit betekent dat een dergelijke netbeheerder - in afwijking van de regel -een langere periode krijgt om het beoogde efficiëntieniveau te bereiken. De consument of eindverbruiker van transportdiensten in het gebied dat door een dergelijke netbeheerder wordt bediend, betaalt derhalve gedurende een langere periode tarieven die (nog) niet het efficiënte niveau weerspiegelen.

IV.3 Benchmarking, situatie TZH en TenneT, efficiëntieverbetering in buitenland

Benchmark model

33. De directeur DTe heeft besloten de netbeheerders te vergelijken op basis van de totale beïnvloedbare kosten als input en de geleverde prestaties als output. De totale kosten bestaan uit de operationele kosten én de gestandaardiseerde vermogenskosten. Omdat daarin tevens een redelijke vergoeding voor de verschaffers van eigen vermogen is begrepen, zijn de totale gestandaardiseerde kosten, aangevuld met de zogenaamde niet-beïnvloedbare kosten, gelijk aan de omzet.


34. Als vergelijkingsmethode heeft de directeur gekozen voor de Data Envelopment Analysis (DEA). DEA is een gebruikelijk methode voor efficiency analyses. Met behulp van de DEA analyse wordt de zogenaamde `productie mogelijkhedengrens' (de efficiëntiegrens) bepaald door de datapunten te omsluiten en de afstanden van observaties tot de efficiëntiegrens te meten. De datapunten op de grens worden efficiënt genoemd. De DEA-score van een bepaalde netbeheerder (de relatieve afstand van zijn prestatie tot de efficiëntiegrens) geeft aan in welke mate de netbeheerder zijn kosten moet verlagen om bij de efficiëntiegrens aan te sluiten.


35. Uitgaande van netbeheerders die alleen distributieactiviteiten uitvoeren, heeft de directeur DTe als outputfactoren (prestatie-indicatoren) in eerste instantie de gedistribueerde kWh's, de maximale vraag en de hoeveelheid klanten genomen. Omdat er netbeheerders zijn die zowel distributie- als transmissieactivieteiten uitvoeren en de kosten van beide activiteiten verschillen, heeft de directeur DTe de laatste twee factoren gesplitst in een hoog- en een laagspanningscomponent. Dit mede op instigatie van een klankbordgroep uit kringen van netbeheerders. Bedrijven met transmissieactiviteiten krijgen zo twee extra dimensies om hun efficiëntie in te bewijzen. Wanneer deze output wordt gekoppeld aan de gekozen input (totale kosten), dan kan geconcludeerd worden dat het model het concept 'waar voor je geld' goed weerspiegelt.


10




36. De directeur DTe heeft vervolgens rekening gehouden met de mogelijkheid dat de efficiëntie van de kosten hoger of lager kan liggen als gevolg van verschillen in de externe omstandigheden waaronder een specifiek bedrijf opereert. Als er in het model geen aanpassingen zouden worden gemaakt in verband met deze omstandigheden, zou onterecht kunnen worden aangenomen dat de kosten van sommige bedrijven inefficiënt hoog liggen, terwijl die kosten onder de gegeven omstandigheden wellicht reëel zijn. Om deze reden heeft de directeur DTe - na intensieve consultatie van een klankbordgroep uit de kringen van netbeheerders - twee extra variabelen aan de output toegevoegd (netwerklengte en hoeveelheid transformators). Deze twee variabelen dienen als maat voor twee potentieel belangrijke externe kosten- veroorzakers, de geringe populatiedichtheid in een netwerkgebied en de complexiteit van het desbetreffende netwerk.

Bijzondere situatie TenneT

37. De situatie van TenneT is bijzonder, omdat Tennet beheerder is van het landelijk net en het landelijk net zich niet leent voor vergelijking met de regionale netten, onder meer omdat het landelijk net geen distributiefunctie heeft. De directeur DTe heeft daarom TenneT niet betrokken in de "Nederlandse" benchmark maar gestreefd naar benchmarking met referentiebedrijven in het buitenland. Er blijkt thans echter onvoldoende zekerheid te bestaan over de vergelijkbaarheid van de gegevens, zodat voor de eerste reguleringsperiode nog geen betrouwbare en stabiele efficiëntiescore kan worden vastgesteld. Gelet op de onder IV.1 beschreven principes houdt de directeur DTe er echter aan vast dat benchmarking met behulp van de DEA methode ook voor TenneT de juiste methode is om de efficiëntie te bepalen. De directeur DTe zal daarom gedurende de eerste reguleringsperiode werken aan een beter inzicht in de gegevens van de referentiebedrijven.


38. In afwachting daarvan wordt de x-factor voor TenneT bepaald op basis van ervaringen met efficiëntieverbetering bij reeds langer gereguleerde netbeheerders in het buitenland. Voor goed geleide bedrijven blijken efficiëntieverbeteringen van in ieder geval 3 % realiseerbaar. De directeur DTe heeft besloten dat percentage over te nemen en toe te passen op de beïnvloedbare kosten. Aldus is naar de mening van de directeur DTe sprake van een conservatieve schatting van de voor TenneT haalbare efficiëntieverbetering.

Bijzondere situatie TZH

39. Ook waar het gaat om TZH erkent de directeur DTe dat sprake is van een bijzondere situatie in die zin dat TZH geen distributieactiviteiten maar alleen transmissieactiviteiten uitvoert. De andere regionale netbeheerders kunnen daarom niet zonder meer als referentiebedrijf fungeren. Om een vergelijkingsbasis te creëren is aan die netbeheerders die zowel een distributienet als een transmissienet beheren, gevraagd de transmissiekosten (de input in de benchmark analyse) te splitsen van de distributiekosten. Met name vanwege de daaraan verbonden allocatieproblemen bestaat thans nog te veel onduidelijkheid over de juistheid van de gesplitste gegevens, zodat voor de eerste reguleringsperiode nog geen betrouwbare en stabiele efficiëntiescore kan worden vastgesteld. Ook voor TZH houdt de directeur DTe echter vast aan de DEA methode en werkt hij aan een beter inzicht in de gegevens, terwijl in afwachting daarvan de korting wordt gebaseerd op buitenlandse ervaringen (3 %).

Niet-beïnvloedbare kosten

40. In de formule van artikel 41 E-wet drukt de x-factor de korting uit ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering. Een aantal kostensoorten is voor de netbeheerder echter niet beïnvloedbaar. De daaraan verbonden kosten liggen vast en zijn niet te vermijden. Het is daarom zuiverder en transparanter om de doelmatigheidskorting te beperken tot de kosten die voor de netbeheerder beïnvloedbaar zijn en dus tot


11



het tarief voor zover daarmee die kosten worden gedekt. Concreet houdt dit in dat de niet-beïnvloedbare kosten op basis van een schatting worden meegenomen bij de jaarlijkse vaststelling van de tarieven. Afwijkingen tussen de schattingen en de gerealiseerde betalingen worden gecompenseerd in de tarieven voor het komende jaar, en wel conform de brief van 4 september 2001 inzake "Correcties voor nettarieven 2002".


41. Als niet-beïnvloedbaar beschouwt de directeur DTe voor deze reguleringsperiode de ingekochte netwerkkosten (de zogenaamde cascade),de inkoop van energie (inkoop van blindlast, netwerkverliezen) en het opheffen van transportbeperkingen.

IV.4 Bespreking van enkele bezwaren tegen de reguleringsmethode


42. De bezwaren van TZH richten zich met name tegen de benchmarking, de daaraan ten grondslag gelegde gegevens (input-materiaal) en de haalbaarheid van de opgelegde korting. Een vergelijking met andere netbeheerders is niet uitvoerbaar is vanwege de verschillende wijzen waarop de netbeheerders kosten alloceren over laagspanning en hoogspanning; TZH is vergeleken met bedrijven die daarvoor niet geschikt zijn. Onjuist is de aanname dat TZH 100% van zijn kosten aan het hoogspanningsdeel maakt; TZH heeft ook kosten in verband met investeringen in het 380 kV-net. Suggesties om extra output- variabelen toe te voegen of om een ander benckmark model te nemen zijn niet overgenomen. De keuze voor CRS is onjuist. De RORC is ondeugedelijk, terwijl voor TZH ten onrechte geen RORC is berekend en toegepast. De directeur DTe heeft in onvoldoende mate een redelijkheids- en haalbaarheidstoets uitgevoerd. De frontier shift is niet onderbouwd en ten onrechte berekend over de totale kosten. Het Tarimodmodel is onjuist.


43. Zoals hierboven onder IV.3 al bleek, meent ook de directeur DTe dat het onder de huidige omstandigheden nog niet mogelijk is de (in)efficiëntie van TZH vast te stellen door middel van benchmarking. De directeur DTe acht dan ook de bezwaren in verband met de uitvoerbaarheid van de benchmarking gegrond en hij ziet ervanaf de x voor TZH in de eerste reguleringsperiode via benchmarking te bepalen. In plaats daarvan ent hij de x op relevante vergelijkbare buitenlandse ervaringen, welke laten zien dat een korting van 3% op de beïnvloedbare kosten realiseerbaar is.


44. De directeur DTe voegt aan die laatste overweging nog twee elementen toe. Aanvankelijk was beoogd de extra winsten als gevolg van volumegroei te verrekenen na afloop van de reguleringsperiode. Mede naar aanleiding van bezwaren tegen andere x-besluiten heeft de directeur DTe toegezegd dat de netbeheerders de omzetgroei voortvloeiende uit volumestijgingen kunnen behouden. Hiermee wordt ook aan TZH effectief een belangrijke hoeveelheid extra inkomsten toegekend. Het tweede element betreft de WACC voor de jaren vanaf 2002, welke is berekend na de vanaf dat jaar te heffen vennootschapsbelasting (bijlage 2). Deze WACC is gebaseerd op een normverhouding tussen vreemd en eigen vermogen van 60/40, en een effectief vennootschapsbelastingtarief van 35%2. Het staat de bedrijven echter vrij om door een groter aandeel van het vreemd vermogen in de totale vermogensstructuur van het bedrijf een lagere belastingafdracht te realiseren.


2 Dit is enigszins genereus, aangezien het in de praktijk betaalde belastingtarief over het algemeen lager zal liggen, door verschillen tussen de fiscale en de financiële boekhouding.


12



Met bovenstaande moge duidelijk zijn dat de directeur DTe aan de haalbaarheidsbezwaren van TZH is tegemoetgekomen.


45. Gegeven boven beschreven oplossing zijn een groot aantal andere bezwaren van TZH niet langer relevant, zoals bezwaren inzake het DEA-model, de betrouwbaarheid van data, de RORC, de WACC, de frontier shift, de haalbaarheid, de RAB en Tarimod, behoudens het bezwaar dat voor TZH geen RORC is toegepast. Afgezien van dat laatste punt, behoeven die bezwaren dan ook geen bespreking meer.


46. De directeur acht het bezwaar dat voor TZH geen RORC is toegepast, gegrond. De directeur DTe heeft daarom voor TZH de gestandaardiseerde activawaarde en afschrijvingen bepaald op basis van de gegevens die TZH heeft verschaft op het verzoek van de directeur DTe van 25 juli 2001. Met toepassing van de WACC zijn vervolgens de gestandaardiseerde vermogenskosten 2000 berekend. Die kosten bleken iets boven de door TZH gerapporteerde kosten te liggen. Uitgaande van 3% efficiëntiekorting is de x vervolgens zo berekend dat de omzetten van TZH in de jaren 2001-2003 een volledige compensatie bevatten voor de inkomsten die TZH in 2000 heeft gemist, alsmede een volledige compensatie voor het feit dat de tarieven voor 2001-2003 volgens de wettelijke formule in artikel 41 zijn gekoppeld aan het formeel vastgestelde 2000-tarief.
Voor een kort uiteenzetting van de standaardisatiemethode en de WACC en voor de berekening van de x wordt verwezen naar de bijlagen bij deze beslissing.

V BEOORDELING VAN DE BEZWAREN INZAKE PROCEDURE EN TRANSPARANTIE


47. De directeur DTe onderschrijft de stelling van TZH en andere netbeheerders dat de x-besluiten grote en langdurige gevolgen kunnen hebben voor de netbeheerders. Ook de directeur DTe meent dat derhalve jegens de netbeheerders een zorgvuldige procedure moet worden gevolgd. Gezien de samenhang van de x-besluiten en de gelijkgerichtheid van de meeste bezwaren inzake procedure en transparantie worden de bezwaren van TZH tezamen met de bezwaren van andere netbeheerders behandeld.


48. Bedoelde gevolgen zijn inherent aan de aard van de x-besluiten (kortingen op de tarieven) en aan de ambitie van de wetgever. Voor die ambitie herinnert de directeur DTe aan de parlementaire behandeling van wetsontwerp 26303:

* " Verschillen in kosten waar de leden van de CDA-fractie op doelen die bij de aanvang van het systeem bestaan en die te maken hebben met besluiten die in het verleden zijn genomen, zullen gedurende de eerste periode van tariefvaststelling worden weggewerkt" (Eerste Kamer, 1998-1999, 26303, nr. 225c, blz. 35) en:

* "Gedurende de eerste periode van tariefvaststelling moeten oneigenlijke verschillen in tarieven tussen bedrijven worden weggewerkt. Dit is mogelijk door voor deze eerste periode naast een generieke efficiencyfactor een extra korting aan die bedrijven op te leggen" (Tweede Kamer, 1998-1999, 26303, nr.7, blz. 63).


49. Als eerste periode van tariefvaststelling beschouwt de directeur DTe de periode waarvoor de bestreden x- besluiten gelden. Het wegwerken van de verschillen binnen die eerste periode noodzaakt de directeur DTe ertoe dat hij de netbeheerders aan het begin van de regulering eenmalig en definitief op efficiency vergelijkt (benchmarkt) en op basis daarvan voor iedere netbeheerder afzonderlijk een x vaststelt. Het vaststellen van afzonderlijke x-en is dus niet een door de directeur DTe zelf gekozen ambitie, maar hangt


13



nauw samen met hetgeen de regering tijdens de behandeling van het wetsvoorstel meermalen heeft aangekondigd als de bij de uitvoering van de wet te volgen lijn.


50. Meer in het algemeen acht de directeur DTe zich gehouden bij het vaststellen van de x-factoren uit te gaan van de gedurende het wetgevingsproces aangegeven reguleringsopzet. De directeur DTe is niet bereid tegen die opzet gerichte bezwaren te honoreren, tenzij een belanghebbende daardoor onevenredig is zijn belangen zou worden geschaad.


51. Het wetsontwerp waarbij de reguleringssystematiek in de E-wet werd ingevoerd is op 28 november 1998 bij de Tweede Kamer ingediend. De wet is op 3 juni 1999 totstandgekomen. Vervolgens diende het voor Nederland nog nieuwe reguleringsbeleid te worden ontwikkeld, waaronder de benchmark methode. Ook in andere landen was nog weinig ervaring opgedaan met prijsregulering voor de elektriciteitsnetten in een geliberaliseerde elektriciteitsmarkt. De benchmark moest voorts worden uitgevoerd op basis van uitgebreide gegevens van de netbeheerders die niet altijd zonder meer beschikbaar waren. Ten slotte moesten tijdig vóór 1 oktober 2000 de x-besluiten worden vastgesteld.


52. De met voornoemd tijdschema gegeven tijdsdruk heeft uiteindelijk afbreuk gedaan aan het streven naar goede communicatie met de sector en de 20 individuele netbeheerders vorm te geven aan de wijze waarop de doelmatigheidskortingen konden worden bepaald. Aanvankelijk, vanaf het uitbrengen van het consultatiedocument in juli 1999, was in ruime mate voorzien in informatie aan en betrokkenheid van netbeheerders en andere partijen. Zo werden in het consultatiedocument een groot aantal vragen gesteld over de toekomstige inrichting van de price-cap regulering. Na publicatie van het consultatiedocument heeft de directeur DTe een consultatieronde gehouden, waarbij door het hele land zes consultatiebijeenkomsten voor netbeheerders zijn georganiseerd. Bovendien heeft de directeur DTe op 7 september 1999 een openbare hoorzitting gehouden ten kantore van DTe. Tevens heeft de directeur DTe een intensief verkennend traject met de netbeheerders georganiseerd over het onderwerp Benchmarking. Daartoe heeft hij twee contactgroepen ingesteld. Op 17 november 1999 is door de directeur DTe een workshop georganiseerd waarvoor onder andere alle netbeheerders waren uitgenodigd. Tijdens deze bijeenkomst is een inleiding over benchmarktechnieken verzorgd. De eerste fase van het project Benchmarking is afgesloten met de publicatie in februari 2000 van het rapport "Modelkeuze en databeschikbaarheid voor de efficiëntie-analyse van Nederlandse net- en leveringsbedrijven in de elektriciteitssector".


53. Naarmate echter de datum naderde waarop de x-besluiten uiterlijk dienden te worden vastgesteld, zijn de informatievoorziening, transparantie en betrokkenheid onder de druk komen te staan van de noodzaak om tijdig adequate doelmatigheidskortingen vast te stellen. Daarbij speelt een rol dat bepaalde inzichten eerst in de loop van het voorbereidingsproces zijn gegroeid, zoals het inzicht dat de doelmatigheidskorting en het wegwerken van de verschillen tussen netbeheerders gebaseerd dient te zijn op vergelijking van het totaal aan kosten en niet alleen van de operationele kosten. Zo is ook eerst in later stadium besloten om onderrentabiliteit in de tarieven voor het jaar 2000 te corrigeren en daarvoor de RORC te ontwikkelen. De directeur DTe erkent dat daardoor in de fase van de ontwerp-beschikking tot het bestreden besluit de communicatie niet meer in overeenstemming met de wijze waarop de directeur DTe zich die communicatie, gezien de aard en gevolgen van de x-besluiten, had voorgesteld. In zoverre acht de directeur DTe de bezwaren inzake procedure en transparantie gegrond.


14




54. Overigens gaat het bij de vaststelling van de x-factoren niet alleen om informatievoorziening van de directeur DTe aan de betrokken netbeheerders maar dient het evenzeer te gaan om het verschaffen van relevante gegevens door de netbeheerders aan de directeur DTe. Zonder die gegevens kan de directeur DTe de (relatieve) doelmatigheid van de netbeheerders niet beoordelen en de kortingen niet bepalen. Transparantie van het netbeheer is evenzeer van belang en het is aan de netbeheerders om de daadwerkelijke problemen die zij van de doelmatigheidskorting verwachten, onder de aandacht te brengen én met gegevens te onderbouwen.


55. De directeur DTe heeft de bezwarenprocedure en deze beslissing uitdrukkelijk erop gericht de door hem onderkende tekortkomingen in procedure, informatievoorziening en transparantie te compenseren en te verbeteren, zoals uit het volgende moge blijken.


56. In het kader van de bezwaarprocedure is tweemaal een uitvoerige hoorzitting gehouden:
* de gezamenlijke hoorzitting op 27 maart 2001,
* de individuele hoorzitting voor TZH op 6 april 2001.
* Voortzetting van de hoorzitting van 6 april 2001 op 31 mei 2001. De directeur DTe meent dat TZH aldus alle gelegenheid heeft gekregen de voor hem relevante feiten en belangen onder zijn aandacht te brengen.


57. Reeds met bovenstaande procedure-elementen is de transparantie belangrijk verbeterd. Voorts is de reguleringsmethode met de aanpassingen waartoe hij heeft besloten, eenvoudiger en consistenter, waardoor ook de transparantie is verbeterd. Ten slotte worden de gehanteerde rekenprogramma's en datasets aan de netbeheerders ter beschikking gesteld.


58. De directeur DTe heeft ter voorbereiding van de beslissingen op bezwaar de kwaliteit en volledigheid van de gegevens verbeterd door middel van:


* Een verzoek van 25 juli 2001 aan de netbeheerders om een door een accountant gecontroleerde opgave te doen van de datum en historische kosten van investeringen in de netwerkactiva;
* Een aan KEMA opgedragen audit KEMA inzake de gegevens over de outputfactoren die in het benchmark model worden gebruikt.


59. De bezwaren dat het Tarimod-model intransparant, ingewikkeld en onvoldoende betrouwbaar is, acht de directeur DTe gegrond.
Met bovenstaande zijn de bezwaren onder III B.c, IIIB.d, IIIB.f. , IIIB.g afdoende besproken.


60. Met betrekking tot de bezwaren onder IIIB.a, IIIB.b en IIIB. e overweegt de directeur DTe het volgende. Bij herhaling is gelegenheid gegeven voor inhoudelijke discussie, ook over principiële punten. Zo hebben de netbeheerders tijdens de gezamenlijke hoorzitting en tijdens de hen betreffende individuele hoorzittingen voldoende gelegenheid gehad hun inhoudelijke bezwaren tegen het gehanteerde reguleringsmodel naar voren te brengen. Voor TZH heeft op 31 mei 2001 nog een extra hoorzitting plaatsgevonden. Een en ander heeft voor TZH geleid tot een principieel andere aanpak; de x is niet op basis van een benchmark analyse vastgesteld maar op basis van buitenlandse ervaringen.


15



VIA BEZWAREN VAN NUONNET TEGEN BESLUIT VAN 22 SEPTEMBER 2000, BEOORDELING


61. NuonNet heeft van het besluit 22 september 2000 bezwaar gemaakt, voor het geval aan de bezwaren van NuonNet tegen het eigen x-besluit niet tegemoet gekomen kan worden zonder wijziging van de x- factoren voor de overige netbeheerders. Dit bezwaar is mede gericht tegen de latere ambtshalve wijziging van het besluit (zie randnummer 9).


62. Het bezwaar van Nuonnet beperkt zich tot het geval dat aan de bezwaren van NuonNet tegen de voor haar vastgestelde x-factor niet tegemoet kan worden gekomen zonder wijziging van x-factor voor TZH. Achtergrond van het bezwaar van NuonNet is kennelijk de samenhang van de x-besluiten en de daaraan ten grondslag liggende reguleringsmethode, waardoor heroverweging van het ene x-besluit niet los kan worden gezien van de heroverweging van de andere x-besluiten. Ook de directeur DTe onderkent in het algemeen die samenhang maar die samenhang is niet, althans niet meer, aan de orde waar het gaat om TZH. De x voor TZH wordt immers bij deze beslissing op bezwaar niet meer op basis van vergelijking met andere Nederlandse netbeheerders bepaald. De directeur DTe acht daarom het bezwaar van NuonNet niet gegrond.

VIB BEZWAREN TEGEN WIJZIGINGSBESLUITEN, BEOORDELING


63. Netbeheerder Centraal Overijssel B.V. heeft bezwaar gemaakt tegen het feit dat de directeur DTe op 1 december 2000 voor een aantal netbeheerders, waaronder TZH, ambtshalve een wijzigingsbesluit tot vaststelling van hun x-factoren heeft genomen. Dit is volgens Netbeheerder Centraal Overijssel B.V. in strijd met het gelijkheidsbeginsel aangezien de directeur DTe voor Netbeheerder Centraal Overijssel B.V. geen ambtshalve wijzigingsbesluit heeft genomen. Netbeheerder Centraal Overijssel B.V. verzoekt de directeur DTe over te gaan tot herziening van het x-besluit van Netbeheerder Centraal Overijssel B.V.


64. EdelNet Delfland B.V., ENECO Netbeheer B.V. en Netbeheer Midden-Holland B.V. hebben ieder een overwegend gelijkluidend bezwaarschrift ingediend tegen het ambtshalve wijzigingsbesluit van TZH. EdelNet Delfland B.V., ENECO Netbeheer B.V. en Netbeheer Midden-Holland B.V. maken bezwaar tegen het feit dat de directeur DTe ten onrechte heeft besloten dat de wijziging van de x-factor voor TZH niet zal leiden tot (ambtshalve) aanpassing van alle besluiten betreffende de x-factoren, waaronder die van EdelNet Delfland B.V., ENECO Netbeheer B.V., Netbeheer Midden-Holland B.V. en tegen de ondeugdelijke en onjuiste motivering van de beslissing van de directeur DTe om de wijziging van de x- factor voor TZH niet door te berekenen in de x-factoren van EdelNet Delfland B.V., ENECO Netbeheer B.V. en Netbeheer Midden-Holland B.V. Deze handelswijze is tevens in strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat TZH wel een wijzigingsbesluit heeft gekregen en EdelNet Delfland B.V., ENECO Netbeheer B.V., Netbeheer Midden-Holland B.V. niet. Bovendien zijn de financiële consequenties van het niet aanpassen van de x-factoren van EdelNet Delfland B.V., ENECO Netbeheer B.V., Netbeheer Midden-Holland B.V. aanzienlijk en het heeft gevolgen voor de hoogte van de aansluit- en transporttarieven 2001.


65. N.V. NuonNet i.o., EWR Netbeheer B.V., N.V. Continuon Netbeheer en Noord West Net N.V. (NuonNet) maken bezwaar tegen de handelswijze van de directeur DTe waarbij hij de x-factoren van NuonNet niet ambtshalve wijzigt, maar een mogelijke doorberekening van in de nettarieven voor 2002 en een eenmalige compensatie van de omzetderving in 2001 in het vooruitzicht stelt. De juridische status van de brief van 24 januari 2001 is onduidelijk en geeft niet de vereiste zekerheid; dat laatste geldt ten


16



aanzien van renteverlies over voorgefinancierde inkoopkosten. Voorts wordt NuonNet geconfronteerd met een bewijslast ten aanzien van de extra kosten die gemaakt zijn als gevolg van de gewijzigde x-factor van TenneT en TZH. Bovendien ontstaan discrepanties in tarieven die NuonNet aan haar afnemers moet verantwoorden. Ten slotte is het voor de DTe zeer eenvoudig de door NuonNet gevraagde aanpassingen te berekenen en vast te stellen. NuonNet verzoekt de directeur DTe dan ook de x-factor voor NuonNet opnieuw vast te stellen met inachtneming van de ambtshalve wijzigingen van de x- factoren van TenneT en TZH, althans zodanig te beslissen dat aan de bezwaren van NuonNet tegemoet wordt gekomen.


66. De directeur DTe overweegt ten aanzien van de bezwaren van Netbeheerder Centraal Overijssel B.V. , EdelNet Delfland B.V., ENECO Netbeheer B.V., Netbeheer Midden-Holland B.V. en NuonNet het volgende. In de brief van 24 januari 2001 zijn alle netbeheerders geïnformeerd over de redenen die in de bedoelde gevallen hebben geleid tot een wijziging van de x-besluiten. De directeur DTe is van oordeel dat uit de eerste pagina van voormeld schrijven blijkt dat er op juiste gronden is overgegaan tot een ambtshalve wijziging van deze x-besluiten. Voor zover de bezwaren zich tegen het bestreden besluit richten, acht de directeur DTe de bezwaren dan ook ongegrond. Voor zover de bezwaren inhouden dat uit oogpunt van gelijke behandeling ook de "eigen" x-besluiten hadden moeten worden gewijzigd, dan wel een verzoek inhouden om herziening van de eigen x- besluiten, zijn de bezwaren niet gericht tegen het bestreden besluit en derhalve ongegrond.


67. Voor zover de bezwaarschriften, los van de bezwaren tegen het bestreden besluit, een verzoek om herziening van het eigen besluit inhouden, merkt de directeur DTe het volgende op. Materieel beogen genoemde netbeheerders kennelijk een zodanige voorziening dat de kosten die TZH bij hen in rekening brengt, snel en volledig (en inclusief renteverliezen) kunnen worden doorberekend in de kosten die genoemde netbeheerders op hun beurt aan hun afnemers in rekening brengen (cascade- effecten). Deze categorie kosten beschouwt de directeur DTe als niet-beïnvloedbaar. In het kader van de bezwarenprocedures heeft de directeur DTe besloten de niet-beïnvloedbare kosten buiten de x- systematiek te laten en via de jaarlijkse tariefvaststelling af te wikkelen (zie onderdeel IV.3 en VIII). Gegeven die opzet treft een verzoek om herziening waarbij bedoelde categorie kosten in de x wordt verdisconteerd, geen doel meer.
Daarnaast heeft de directeur DTe- besloten om, lopende het jaar of achteraf, gebleken meer- of minderkosten, al dan niet als gevolg van een gewijzigde x, ook via de tariefvaststelling door te berekenen (een rekening courant systeem van teveel of te weinig betaalde of ontvangen kosten, waarbij zowel over de te weinig als over de teveel verkregen inkomsten rente wordt berekend overeenkomstig de WACC- percentages). Een en ander wordt nader uiteengezet in onderdeel IX van deze beslissing en was reeds aangekondigd in eerder aangehaalde brief van 24 januari 2001, waarbij de directeur DTe de netbeheerders heeft geïnformeerd over de mogelijkheden van doorberekening in de transporttarieven
2002.
Via de tariefvaststelling worden de door genoemde netbeheerders bedoelde kosten derhalve volledig en met rente (WACC) doorberekend. Daarmee is aan het materieel oogmerk van bezwaarden tegemoetgekomen zonder dat tot herziening behoeft te worden overgegaan.


68. De directeur DTe heeft zich bij het voorgaande nog rekenschap gegeven van de bedenkingen van NuonNet tegen doorberekening van de gevolgen van x-wijzigingen in de tarieven voor het jaar 2002 (bewijslast, verantwoording voor discrepanties in tarieven en juridische status van de uitspraken,


17



wijziging is voor de directeur DTe eenvoudige maatregel). Waar het gaat om de bewijslast ziet de directeur DTe geen verschil met de wijze waarop in het algemeen in het kader van de tariefregulering niet-beïnvloedbare kosten worden gespecificeerd en verantwoord. De directeur DTe erkent wel dat er ­ in de bewoording van NuonNet - discrepantie in de tarieven kan ontstaan. De directeur DTe acht de mogelijkheid van enige discrepantie onvermijdelijk en neemt daarvoor als orgaan dat de tarieven vaststelt, verantwoordelijkheid. Overigens loopt het doorberekenen van de door NuonNet bedoelde kosten via het rekening courant systeem, dat zowel te weinig als teveel ontvangen bedragen kan omvatten (zie randnummer 70). Bij de keuze voor het rekening courant systeem heeft de directeur DTe overwogen dat tariefwijzigingen lopende het tariefjaar in het algemeen niet of niet doelmatig door de netbeheerders kunnen worden geëffectueerd. Dat geldt ook voor de door NuonNet gevraagde aanpassing van de x-factor ­ en vervolgens van 2001-tarieven - lopende het jaar 2001. Daar komt bij dat lopende het jaar 2001 ook nog een tweede wijziging van de x-factoren nodig kon blijken, namelijk als gevolg van de bezwarenprocedures. Eenvoudiger is het dan het netto-effect van de x-wijzigingen door te berekenen in het tarief voor 2002.
Naar aanleiding van de bedenkingen van NuonNet inzake de juridische status van de uitspraken in de brief van 24 januari 2001, stelt de directeur DTe dat die uitspraken de status van een toezegging hebben waaraan de directeur DTe zich gebonden acht. Die status komt ook toe aan de uitspraken in onderdeel VIII over de rekening courant en de doorwerking van niet-beïnvloedbare kosten.

VII BESLISSINGEN OP DE BEZWAREN


69. De directeur DTe beslist als volgt op de bezwaren. De directeur DTe herroept zijn besluit van 22 september 2000, nr. 00-064, tot vaststelling van de x-factor voor TZH en het besluit van 1 december 2000, nr. 00-077, tot wijziging van het besluit tot vaststelling van de x-factor voor TZH.
De directeur DTe stelt ten aanzien van TZH als x-factor voor de periode 2001-2003 vast: 2.6%. Deze x-factor heeft geen betrekking op het gedeelte van het tarief dat strekt tot de dekking van de niet- beïnvloedbare kosten. Voor deze reguleringsperiode bestaan die uit de ingekochte netwerkkosten (de zogenaamde cascade) en inkoop van energie (inkoop van blindlast, netwerkverliezen en het opheffen van transportbeperkingen).

VIII SLOTOPMERKINGEN

Rekening courant, algemeen

70. Na de jaarlijkse vaststelling van een tarief kunnen zich omstandigheden voordoen die op zich aanleiding geven tot aanpassing van het tarief. Gedacht kan worden aan verbetering van gegevens die ten grondslag liggen aan de tariefvaststelling, wijziging van de x-factor of nacalculatie voor geschatte kostenfactoren. Met name wanneer de aanpassing pas aan de orde is nadat het betreffende tariefjaar is aangevangen, is het veelal voor de netbeheerder niet goed mogelijk of zelfs onmogelijk de verhoogde tarieven te effectueren, zodat deze inkomsten mist of teveel inkomsten verkrijgt. Voor dergelijke gevallen heeft de directeur DTe een oplossing gevonden door het verschil in inkomsten (het saldo van te veel en te weinig inkomsten) mee te nemen bij de eerstvolgende tariefvaststelling. Daartoe heeft de directeur DTe een rekening courant bij te houden van de teveel of te weinig verkregen inkomsten. Zowel over de te weinig als over de teveel verkregen inkomsten zal rente worden gerekend overeenkomstig de WACC-


18



percentages.
Over het voornemen tot bovenstaande systematiek heeft de directeur DTe netbeheerders reeds geïnformeerd bij zijn brief van 24 januari 2001 inzake "Besluiten tot wijziging X factoren en de gevolgen voor de nettarieven van 2002", en zijn brief van 4 september 2001 inzake "Correcties voor nettarieven
2002".


Doorwerking niet-beïnvloedbare kosten in tarieven

71. Boven onder IV.3 is uiteengezet waarom de directeur DTe de niet-beïnvloedbare kosten niet langer verdisconteert in de x-factor maar meeneemt bij de jaarlijkse tariefvaststelling. De niet-beïnvloedbare kosten op basis van een schatting worden meegenomen bij de jaarlijkse vaststelling van de tarieven. Afwijkingen tussen de schattingen en de gerealiseerde betalingen worden gecompenseerd bij de vaststelling van de tarieven voor het volgende jaar of de volgende jaren.

De gevolgen van aanpassingen x-factor voor de inkomsten in 2001, doorwerking in tarieven voor 2002
72. Verlaging van de x-factoren bij deze en andere beslissingen op bezwaar heeft consequenties voor de tarieven in de periode 2001-2003. De consequenties voor het jaar 2001 kunnen niet of nauwelijks worden gerealiseerd door aanpassing van de tarieven voor het jaar 2001. Voor het geval een netbeheerder daardoor in 2001 inkomsten heeft gemist, zegt de directeur DTe toe de gemiste inkomsten te compenseren bij de vaststelling van de tarieven voor 2002. Een en ander op de wijze die in de eerste slotopmerking is vermeld.
Voor alle duidelijkheid merkt de directeur DTe op dat compensatie in een later jaar dan waarop het te corrigeren tarief betrekking had, geen gevolgen heeft voor de vennootschapsbelasting. Die belasting wordt berekend over het jaar waarop het te corrigeren tarief betrekking heeft, niet over het jaar waarin het compensatietarief geldt.

Den Haag, 25 oktober 2001

W.g.
drs. J.J. de Jong
De directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie

Tegen dit besluit kan degene wiens belang daarbij rechtstreeks is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA, Den Haag.


19



Bijlage 1

Berekening x-factor TZH


1.1 Standaardisatie van kapitaalskosten


Naar aanleiding van het X besluit hebben een aantal netwerkbedrijven bezwaar gemaakt tegen de methode van standaardisering van de boekwaarde. Het eerste bezwaar is dat bij de berekening van de activa waarde arbitraire uitgangspunten gebruikt zijn. Een tweede bezwaar is dat bij de bepaling van de gestandaardiseerde boekwaarde wordt uitgegaan van de historische aanschafwaarde.

Ten aanzien van het tweede bezwaar houdt de directeur DTe eraan vast dat voor de bepaling van de gestandaardiseerde activa waarde als input de intrinsieke waarde op basis van de historische waarde gehanteerd wordt en dat daartoe gebruik gemaakt dient te worden van administratieve verslaglegging op basis van de historische kostprijs, zoals nader uitgelegd in hoofdstuk IV.

Naar aanleiding van het eerste bezwaar heeft de directeur DTe een dataverzoek uitgestuurd waarin de netwerkbedrijven verzocht werden historische aanschafprijzen en aanschafjaren van de netwerk- en overige activa per assetclass op te leveren, dit mede in het licht van het hierboven beschreven commentaar op het tweede bezwaar (historische kostprijzen). Met behulp van deze gegevens kan dan standaardisering plaatsvinden aan de hand van reële investeringspatronen en historische aanschafwaarden.

Gebruik makend van de historische kostprijs per assetclass, in combinatie met de investeringen per jaar en een industriële prijs index kan een historische kostprijs per asset uitgerekend worden. Met behulp van gestandaardiseerde KEMA afschrijvingsduren kan nu in combinatie met de berekende historische kostprijs en het investeringspatroon per asset de gestandaardiseerde boekwaarden en afschrijving over 2000 bepaald worden. Indien door het netwerkbedrijf de historische waarden niet verschaft zijn of indien deze inconsistent zijn, dan zijn de historische waarden van een asset class berekend door gebruik te maken van de totale historische aanschafwaarde van de netwerkactiva, zoals verschaft door het netwerkbedrijf bij het dataverzoek RORC besluit, en deze te verdelen over de assetclasses, gewogen met de economische waarde. Indien ook deze economische waarde door het netwerkbedrijf niet aangeleverd is, is gebruikgemaakt van een weging op basis van Troostwijk prijzen en aantallen. Indien gegevens omtrent het aanschafpatroon van de activa ook niet verschaft zijn, wordt uitgegaan van een lineair aanschafpatroon, en dus ook lineaire afschrijving over de door KEMA gehanteerde afschrijvingsperiode.

1.2 Resultaten (bedragen in hfl x 1000)


Oude standaardisatie Nieuwe standaardisatie Boekwaarde Afschrijvingen Boekwaarde Afschrijvingen
603.463 21.886




20



De boekwaarde volgens de nieuwe standaardisatie wordt afgekort als SAV (standardised asset value).

Het gestandaardiseerd rendement (SAV x reële WACC) voor TZH is: 30.173

De gestandaardiseerde kapitaalkosten (gest rendement + gest afschrijvingen) zijn: 52.059

De beïnvloedbare OPEX blijft 40.730.

De gestandaardiseerde beïnvloedbare kosten (beïnvloedbare OPEX + gest kapitaalkosten) zijn:
92.789


De door TZH gepresenteerde beïnvloedbare omzet 2000 is: 91.885, waarin 51.155 kapitaalkosten (omzet minus OPEX).

Die omzet van 91.885 is uitgangspunt voor toepassing van de korting van 3 %; de efficiënte beïnvloedbare kosten voor 2003 komen daarmee op 83.861 (91.885) minus 3x3%).

De gestandaardiseerde kapitaalkosten blijken .904 hoger te liggen dan de werkelijk kapitaalkosten (2000). De beïnvloedbare kosten voor 2000 zijn daarom met dat bedrag verhoogd tot 92.789 (positieve rendementscorrectie). Gerelateerd aan dat laatste bedrag moet de korting (ruwe x) op 3.3% bedragen, teneinde voor 2003 op hetzelfde efficiënte niveau van 83.861 uit te komen.

Uitgaande van 3.3% is de x is vervolgens zodanig berekend én afgevlakt dat de tarieven voor de jaren 2001-2003 een volledige compensatie bevatten voor de inkomsten die TZH in 2000 heeft gemist, alsmede een volledige compensatie voor het feit dat de tarieven voor 2001-2003 volgens de wettelijke formule in artikel 41 zijn gekoppeld aan het formeel vastgestelde 2000-tarief. De x, die voortaan alleen nog geldt voor de beïnvloedbare kosten, komt daarmee op 2.62%. De jaarlijkse omzetten worden dan:

2000 91.885

2001 89.482

2002 87.141

2003 84,862


De uiteindelijke in bezwaar vast te stellen x wordt berekend na neerwaartse afronding op één decimaal en komt daarmee op: 2.6%.
De daaraan corresponderende omzetten (en ter vergelijking de bij het primair besluit toegestane omzetten) zijn:

2000 91.885 (primair: 91.875)

2001 89.496 (primair: 86.362)

2002 87.169 (primair: 81.181)

2003 84.903 (primair: 76.310)







21




22




Bijlage 2

Berekening vermogenskostenvoet, WACC

Een van de uitgangspunten voor de berekening van de gestandaardiseerde vermogenskosten is de hoogte van de vermogenskostenvoet, de WACC. In deze appendix wordt de berekening van de WACC besproken.

Het CAPM
Voor de berekening van de vermogenskostenvoet wordt uitgegaan van het Capital Asset Pricing Model (CAPM). Dit model stelt dat de vermogenskosten van een onderneming, in afwezigheid van belastingvoordelen als gevolg van financiering door vreemd vermogen, berekend kunnen worden als de som van de risico vrije rente en een opslag afhankelijk van het risicoprofiel van de onderneming. Deze opslag wordt berekend als het product van de zogenoemde assets' bèta, en de gemiddelde historische risicopremie van de aandelenmarkt:

risico
r = risi
r covrij + b marktrisicopremie

De risicovrije rente
De risicovrije rente, behorend bij kasstromen die zich over n jaar voordoen, wordt gegeven door de rentetermijnstructuur, zoals afgeleid kan worden uit de effectieve rendementen op staatsobligaties. In principe zou voor elk jaar een verschillende risicovrije rente afgeleid moeten worden uit deze rentetermijnstructuur. Standaard WACC berekeningen gaan over het algemeen echter uit van de 10 jaars risicovrije rente, die meestal enigszins hoger is dan de rentes voor kortere termijnen. Voor de bepaling van de WACC in het onderhavige geval is uitgegaan van een effectieve 10-jaars risicovrije rente bij aanvang van de reguleringsperiode van 4,75% tot 5,25%3.

De marktrisicopremie
De marktrisicopremie wordt berekend aan de hand van het gemiddelde overrendement van een aandelenindex ten opzichte van de risicovrije rente. Deze risicopremie wordt geschat op 4% tot
7%4.


De Bèta van het bedrijf
De beta van een bedrijf beschrijft het systematische risico waaraan een bedrijf is blootgesteld. Beta kan in principe geschat worden door een vergelijking te maken met vergelijkbare bedrijven die publiekelijk verhandeld worden. Aangezien zulke bedrijven in Nederland niet aanwezig zijn is een aantal buitenlandse (gereguleerde) netwerkbedrijven gebruikt in de schatting. Dit heeft geresulteerd in een beta van 0.3 tot 0.5.
Deze buitenlandse bedrijven hebben echter ook handelsactiviteiten, waardoor hun risico profiel hoger ligt dan de Nederlandse netwerkbedrijven die alleen het netwerk exploiteren voor energietransport.


3 Bron: Bloomberg

4 Bron: Deze marktrisicopremie werden van toepassing geacht op de Nederlandse markt door de toezichthouder op de telecommunicatie, OPTA in `Oordeel van het college van de onafhankelijke post en telecommunicatie autoriteit inzake de vaststelling van een price cap systeem voor de tarieven van de vaste telefoondienst van KPN', OPTA/EGM/99/7526, 27 September 1999.


23



De schatting voor beta van 0.3 tot 0.5 valt daardoor licht hoger uit.

De invloed van vennootschapsbelasting met ingang van 2002 Bedrijven kunnen door het aftrekken van rente op leningen hun vermogenskosten verlagen. De WACC in aanwezigheid van vennootschapsbelasting VT wordt gegeven door T D
WACC = rrisico 1-
,
E + D
waar E de marktwaarde van eigen vermogen (equity) is en D de marktwaarde van vreemd vermogen (debt). Door het voordeel van belastingaftrek zal de WACC verlagen. Zoals duidelijk te zien is zal de WACC afhangen van de debt-equity verhouding. DTe gaat uit van een verhouding van
60/40. Deze verhouding wordt geacht een redelijke te zijn, en zal de financiële positie en de toekomstige toegang tot de kapitaalmarkten van de netwerkbedrijven niet in gevaar brengen. Netwerkbedrijven opereren tot 2002 in een belastingvrije omgeving. Vanaf 2002 zijn zij vennootschapsbelastingplichtig met een tarief van 35%. Zodoende moet de WACC vanaf 2002 aangepast worden voor belasting. Deze nieuwe WACC is echter een WACC na belasting, terwijl de netwerkbedrijven gecompenseerd moeten worden voor kapitaalslasten voor belasting. Dit wordt als volgt berekend:
WACC(na - belasting ) WACC(voor - belasting) = .
1 - T

In de regulering is, zoals hierboven reeds vermeld, uitgegaan van een Debt-equity verhouding van
60/40. Netwerkbedrijven zijn echter vrij om door middel van een hogere verhouding een groter belastingvoordeel te creëren. Aangezien DTe geen debt-equity verhoudingen meet zal dit extra belastingvoordeel niet meegenomen worden in toekomstige benchmarks.

De waarde van de WACC
De nominale WACC die gebruikt wordt in de 2000 benchmark wordt berekend met gegevens uit
2000.




Tabel 1: Berekening van de nominale WACC zonder belasting

Minimum Maximum Beta 0.3 0.5 Marktrisico premie 4% 7%
10-Jaars risiciovrije rente 4.75% 5.25% WACC 5.95% 8.75%

De resulterende gemiddelde WACC zonder belasting bedraagt 7.4%

De WACC die voor de regulering gebruikt wordt na invoering van 35% belasting:

Tabel 2: Berekening van de nominale WACC met belasting

Minimum Maximum Beta 0.3 0.5


24



Tabel 2: Berekening van de nominale WACC met belasting

Minimum Maximum Marktrisico premie 4% 7%
10-Jaars risicovrije rente 4.75% 5.25% D/E-verhouding 1.5 1.5 Belasting 35% 35% WACC voor belasting 7.23% 10.63%

De resulterende gemiddelde WACC voor belasting bedraagt 8.9%.

De nominale WACC zal gecorrigeerd moeten worden voor inflatie gebruikmakend van de CPI voor het jaar 2000. Deze wordt geschat op 2.2%. De conversie naar reële WACC geschiedt als volgt:
1+ WACC nominaal
( ) = 1
( + WACC(reëel)) 1 ( + CPI) .

Dit resulteert in een reële WACC van 5.0% in afwezigheid van belasting, en 6.6% met belasting.


25



Bijlage 3


2 Overzicht kostenreductie buitenland




Onderstaande tabel vat de prijskortingen samen zoals die voor bedrijven in Engeland en Wales door de Britse toezichthouder zijn opgelegd, uitgedrukt in termen van jaarlijkse x-factoren.

Prijsreducties voor netbeheerders in Engeland en Wales, uitgedrukt als jaarlijkse X-factoren

Bedrijf Jaarlijkse X-factor voor de periode 1995-
2005 East Midlands 7% Eastern 7% London 8% Manweb 8% Midlands 8% Northern 9% Norweb 8% Seeboard 9% Southern 7% Swalec 9% Sweb 8% Yorkshire 8% Gemiddelde 8%

Bron: Frontier Economics.


26