Partij van de Arbeid

Den Haag, 30 oktober 2001

BIJDRAGE VAN BERT KOENDERS (PvdA) AAN HET PLENAIR DEBAT OVER DE BEGROTING BUITENLANDSE ZAKEN 2002

Meer dan ooit is de wereldpolitiek een zaak van alle burgers geworden. Waar de Kenianen en de Tanzaniërs en vele burgers van armere landen al langer leven met de verschrikkingen van het terrorisme is de burger in de westerse landen zich in een klap bewust geworden van de risico's van de ingewikkelde netwerkmaatschappij waar hij of zij deel van uitmaakt. Het is dus niet zozeer de wereld die veranderd is na de verschrikkingen van 11 September, maar wel de perceptie van die wereld die in een klap fundamenteel is gewijzigd. De droom van onkwetsbaarheid is voorbij en daarmee is tevens de scheidslijn tussen binnenlandse en buitenlandse politiek definitief geslecht.

Conflicten veraf in ten onrechte vergeten regio's die alleen mondialiseren via drugshandel, humanitaire hulp en migratie en waar de interne machtsstrijd vooral wordt uitgevochten via manipulatie van een groeiende onderklasse door conflictondernemers en terroristen via de band van religie of etniciteit zijn ineens conflicten dichtbij geworden. Voor velen beangstigend dichtbij. En tegelijkertijd ultramodern van karakter. Terrorisme en fanatisme hebben zich geglobaliseerd vanuit falende of dictatoriale staten terwijl de internationaal-politieke samenwerking op veelal ouderwetse wijze daarbij geen tred wist te houden. Conflictpreventie heeft ontbroken. In die context is het Bin Laden terrorisme een ultramodern fenomeen dat met behulp van moderne militaire en mediatechnieken uiterst effectief opereert. Voor Buitenlandse zaken schept de definitieve slechting tussen intern en extern beleid en de vermaatschappelijking die daarmee gepaard gaat een enorme uitdaging in beleid en organisatie waar ik nog op terugkom. Voor Buitenlandse Zaken is in die zin het Uur U gekomen.

In elk geval kan deze begrotingsbehandeling niet anders dan in het licht staan van wat de Amerikanen post nine eleven noemen. Juist omdat de terroristische dreigingen alle staatsgrenzen overschrijden, vormt de strijd tegen het mondiale terrorisme een uitdaging voor de wereldpolitiek. Er worden coalities gesmeed tussen kampen die normaal tegenover elkaar staan, regionale conflicten worden al dan niet ingedamd en de kaarten van de buitenlandse politiek opnieuw geschut. Waar de wereld op 11 september in een klap kleiner is geworden zijn er enorme kansen voor internationale samenwerking en multilateralisme. De vraag is of de politiek en dus ook de Nederlandse politiek, de EU, de NAVO, de VN of welke organisatie dan ook klaar is voor die uitdaging in de manier waarop ze nu opereert en haar missie formuleert. Ik denk dat dat nog onvoldoende het geval is.

Een ieder gebruikt de agenda van 11 September voor eigen doel en de kansen van 11 september kunnen ook snel verlopen in de richting van grotere conflicten en hernieuwd unilateralisme.

Het vacuüm van de nieuwe onzekerheid kan een botsing van beschavingen teweegbrengen waar het conflict zelf daar juist weinig mee van doen heeft.

Het is de opdracht van de politiek de ongewisheid die velen in onze risicosamenleving maar ook in vele delen van de wereld voelen te kanaliseren. Daarbij horen wat mij betreft twee taboes: het taboe op naïviteit ten aanzien van het internationale terrorisme dat zonder maatstaf van proportionaliteit het wereldtoneel als doelgebied heeft en in een asymmetrische strijd dus alleszins sterk is. Het tweede element is solidariteit en het taboe op afzijdigheid. Met verve en dynamiek zal de Nederlandse politiek zich hierop moeten richten met concrete voorstellen bijvoorbeeld ten aanzien van versterking van het internationale strafrecht - overigens, hoe staat het nu echt precies met de Nederlandse voorbereiding van het gastheerschap voor het Internationale Strafhof - en de versterking van die instituties die de globalisering ook moeten laten werken voor de armen in vergeten regio's, en daarnaast - dat is ook een Nederlandse traditie - op een actief politiek en sociaal-economisch mensenrechtenbeleid nu het ontbreken daarvan voor velen een voedingsbodem vormt voor falende staten die terroristische netwerken beschermen en exporteren. De strijd die een internationale coalitie nu voert met politieke, economische en ook militaire middelen moet niet alleen tegen iets zijn, maar dient vooral ook te mobiliseren voor. De concurrerende beeldvorming in de media maakt dat des te belangrijker .Ik hoor graag het kabinet hierover en zal zelf tijdens dit debat namens de PvdA-fractie nog met aantal concrete voorstellen komen.

Keuze voor dit type lange termijn politiek wordt geconditioneerd door duidelijke plaatsbepaling op het moment dat het erop aankomt. De directe solidariteit die Nederland betoont aan de VS is vanuit het taboe van de afzijdigheid principieel, niet gratuit en wordt dus niet per dag afgegeven. De strijd tegen het terrorisme met de diverse politieke, economisch en militaire middelen is uiteraard langdurig en in een complexe situatie als Afghanistan niet in een dag geklaard. Ik zou overigens in de zijlijn willen vragen of de Nederlandse Regering nog nieuwe verzoeken heeft gekregen voor eventuele militaire steun, hetzij als back fill in het Caribische gebied of anderszins.

Deze principiële stellingname neemt niet weg dat er ook zorgpunten en vragen zijn die in dit debat aan de orde dienen te komen. Juist vanuit die stellingname worden die vragen belangrijk.

In de afgelopen dagen is de urgentie vergroot er voor te zorgen dat de militaire, politieke en humanitaire agenda ten aanzien van de strijd in Afghanistan gekoppeld blijven waarbij vanuit Nederland speciaal ook aandacht mag worden verwacht van de humanitaire en diplomatieke coalitie als aan de toekomst van een stabiel Afghanistan. Ik kom daar nog op terug. Maar eerst die vraagpunten:

Ten eerste het belang van optimale informatievoorziening en consultatie. De internationale coalitie die nu door de VS is opgebouwd wordt begrijpelijkerwijs gekenmerkt door een noodzakelijke combinatie van leiderschap en flexibiliteit. Maar die mag niet ten koste gaan van optimale informatievoorziening op in elk geval hoofdlijnen. Multilateralisme, daadwerkelijke commitment van de hele coalitie, proportionaliteit, gerichtheid en effectiviteit zijn in die context verbonden. Dat geldt zeker in een heel complexe situatie waar het militaire instrument weliswaar onontbeerlijk is, maar met een nieuw type van vijand tevens relatief en het traditionele concept van overwinning binnen een brede coalitie moeilijk hanteerbaar blijkt.

Heldere rapportage aan de VN, versterkte consultatie via het Verenigd Koninkrijk aan de Europese Unie en een reëel consultatiemechanisme in de NAVO die in elk geval politiek betrokken is horen daarbij. Nederland zou misschien juist omdat zij een kleine speler is met een aantal andere landen aan de bel moeten trekken waarbij een ieder begrijpt dat er limieten zijn aan de openbaarheid van operationele informatie. Maar: Maximale openbaarheid is van belang voor draagvlak en coalitie. Ik zou een Nederlands initiatief ter zake toejuichen, juist ook vanwege een tweede vraagpunt. De druk op militairen vanuit de politiek op snelle resultaten mag niet leiden tot wat eufemistisch missers genoemd worden op wijken of bijvoorbeeld Rode Kruisopslagplaatsen al zijn die natuurlijk nooit geheel uit te sluiten. Waar verslaggeving moeilijk is en althans de Amerikaanse pers deels zelf censureert, blijft veel onduidelijk waar het hier misschien gaat om juist brandstoftanks of raketten van de Taliban. Te veel onduidelijkheid hierover is niet verantwoord.

In dit verband wil ik nog een belangrijke opmerking maken over de zogenaamde clusterbommen. Die zijn alleen effectief en proportioneel bij acties tegen militaire tegenstanders vooral in open veld en zouden gezien de enorme risico's voor de burgerbevolking niet moeten worden gebruikt in een civiele omgeving zelfs als de Taliban daar geïnfiltreerd zou zijn. Niet ontplofte delen zijn een groot risico voor burgers. Dat is de verkeerde weg en staat minstens op gespannen voet met het humanitaire recht. Het is nu onbekend of clusterbommen zo gebruikt worden. Graag een duidelijke positiebepaling van het kabinet hierover want mijn fractie vindt het gebruik in dergelijke omstandigheden niet verantwoord. Daarnaast willen wij graag precies geïnformeerd worden over de initiatieven die Nederland neemt tijdens de komende Toetsingsconferentie van het Conventionele Wapenverdrag om deze problematiek meer in het algemeen aan de orde te stellen. Dat is overigens eerder toegezegd.

Terug naar Afghanistan. Maximale aandacht is nodig voor de onderlinge afstemming van humanitaire, politieke en militaire agenda's. Er zijn twee ideaaltypische scenario's. Het eerste is dat van een snel uiteenvallend Talibanregime, de arrestatie van Bin Laden en de val van El-Quaeda, de mogelijkheid van een actief humanitair beleid binnen Afghanistan en een VN ondersteund Afghaans overgangsregime. Het negatieve beeld is dat van een voortdurend conflict, met een strijd tussen rivaliserende machtsgroepen en een uiteenvallende coalitie. Ideaaltypes en blauwdrukken bestaan echter niet en wishful thinking is bij moderne conflictbeslechting uit den boze. Toch vinden wij het van belang dat de Nederlandse Regering hierover een visie geeft. Het meest wenselijke scenario is haalbaar als de agenda's die ik zojuist noemde verbonden blijven. Dat betekent een effectieve combinatie van gerichte grond en luchtacties, een zoveel mogelijk neutraal bestuurd Kabul dat humanitaire hulpverlening vergemakkelijkt en een VN-bemiddeling door Brahimi in samenhang met alle buurlanden.

Hoe ziet de Regering nu de timing en deze finaliteit. Mijn fractie wil er op wijzen dat de VN daarbij niet misbruikt mogen worden voor een exit strategie voor de coalitie maar in alle fases ondersteund moet worden.

Cambodja heeft geleerd dat de VN geen ijzer met handen kunnen breken en dat alleen een verbonden politieke en militaire strategie succes heeft. Ik denk dat Nederland juist ook op de humanitaire en diplomatieke kant zijn activiteiten maximaal moet inzetten. Als kleine speler moeten wij ons comparatief voordeel zoeken. Het bezoek van de Minister president en Minister Herfkens was daarom naar de mening van mijn fractie belangrijk. Toch ben ik benieuwd naar hun conclusies. Waar een bombardementsstop juist kan leiden tot een verlenging van het conflict en humanitaire corridors valse bescherming kunnen bieden voor een bevolking die zich juist in het platteland verspreidt zijn er wellicht andere alternatieven. Mocht een verdere opening van de grens van Pakistan nodig maar onmogelijk worden, is het dan volgens de Regering zinnig om na te denken over opvang aan de andere kant van de grens? De brief van de Minister van heden wijst dit voorstel wel erg snel af.

Mijn fractie vindt deze discussie van groot belang en mijn collega Dijksma komt daar dan ook uitgebreid op terug.

Nederland is in dit geheel een relatief kleine speler en de EU is voor ons een van de eerste kaders waarmee samengewerkt wordt en initiatieven kunnen worden genomen. Graag zou ik vernemen hoe het proces van beleidsvorming daar verloopt. Juist nu zou de tweede pijler zich moeten bewijzen waar de keuze tussen het importeren van instabiliteit en het exporteren van stabiliteit steeds scherper wordt. Maar is het zinnig dat veel landen een eigen Special envoy voor Afghanistan hebben en waar is Solana, zoals de NRC gisteren terecht opmerkte? De speciale rollen van het VK, Frankrijk dat strategisch lijkt af te wachten, en Duitsland zijn geenszins problematisch mits de EU wel coördineert en Nederland daarbinnen ook zijn plaats claimt.

Meer in het algemeen zou ik de Regering willen vragen in de EU initiatieven te nemen om de Eenheid van de Hoge Vertegenwoordiger te versterken. De lessen van het vergeten Afghanistan en de noodzaak van conflictpreventie vereisen niet alleen nota's maar vooral ook politieke prioriteitsstelling en het geïntegreerd gebruik van het buitenlandinstrumentarium. Daar is een groep zeer capabele mensen voor nodig die ook prioriteiten kan stellen. Een lijstje met nationale prioriteiten ten aanzien van conflictpreventie zou volgens een vorig jaar ingediende motie overigens bij de Memorie van Toelichting van deze Begroting komen. Vorig jaar had daar waarschijnlijk Ivoorkust en Zimbabwe op moeten staan. Dat is echter niet gebeurd en ook in de nieuwe Conflictpreventienotitie die een jaar op zich heeft laten wachten staat een lijst met voorbeelden maar ontbreekt een lijst met prioriteiten.

Prioriteiten zijn nodig om agenda-overload te voorkomen. Graag een redengeving over het ontbreken daarvan. Welke prioriteiten stelt men voor 2002? Tevens vraag ik de Regering de moties met betrekking tot de democratische controle op de tweede pijler breder uit te voeren dan middels seminars. Ook op regeringsniveau zijn initiatieven nodig nu de bureaucratie in Brussel in de tweede pijler zich snel uitbreidt met nieuwe acroniemen en effectieve controle nodig is.

Tevens vraag ik de regering hoe zij zich voorbereid binnen de EU op een mogelijk krachtiger rol in de Balkan waar de VS zich nu weidser engageert en de machtsstrijd in Macedonië achter de schermen voortwoekert. Hoe ziet de regering dit probleem? Europese Buitenlandse politiek heeft een stroomversnelling doorgemaakt maar gezien de nieuwe uitdagingen zowel op defensie- als buitenlandspolitiek niveau is het nog te veel een proces en nog te weinig een beleid met capaciteit, prioriteiten en democratische controle.

Dat is des te teleurstellender nu de kansen van 11 September voor een internationale benadering van problemen en nieuwe partnerschappen voluit benut moet worden.

Ik vraag daarbij allereerst aandacht voor het mensenrechtenbeleid. De tactische keuze voor samenwerking in de coalitie met landen die nu mensenrechten schenden maar ook slachtoffers zijn van terrorisme en fanatisme is kwetsbaar en alleen acceptabel als engagement met die landen ook zodanig wordt ingevuld dat mensenrechten en vreedzame verhoudingen boven aan de agenda kunnen komen. Nog steeds weet de EU onvoldoende raad met het problematische karakter van democratie in het Midden-Oosten - zie het verzanden van het Barcelona proces -, met een echt partnerschap met Rusland dat ook verplichtingen schept ten aanzien van de mensenrechten, of pro-actief conflictpreventiebeleid dat gericht is op de moeizame staatsvorming in Centraal-Azië. Hier ligt een opdracht voor ons "near abroad".

Ik zou de volgende vijf voorstellen willen doen en een gedetailleerde reactie van het kabinet willen vragen.

Allereerst een plan voor versterking van de banden met Noord-Afrika en een kritische nieuwe agendering van het Barcelona-proces. Zowel bilateraal - zie de noodzaak van hechtere relaties met landen waar veel van onze migrantengemeenschappen vandaan komen - als europees is dit van belang.

Aandacht voor de mensenrechten in Tunesië en vooral Algerije is daarbij ook cruciaal. Negentigduizend doden een steeds meer mafia-achtig regime in Algiers krijgen hoegenaamd geen aandacht van de Unie. De reis van Staatssecretaris Benschop naar Noord-Afrika was een goede stap in de richting van nieuwe allianties. Graag een bredere rapportage hierover.

Als tweede vraag ik een actieve Nederlandse en Europese positie ten behoeve van het Israëlisch-Palestijnse conflict. Nederland heeft banden met beide zijden en deze moeten vooral nu actief worden benut. In eerdere debatten is daarbij gewezen op de aanstaand Associatieverdragen en het Geneefse oorlogsrecht en de noodzaak van waarnemers. Eerste prioriteit is nu ook dat Israël zich uit de 4 steden waar zijn militairen nog zitten terugtrekt. Hoe ziet de Regering dit en gaat zij daarop druk uitoefenen ?

Een derde voorstel betreft agendering van een breed partnerschap met Rusland, zowel in de EU, de NAVO, maar ook in de OVSE. De indrukwekkende speech van Poetin in de Bondsdag geeft daar ook alle aanleiding toe. Allereerst zou ik een Nederlands initiatief toejuichen voor een radicale verdieping van de NAVO-Russische samenwerking gericht op gezamenlijk geformuleerd antiterrorisme beleid onder strikte mensenrechtenwaarborg, wapenbeheersing en hervorming van de militaire sector in Rusland. Die mensenrechtenwaarborg hoort ook ten volle geagendeerd te zijn bij de aanstaande OVSE-Ministeriele die vooral ook gaat over terrorrisme. Tevens verwacht ik opnieuw een actieve Nederlandse agendering van het Tsjetsjenië punt nu heel ontluikend politieke onderhandelingen mogelijk lijken. Tsjetsjenië vereist een politieke oplossing, actieve agendering maar geen zwijgen.

In het kader van nieuwe strategische relaties tussen de NAVO en Rusland acht mijn fractie een nieuwe impuls aan de NAVO-uitbreiding daarmee niet strijdig, zeker gezien de opmerkingen die Poetin daarover gemaakt heeft.

Ik zou de Nederlandse Regering willen vragen ook gezien de Top in Praag en als signaal richting kandidaat-lidstaten de enigszins weifelende Nederlandse positie hierover te verhelderen. Ik zou me kunnen voorstellen dat alle kandidaatlidstaten van de zogenaamde BigBang een uitnodiging krijgen voor NAVO-Lidmaatschap waarbij het moment van toetreden bepaald wordt door het voldoen aan de bestaande dus niet aan additionele criteria.

Mijn fractie is daar voorstander van,

Tot slot wil ik aandacht vragen voor een nieuwe impuls aan de wapenbeheersing ook al staan de vergadertafels in New York en Genève wellicht nu even de andere kant op. Ik zou daarbij allereerst aandacht willen vragen voor een initiatief ter ratificatie van de chemische en biologische wapenconventies en een initiatief ter versterking van de OPCW waarvan Nederland gastheer is. Die instelling moet minder bureaucratisch zijn en voldoende middelen hebben voor inspecties. Tegelijkertijd zal een inventarisatie nodig zijn van het fenomeen van chemische terroristisch aanvallen. Ook zal overigens in EU kader een inventarisatie van vaccins en dergelijke bij biologische wapens aan de orde zijn. Graag een reactie van het kabinet hierop.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal post 11 september extra aangesproken worden op haar cruciale rol als actieve makelaar op het snijvlak van buitenlandse en binnenlandse politiek, op europeanisering van intern beleid en op een echte integratie van de buitenlanduitgaven, de coherentierol en de politieke coördinatie van buitenlandse zaken en ontwikkelingssamenwerking bij conflictpreventie en management.

Structuren zijn daarbij belangrijk, maar vooral ook bewindslieden en een staatssecretaris die activerend samenwerken. En natuurlijk het werk van de vele ambtenaren op BuZa die naar onze mening hard en enthousiast willen werken aan modern internationaal beleid. Prioriteitsstelling en een duidelijke lijn zijn een eerste vereiste. Ondanks verbeteringen in de afgelopen periode houdt de Partij van de Arbeid daarbij toch ernstige zorgen.

Allereerst de geïntegreerde buitenlanduitgaven en de HGIS. De Coördinerend Minister heeft hier naar de mening van mijn fractie onvoldoende gebruik van gemaakt.

De Indonesie-notitie was daarvan geen goed voorbeeld. Overigens wil ik hier in de zijlijn aandacht blijven vragen voor de moeilijke situaties in Atjeh, Papua en de Molukken in een gepolariseerd Indonesië. Daarnaast vraag ik naar uitvoering van de Motie over de Soeharto-gelden waar gevraagd werd om een eigenstandig onderzoek eventueel losstaand van een Indonesisch verzoek. Waar ligt hier nu precies het probleem waar de Regering toegezegd heeft de Motie uit te voeren?

Dan de relatie tussen OS en Buitenlandse Zaken. Helaas wordt die relatie ondanks verbeteringen nog veel te veel gekarakteriseerd door het non-interventiebeginsel, cultuurverschillen en cordon sanitaires. Dat kan niet zo en ik zou graag weten hoe de beide Ministers dit willen verbeteren. Laat de veiligheidspolitieke man eens goed kijken naar het Afghaanse hulpbeleid en de ontwikkelingsvrouw - zo is het toch meestal alhoewel gelukkig in mindere mate - naar de kleine wapens. Het Afrika-beleid waaraan de Kamer zeer hecht, heeft echt wel impulsen gekregen, maar prioriteitsstelling heeft ontbroken en ik dacht dat onze Minister van buitenlandse zaken er te weinig is geweest om een contactennetwerk op te bouwen. Dat is jammer. Ook het Vredesfonds is in dit kader te weinig actief vanuit het Ministerie ingezet waardoor het leeuwendeel van de eerste begroting niet gebruikt is. Absorptiecapaciteit mag het probleem niet zijn bij een activistische agenda en via intertemporele compensatie wil ik dit bedrag graag terugamenderen.

Dan het Europabeleid Ook hier blijft een enorme uitdaging voor het Ministerie waar vooral ook de Staatssecretaris een belangrijke impuls heeft gegeven aan de versterking van de binnenlands-politieke poot van het buitenlandse beleid. Dat is goed.

Tegelijk hoor ik graag de visie van de Minister en de Staatssecretaris over de coördinatie van dit element in de toekomst en de rol van Buitenlandse zaken daarbij ook richting een mogelijke toekomstige Algemene Raad voor Europa en een Algemene Raad voor de Buitenlandse politiek. De coördinatienotitie van het kabinet waar de Kamer vorig jaar om vroeg is op dit punt niet overal even helder en gaat nauwelijks in op de relatie AZ-BZ.

Dan knellen nog een aantal punten. De relatie
conflict-veiligheidsbeleid-buitenlandse zaken-defensie verdient nog operationalisering naar aanleiding van de door de Kamer aangenomen Motie over het Rapport Bakker.

Als laatste uitdaging voor het Ministerie zie ik de binnenlandisering en de relatie tussen asiel/migratie en terugkeer. Ik vraag om een plan van aanpak om samen met UNICEF en IOM en de nieuwe ideeën van de Wereldbank over remigratie- en terugkeerbanken hierop in te spelen. Tevens vraag ik naar een overzicht van de overname = overeenkomsten ook bij normale verdragen. Ook zou ik per land graag gespecificeerd zien hoe de Nederlandse invulling is van de Europese alomvattende aanpak met landen van herkomst waarbij aandacht besteed wordt aan politiek en mensenrechten en ontwikkelingsprofielen in regio's en landen van herkomst.

Wij hebben ten aanzien Noord-Irak daar twee jaar geleden een motie over ingediend.

Samenvattend voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken is het uur U op al deze terreinen aan de orde. Mijn fractie hecht daar aan. De Minister die zich in crisissituaties zeer goed ontpopt en als liberale Minister de mogelijkheden heeft geschapen voor een vredesoperatie in Afrika -door mijn fractie zeer gewaardeerd - heeft op dit punt te weinig elan en initiatief getoond. Buitenlandse Zaken krijgt profiel door pro-actief te zijn.

Dat geldt vooral in een tijd dat onze postmoderne wereld van integratie via terrorisme gekoppeld is aan de wereld van traditionele interstatelijke conflicten en de nieuwe wereld van falende staten. Kant en klare oplossingen daarvoor bestaan er niet. Nederland zal steeds zijn rol moeten zoeken en dat is niet altijd makkelijk. Nieuwe partnerschappen zijn daarbij van belang, maar ook oude.

In afsluiting wil ik daarom namens mijn fractie ook hier het belang van nagedachtenis uitspreken en respect betuigen aan de Surinaamse leider Lachmon. Hij stond symbool voor de verbroederingspolitiek in Suriname die nu ook in het belang van onze relatie met Suriname op een hoog niveau gebracht zal moeten worden.