Rijksvoorlichtingsdienst
Het Koninklijk Huis

30/10/01 Toespraak van Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins van Oranje ter gelegenheid van de jaarvergadering van het VNO/NCW, Rotterdam, 30 oktober 2001

Gesproken woord geldt

Rotterdam, 30 oktober 2001

Water in bedrijf

Mijnheer de voorzitter, dames en heren,

Water in bedrijf. Een betere titel voor uw jaarcongres had ik mij niet kunnen wensen. Want water is in bedrijf. De waterwereld is in beweging en zo hoort het ook. Waterbeheer en waterbeleid hoort in beweging te zijn. Het hoort zich mee te ontwikkelen met de maatschappelijke ontwikkelingen. Want water raakt ons allemaal, als primaire levensbehoefte én als bedreiging. En het raakt het bedrijfsleven in zijn geheel, als productiemiddel.

Maar het beheer van ons water, het nadenken over water was lange tijd iets wat alleen door deskundigen gedaan werd. Zo deskundig dat het weinig politieke en maatschappelijke aandacht kreeg. Toch is water door een aantal gebeurtenissen en ontwikkelingen de laatste jaren steeds meer onderwerp van gesprek geworden, niet alleen onder deskundigen, maar ook onder leken. Het is buitengewoon plezierig dat er vandaag bij uw congres meer deelnemers zijn dan ooit. Dat moet ook iets te maken hebben met het belang dat u hecht aan het thema van deze dag. Er is me bovendien verteld dat deze keer meer vrouwen aanwezig zijn dan voorheen. Dat kan natuurlijk iets met de kwaliteit van het partnerprogramma van doen hebben, maar als ik om me heen kijk, dan zie ik inderdaad veel vrouwen in de zaal zitten. Dat doet me persoonlijk deugd, want niet alleen het bedrijfsleven, maar ook water is een onderwerp dat gedomineerd wordt door mannen. Dat is niet alleen in ons land zo, dat is over de hele wereld zo. Een van de steeds terugkerende onderwerpen bij internationale bijeenkomsten over water is dan ook hoe de rol van de vrouw versterkt kan worden bij de discussie over het gebruik en beheer van water. Wellicht kan deze bijeenkomst daar in ons land een extra duwtje in de rug voor zijn.

De waterkwaliteit
Nog maar amper één generatie geleden was de kwaliteit van ons oppervlaktewater tot een absoluut dieptepunt gedaald. Wie een reisje langs de Rijn, Rijn, Rijn maakte, kon maar beter binnen blijven. Het water in de Rijn was ronduit onrein. Het was, zo wil de overlevering, de perfecte ontwikkelaar

voor uw vakantiefilmpje. Ook de Maas en Schelde genoten geen grote faam als het ging om de kwaliteit. Eigenlijk gold het voor vrijwel al ons oppervlaktewater. Schuimende kanalen en stinkende sloten sierden ons trotse waterland. Geen wonder als je bedenkt dat het toen nog steeds heel gewoon was om vervuiling gewoon door te spoelen. Nederland was, als laatste halte in het stroomgebied van de grote rivieren, onontkoombaar het afvoerputje voor de Europese Augiasstal.

Gelukkig zijn we met elkaar tot het inzicht gekomen dat de vervuiling een halt toegeroepen moest worden. Sinds de inwerkingtreding van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, in 1970, hebben de overheid en het bedrijfsleven hun best gedaan om het troebele tij te keren. Zonder de inventiviteit van het bedrijfsleven en de noodzakelijke investeringen was de zaak niet ten goede gekeerd. Binnen de randvoorwaarden die de overheid stelde, zijn op grote schaal productieprocessen vernieuwd en heeft vooral ook de behandeling van proces- en afvalwater een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Anaërobe zuivering, de zuivering van afvalwater met behulp van bacteriën onder zuurstofloze omstandigheden, is inmiddels heel gewoon geworden, en hetzelfde kan gezegd worden van de gesloten waterkringloop binnen een bedrijf, sterker: binnen steeds meer hele industrieterreinen.

Het gevolg is dat de kwaliteit van ons oppervlaktewater sterk is verbeterd. Maar we zijn er nog niet. Hoewel uit de jaarlijkse rapportage van de Commissie Integraal Waterbeheer blijkt dat de vervuiling door rechtstreekse lozingen in het water wel zo ongeveer onder controle is, vertoont de kwaliteit van het oppervlaktewater geen spectaculaire verbetering meer. De oorzaak daarvan wordt gezocht in de zogenoemde diffuse verontreiniging, dat wil zeggen de vervuiling die onder andere via de lucht in ons oppervlaktewater terechtkomt. Het lijkt ook voor de hand te liggen dat het daardoor komt. Want vele kleintjes samen maken immers een grote.

Technisch is het mogelijk om uit het meest vervuilde water opnieuw water van goede kwaliteit te maken. Maar dat kost veel, heel veel geld, en als er ergens besparingen te behalen zijn op productiekosten dan is het wel daar. Water is een te kostbaar goed om te blijven vervuilen. Na het succes bij de aanpak van de directe vervuiling zullen overheid en bedrijfsleven ook samen op moeten trekken om die diffuse verontreiniging te beëindigen of zo beperkt mogelijk te houden. Ook op dit gebied geldt voor u als ondernemers: stel uw bedrijf in dienst van het water, dan blijft het water in dienst van uw bedrijf.

Klimaatverandering
Tot zo ver wat ik vandaag zeggen wilde over de kwaliteit van ons water. Water is niet alleen onderwerp van gesprek als het gaat om de kwaliteit. Steeds vaker wordt gepraat over de gevolgen die onze waterhuishouding zal ondervinden van de klimaatverandering. Ik denk dat het belangrijk is dat u, als vertegenwoordigers van ons vindingrijke bedrijfsleven, daarover nadenkt, en tot u laat doordringen wat uw rol daarin is en zou kunnen zijn.

Door de toename van kennis en door technische vooruitgang zijn we in staat gebleken het water steeds beter te beheersen en daarmee ons land bewoonbaar te houden. We kunnen het inmiddels zelfs zo goed dat de oorsprong van deze activiteit - het besef dat er iets mis kan gaan - bij veel mensen langzaam maar zeker is verdwenen. In het vertrouwen dat alles perfect geregeld is, zijn de afgelopen decennia ook in de laagst gelegen delen van Nederland kostbare woonwijken en industriegebieden gebouwd. Overstromingen en wateroverlast waren immers voorgoed uitgebannen, dachten we. Maar het kan wel degelijk mis gaan, nog altijd.

Met hoeveel onzekerheden de klimaatscenario's ook zijn omgeven, recente publicaties bevestigen bepaalde veranderingen in onze directe leefomgeving. Vastgesteld is dat er vooral in het westen van ons land de laatste jaren beduidend meer regen is gevallen. Korte, intense regenbuien waarbij in beperkte tijd soms heel lokaal veel neerslag valt, zorgen voor grote problemen. De rioleringen, gemalen en boezems kunnen met enige regelmaat de plotselinge enorme stroom water niet meer verwerken, met alle gevolgen van dien. Het voorbeeld van het Westland spreekt wat dat betreft boekdelen. We beginnen al een beetje vertrouwd te raken met beelden van ondergelopen kassen. Maar het zijn natuurlijk onacceptabele beelden. En niet alleen de regen zorgt voor problemen. Ook de stijging van de watertemperatuur draagt bij aan een ongewenste ontwikkeling. Afgelopen zomer is tot twee keer toe de temperatuur van de Rijn en Maas in korte tijd zeer sterk gestegen, zelfs zozeer dat het gebruik van het oppervlaktewater als koelmiddel voor de elektriciteitsproductie in gevaar dreigde te komen.

We moeten er iets aan doen, en snel ook. Je blijft in de bergen ook niet in een beekbedding lopen terwijl je van alle kanten wordt gewaarschuwd dat het water zich elk moment als een flash flood op je kan storten. Wat we nodig hebben, is een vergroting van de bergings- en afvoercapaciteit. Dit is echt noodzakelijk.

Het geïnvesteerd vermogen in ons land is 8000 miljard gulden. Dat is de moeite waard om goed te beschermen, zou je zeggen. Als je je huis verzekerd hebt, stijgt de verzekeringspremie als de waarde van je huis stijgt. Dat vinden we normaal. Investeren in waterbeheer kan gezien worden als zon verzekeringspremie. Daarbij gaat het niet alleen om investeringen in nog hogere dijken of grotere gemalen, want daar kan je niet eindeloos mee doorgaan, omdat het in wezen een onnatuurlijke situatie is. Het simpele feit is nu eenmaal dat water uit zichzelf van hoog naar laag stroomt. De investeringen die gedaan worden om water van laag naar hoog te pompen, moeten we wel in de hand zien te houden. Dat kan door bijvoorbeeld grote stukken land aan te wijzen waar het water in tijden van nood naar toe kan stromen zonder veel schade te berokkenen. Daarmee geef je land bewust aan het water. Water krijgt de ruimte, omdat het anders de ruimte neemt. Dat idee is voor Nederland echt een trendbreuk.

Wat heeft dit voor het bedrijfsleven zoal tot gevolg? Eén ding in elk geval: de bouw van bedrijfsparken op de conventionele manier, zonder rekening te houden met de hoeveelheid water die moet worden opgevangen en afgevoerd, kan gewoon niet meer. Bij nieuw te bebouwen locaties zal de verhouding tussen rood (de bebouwing), blauw (het water) en groen in evenwicht moeten zijn. Als we het economisch kloppend hart blijven inrichten op de huidige manier, gaat het mis en zal het mis blijven gaan. Dat zal extra geld kosten. Niet alleen van de overheid. Ook van het bedrijfsleven. Maar zoals ik zei: het is een verzekeringspremie. Het bespaart ons later een vermogen. Geld als water, zo u wilt.

De uitdaging
Mijnheer de voorzitter, dames en heren, tot zover een schets van onze nationale wateropgaven. Maar ook internationaal is water in bedrijf. Nederland is traditioneel sterk in waterbeheer. Daarbij wordt gedacht aan onze eeuwige strijd tegen het water. Beelden van de Oosterscheldekering, de Afsluitdijk en onze prachtige oude molens dringen zich bij die gedachte op.

Nederland is niet alleen goed in de techniek van baggeren en van civieltechnische werken. Ook wateropleidingen, waterbehandeling, procesinnovatie, hergebruik van afvalwater en zoetwatervoorziening zijn activiteiten waar Nederlandse ondernemers en instituten zich kunnen meten met de grootste ondernemingen in de wereld. Dat klinkt heel mooi. Maar internationaal ziet het waterbeheer zich steeds meer voor de uitdaging gesteld om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van een duurzame samenleving. Het moet opgenomen worden in het geheel van gewenste maatschappelijke ontwikkelingen. Ontwerp, bouw, exploitatie, financiering, verzekering,

scholing en begeleiding behoren samenhangende onderdelen te worden van projecten waarmee Nederlandse ondernemingen zich op de internationale markt kunnen profileren.

Een aantal multinationale ondernemingen is u voorgegaan. Tijdens het Tweede Wereld Water Forum, vorig jaar in Den Haag, hebben zij voorbeelden gegeven van hun veranderende bedrijfsvoering. Die verandering behelst in hoofdzaak: meer aandacht voor verantwoord gebruik van de natuurlijke hulpbronnen. Zuinig omgaan met het steeds schaarser wordende zoetwater is daarin natuurlijk een belangrijk element.

Als uitgangspunt voor die nieuwe bedrijfsvoering wordt steeds vaker het PPP-principe gehanteerd. De drie Ps staan voor: Planet, People en Profit. Goed ondernemerschap betekent in toenemende mate dat je rekening houdt met deze drie samenhangende factoren.

De factor Planet is belangrijk voor wat betreft de natuurlijke grondstoffen voorziening. Daarbij is goed zoetwaterbeheer van essentieel belang. De factor People is het sleutelwoord voor de inzet van mensen, met al hun energie en denkkracht. En bij de factor Profit gaat het niet alleen om de bedrijfswinsten. Het gaat ook, en misschien vooral, om een leefbaar leven voor iedereen, overal op aarde. Het gaat om bestrijding van armoede. Zonder een goede balans tussen deze drie elementen is het voortbestaan van uw onderneming en daaraan gekoppeld een beter bestaan voor iedereen niet realiseerbaar. Door bij het ondernemen oog te hebben voor de natuurlijke omstandigheden en het welzijn van mensen is het voor u, als aanjagers en vormgevers van veel menselijke activiteit, een bijdrage te leveren aan een duurzame ontwikkeling van onze maatschappij. Dan glipt noch uw bedrijf noch onze samenleving als water door onze vingers.

Ik wens u een genoeglijke middag.