Toespraak van burgemeester Cohen bij de opening van het Bushuis op
woensdag 7 november 2001
Dames en heren,
Tot mijn grote genoegen mag ik hier het woord voeren bij de
feestelijke opening van dit schitterende onderkomen van de bibliotheek
voor Politieke, Sociale en Culturele Wetenschappen. Het moet fijn voor
u zijn dat de vier bibliotheken die over de stad verspreid waren, nu
hier in het hart van de stad zijn samengebracht.
Ik zou natuurlijk een heel referaat over een gewichtig academisch
onderwerp kunnen houden, liever vertel ik iets over hoe dit gebouw aan
zijn naam komt. Ik heb daartoe de gemeente-archivaris gevraagd enig
onderzoek te doen. Ik zal u zijn meest saillante bevindingen uit de
doeken doen.
Graag wijd ik een woord aan de betekenis van de naam 'Bushuis';
natuurlijk, het is genoegzaam bekend: dat is wapenarsenaal. Wat velen
echter niet weten is dat het gebouw ook vernoemd is naar Cornelis Bus,
telg uit een uitgestorven roemrijk Amsterdams patriciërsgeslacht dat -
net als de families Six, Sillem en Van Eeghen - vele stadsbestuurderen
voortbracht. Wie kent niet het schitterende portret dat Jan van Scorel
van Cornelis Bus maakte.
Deze Cornelis Bus - getrouwd met Amalia, dochter van schepen Jan Six
van Hillegom -, was een bescheiden man met een ongebreidelde inzet
voor de stad. Hij behoorde tot de mensen die veel voorbereidend werk
hebben verricht om Amsterdam klaar te maken voor de gouden eeuw. (Zijn
zoon Pieter Cornelisz. Bus diende overigens nog in het leger van
Willem de Zwijger.)
Uit grote dank voor Cornelis Bus' inzet voor de stad hebben de
schepenen bij besluit van 6 mei 1550 besloten dat het te bouwen
stedelijk wapenmagazijn zijn naam zou dragen.
De familie Bus heeft gedurende eeuwen een grote rol gespeeld in
Amsterdam. Zo behoorde Johannes Bus, die leefde van 1578-1637, tot het
driemanschap dat de Athenaeum Illustre oprichtte. Iedereen kent de
namen van Van Baerle en Vossius, maar slechts weinigen weten dat ook
Johannes Bus daarbij ten nauwste betrokken was. Zij vormden het
zogeheten 'Illustre triumviraat'.
Bovendien was hij oprichter én een van de eerste heeren zeventien van
de V.O.C., de eerste handelsmaatschappij ter wereld. Jarenlang zou
Amsterdam profijt hebben van de door de VOC geïnitieerde handel op
Indie. Wij dankten er een groot deel van onze welvaart aan.
Johannes Bus was een interessante man met een brede belangstelling.
Hij hield zich toen al bezig met vragen als: "Hoe is samenleving
mogelijk?". Deze vraag betreft de relatie tussen individu en
samenleving: en wel, hoe moet de relatie tussen beide worden bezien?
Moet de samenleving worden begrepen vanuit de eigenschappen of
handelwijzen van de afzonderlijke mensen of moeten deze veeleer als
een afgeleide van het maatschappelijk geheel worden bezien? Deze
standpunten noemde hij respectievelijk het atomistische en het
holistische standpunt. Er is ook een derde antwoord mogelijk - en daar
wees Bus nadrukkelijk op - namelijk dat individu en samenleving niet
als zelfstandige realiteiten en tegenover elkaar mogen worden gesteld
om vervolgens naar hun onderlinge verhouding te vragen. Zij
veronderstellen elkaar. Daarmee was Bus zijn tijd ver vooruit, want
het zou pas tot Comte en Spencer duren eer door vriend en vijand werd
beaamd dat de theorieën van Johannes klopten als een bus.
Deze drie antwoorden zijn overigens ook de enig mogelijke. Elk van die
drie zal in de sociologie worden verdedigd, respectievelijk bestreden
en niet alleen in de vroege sociologie - ten tijde van Bus -, maar
evenzeer in de moderne. Tot mijn spijt moet ik mij tot deze gegevens
beperken. Mocht u meer willen weten, dan beveel ik u van harte zijn
verzameld werk aan: de zogeheten OmniBus, een eigennaam die later tot
soortnaam werd.
Twee eeuwen later, halverwege de 19e eeuw, toen aan alle
universiteiten in den lande veel werd verbeterd aan de opleidingen,
raakte de Athenaeum Illustre een beetje in de versukkeling. (De
vergelijking met tegenwoordig dringt zich op. Op sommige ranglijstjes
die ik onder ogen krijg, prijkt de naam van de UvA niet zelden
onderaan. Als burger, vader en burgervader, maak ik mij daar wel eens
enige zorgen over, dat wil ik niet verhelen. Ik wil er echter niet
voor pleiten dat de stad Amsterdam - zoals in 1877 - de universiteit
onder haar hoede neemt, maar ik maak u - voorzitter van het College,
Noorda - wel deelgenoot van mijn lichte bezorgdheid.)
Laten wij nog even terugkeren naar het geslacht Bus. Twee
wetenswaardigheden wil ik u niet onthouden.
Allereerst het aardige detail dat een volle neef van Johannes Bus in
1620 met de Mayflower naar Amerika is vertrokken. Een eeuw later heeft
ene Walker George Bus zijn achternaam verengelst door er een 'h' aan
vast te plakken. Zijn nazaten werkten zich op tot patriciër in Texas.
En het tweede verhaal gaat over het - helaas - verdwijnen van de
geslachtsnaam Bus. Aan het begin van de 19e eeuw besloot de nog enig
levende mannelijke Bus - Willem om precies te zijn - de achternaam van
zijn vrouw Henriette Ken Huet, aan de zijne toe te voegen om daarmee
haar achternaam voor uitsterven te behoeden. Hun beider zoon, die zo
liefderijk over zijn vader en moeder schreef, kent u als de auteur van
"Het land van Rembrandt".
Dames en heren,
Ik ga afronden. Graag feliciteer ik alle medewerkers en gebruikers met
deze bibliotheek. De Faculteit der Maatschappij en
Gedragswetenschappen heeft met de verbouwing van dit Bushuis een mooi
onderkomen bijgekregen. Van harte hoop ik dat de tijden van Van
Baerle, Vossius en Bus mogen herleven. Graag ga ik zo over tot het
openen van het Cornelis Bushuis.
^
-
© gemeente Amsterdam - 8-11-2001