Ministerie van Financien

de Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Binnenhof 4

2513 AA 's-Gravenhage

Datum Uw brief Ons kenmerk (Kenmerk)

8 november DMN 2001-711 2001

Onderwerp

Alternatief traject MDW benzine (hoofdwegennet)


1. Inleiding






Op 8 november jongstleden is de nadere uitwerking van het Convenant 'Alternatief Traject MDW Benzine Hoofdwegennet' voltooid. Hiertoe is met de betrokken partijen een aantal convenanten gesloten. Met de uitvoering van deze convenanten kan thans worden gestart.

Met ingang van 2002 zullen er jaarlijks benzinelocaties langs de Rijkswegen worden geveild. De eerste veiling wordt medio 2002 verwacht.

Op 14 februari jl. is er een Algemeen Overleg met u gevoerd. In het AO is met u gesproken over de voortgang van de onderhandelingen over MDW Benzine. Na het overleg zijn de besprekingen met partijen vervolgd. De nadruk daarbij lag met name op de uitwerking van de problematiek van de onderliggende rechtsrelaties en de invulling van de bilaterale overeenkomsten.

De brief van 8 februari 2001 , die u ter voorbereiding op het Algemeen Overleg ontving, geeft de hoofdpunten van het traject en de ontwikkelingen tot dat moment weer.Mede namens de minister van Verkeer en Waterstaat, informeren wij u over de afspraken die na 8 februari met partijen zijn gemaakt.


2. Voorgeschiedenis






Het Convenant 'Alternatief Traject MDW Benzine Hoofdwegennet' werd op 13 april 2000 gesloten zowel met de Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie (VNPI) als met de Vereniging Particuliere Rijkswegvergunningen van
Tankstations (VPR). Het Convenant beoogde afspraken te maken met partijen om de toetreding tot en de prijsconcurrentie in de benzinemarkt langs het hoofdwegennet te bevorderen .

U werd al eerder geïnformeerd over het Convenant en de uitwerking daarvan bij brieven van 11 februari 2000 , 21 september 2000 , en 8 december 2000 .

In het Convenant is afgesproken dat een aantal onderwerpen nog nader diende te worden uitgewerkt. Het betreft hier het opstellen van een veilingregeling, het treffen van een oplossing voor de zogeheten onderliggende rechtsrelaties en het uitwerken van de gebruiksvergoedingensystematiek.

Daarnaast moest in de overeenkomsten met de afzonderlijke concessiehouders worden vastgelegd hoe de locaties concreet in een veilingschema worden ingedeeld, en voor de partijen die het aangaat, hoe de reductie van een aantal locaties plaatsvindt. In de hiernavolgende paragrafen worden deze onderdelen toegelicht.


3. Veilingregeling

Voor de uitgifte van locaties wordt door de overheid een veilingregeling ontworpen. In verband met mededingingsrechtelijke overwegingen is besloten dat de overheid over de inhoud van deze regeling geen afspraken maakt met de convenantpartijen. Over de veilingmethode is derhalve niet onderhandeld.

Bij het opstellen van de regeling worden onafhankelijke deskundigen geraadpleegd. Conform de toezegging aan u in het Algemeen Overleg op 14 februari j.l. wordt de regeling nu op zeer korte termijn aan de NMa voorgelegd. Zodra het advies van de NMa is ontvangen en verwerkt wordt u nader geïnformeerd. Naar verwachting vindt dat nog in december plaats. Het is de bedoeling dat de veilingregeling met ingang van 2002 in werking treedt. Na de benodigde voorbereiding wordt de eerste veiling voorzien medio 2002. Dit is een jaar later dan eerder voorzien. Het beoogde veilingschema is zodanig 'ingedikt' dat het eindmoment waarop alle locaties zullen zijn geveild niet is verschoven.


4. Onderliggende rechtsrelaties

Voor een groot aantal concessies geldt dat de concessiehouder - doorgaans een oliemaatschappij
- voor de exploitatie van een benzinestation een contract heeft met een exploitant. Zoals wij u op 8 februari berichtten zijn in overleg met de vertegenwoordigende organisaties van de exploitanten, de BOVAG en de Belangenvereniging Tankstations (BETA), en de VNPI de alternatieven verkend voor een overgangsregeling voor de exploitant. Begin juli heeft dit geleid tot een hoofdlijnenakkoord. Dit hoofdlijnenakkoord is vervolgens door de BOVAG en BETA aan de leden van deze organisaties voorgelegd. Tevens is het akkoord door de betrokken partijen nader uitgewerkt tot het Convenant dat op 8 november is ondertekend. Kern van de tot stand gekomen afspraken is dat gedurende een overgangsperiode exploitanten kunnen worden 'meegeveild' met de concessie. Dat wil zeggen dat het
exploitatiecontract tussen exploitant en de oude concessiehouder bij veiling eindigt en dat de nieuwe concessiehouder de verplichting op zich neemt om een contract met de exploitant aan te gaan. Dit contract moet de exploitant de mogelijkheid bieden om hetzelfde inkomen te verdienen als daarvoor. Het betreft daarbij overigens geen gegarandeerd inkomen. Zo kan het inkomen bijvoorbeeld fluctueren ten gevolge van gewijzigde marktomstandigheden.

De overgangsperiode duurt voor gewone
exploitanten tot en met 31 december 2016 en voor de zogenaamde aangewezen exploitanten tot en met 31 december 2019. De inhoud van de regeling en het bijbehorende convenant treft u bijgevoegd als bijlage 1 aan.

De regeling is bedoeld als terugvaloptie voor die gevallen waarin er geen overeenkomst is gesloten tussen concessiehouder en exploitant die voorziet in een zodanige regeling dat de concessie vrij van exploitatie kan worden geveild. De regeling is ook geheel toegesneden op de op het hoofdwegennet geldende
overgangsperiode en beoogt derhalve geen precedent te scheppen voor andere locaties dan die welke langs de Rijksweg zijn gevestigd.


5. Vergoedingssystematiek

Een Concessiehouder betaalt een
gebruiksvergoeding voor het gebruik van rijksweglocaties. Een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de convenantpartijen heeft de systematiek zoals beschreven in het Convenant verder uitgewerkt. Op basis daarvan kan voor elke locatie de bijbehorende vergoeding worden vastgesteld. De nieuwe systematiek treedt in werking met ingang van 1 januari 2002. De gefaseerde invoerperiode van de nieuwe vergoeding is teruggebracht tot 4 jaar, zodat op hetzelfde tijdstip als eerder voorzien het maximum wordt bereikt.


6. Bilaterale overeenkomsten

In bilaterale overeenkomsten met de
afzonderlijke partijen zijn afspraken gemaakt over de concrete indeling in een veilingschema van alle Rijksweglocaties van de desbetreffende partij. Deze indeling geeft een gelijkmatige spreiding naar doorzetvolume en geografische ligging te zien. Zoals in het Convenant is overeengekomen wordt het veilingschema openbaar gemaakt voor de eerste zeven en een half jaar van de veilingperiode. Na verloop van telkens een jaar worden de locaties bekend gemaakt die het daarop volgende jaar worden geveild.

Daarnaast bevat de bilaterale overeenkomst met de vier grootste marktpartijen afspraken over de wijze waarop voor 1 januari 2005 het aantal rijksweglocaties dat onder het merk van die partij wordt geëxploiteerd, wordt gereduceerd. Over de inhoud van deze afspraken bent u in de brief van 8 februari reeds geïnformeerd.

Met elk van de partijen - Shell, Esso, Texaco, BP, Totalfina, Q8 - is op 8 november een bilaterale overeenkomst gesloten. Met de VPR is overeenstemming bereikt over de tekst van de overeenkomst zoals die aan alle zgn.
particuliere concessiehouders zal worden aangeboden.


7. Slot

Zoals eerder opgemerkt kan de eerste veiling van benzinestations volgend jaar plaatsvinden. Daartoe ontvangt u, naar verwachting medio december, een veilingregeling. Voorts zal er in de loop van volgend jaar een wetsvoorstel worden ingediend waarin hetgeen nu in de Convenanten is vastgelegd van een geactualiseerde wettelijke basis wordt voorzien.

Bijlage:

ORR-Convenant

DE MINISTER VAN DE MINISTER VAN FINANCIEN ECONOMISCHE ZAKEN

Zalm Jorritsma

Afschrift aan:


1. Directie AFEP kamer 3231
Directie DMN kamer 3621 en 3622
Direcite WJB
Directie FM kamer 3150
Directie CDV


2. Ministerie van Economische Zaken, Postbus 20101, 2500 EC Den Haag


3. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Postbus 20901, 2500 EX Den Haag


4. VNPI De heer Drs. J.C.D. Boot , De heer J.G. van der Steen, Postbus 29764, 2502 LT Den Haag


5. De heer A.W.J.F. Beurskens, Vereniging Particuliere Rijkswegvergunningen van
Tankstations, Postbus 140, 3450 AC Vleuten


6. BOVAG, de heer P. Koops, Kosterijland 15, 3981 AJ Bunnik


7. (BETA, Belangenvereniging Tankstations BETA), Boompjes 55,3011 XB Rotterdam


8. Shell Nederland BV, de heer ir. H. Dijkgraaf, Postbus 444, 2501 CK Den Haag


9. Esso Nederland BV, de heer F. Smits, Postbus 1, 4803 AA Breda,


10. TEXACO Nederland BV, de heer C. van Damme, Postbus 735, 3000 AS ROTTERDAM


11. BP Benelux, de heer F.L.G. Grosso, Postbus 1131, 3000 BC ROTTERDAM.


12. TOTALFINA Nederland BV, de heer A. van den Broeck, Postbus 294, 2501 BC DEN HAAG


13. Kuwait Petroleum BV, de heer D. Linschoten, Postbus 8300, 3009 AH Rotterdam


14. De hoofden van de Regionale directies Domeinen

Afschrift directie Domeinen kamer 3614


---

Kamerstukken II, 24036, nr.200

Kamerstukken II, 24036, nr. 150

Kamerstukken II, 270400 XIII, nr. 4

Kamerstukken II, 24 036, nr. 185

Exploitanten die ter compensatie van door de overheid veroorzaakt nadeel op basis van een door EZ opgelegd standaardrijkswegcontract opereren.