9 november 2001
Aansprakelijkheid voor schade aan het milieu blijft een puzzel
Het verhalen van schade aan het milieu zelf - vogels, vissen, ecosystemen, biodiversiteit - is juridisch gezien lastig. De aangetaste natuurlijke rijkdommen behoren veelal niemand toe en de milieugoederen hebben geen duidelijke marktwaarde. Nationale, Europese en internationale aansprakelijkheidsregimes bieden inmiddels in zekere mate een oplossing voor deze problemen, echter met weinig effect. Wanneer bijvoorbeeld een olietanker ernstige milieuschade veroorzaakt, zoals in het geval van de tanker Erika bij Bretagne in december 1999, kan alleen schadevergoeding worden geëist indien het mogelijk is om maatregelen te nemen die de geleden schade aan het milieu herstellen. Is dit om technische of financiële redenen onmogelijk, zoals vaak het geval is, dan kan de vervuiler niet aansprakelijk worden gehouden voor de milieuschade. En mocht het wel mogelijk zijn om het milieu te herstellen, dan kan geen schadevergoeding worden geëist voor de verminderde kwaliteit van het natuurgebied gedurende de periode van herstel. Dit stelt Edward Brans in zijn proefschrift Aansprakelijkheid voor schade aan publieke natuurlijke rijkdommen. Brans promoveert op 9 november 2001 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Doel van het onderzoek is na te gaan in hoeverre het mogelijk is een
vervuiler aansprakelijk te houden voor schade die is veroorzaakt aan
het milieu. Dat wil zeggen: aan vogels en vissen, natuurgebieden,
habitats, ecosystemen en biodiversiteit. Geen aandacht is besteed aan
de schade voor specifieke individuen, zoals beroepsvissers die,
tengevolge van een olieverontreiniging, een aantal weken niet kunnen
vissen en inkomensderving lijden. Wel is aandacht besteed aan de
effecten van milieuvervuiling op het gebruik en genot van de natuur
door het publiek. Hierbij gaat het vooral om de vraag of de aanrichter
van een milieuschade ook aansprakelijk zou moeten worden gehouden voor
de schade die het algemene publiek lijdt door de vermindering van
kwaliteit van een natuurgebied.
Het onderzoek richt zich met name op de vraag wie schadevergoeding kan
claimen bij milieuschade of aan wie deze bevoegdheid zou moeten worden
toegewezen en hoe de omvang van de schadevergoeding moet worden
bepaald. Op basis van een vergelijking met Amerikaans recht kan het
volgende worden geconcludeerd. Het is effectiever om de bevoegdheid om
schade te verhalen te delegeren aan een specifieke
overheidsinstelling. Voor de bereidheid van de overheid om schade te
verhalen, is het essentieel dat er richtlijnen zijn voor het
vaststellen van de omvang van de schade, voor het opstellen van
herstelplannen en voor het selecteren van het beste plan. De Europese
Commissie overweegt momenteel om milieugroepen een rol te geven bij
het claimen van milieuschade en hen de mogelijkheid te geven de
overheid te corrigeren indien deze nalaat de vervuiler aansprakelijk
te stellen voor de ontstane schade. Deze interessante ontwikkeling zou
zeer waarschijnlijk de kans vergroten dat de vervuiler ook werkelijk
aansprakelijk gesteld wordt voor de veroorzaakte schade.
Promotor: prof.mr. J.M. van Dunné, Burgerlijk recht
Noot voor de pers:
Promotie: 9 november 2001, 13.30 uur
Plaats: Woudestein, Senaatszaal
Info: bij de promovendus, tel (020) 444 6287
E-mail: E.H.P.Brans@rechten.vu.nl
Aansprakelijkheid voor schade aan het milieu blijft een puzzel