Voedingscentrum
Nieuwe inzichten preventie allergie
Nieuwe Landelijke standaard voor voedselovergevoeligheid bij
zuigelingen op het consultatiebureau
9 november
Een van de belangrijkste wijzigingen in de nieuwe Standaard (voluit
Landelijke standaard voor de diagnose en behandeling van
voedselovergevoeligheid bij zuigelingen op het consultatiebureau)
betreft preventie van allergie. Het verschil in preventieve
maatregelen tussen babys met een ouder broertje of zusje met ernstige
type 1-allergie en kinderen met een dubbelpositieve gezinsanamnese is
op grond van nieuwe wetenschappelijke inzichten vervallen.
Preventieve maatregelen
Voor beide groepen - babys met een ouder broertje of zusje met
ernstige type 1-allergie en kinderen met een dubbelpositieve
gezinsanamnese - gelden nu dezelfde preventieve maatregelen: het geven
van borstvoeding gedurende ten minste zes maanden en voorzichtige
introductie van bijvoeding vanaf de leeftijd van zes maanden. Het
geven van borstvoeding kan gecombineerd worden met een preventief
dieet voor de moeder. Wanneer het geven van borstvoeding niet (meer)
mocht gaan, wordt hypoallergene zuigelingenvoeding aanbevolen.
De Standaard
De Landelijke standaard voor diagnose en behandeling van
voedselovergevoeligheid bij zuigelingen op het consultatiebureau werd
in 1994 geĂŻntroduceerd door het toenmalige Landelijk Informatiecentrum
Voedselovergevoeligheid (nu Voedingscentrum), de Nederlandse
Voedselallergie Stichting (nu Stichting Voedselallergie) en de
Landelijke Vereniging voor Thuiszorg. Het doel van de Standaard is het
bevorderen van een uniforme behandeling van voedselovergevoeligheid op
de Nederlandse consultatiebureaus. De vierde geheel herziene druk van
de Standaard is nu verschenen. Deze herziene druk is vooral het
resultaat van terugkoppeling uit de praktijk en nieuwe
wetenschappelijke inzichten. Aanleiding voor de veranderingen is een
recent verschenen Joint Statement van de ESPGHAN en ESPACI (een
Europese organisatie van kindergastroenterologen en -hepatologen in
samenwerking met Europese kinderartsen op het terrein van allergologie
en immunologie) over de preventie van voedselallergie. De Standaard
volgt nu in grote lijnen dit statement dat gebaseerd is op
verschillende Europese wetenschappelijke onderzoeken.
Belangrijkste veranderingen
De nieuwste uitgave van de Standaard is nog meer toegespitst op de
dagelijkse praktijk van het consultatiebureau. Zo is er een nieuwe
bijlage opgenomen met een overzicht van verkrijgbare voedingen op het
terrein van voedselovergevoeligheid. Daarbij is ook gekeken naar de
verschillende toepassingsgebieden: preventie, lichte
voedselovergevoeligheid, ernstige voedselovergevoeligheid en ernstige
voedselovergevoeligheid met enteropathie.
Ook is verdere aansluiting gezocht op andere richtlijnen die door het
consultatiebureau worden gehanteerd. De Standaard benadrukt
bijvoorbeeld meer dan voorheen het (blijven) geven van borstvoeding
onder alle omstandigheden, waardoor de adviezen optimaal aansluiten op
het IGZ-bulletin Voeding van zuigelingen en peuters.
Constitutioneel eczeem is een frequent voorkomend probleem bij
zuigelingen dat met en zonder voedselovergevoeligheid kan optreden. In
de nieuwe Standaard wordt duidelijker een relatie gelegd tussen de
ernst van de eczeemklachten en sensibilisatie voor voedsel- en
inhalatie-allergenen. Het advies is tot eliminatie over te gaan als de
reactie op de gegeven behandeling onvoldoende is of als het eczeem
gepaard gaat met andere, bij voedselovergevoeligheid passende,
symptomen.
Voedselovergevoeligheid is veelal een voorbijgaand probleem. De
herziene Standaard benadrukt het belang regelmatig een poging te doen
het voedingsmiddel waarvoor de overgevoeligheid bestaat te
herintroduceren om onnodig lange dieetbeperkingen te voorkomen.
Praktijk consultatiebureau
Naar schatting heeft in Nederland 2 tot 6% van de zuigelingen
voedselovergevoeligheid. Het percentage ouders dat vermoedt dat hun
baby overgevoelig is voor voedsel, ligt echter veel hoger.
Consultatiebureauverpleegkundigen en -artsen worden vaak als eersten
geconfronteerd met vragen over mogelijke voedselovergevoeligheid.
Zorgvuldig maar ook doelmatig handelen is van belang om het vermoeden
van voedselovergevoeligheid te bevestigen dan wel te ontkrachten. De
Standaard is daarbij een praktisch hulpmiddel.