Samenvatting:
Conform de toezegging in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Muntwet 2002 is de notitie 'Uitgiftekader bijzondere munten in Nederland na de introductie van de euro' naar de Tweede Kamer gestuurd.
Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR DEN HAAG
Datum
Uw brief
(Kenmerk)
Ons kenmerk
19 november
2001
FM 2001-00405 M
Onderwerp
Notitie "Uitgiftekader bijzondere munten in Nederland na de
introductie van de euro"
Conform de toezegging in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Muntwet
2002 doe ik u hierbij toekomen de notitie "Uitgiftekader bijzondere munten in
Nederland na de introductie van de euro"".
DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,
UITGIFTEKADER BIJZONDERE MUNTEN IN NEDERLAND NA DE
INTRODUCTIE VAN DE EURO
1. Inleiding
Vanaf 1 januari 2002 zal de euro ook in de vorm van biljetten en munten zijn intrede
maken in Nederland en de overige deelnemende landen binnen de Europese Unie. Een
van de vele voorbereidende maatregelen om deze overgang van de gulden naar de euro
te realiseren, is het wetsvoorstel Muntwet 2002 , waarin het noodzakelijke wettelijke
kader wordt voorgesteld voor de overgang van guldenmunten op euromunten.
De komst van de chartale euro heeft ook consequenties voor de uitgifte van bijzondere munten; immers de mogelijkheid tot uitgifte van bijzondere guldenmunten komt te vervallen. Het uitgeven van bijzondere munten blijft echter na de invoering van de chartale euro mogelijk, gelet op de conclusie van de Raad van Ministers (Ecofin), dat de uitgifte van munten voor verzamelaars kansen moet krijgen. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Muntwet 2002 is aangekondigd dat de Tweede Kamer zal worden geïnformeerd over de uitkomsten van een evaluatie betreffende de uitgifte van de bijzondere guldenmunten gedurende de afgelopen periode en over de vaststelling van het kader ten aanzien van de uitgifte van bijzondere euromuntstukken na de invoering van de chartale euro.
In deze notitie worden beide elementen gecombineerd, in die zin dat het voorgenomen uitgiftekader van bijzondere euromunten wordt vormgegeven mede aan de hand van de ervaringen en uitkomsten van het uitgiftekader van de bijzondere guldenmunten.
De opbouw van deze notitie is als volgt. Allereerst wordt in paragraaf 2 ingegaan op de huidige uitgangspunten aangaande het uitgeven van bijzondere munten en het gevoerde uitgiftebeleid. In paragraaf 3 wordt een weergave gegeven van het Europese kader en de daaruit voortvloeiende ruimte voor de uitgifte van bijzondere euromunten vanaf 2002. In paragraaf 4 komt het nieuwe uitgiftekader aan de orde. Dan volgt de uitwerking van een aantal onderwerpen die met het uitgiftekader zijn verweven: muntontwerpen (paragraaf 5), distributie (paragraaf 6) en budgettaire aspecten (paragraaf 7). In paragraaf 8 zijn tenslotte samenvattende conclusies opgenomen.
1. Het huidige Nederlandse uitgiftebeleid.
2.1. Uitgangspunten.
Het huidige beleid ten aanzien van bijzondere muntuitgiften is geformuleerd in een brief
van 27 september 1985 van de toenmalige staatssecretaris van Financiën aan de
Tweede Kamer en is tien jaar later, in de context van de privatisering van 's Rijks
Munt, geactualiseerd . Onderstaand worden deze uitgangspunten weergegeven,
gevolgd door een overzicht van uitgegeven bijzondere munten en een beoordeling
hiervan tegen het licht van de gehanteerde uitgangspunten.
Uitgangspunten
Als algemene uitgangspunten van het beleid voor de uitgifte van bijzondere munten
geldt sinds 1987 het volgende:
· Munten worden primair uitgegeven als betaalmiddel. Vanuit die optiek dient het
uiterlijk van de ten behoeve van het betalingsverkeer gebruikte munten bestendig en
ondubbelzinnig te zijn. Dit betekent dat het uitgeven van reguliere circulatiemunten als
een bijzondere munt dan ook alleen met de grootst mogelijke zorgvuldigheid moet
worden overwogen bij een uitzonderlijke gelegenheid.
· Bijzondere munten moeten niet alleen in bijzondere kwaliteiten worden uitgegeven, maar dienen ook in circulatiekwaliteit tegen nominale waarde en via de gebruikelijke kanalen in omloop te worden gebracht. Achtergrond hiervan is dat ook bijzondere munten wettig betaalmiddel zijn. Een munt die alleen in bijzondere kwaliteiten wordt uitgebracht, beschouwt de verzamelaar veelal als pseudo-munt. Hierbij speelt ook een rol dat een niet-verzamelaar geïnteresseerd kan zijn in een gelegenheidsmunt en in dat geval de bijzondere munt tegen de nominale waarde moet kunnen verkrijgen en niet uitsluitend in een speciaal gemaakte (duurdere) uitvoering.
· Ten aanzien van de uitgiftefrequentie wordt gestreefd naar een zekere
regelmaat, zonder dat daarbij overigens sprake is van een van te voren vastgestelde
frequentie. Dit omdat anders het risico zou bestaan dat niet de bijzondere gelegenheid
de uitgifte gaat bepalen, maar dat omwille van de uitgifte een gelegenheid wordt
gezocht. Derhalve wordt de gelegenheid voor de uitgifte van een bijzondere munt op ad
hoc-basis vastgesteld.
· Uitgiftefrequentie en oplage van bijzondere munten dienen voorts zodanig te
zijn, dat die munten, hoewel wettig betaalmiddel, als verzamelobject worden
opgenomen; van de circulatiekwaliteit van de bijzondere munten mag nimmer een
verstorende en/of verwarrende werking uitgaan op de reguliere circulatie.
Uitgiftegelegenheden
Onder de hiervoor aangegeven uitgangspunten zijn sedert 1987 bijzondere munten
uitgegeven in de denominaties 50, 10, 5 en 1 gulden.
Met betrekking tot de uitgiftegelegenheden is ten aanzien van de F50-munt bepaald, dat
deze kan worden uitgegeven, indien zich een bijzondere gelegenheid voordoet, zowel
rond het Koningshuis als rond belangrijke historische en maatschappelijke
gebeurtenissen.
Voor de uitgifte van de F10-munt, die overigens pas sinds 1996 een vaste plaats heeft
gekregen in het beleid bijzondere muntuitgiften, is ten aanzien van de vraag of een
bepaalde gebeurtenis in aanmerking komt om herdacht te worden met een muntuitgifte
een enigszins ruimer kader gehanteerd, dat als volgt luidt:
· Een persoon of gebeurtenis waarvan reeds bekend is, dat die persoon of gebeurtenis in het uitgiftejaar ook zonder een munt bij een breed publiek in de belangstelling zal staan; zo mogelijk wordt aansluiting gezocht bij andere evenementen en activiteiten in het herdenkingsjaar;
· Indien er in een bepaald jaar meerdere mogelijkheden zijn, dan komt in principe als eerste in aanmerking de internationaal meest bekende Nederlander of een internationale gebeurtenis, zo mogelijk in combinatie in Benelux-verband. De herdenking van nationale persoonlijkheden moet echter niet worden uitgesloten;
· Als bekende Nederlanders worden herdacht, zullen diverse aandachtsgebieden aan de orde moeten komen. Als aandachtsgebieden kunnen onder andere worden genoemd schilderkunst, beeldhouwkunst, muziek, literatuur, wetenschap, staatkunde/politiek, maatschappij, sport en scheepvaart.
Uitgegeven bijzondere munten
Op basis van het vastgestelde uitgiftekader zijn de volgende bijzondere munten
uitgegeven.
Tabel 1.
Jaar
Denominatie
Gelegenheid
1987
F50
50-jarig huwelijksfeest Prinses Juliana en Prins Bernhard
1988
F50
Willem & Mary-herdenking
1990
F50
Honderd jaar Vorstinnenregering
1991
F50
25-jarig huwelijksfeest Koningin Beatrix en Prins Claus
1994
F50
Verdrag van Maastricht
1995
F50
Herdenking 50 jaar Bevrijding
1998
F50
Vrede van Munster
1994
F10
Beneluxverdrag
1995
F10
Hugo de Groot
1996
F10
Jan Steen
1997
F10
Marshall-plan
1999
F10
Millenniumwisseling
2000
F5
Europees kampioenschap voetbal
2001
F1
De laatste gulden
Voorafgaand aan het uitgiftekader zijn de volgende bijzondere munten uitgegeven.
Tabel 2.
Jaar
Denominatie
Gelegenheid
1970
F10
Nederland Herrijst 25 jaar Bevrijding
1973
F10
25-jarig regeringsjubileum Koningin Juliana
1979
F2,50
Unie van Utrecht
1980
F2,50 en
F1
Troonwisseling
1982
F50
Bi-centennial Nederland/VS
1984
F50
Willem van Oranje
Oplage-aantallen en retouren
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de oorspronkelijke oplage in
circulatiekwaliteit van de onderscheiden F50- en F10-munten en de, naar de stand
per ultimo 2000, van de door het publiek bij de banken weer ingeleverde (=
geretourneerde) munten (in honderdvoud). Tevens zijn in de tabel opgenomen de
circulatie-oplagen van de uitgegeven bijzondere munten van 5, 2,50 en 1 gulden.
Tabel 3.
Jaar
Denominatie
Oplage
Retouren
1982
F50
239.800*
n.v.t.
1984
F50
1.000.000
136.500
1987
F50
1.500.000
517.700
1988
F50
1.000.000
328.600
1990
F50
800.000
203.400
1991
F50
700.000
148.500
1994
F50
550.000
175.300
1995
F50
650.000
228.000
1998
F50
450.000
188.600
1970
F10
6.000.000
160.900
1973
F10
4.500.000
121.400
1994
F10
2.000.000
176.000
1995
F10
1.500.000
125.100
1996
F10
1.500.000
419.200
1997
F10
1.000.000
68.400
1999
F10
1.150.000
7.400
2000
F5
2.500.000
n.v.t.
1979
F2,50
20.000.000
n.v.t.
1980
F2,50
30.000.000
n.v.t.
1980
F1
30.000.000
n.v.t.
2001
F1
16.000.000
n.v.t.
* betreft uitsluitend bijzondere kwaliteiten met een verkoopprijs boven pari.
2.2. Conclusies.
Uit bovenstaande overzichten kan een aantal conclusies worden getrokken, wanneer
het gevoerde uitgiftebeleid wordt getoetst aan de uitgangspunten.
Allereerst kan worden vastgesteld dat het gevoerde beleid overeenkomt met de geformuleerde uitgangspunten om afwijkende denominaties te hanteren en slechts bij uitzonderlijke gelegenheid een reguliere circulatiemunt hiervoor te bestemmen. Tevens geldt voor alle bijzondere muntuitgiften na 1987 dat zij tevens in circulatiekwaliteit zijn geproduceerd en tegen de nominale waarde verkrijgbaar zijn gesteld.
In de derde plaats kan worden vastgesteld dat het uitgangspunt om met een zekere regelmaat, maar zonder vaste frequentie bijzondere munten uit te geven, adequaat functioneert. Door de jaren heen hebben zich voldoende uitgiftegelegenheden aangediend om met een zekere frequentie een uitgifte van een bijzondere munt te realiseren, terwijl die frequentie tegelijkertijd niet zodanig hoog lag, dat het opbouwen en bijhouden van een verzameling op problemen zou kunnen stuiten.
Ten aanzien van het uitgangspunt om bij het gebruik van hogere denominaties als
bijzondere munt de uitgiftefrequentie en de oplage zodanig te kiezen, dat de munten,
hoewel wettig betaalmiddel, als verzamelobject worden opgenomen, kan worden
opgemerkt, dat er geen aanwijzingen zijn, dat de uitgiften van de F50- en F10-munt
verstorend hebben gewerkt op de reguliere muntcirculatie. Geconstateerd moet worden
dat de belangstelling voor de F50-munten door de jaren heen is afgenomen. De
uitgifteoplage is dan ook steeds naar beneden bijgesteld. Deze waarneming is ook reeds
gedaan in de eerder genoemde brief aan uw Kamer van 16 februari 1995. In deze brief
is geconcludeerd dat met de uitgifte van de F50-munt tegemoet wordt gekomen aan
een duidelijke behoefte bij het publiek, maar dat de belangstelling geringer is dan
aanvankelijk werd verondersteld.
Daartegenover staat dat de uitgiften van de F10-munten zich in een ruime en stabiele
belangstelling mogen verheugen, wat waarschijnlijk mede is toe te schrijven aan de
relatief lage nominale waarde van de munt.
De vraag naar bijzondere munten is mede afhankelijk van de wijze van promotie en distributie. Dit aspect is onderwerp van een afzonderlijke paragraaf 6.
3. Europees en Nederlands kader.
3.1. Europese kader voor de uitgifte bijzondere munten na de invoering van de chartale
euro.
In de bijeenkomsten van 23 november 1998 en 31 januari 2000 heeft de Ecofin ten
aanzien van de uitgifte van euromunten voor verzamelaars geconcludeerd, dat de
uitgifte van munten voor verzamelaars valt toe te juichen en kansen moet krijgen,
vooral ook omdat daarmee uiting wordt gegeven aan culturele en lokale waarden en
tradities. Het is de aan de euro deelnemende lidstaten derhalve toegestaan euromunten
voor verzamelaars uit te geven. Aangaande het uitgeven van dergelijke munten heeft de
Ecofin verder geconcludeerd, dat:
- De nominale waarde van euromunten voor verzamelaars moet verschillen van
die van de voor circulatie bestemde munten; dat wil zeggen dat deze munten niet
dezelfde nominale waarde mogen hebben als de acht denominaties 1, 2, 5, 10, 20 en
50 eurocent en 1 en 2 euro.
- Deze munten moeten qua kleur, diameter en dikte in twee opzichten significant
verschillen van de voor circulatie bestemde euromunten en mogen niet getand zijn of
de "Spanish flower"-vorm (de vorm van het 20 eurocent-stuk) hebben.
- Deze munten zullen alleen wettig betaalmiddel zijn in de lidstaat van uitgifte.
- Deze munten mogen tegen of boven de nominale waarde worden verkocht.
- Op deze munten mogen geen afbeeldingen voorkomen die lijken op de
gemeenschappelijke zijden van de voor circulatie bestemde euromunten. Bovendien
moeten de ontwerpen, voor zover mogelijk, tenminste enigszins afwijken van die van
de nationale zijde van de voor circulatie bestemde euromunten.
- De identiteit van de lidstaat van uitgifte moet duidelijk en gemakkelijk
herkenbaar zijn.
- De uitgiftes moeten binnen de omvang blijven van de door de Europese
Centrale Bank (ECB) goedgekeurde muntuitgifte. Hoewel er geen reëel gevaar van
verwisseling lijkt te bestaan met de denominaties van verzamelaarsmunten die met de
lage coupures van de eurobiljetten kunnen samenvallen, moeten lidstaten bereid zijn
eventuele verzoeken van de ECB dienaangaande in overweging te nemen.
- De lidstaten zullen elkaar vooraf consulteren over plannen voor de uitgifte van
munten voor verzamelaars, zodat zij elkaar de verzekering kunnen geven, dat deze
munten duidelijk kunnen worden onderscheiden van voor circulatie bestemde
munten .
- In de eerste jaren dat de nieuwe bankbiljetten en munten in omloop zijn, zou er
een moratorium moeten komen op de uitgifte van voor circulatie bestemde
herdenkingsmunten .
De uitgangspunten van de eerste vier conclusies van de Ecofin komen overeen met het
in Nederland gehanteerde kader voor de uitgifte van bijzondere guldenmunten; de
Nederlandse ontwerptraditie staat borg voor van de reguliere euromunten afwijkende
afbeeldingen en voor een duidelijke en gemakkelijk herkenbare Nederlandse identiteit
van de euromunten voor verzamelaars. De overige conclusies leveren geen
belemmering op voor de bestaande Nederlandse lijn bij het uitgeven van bijzondere
munten.
Gelet op het feit dat de euromunten voor verzamelaars alleen wettig betaalmiddel zullen
zijn in de lidstaat van uitgifte, is afgesproken dat de eurolanden nationale punten zullen
aanwijzen, waar buitenlandse euromunten voor verzamelaars kunnen worden
ingewisseld tegen de nominale waarde onder aftrek van handlingskosten, waarna de
nominale waarde van de ingewisselde buitenlandse euromunten voor verzamelaars kan
worden teruggevorderd van de uitgevende instantie. Het is de bedoeling na overleg met
de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM), dat KNM het punt wordt waar in Nederland
de genoemde inwisseling kan plaatsvinden.
Ieder uitgifte van een euromunt voor verzamelaars zal aan de Werkgroep van
Muntdirecteuren (Mint Directors' Working Group - MDWG) worden voorgelegd om
na te gaan of de desbetreffende munt voldoet aan in de Ecofin geconcludeerde
randvoorwaarden.
Van belang is te vermelden dat er in Europees verband een onderscheid is gemaakt
tussen munten voor verzamelaars en herdenkingsmunten. De vorenstaande conclusies
van de Ecofin hebben betrekking op munten voor verzamelaars (verzamelaarsmunten).
Verzamelaarsmunten zijn munten die specifiek worden uitgegeven ten behoeve van
verzamelaars; deze munten hebben van de reguliere euromunten afwijkende nominale
waarden, afwijkende technische specificaties en afwijkende beeldenaars voor voor- en
keerzijde. Hierbij kan overigens worden opgemerkt, dat dergelijke munten uiteraard
ook kunnen worden uitgegeven ter herdenking van een bepaalde persoon of
gebeurtenis. Een herdenkingsmunt is daarentegen een reguliere euromunt uit de
euromuntreeks met de desbetreffende reguliere gemeenschappelijke zijde, maar met
een afwijkende nationale zijde. Het moratorium betreft de uitgifte van deze laatste
soort munten.
Het moratorium betekent niet, dat de Nederlandse nationale zijde van de reguliere,
voor de circulatie bestemde, euromunten niet zou kunnen worden aangepast in verband
met een troonswisseling; immers er is dan niet sprake van een eenmalige afwijking van
de beeldenaar van de Nederlandse nationale zijde ten behoeve van de uitgifte van een
herdenkingsmunt. Voor het (toekomstige) Nederlandse kader ten aanzien van het
uitgeven van bijzondere euromunten biedt overigens het eventueel opheffen van het
moratorium aangaande afwijkende nationale zijden ten behoeve van een uitgifte als
herdenkingsmunt weinig additionele mogelijkheden. Immers alleen de nationale zijde
kan dan worden gebruikt voor het gekozen thema, terwijl de Muntwet 2002 in artikel 3
dwingend voorschrijft, dat de nationale zijde van de Nederlandse euromunten in elk
geval de beeltenis en de naam van de Koning(in) draagt.
Het vorenstaand wordt samengevat in onderstaand overzicht:
Soort munt
Denominaties
Portret- of
themazijde
Waardezijde
Technische specificaties
Wettig betaalmiddel
Reguliere
circulatie-euromunten
1, 2, 5, 10, 20
en 50
eurocent, 1 en
2 euro
Nationaal vast
te stellen
Gemeenschap-pelijk vastgesteld
Vastgelegd in een EU-Verordening
In alle eurolanden
Herdenkings-euromunten
Moratorium
idem
Afwijkend van
de reguliere
circulatiemunten
idem
idem
idem
Verzamelaars-euromunten
Nationaal vast te stellen, maar afwijkend van de reguliere
circulatie-euromunten
Alleen in het land van uitgifte
In het vervolg van deze notitie zal uitsluitend aandacht worden besteed aan het uitgiftekader voor verzamelaarsmunten die hierna worden aangeduid als bijzondere (euro)munten, overeenkomstig de terminologie in de Muntwet 2002.
3.2. Het muntrecht van de Staat der Nederlanden.
Voor de Staat der Nederlanden is het muntrecht vastgelegd in artikel 6, eerste lid, van
de Muntwet 1987. Dit recht is onaangetast gebleven bij de ingang van de derde fase
van de totstandkoming van de Economische en Monetaire Unie per 1 januari 1999 en
zal ook blijven bestaan na de invoering van de chartale euro per 1 januari 2002.
Immers artikel 106, tweede lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese
Gemeenschap bepaalt dat de Lidstaten munten kunnen uitgeven (onder goedkeuring
van de Europese Centrale Bank met betrekking tot de omvang van de uitgifte). Dit
betekent dat het recht om munten aan te maken bij de lidstaten blijft berusten. Voor de
euromunten zal het muntrecht van de Staat der Nederlanden in de Muntwet 2002
worden vastgelegd in het artikel 6, eerste lid.
Het muntrecht omvat niet alleen de uitsluitende bevoegdheid tot het vervaardigen en het in omloop brengen van de reguliere gulden-, respectievelijk euromunten, de bijzondere munten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel en de dukaten. Het muntrecht van de Staat omvat ook de uitsluitende bevoegdheid op het gebruik van de beeldenaars van de desbetreffende munten voor uitgiften in een uitvoering, waarbij een ander metaal zou worden gebruikt en/of een andere diameter, bijvoorbeeld het uitgeven van een reguliere munt in goud of zilver. Tevens omvat het muntrecht van de Staat het uitsluitende gebruik van veelvouden van de munteenheid. Dit betekent dat het derden niet is toegestaan muntachtige voorwerpen uit te geven in de gangbare munteenheid, in casu de gulden en met ingang van 2002 de euro, en ook niet de gangbare munten in afwijkende metaalsoorten, bijvoorbeeld een gouden 1 euro. Dergelijke producten zijn in ieder geval niet toelaatbaar, indien ze bij het publiek de indruk kunnen wekken van door de Staat uitgegeven wettige betaalmiddelen. Het vorenstaande geldt overigens ook voor afwijkende uitvoeringen van de munten zonder de hoedanigheid van wettig betaalmiddel, de zilveren en gouden dukaten.
Daarnaast is het overigens tot de invoering van de chartale euro, samengevat, niet
toegestaan zogenaamde europenningen uit te geven en tevens is het na de afschaffing
van de gulden tot 1 januari 2010 niet toegestaan penningen luidende in guldens uit te
geven .
3.3. Bijzondere munten in de Muntwet 2002.
In de mogelijkheid tot uitgifte van bijzondere euromunten is voorzien in artikel 2 van
de Muntwet 2002. De bijzondere munten zullen de hoedanigheid van wettig
betaalmiddel hebben; overigens alleen in Nederland. Op grond van artikel 4 van de
Muntwet 2002 zullen de denominaties en de technische specificaties bij algemene
maatregel van bestuur worden vastgesteld. De bestanddelen van de beeldenaars zullen
bij koninklijk besluit worden vastgesteld. In overeenstemming met hetgeen in
Nederland gebruikelijk is, zullen de bijzondere munten op de voorzijde de beeltenis en
de naam van de Koning(in) dragen en op de keerzijde de waardeaanduiding. De
keerzijde van de bijzondere munt is verder, evenals tot nu toe gebruikelijk, beschikbaar
om (naast de waardeaanduiding) het gekozen thema te verbeelden.
De Nederlandse traditie om één of meerdere personen te benaderen met het verzoek
tot het maken van een ontwerp voor de uit te geven bijzondere munt gaat, bij
voorzetting van die traditie, zoals reeds opgemerkt goed samen met het voldoen aan de
'voorwaarden' van de Ecofin, dat de nationale zijde ten minste enigszins moet afwijken
van de reguliere nationale zijde en dat geen gebruik mag worden gemaakt van de
gemeenschappelijke zijde.
4. Het Nederlandse uitgiftekader voor de uitgifte van bijzondere euromunten.
Zoals reeds aangegeven in paragraaf 3.1 levert een vergelijking tussen de conclusies
van de Ecofin aangaande het kader voor het uitgeven van bijzondere euromunten en
het huidige Nederlandse uitgiftekader in algemene zin geen fricties op. Op basis van de
beoordeling en overwegingen in paragraaf 2 kan worden geconcludeerd dat de
uitgangspunten en de praktijk van de bijzondere muntuitgiften in de meeste opzichten
voldoen en dat voortzetting ervan in de periode na invoering van de chartale euro voor
de hand ligt. Een zelfstandige reden om de bestaande uitgangspunten te handhaven is,
dat juist in de periode na de komst van de euro de voortzetting van een bekend
Nederlands uitgiftekader ook in breder Europees perspectief naar verwachting het
meest herkenbaar zal blijken. In concreto zullen dan ook de algemene uitgangspunten
voor de uitgifte van bijzondere munten (zoals omschreven in paragraaf 2.1) vanaf 2002
worden voortgezet. De toetsingskaders voor de gelegenheden voor de uitgifte van de
huidige F50- en F10-munt zullen worden gecombineerd, waarbij per gelegenheid zal
worden vastgesteld welke eurodenominatie het meest geëigend is om die gelegenheid te
herdenken.
Aan het uitgangspunt dat van de uitgifte van bijzondere munten geen verstorende en/of
verwarrende werking mag uitgaan op de reguliere geldcirculatie, kan worden
bijgedragen door denominatiekeuze, technische specificaties, uitgiftefrequentie en
oplage van de bijzondere euromunten.
Denominaties
De huidige denominaties van 50 en 10 gulden zullen moeten worden vervangen door
denominaties in euro. Zoals blijkt uit de ervaringscijfers met de huidige F50-munt, is
het van belang om de denominaties zodanig te kiezen dat bijzondere muntuitgiften voor
een breed publiek financieel toegankelijk blijven. Daaraan draagt niet alleen de
frequentie bij, maar uiteraard ook de te betalen nominale waarde. De denominaties en
de specificaties voor de toekomstige bijzondere euromunten zullen op grond van artikel
4, eerste lid, van de Muntwet 2002 bij algemene maatregel van bestuur worden
vastgesteld. Bij de keuze van de denominaties zullen onder andere worden
meegewogen het toetsingskader voor de uitgiftegelegenheden, de beoogde
uitgiftefrequentie, de financiële toegankelijkheid, als ook de Europese dimensie.
Technische specificaties
In aanvulling op de keuze voor de van de reguliere euromuntreeks afwijkende
denominaties zal bij bijzondere euromunten ook voldaan moeten worden aan de
conclusie van de Ecofin dat bijzondere munten qua kleur, diameter en dikte in twee
opzichten significant moeten verschillen van de reguliere euromunten. De twee
verschillen kunnen bijvoorbeeld worden bereikt door uitvoering in zilver en een
diameter van meer dan 25,75 mm, de diameter van de grootste reguliere euromunt. De
huidige specificaties van de F50- en F10-munt zouden derhalve eventueel gehandhaafd
kunnen blijven.
Het is de bedoeling om een bijzondere munt ook te gaan uitgeven in een gouden
uitvoering. KNM heeft te kennen gegeven dat aan dergelijke bijzondere uitvoeringen
vanuit de verzamelaarsmarkt een beperkte, maar specifieke belangstelling bestaat, in
aanvulling op de bestaande mogelijkheden voor bijzondere kwaliteiten (Brillant
Uncirculated en Proof) van een bijzondere munt. Door deze extra mogelijkheid alleen
te realiseren als uitvoering van een uit te geven bijzondere munt - die dus ook in
circulatiekwaliteit en tegen nominale waarde verkrijgbaar is - is deze specifieke
uitbreiding mogelijk zonder dat hiermee de uitgangspunten voor het uitgiftebeleid in het
geding komen, in het bijzonder de toegankelijkheid. Dergelijke uitvoeringen zullen
overigens alleen boven pari verkrijgbaar zijn. Eventuele uitvoeringen in goud zullen,
gelet op de kleurovereenkomst, in twee opzichten duidelijk moeten afwijken van de
'Nordic gold'-munten, hetgeen betekent afwijking in dikte en grootte.
Bij wijze van proef is overigens in de loop van 2001 nog de uitgifte van de gulden in goud en in zilver mogelijk gemaakt.
Uitgiftefrequentie
Voor de F50-munt wordt een uitgiftefrequentie gehanteerd van eenmaal in de 2 à 3 jaar
een bijzonder munt. Voor de F10-munt geldt in principe een jaarlijkse
uitgiftefrequentie. Ten aanzien van de uitgiftefrequentie van bijzondere euromunten zal
steeds in ogenschouw moeten worden genomen, dat niet het uitgeven voorop staat,
maar dat de gelegenheid de uitgifte bepaalt.
Oplagen
Met betrekking tot de oplagen in circulatiekwaliteit zal vooralsnog worden
uitgegaan van de ervaringscijfers die met de uitgifte van de F50- en F10-munten zijn
verkregen. Op basis van nieuwe ervaringscijfers zullen in de loop van de tijd
bijstellingen plaatsvinden. Ten aanzien van de oplageaantallen doet zich in het
bijzonder de vraag voor welke invloed de komst van de euro zal hebben op de vraag in
het buitenland naar Nederlandse bijzondere euromunten. Enerzijds kan een toename
van de vraag worden verwacht, anderzijds moet worden bedacht dat bijzondere
euromunten slechts wettig betaalmiddel zijn in het land van uitgifte, hetgeen mogelijk
een toeneming van de 'buitenlandse' vraag beperkt. Ook het thema van de bijzondere
munt kan een rol spelen bij de belangstelling uit andere eurolanden.
Tot slot
Uiteraard is bovenstaande lijn onderhevig aan toekomstige ontwikkelingen in Europees
verband. Denkbaar is bijvoorbeeld dat op enig moment initiatieven ontstaan voor de
uitgifte van een bijzondere euro in alle deelnemende landen.
5. Muntontwerpen.
5.1. Algemeen kader.
De conclusies van de Ecofin, zoals omschreven in paragraaf 3.1, schrijven voor dat op
bijzondere munten geen afbeeldingen voorkomen die lijken op de afbeeldingen van de
gemeenschappelijke zijde en dat de afbeeldingen voor de nationale zijde enigszins
afwijken van de afbeeldingen van de reguliere euromunten.
Dit algemene kader biedt volop de mogelijkheid om de Nederlandse lijn, waarbij voor
elke uitgifte een aantal personen wordt verzocht een ontwerp in te leveren, voort te
zetten. Om deze mogelijkheden te bevorderen vragen zowel de beschikbaarheid van
ontwerpers, als de samenstelling van de commissies die ondergetekende adviseren, de
aandacht.
5.2. Ontwerptraditie.
In Nederland is het gebruikelijk geworden, al dan niet aan de hand van een open
inschrijving, meerdere personen uit te nodigen om een ontwerp te maken voor de
beeldenaars van munten en deze ontwerpen door een daartoe ingestelde commissie te
laten beoordelen. Veel landen kennen een uitgesproken klassieke traditie van
muntontwerp, in een combinatie van traditionele thema's, afbeeldingen en stijlen.
Nederland kent voor zijn chartaal geld een in internationaal opzicht afwijkende en
herkenbare, moderne traditie, zowel voor de bankbiljetten als voor de munten.
Kennelijk past deze meer moderne benadering bij de Nederlandse cultureel-artistieke
context en kan deze in ons land rekenen op maatschappelijke acceptatie. Juist in een
periode van Europese eenwording kan het van belang zijn om deze Nederlandse
ontwerptraditie te continueren en te vernieuwen voor in elk geval de Nederlandse
bijzondere euromunten, en wellicht tevens te plaatsen in een bredere Europese context.
Om de realisatie van dit doel te bevorderen organiseert de Rijksakademie van
beeldende kunsten te Amsterdam, op initiatief van het ministerie van Financiën, in
2001 een workshop, waarbij vaardigheden en deskundigheden die voor het ontwerpen
van munten noodzakelijk zijn, worden gestimuleerd en op kunstenaars worden
overgedragen. Dit initiatief heeft gestalte gekregen in de vorm van de workshop
"Ontwerp op de mm2", waarvoor kunstenaars na een open inschrijving zijn
geselecteerd. In deze workshop zal via verschillende docenten, waaronder ontwerpers
van in het verleden geselecteerde muntontwerpen, de groep geselecteerde kunstenaars
zich laten bekwamen in de realisatie van muntontwerpen. De workshop zelf wordt
geflankeerd door diverse lezingen en presentaties. De eindresultaten van de workshop
zullen worden geëxposeerd in een tentoonstelling rond het afscheid van de gulden, die
tot januari 2002, onder auspiciën van het Geld- en Bankmuseum, alsmede de
Nederlandsche Bank en het ministerie van Financiën, plaatsvindt in de Kunsthal te
Rotterdam.
5.3 Selectie van muntontwerpen.
Artikel 4, tweede lid, van de Muntwet 2002 bepaalt, dat de bestanddelen van de
beeldenaars van de bijzondere euromunten worden vastgesteld bij koninklijk besluit.
Voor de keuze van de ontwerpen voor de bijzondere euromunten wordt in het
algemeen per uit te geven munt een adviescommissie ingesteld die een voorstel doet
aangaande ontwerpen die naar oordeel van de commissie voor uitvoering in aanmerking
komen. Op basis van dit advies wordt door ondergetekende het uit te voeren ontwerp
gekozen, hetgeen vervolgens zijn neerslag vindt in de vaststelling van het ontwerp bij
koninklijk besluit.
Bij de selectie van muntontwerpen zijn verschillende invalshoeken in algemene zin
relevant: cultureel-artistieke kwaliteiten, technische uitvoerbaarheid, maatschappelijke
acceptatie, commerciële belangen en de politieke dimensie.
Het commerciële belang als selectiecriterium dient echter te worden gerelativeerd. Op zichzelf is het commerciële argument wel relevant voor bijzondere muntuitgiften, immers een grotere afname betekent een grotere opbrengst. Het per specifieke uitgifte operationaliseren van dit argument is echter minder evident, aangezien bijzondere munten niet worden uitgegeven om een opbrengst voor de Staat te genereren. Wellicht is de commerciële dimensie op termijn vooral gebaat bij een herkenbare, kwalitatief hoogstaande traditie van muntuitgifte in Nederland. In de praktijk zal de politieke dimensie nauw zijn vervlochten met de cultureel- (inclusief historisch-) artistieke invalshoek en, in samenhang daarmee, de maatschappelijke acceptatie van het ontwerp. Dat een muntontwerp technisch uitvoerbaar moet zijn, spreekt voor zich. Voor een afgewogen beoordeling van de genoemde invalshoeken, en met name de cultureel-artistieke, is het van belang dat het selectieproces van een muntontwerp wordt begeleid door een adviescommissie.
Enige mate van helderheid omtrent de inhoudelijke oriëntatie aan de start van het
selectieproces is onontbeerlijk om discontinuïteit bij de selectie te vermijden. Dat geldt
temeer, omdat aan een stimulerende ontwerptraditie waarde wordt gehecht. Zo'n
inhoudelijke oriëntatie betreft allereerst de toekenning van het globale gewicht aan de
verschillende hierboven genoemde criteria. Meer toegespitst zou het voorts interessant
kunnen zijn om na te denken over nadere explicitering van de te hanteren
cultureel-artistieke criteria, alhoewel het in de praktijk waarschijnlijk erg moeilijk zal
zijn om deze tevoren uit te werken en vast te leggen. Het entameren van een
herkenbare lijn in het selectieproces kan zodanig worden georganiseerd, dat in de
geselecteerde ontwerpen de cultureel-artistieke Nederlandse kwaliteit op een
herkenbare wijze doorklinkt. Dat vergt een doordachte samenstelling en werkwijze van
de commissie die ondergetekende van een inhoudelijk advies voorziet aangaande een
voorstel voor de keuze van het ontwerp voor een uit te geven bijzondere munt. De
samenstelling van de adviescommissie zou er in deze benadering op moeten zijn
toegespitst om het beste uit een Nederlandse cultureel-artistieke traditie naar voren te
halen, rekening houdend met de maatschappelijke acceptatie van dit misschien wel
meest breed benutte gebruiksvoorwerp. Daarvoor lijken het beste aangewezen
deskundigen die hun sporen in ontwerpland ruimschoots verdiend hebben. Ter
vermijding van een onduidelijke selectieprocedure en om telkens goed te zijn
voorbereid op de vaak onvermijdelijke ad hoc gang van zaken rond de uitgifte van
bijzondere munten, kan enige mate van continuïteit in dit gezelschap zinvol zijn. Oog
voor inhoudelijke vernieuwing zou echter weer kunnen pleiten voor een wisselende
samenstelling. Beide wegen kunnen worden gecombineerd in een gezelschap van
geleidelijk voortschrijdende samenstelling. Bij zo'n structurele aanpak, die
overeenkomt met de huidige, kan recht worden gedaan aan het belang van een goede
samenstelling. Consistent met deze inhoudelijk georiënteerde benadering dient de
werkwijze van de adviescommissie te zijn gericht op het doel ondergetekende te
voorzien van kwalitatief hoogwaardige ontwerpen met bijbehorende overwegingen ten
aanzien van het voorstel voor het uit te voeren ontwerp. De waarde van het advies ligt
in deze huidige werkwijze bij de aangeleverde ontwerpen zelf en de inhoud van de
bijgeleverde overwegingen, veeleer dan bij een mechanische rangorde volgens "meeste
stemmen gelden".
6. Distributie.
6.1. Ervaringen met de distributie van bijzondere guldenmunten.
De bijzondere munten worden in het algemeen gedurende een periode van drie
maanden in omloop gebracht in een vooraf vastgestelde oplage. Gedurende deze
distributieperiode wordt de uitgifte van een bijzondere munt ondersteund door een
promotiecampagne. De F50-guldenmunten 1984 en 1987 zijn via de banken en de
postkantoren in omloop gebracht, de F50-guldenmunten 1988, 1990 en 1991 alleen via
de postkantoren. Aan het in omloop brengen van de bijzondere munten van 1994 tot
en met 1998 hebben de banken weer meegewerkt. Hierbij hebben de banken ter
dekking van de kosten verband houdend met de distributie van de toegewezen munten
en het retourzenden van de niet afgenomen munten een vergoeding per toegewezen
munt ontvangen.
Een belemmering bij de distributie via de banken is, dat de bijzondere munten door de
banken worden beschouwd als een vraagafhankelijk product; het 'verkopen' van
bijzondere munten betreft immers geen specifiek bancaire taak, maar is een
dienstverlening ten behoeve van de verzamelaar. Dit betekent dat de banken de
bijzondere munten niet actief in omloop brengen, maar op verzoek aan verzamelaars
'verkopen'. De promotiecampagne is erop gericht de uitgifte van een bijzondere munt
onder de aandacht van het publiek te brengen en dient derhalve om de vraag naar de
desbetreffende bijzondere munt op te roepen. Munten die na de distributieperiode niet
zijn afgenomen, werden door de banken via de Nederlandsche Bank teruggestort bij de
KNM. De Nederlandse Vereniging van Banken heeft inmiddels aangegeven, dat de
banken na de invoering van de chartale euro geen rol meer willen spelen bij het in
omloop brengen van bijzondere euromunten.
Bij de uitgifte van de F10-munt 1999 (Millenniummunt) en de bijzondere F5-munt (EK 2000) is een afwijkende distributiewijze gevolgd. Beide munten zijn via de filialen van een aantal supermarktketens in omloop gebracht. Doordat deze filialen de bijzondere munten niet alleen op verzoek hebben 'verkocht', maar tevens actief als wisselgeld hebben uitgegeven, vonden alle munten hun weg naar het publiek. Tevens is gebleken, dat de Millenniummunt ondanks de initiële uitgifte als wisselgeld niet tot nauwelijks aan het betalingsverkeer heeft deelgenomen, waarmee de conclusie gewettigd lijkt, dat door de gevolgde distributiewijze een bijzondere munt ook onder de aandacht (en in het bezit) komt van die personen die niet zijn bereikt met de promotiecampagne, maar die toch belangstellend zijn. De indruk bestaat dan ook dat het beperkt aantal retouren van de Millenniummunt mede daaruit kan worden verklaard. Voor het in omloop brengen van het Millenniumtientje hebben de deelnemende filialen een vergoeding gekregen. Aan het in omloop brengen van de EK 2000-munten was geen vergoeding voor de filialen verbonden, wel heeft het ministerie van Financiën de transportkosten naar de filialen voor zijn rekening genomen. De bij de Millenniummunt en de EK 2000-munt gevolgde distributiesystematiek was zeer succesvol, maar zou zich waarschijnlijk minder goed hebben geleend voor een F50-munt, omdat deze in onvoldoende mate hanteerbaar is voor actieve uitgifte.
De "laatste gulden", een bijzondere F1-munt, die per 21 juni 2001 is uitgegeven, is in omloop gebracht door de postkantoren.
6.2. Uitgangspunten voor de distributie van bijzondere euromunten.
Het uitgangspunt voor het ministerie van Financiën bij de distributie van bijzondere munten is, dat een zo ruim mogelijke landelijke dekking moet worden bereikt van de punten waar een bijzondere munt tegen de nominale waarde verkrijgbaar zal zijn en tegen kosten die in een gezonde relatie staan tot de nominale waarde (en overige kosten) van de desbetreffende bijzondere munt en de te maken distributiekosten. Waar het zinvol is, zal de gegroeide samenwerking (via KNM) met het grootwinkelbedrijf casu quo de postkantoren worden voortgezet. Per bijzondere muntuitgifte zullen overeenkomsten over de distributie worden afgesloten, waarbij de uitgifte zal worden ondersteund door een promotiecampagne. Uiteraard sluiten deze uitgangspunten niet uit dat ook andere geïnteresseerde partijen in aanmerking kunnen komen voor de distributie van bijzondere munten.
7. Budgettair kader.
Ten aanzien van de opbrengst van een bijzondere munt moet worden opgemerkt, dat
de opbrengst nimmer wordt bestemd voor specifieke uitgaven (behoudens de kosten
die verband houden met de uitgifte). De reden van deze algemene beleidslijn is, dat
bijzondere munten zonder budgettaire druk dienen te worden uitgegeven (gelegenheid
bepaalt uitgifte) en niet met het doel op zich om (extra) baten voor de schatkist te
genereren, dan wel om een bepaald doel te financieren. Bij de uitgifte van bijzondere
euromunten zal aan deze beleidslijn worden vastgehouden.
8. Tot slot.
In deze notitie is aangegeven dat ook na de komst van de chartale euro mogelijkheden
bestaan voor het uitgeven van bijzondere euromunten en op welke wijze in Nederland
van die mogelijkheid gebruik zal worden maken.
Inmiddels is besloten ter gelegenheid van het huwelijk van ZKH de Prins van Oranje
en Máxima Zorreguieta op 2 februari 2002 de eerste bijzondere euromunt te gaan
uitgeven. De uitgifte van deze munt past in het uitgiftekader, zoals aangegeven in
paragraaf 3.3. In het licht van dat kader is besloten tot de uitgifte van een
tien-euromunt.
DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,
Kamerstukken II, 2000-2001, 27 629, nr. 3, blz. 5.
Kamerstukken II, 2000-2001, 27 629.
Kamerstukken II, 2000-2001, 27 629, nr. 3, blz. 5.
Kamerstukken II, 1985-1986, 19 233, nrs. 1, 2 en 3.
Brief van 16 februari 1995, BGW 94/1539-M, aan de Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal.
Buiten beschouwing blijven kortheidshalve de oplage in bijzondere kwaliteiten
(Fleur de Coin en Proof), gelet op het feit dat deze oplagen beperkt zijn, op bestelling
worden geproduceerd en boven pari worden verkocht.
Op dit moment is overigens nog weinig bekend over het voorgenomen uitgiftebeleid voor bijzondere munten van de overige eurolanden.
Er is vooralsnog sprake van een stilzwijgend moratorium.
De ongewijzigde voortzetting van de uitgifte van zilveren en gouden dukaten (munten zonder hoedanigheid van wettig betaalmiddel) op grond van de artikelen 2 en 5 in de Muntwet 2002 zal in deze notitie verder niet ter sprake komen.
Wet van 11 november 1999, houdende de invoering van een verbod tot het
vervaardigen, voorradig hebben en verspreiden van drukwerken of andere voorwerpen
die, in verband met de invoering van de euro, ten onrechte de indruk zouden kunnen
wekken dat zij wettig betaalmiddel zijn, alsmede aanpassing van het Wetboek van
Strafrecht (Stb. 1999, 494).
Overige kwaliteiten worden traditioneel op bestelling geproduceerd.
Minister
Staatssecretaris
Taak & organisatie
Organisatieschema
Adresgegevens
Geschiedenis
Startende academici
Academici met
werkervaring
Vacatureoverzicht
Solliciteren
Traineeship
Stage
Studentendag
Wegwijzer
Help
Over deze site
Brochures
E-Mail
Laatst gewijzigd