Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
IZ. 2001/1898
datum
13-11-2001

onderwerp
Agenda van de Landbouwraad van 20 november 2001 TRC 2001/11409 doorkiesnummer

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Hierbij deel ik u mee dat op dinsdag 20 november a.s. in Brussel een vergadering zal plaatsvinden van de Europese Ministers van Landbouw. De voorlopige agenda bevat 6 punten.

Zoals gebruikelijk zal de Commissie de stand van zaken weergeven ten aanzien van BSE. Tijdens de Raad van oktober was reeds aangegeven dat ook de gewasbeschermingsrichtlijn verder zou worden besproken. De Commissie zal daarnaast een uiteenzetting geven over de situatie op de rundvleesmarkt in de EU. Ook het onderwerp uitvoerrestituties voor slachtrunderen is in oktober niet behandeld en staat wederom geagendeerd.

Aanvullend is het onderwerp ongewenste stoffen en producten in diervoeding geagendeerd. Afsluitend wordt van gedachten gewisseld over het voorstel voor de marktordening schapen en geiten. Besluitvorming over dit voorstel is tijdens deze Raad voorzien.

's Avonds is een diner gepland waarbij ook de landbouwministers van de kandidaat-lidstaten aanwezig zullen zijn. Thema van de discussie tijdens het diner is de uitbreiding van de EU.

datum
13-11-2001

kenmerk
IZ. 2001/1898

bijlage

1. Goedkeuring van de agenda

2. Goedkeuring van de lijst met A-punten

3. Bovine Spongiforme Encefalopathie (BSE)

De Commissaris zal een uiteenzetting geven over de laatste stand van zaken ten aanzien van BSE in de EU. Dit is het afgelopen jaar een maandelijks terugkerend onderwerp op de agenda van de Raad. Er liggen vooralsnog geen voorstellen ter besluitvorming voor. Momenteel heeft in de EU de uitvoering van de bestaande regelgeving prioriteit en is er geen aanleiding voor extra maatregelen.

4. Gewasbeschermingsrichtlijn

Tijdens de Raad zal opnieuw gesproken worden over het Europees gewasbeschermingsbeleid. Dit onderwerp was ook voor de Raad van oktober geagendeerd (zie brief Landbouwraad d.d. 9 oktober 2001; kenmerk IZ/2001.1723).

Vorig jaar heeft de Commissie een aantal initiatieven genomen om de Europese beoordelingsprocedure te versnellen. Eén van de maatregelen was dat de agrochemische industrie (de toelatingshouders) heeft moeten melden voor welke stoffen voor de Europese beoordeling volledige dossiers zullen worden ingediend. Er worden nu bovendien strakke termijnen voor het indienen van dossiers aangehouden door de Commissie.

De Commissie heeft in juli jl. een voortgangsverslag over de uitvoering van de Gewasbeschermingsrichtlijn aan de Raad en het Europees Parlement voorgelegd. De twee belangrijkste conclusies daarvan waren dat - ondanks genoemde inspanningen - de beoogde afronding van het beoordelingsprogramma in 2003 niet kan worden gerealiseerd. Tevens zal het pakket beschikbare gewasbeschermingsmiddelen in 2003 sterk afnemen als gevolg van de geldende bepalingen uit de Gewasbeschermingsrichtlijn. De Commissie heeft op basis van het voortgangsverslag een aantal wijzigingen voorgesteld. Eén daarvan is dat de gewenste harmonisatie van alle werkzame stoffen uiterlijk in 2008 beoordeeld moet zijn in plaats van 2003.

Van Nederlandse zijde zal ik de nadruk leggen op het feit dat we ondanks alle beperkingen de vertraging bij de uitvoering van de richtlijn zo gering mogelijk moeten houden. Het lijkt mij mogelijk tijdwinst te boeken bij de afzonderlijke beoordelingen van de lijsten met werkzame stoffen. De 1e en 2e lijst met werkzame stoffen zouden uiterlijk in 2005 beoordeeld moeten zijn. In mijn inbreng zal ik verder aandacht vragen voor het probleem van de kleine toepassingen. Door de striktere eisen die gesteld worden aan de dossiers die fabrikanten moeten indienen voor toelating van werkzame stoffen zullen veel middelen van de markt verdwijnen. Met name de kleinere toepassingen zijn hiervan de dupe omdat deze voor fabrikanten, commercieel gezien, minder interessant worden. Ik zal de Commissie vragen serieus naar een oplossing voor dit probleem te zoeken. Het is de bedoeling dat het debat in de Raad uitmondt in conclusies die aan de Milieuraad zullen worden aangeboden. Deze Raad zal in december besluiten nemen over het onderhavige voortgangsverslag omtrent de uitvoering van de gewasbeschermingsrichtlijn.

5. Ongewenste stoffen en producten in diervoeding

Tijdens de Raad zal de Commissie een voorstel presenteren voor een richtlijn die tot doel heeft maximumgehalten voor dioxinen en furanen in een aantal voedermiddelen en diervoeders vast te stellen. Dit voorstel maakt deel uit van een algehele strategie om de aanwezigheid van dioxinen, furanen en PCB's in het milieu en in levensmiddelen en diervoeder terug te dringen. Deze stoffen vormen een risico voor de volksgezondheid. Om die reden moeten maatregelen worden genomen om dergelijke verontreinigingen te beperken.
De Commissie heeft in het witboek over voedselveiligheid aangegeven dat er maximumgehalten voor dioxinen in de hele voeder- en voedselketen moeten worden vastgesteld.

De voorgestelde maatregelen voor diervoeder bestaan uit drie onderdelen:
* het vaststellen van strikte maximumgehalten, rekening houdend met de huidige achtergrondverontreiniging;
* het vaststellen van actiedrempels met het oog op 'vroegtijdige waarschuwing', zodat de bevoegde autoriteiten en de bedrijven proactief kunnen handelen door de bronnen en routes van verontreiniging op te sporen en maatregelen te treffen om die weg te nemen;
* het vaststellen van streefwaarden van genoemde stoffen.

Ik ondersteun het voorstel van de Commissie. In Nederland hebben we al sinds twee jaar dioxinenormen. Het is daarom wenselijk dat ook op korte termijn vastgestelde normen op communautair niveau ingevoerd worden. Daarnaast bestaat in Nederland inmiddels een monitoringsprogramma voor dioxine in diervoer. Bij communautair vastgestelde normen kan er een Europees monitoringsprogramma opgesteld worden en krijgen de verzamelde gegevens meer waarde.

6. Situatie rundvleesmarkt

Tijdens de Raad zal Commissaris Fischler een uiteenzetting geven van de situatie op de Europese rundvleesmarkt. De Commissaris heeft tijdens de Raad van oktober al laten weten dat de situatie niet langer alarmerend is. Ten opzichte van de prijzen in 1999 - een goed referentiepunt - liggen de prijzen voor koeien en stieren momenteel 21, respectievelijk 16, procent lager. Rekening houdend met de prijsverlaging van 13,4 procent zoals die is overeengekomen in Agenda 2000 (eerste en tweede stap) resteert een gemiddelde reële prijsverlaging van 7,4 procent voor koeien en 2,5 procent voor stieren.

Genoemde cijfers zijn het gemiddelde voor de EU; de situatie verschilt sterk van lidstaat tot lidstaat. In Nederland zijn de prijzen het laagst: voor koeien nog steeds ruim 40 procent onder het niveau van vorig jaar.

Hoewel de markt tekenen van herstel vertoont moeten we ons wel realiseren dat de problemen nog niet zijn opgelost. Met name voor de koeien is er nog steeds een grote achterstand in het aantal slachtingen en die achterstand zal niet voor het eind van het jaar zijn ingelopen. Daardoor zullen de prijzen op een laag niveau blijven en zich maar langzaam herstellen.

Aanvullend zal de Commissaris - zoals toegezegd - een overzicht geven van de genomen financiële maatregelen in de verschillende lidstaten ten aanzien van BSE. In de lidstaten heersen verschillende regimes ten aanzien van tegemoetkoming voor de gemaakte kosten door de producenten. Hierdoor ontstaan onwenselijke situaties op onze interne markt. Hoewel ook Nederland tegemoetkomingen verleent, is mijn inzet erop gericht spoedig tot harmonisatie van de verschillende regimes te komen.
Het uiteindelijke doel hierbij is dat de sector in eerste instantie de kosten voor haar rekening gaat nemen, en via het normale marktmechanisme deze kosten doorrekent aan de consument.

7. Herziening marktordening schapen en geiten

Tijdens de Raad zal gesproken worden over hervorming van de marktordening voor schapen en geiten. Het belangrijkste onderdeel van deze marktordening vormt de ooipremie. Deze ooipremie is bedoeld om de schapenhouders een goed inkomen te garanderen. Ieder jaar wordt het verschil berekend tussen de gerealiseerde marktprijs en de basisprijs. Schapenhouders worden gecompenseerd voor het verschil tussen beide door middel van de ooipremie. De Commissie stelt nu één vaste ooipremie van 21 Euro per dier voor.

De schapenhouderij draagt bij aan activiteiten in grote gebieden van Europa waar relatief weinig alternatieven bestaan, de zogenaamde benadeelde gebieden. In het voorstel van de Commissie is een koppeling opgenomen van een aanvullende ooipremie aan benadeelde gebieden. Deze aanvullende premie bedraagt 7 Euro per dier.

In de Raad van mei heeft Commissaris Fischler zijn voorstel gepresenteerd. In deze Raad worden de laatste knopen met betrekking tot dit voorstel doorgehakt. Er zijn nog twee discussiepunten waarover overeenstemming bereikt moet worden:
* de hoogte van de ooipremie;
* de mate van flexibiliteit in de uitvoering door de lidstaten (instellen van nationale enveloppes).

Ik heb reeds eerder aangegeven dat de algemene lijn van het voorstel acceptabel is. Daarnaast ben ik van mening dat een koppeling moet worden aangebracht tussen ooipremie en deelname aan een I&R-systeem. Nederland is voorts voorstander van een verklaring van de Raad waarin wordt aangedrongen met de grootste spoed een dergelijk systeem in te voeren. Voor wat betreft de hoogte van de ooipremie is mijn inzet altijd gericht geweest op budgetneutraliteit. Om die reden kan ik een premiebedrag van 21 Euro steunen. Aangaande flexibiliteit in uitvoering neem ik een open standpunt in zolang de financiële kaders gerespecteerd blijven.

8. Uitvoerrestituties slachtrunderen (verzoek Duitsland)

Dit onderwerp was aanvankelijk geagendeerd voor de Raad van oktober maar is toen niet besproken. De Duitse minister van Landbouw, mevrouw Künast, zal een pleidooi houden voor het afschaffen van exportrestituties voor slachtrunderen. Herhaaldelijk duiken problemen op bij het vervoer van runderen. In sommige gevallen is sprake van een ernstige aantasting van het dierenwelzijn. Inmiddels is wel enige vooruitgang geboekt door strenger toe te zien op naleving van de richtlijn inzake de bescherming van dieren tijdens vervoer. Ook het feit dat de uitvoerrestituties afhankelijk zijn gemaakt van de naleving van de wettelijke bepalingen heeft positief gewerkt.

Ondanks de omvangrijke controles is niet uit te sluiten dat wetgeving op het gebied van vervoer van dieren toch overtreden wordt. Onnodig dierenleed is daarvan het gevolg. Om bovenstaande reden en mede door de schade hierdoor voor het aanzien van de Europese landbouw, is Duitsland van mening dat de uitvoerrestituties voor slachtrunderen niet langer kunnen worden gehandhaafd.

Ik kan het voorstel van Duitsland ondersteunen. Het voorstel heeft overigens geen betrekking op restituties voor fokvee. Vanwege het grote belang dat exporteurs hebben bij het gezond op de eindbestemming arriveren van de dieren doen genoemde problemen zich daar niet of nauwelijks voor.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst


---