Ozone in ambient air - Agreement
BEMIDDELINGSCOMITÉ PARLEMENT - RAAD
Akkoord over ozon in de lucht
In het Bemiddelingscomité ( 1) hebben het Europees Parlement en de
Raad heden vastgesteld dat er een akkoord is over het
richtlijnvoorstel betreffende ozon in de lucht. Dankzij deze richtlijn
zal ten opzichte van de huidige situatie een beduidende verbetering
optreden in de beheersing van de problematiek van ozon in de lucht.
Het akkoord moet nog met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen
worden bevestigd door het Europees Parlement en met een
gekwalificeerde meerderheid door de Raad, waarna de richtlijn
definitief zal zijn aangenomen.
Belangrijkste punten van de bemiddeling waren de aard van de in de
richtlijn vervatte verplichting om in 2010 de streefwaarden te
bereiken voor ozonconcentraties in de lucht, de maximumduur van de
overschrijding van de drempels en de invoering van een uiterste datum
voor de verwezenlijking van de langetermijndoelstellingen.
Wat betreft de streefwaarden is een formule gevonden die, in
vergelijking met het gemeenschappelijk standpunt het bindende karakter
van de door de richtlijn opgelegde verplichting versterkt. Zo moeten
de lidstaten de streefwaarden vóór 2010 bereiken, tenzij dit niet
mogelijk is middels evenredige maatregelen.
Wat betreft de toegestane overschrijding van deze waarden is het
aantal dagen per jaar gehandhaafd op maximaal 25. Wat betreft de
langetermijnstreefwaarden waaronder de ozonconcentratie in de lucht
geen gevaar meer zou betekenen voor de menselijke gezondheid of het
milieu, is uiteindelijk 2020 gekozen als referentiejaar voor uit te
voeren studies en voor een eventuele herziening van de richtlijn.
Inhoud van de richtlijn betreffende ozon in de lucht
.
Deze richtlijn vormt met de richtlijnen "nationale emissiemaxima" en
"grote verbrandingsinstallaties", die op 27 september 2001 zijn
aangenomen, een geheel van maatregelen dat in de lijn van de
Kaderrichtlijn 96/62/EG een betere luchtkwaliteit moet waarborgen.
Het dispositief van de richtlijn heeft betrekking op ozonconcentraties
in de lucht, en het verstrekken van adequate informatie aan het
publiek over deze concentraties. De richtlijn zal voorzien in een
informatiedrempel, een alarmdrempel (hoger dan de informatiedrempel),
streefwaarden en langetermijndoelstellingen teneinde de schadelijke
gevolgen van ozon voor de gezondheid van de mens en voor het milieu te
vermijden, te voorkomen of te verminderen.
Wanneer de ozonconcentratie de informatiedrempel van 180
mg/m3, gemiddeld over een uur gemeten, overschrijdt, hetgeen een
risico inhoudt voor de gezondheid van bijzonder kwetsbare
bevolkingsgroepen, moeten de lidstaten het publiek geactualiseerde
informatie over de ozonconcentraties verstrekken.
Wordt de alarmd
rempel van gemiddeld 240 mg/m3 over een uur (was voorheen 360 mg/m3)
overschreden of dreigt hij te worden overschreden, dan moeten de
lidstaten hiervan het publiek in kennis stellen en eventueel
maatregelen voor de korte termijn nemen om bepaalde activiteiten die
tot de emissies bijdragen, te beheersen en, als dit noodzakelijk is,
te verminderen of op te schorten. Hiertoe stellen de lidstaten
actieplannen op waarin de specifieke maatregelen voor de korte termijn
voor zeer kwetsbare zones worden aangegeven.
De lidstaten moeten vóór 2010 de in de richtlijn vastgestelde
streefwaarden voor ozonconcentraties in de lucht bereiken, tenzij dit
niet mogelijk is middels evenredige maatregelen. Het uiteindelijke
doel is dat deze waarden niet meer worden overschreden,
zodat op de lange termijn schadelijke gevolgen voor de gezondheid van
de mens en voor het milieu worden vermeden. De streefwaarde voor de
bescherming van de gezondheid van de mens is 120 mg/m3 (tot dusver
bestond hiervoor geen streefwaarde). Deze drempel mag niet meer dan
25 dagen per jaar worden overschreden. De streefwaarde voor de
bescherming van de vegetatie is vastgesteld op 18.000 mg/m3.
De richtlijn voorziet tevens in langetermijnstreefwaarden waaronder
volgens de huidige wetenschappelijke kennis re
chtstreekse schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens of het
milieu weinig waarschijnlijk zijn. Die streefwaarden zijn 120 mg/m3
voor de bescherming van de gezondheid van de mens, en 6000 mg/m3 voor
de vegetatie.
De lidstaten moeten de ozonconcentraties regelmatig meten en het
resultaat daarvan aan de Commissie meedelen. Voor het uitvoeren van
die metingen moeten meetpunten worden aangewezen die over het hele
grondgebied zijn gespreid.
Footnotes:
( 1)
Het Bemiddelingscomité bestaat uit 30 leden: 15 leden van het Europees
Parlement en 15 vertegenwoordigers van de Raad. De vergadering van
22 november 2001, waarin over dit punt geen debat werd gevoerd, werd
gezamenlijk voorgezeten door de heer Ingo FRIEDRICH, vice-voorzitter
van het Europees Parlement en door mevrouw Isabelle DURANT,
vice-Eerste Minister en minister van Mobiliteit en Vervoer van België
en fungerend voorzitter van de Raad.
---