Ministerie van Financien

De Staatssecretaris heeft een aantal besluiten herzien. Dit in verband met het invoeren van de euro.

Het betreft:

Aansprakelijkheid verzekeraars.

Besluit van 13 november 2001, nr. CPP2001/2138M (vervangt Besluit van 3 mei 2001, nr. CPP2001/1392M). Het bevat geen inhoudelijke wijzigingen;

Kinderopvang door gastouders.

Besluit van 14 november 2001, nr. CPP2001/2131M (vervangt Besluit van 20 december 2000, nr. CPP20000/3171M).

Het bevat geen inhoudelijke wijzigingen.

Toepassing van de wet op de omzetbelasting 1968 ten aanzien van advocaten, enz.

Besluit van 14 november 2001, nr. CPP2001/2152M (vervangt Besluit van 19 juni 1970, nr. B69/11758)

De eerste alinea en de passages die handelen over kosteloos procederen zijn verwijderd. Het voorbeeld is geactualiseerd.

Eenmalige financiële compensatieregelingen voor militairen.

Besluit van 19 november 2001, nr. CPP2001/2137M (vervangt Besluit van 7 maart 2001, nr. CPP2001/416M)

Tevens is de passage over de Uitkeringswet KNIL-dienstplichttijd verwijderd, omdat deze regeling zijn belang heeft verloren;

Buitengewone uitgaven (arbeidsongeschiktheidsaftrek) en belastingvrije toeslag van buitengewoon gepensioneerden. Buitengewone uitgaven van militaire oorlogsslachtoffers.

Besluit van 19 november 2001, nr. CPP2001/2143M (vervangt Besluit van 14 december 2000, nr. CPP2000/2719M)

Het bevat geen inhoudelijke wijzigingen.

Aansprakelijkheid verzekeraars

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen

Besluit van 13 november 2001, nr. CPP2001/2138M

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Dit besluit is een herziene versie van het besluit 30 mei 2001, nr. CPP2001/1392M. Het besluit is herzien in verband met de vervanging van de gulden door de euro per 1 januari 2002 en bevat geen inhoudelijke wijzigingen.


1. Inleiding







a. Negatieve uitgaven voor een inkomensvoorziening
Ingevolge de artikelen 3.133, 3.135 en 3.136 van de Wet IB 2001 kunnen negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking worden genomen. Het gaat hierbij om:


- bepaalde handelingen met betrekking tot lijfrenten of periodieke uitkeringen als bedoeld in artikel 3.124 waarvoor premies in aftrek op het inkomen zijn gebracht;


- bepaalde handelingen met betrekking tot (verplichte) beroepspensioenregelingen als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001;


- emigratie van een verzekeringnemer van, dan wel de gerechtigde tot, een hiervoor genoemde lijfrente, periodieke uitkering of beroepspensioenregeling.

Gedacht kan worden aan handelingen zoals afkoop, vervreemding, bepaalde wijzigingen van de aanspraak, de aanspraak wordt voorwerp van zekerheid (bij voorbeeld vestiging pandrecht) en de overgang van een lijfrenteverplichting naar een buitenlandse verzekeraar. Opgemerkt dient te worden dat bij emigratie niet (meer) geldt dat pas negatieve uitgaven in aanmerking worden genomen indien de in aftrek gebrachte premies ¤ 45.378 of meer hebben bedragen.


b. Arbeidspensioen: de aanspraak wordt tot het loon gerekend

Ingevolge de artikelen 3.83 en 7.2 van de Wet IB 2001 en artikel 19b, eerste en tweede lid, eerste volzin, van de Wet op de Loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) kan een aanspraak ingevolge een pensioenregeling tot het loon worden gerekend. Gedacht kan worden aan de situatie waarbij de werknemer of gewezen werknemer, of na zijn overlijden een gerechtigde, emigreert. Ook kan worden gedacht aan de situatie waarbij waardeoverdracht plaatsvindt van het pensioenkapitaal aan een zogenoemde niet erkende buitenlandse verzekeraar, bij voorbeeld in verband met een aanvaarding van een dienstbetrekking in het buitenland terwijl de desbetreffende werknemer (nog) niet emigreert. Tevens kan worden gedacht aan handelingen als afkoop en vervreemding van de aanspraak.


c. Kapitaalverzekering eigen woning; emigratie
Ingevolge artikel 3.116, vierde lid van de Wet IB 2001 wordt, indien de verzekeringnemer dan wel onherroepelijk begunstigde emigreert, de kapitaalverzekering geacht op het onmiddellijk daaraan voorafgaand moment tot uitkering te zijn gekomen. Daarbij wordt de uitkering gesteld op de waarde in het economisch verkeer van de verzekering. Op deze fictieve uitkering kan de vrijstelling van artikel 3.118 van de Wet IB 2001 van toepassing zijn; voor zover echter een positief inkomensbestanddeel in aanmerking dient te worden genomen, zal dit leiden tot een conserverende aanslag.


2. Aansprakelijkheid verzekeraars







a. Aansprakelijkheid verzekeraar ter zake van belasting en revisierente verschuldigd als gevolg van negatieve uitgaven

Ingevolge artikel 44a van de Invorderingswet is de verzekeraar van aanspraken als bedoeld in de artikelen
3.124 (lijfrenten en periodieke uitkeringen) en 1.7, tweede lid, onder b (verplichte beroepspensioenen), van de Wet IB 2001 aansprakelijk voor de op grond van de artikelen 3.133, 3.135 dan wel 3.136 van de Wet IB 2001 verschuldigde belasting alsmede voor de ingevolge artikel 30i van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in verband daarmede verschuldigde revisierente. Daarnaast kan de aansprakelijkheid zich uitstrekken tot de verschuldigde heffings- en invorderingsrente.


b. Aansprakelijkheid verzekeraar van een arbeidspensioen als bedoeld in artikel 19b, eerste en tweede lid, eerste volzin, van de Wet LB of artikel 3.83, eerste en tweede lid, dan wel artikel 7.2 van de Wet IB 2001

Ingevolge artikel 44b van de Invorderingswet is de verzekeraar van een pensioenaanspraak die tot het loon wordt gerekend met toepassing van artikel 19b, eerste of tweede lid, eerste volzin van de Wet LB, of artikel 3.83, eerste of tweede lid, dan wel artikel 7.2, achtste lid, van de Wet IB 2001, aansprakelijk voor de ter zake door de gerechtigde verschuldigde belasting, alsmede voor de revisierente. Daarnaast kan de aansprakelijkheid zich uitstrekken tot de verschuldigde heffings- en invorderingsrente.


c. Aansprakelijkheid verzekeraar ter zake van belasting en heffingsrente verschuldigd bij een
kapitaalverzekering eigen woning als gevolg van emigratie

Ingevolge artikel 44c van de Invorderingswet is de verzekeraar van een kapitaalverzekering eigen woning als bedoeld in artikel 3.116 van de Wet IB 2001, die geacht wordt tot uitkering te zijn gekomen als gevolg van emigratie van de verzekeringnemer (dan wel de onherroepelijk begunstigde), aansprakelijk voor de ter zake verschuldigde belasting. Daarnaast kan de aansprakelijkheid zich uitstrekken tot de verschuldigde heffings- en invorderingsrente.

3. Mededeling aansprakelijkheid

De verzekeraar die op grond van de artikelen 44a, 44b en 44c van de Invorderingswet 1990 aansprakelijk is, dient daarvan in kennis te worden gesteld. De competente inspecteur stelt de verzekeraar zo snel mogelijk nadat zijn aansprakelijkheid is ontstaan in kennis van de aansprakelijkheid. Daarbij vermeldt de inspecteur het maximale bedrag waarvoor de verzekeraar aansprakelijk is. De aansprakelijkheid is nooit hoger dan de waarde van de aanspraak in het economisch verkeer.

Met de competente inspecteur wordt hier de inspecteur bedoeld die bevoegd is ten aanzien van de belastingplichtige bij wie de toepassing van artikel 3.133, 3.135, 3.136, 3.83, eerste of tweede lid, 7.2, achtste lid, 3.116, vierde lid van de Wet IB 2001, of artikel 19b, eerste of tweede lid, eerste volzin, van de Wet LB heeft plaatsgevonden.

In het geval er jaarlijks een (aangepaste) conserverende aanslag aan de belastingplichtige moet worden opgelegd, zoals bijvoorbeeld bij een overgang van een lijfrenteverplichting aan een niet in Nederland gevestigde verzekeraar (artikel 3.133 Wet IB 2001), dan wordt de verzekeraar van de wijziging van de aansprakelijkheid op de hoogte gesteld.

De competente inspecteur maakt voor de kennisgeving gebruik van de bij dit besluit opgenomen modelbrieven. Hij bewaart een afschrift van de kennisgeving en de eventuele wijzigingen daarop in het entiteitendossier van de belastingplichtige.


4. Uitvoering aansprakelijkstelling
De ontvanger zal zich in beginsel eerst verhalen op vermogensbestanddelen van de belastingschuldige voordat hij overgaat tot uitwinning ten laste van de verzekeraar. Pas nadat de belastingschuldige in gebreke is - hetgeen het geval is wanneer de belastingschuld niet voldaan is binnen de voor de aanslag geldende betalingstermijn of, bij toepassing van artikel 10 van de Invorderingswet, terstond - vindt
aansprakelijkstelling plaats.


5. Verzoek tot vrijwaring

Het komt regelmatig voor dat verzekeraars een verzoek tot vrijwaring aan de Belastingdienst richten.

Pas nadat de ter zake van de afkoop door belastingplichtige verschuldigde belasting - inclusief revisierente - is voldaan en de desbetreffende aanslag onherroepelijk vaststaat, kan vrijwaring worden verleend aan de desbetreffende
verzekeringsmaatschappij.


6. Vragen en antwoorden


a. Aansprakelijkheid verzekeraars in alle gevallen? Doelmatigheidsgrens

Vraag

Indien een verzekeringsnemer zijn lijfrente afkoopt, worden bij hem op grond van artikel 3.133 van de Wet IB 2001 negatieve uitgaven voor een inkomensvoorziening in aanmerking genomen. Bovendien wordt revisierente in rekening gebracht op grond van artikel 30i AWR en is de verzekeraar op grond van artikel 44a van de Invorderingswet aansprakelijk voor het bedrag van de belasting die is verschuldigd ter zake de afkoop alsmede voor het bedrag aan verschuldigde revisierente. Geldt de aansprakelijkheid van de verzekeraar ongeacht de hoogte van het bedrag aan verschuldigde belasting?

Antwoord

Uit doelmatigheidsoverwegingen is in hoofdstuk VI, artikel 49, paragraaf 2.3, van de Leidraad Invordering 1990 (ingevoerd bij Besluit van 27 juni 1995, AFZ95/2456M, gewijzigd bij Ministeriële regeling van 22 december 2000, nr. RTB 2000/3316M, Stcrt. 2000, 251) opgenomen dat de verzekeraar, behoudens bijzondere omstandigheden, niet aansprakelijk zal worden gesteld als de door de afkoop opgeroepen belastingschuld een bedrag van ¤ 1.134 niet overtreft. Van een bijzondere omstandigheid is sprake als de afkoop plaatsvindt op instigatie van de verzekeringsmaatschappij.


b. Doelmatigheidsgrens; voor belasting en revisierente?
Vraag

Zie vraag a. Hoe moet de passage "indien de belastingschuld ter zake van de afkoop ¤ 1.134 of minder bedraagt" uit hoofdstuk VI, paragraaf 2.3, van de Leidraad Invordering 1990 uitgelegd worden?

Moet hierbij belastingschuld gelezen worden als uitsluitend de ter zake van de afkoop te heffen inkomstenbelasting of behoort ook de revisierente tot de belastingschuld?

Antwoord

De doelmatigheidsgrens van ¤ 1.134 geldt voor het bedrag van de verschuldigde inkomstenbelasting en de revisierente tezamen.


c. Aansprakelijkheid verzekeraar na omzetting lijfrente
Vraag

In artikel 3.134, eerste lid, van de Wet IB 2001 is voorzien in de mogelijkheid om een lijfrente als bedoeld in artikel 3.124 en 3.125 om te zetten in een ander zodanig recht, waarna de tweede lijfrente wordt beschouwd als een voortzetting van de eerste. Heeft dit tot gevolg dat de eerste verzekeraar aansprakelijk is voor de belasting en de revisierente die verschuldigd wordt als gevolg van het in aanmerking nemen van negatieve uitgaven in geval van bijvoorbeeld afkoop in de periode dat de tweede verzekeraar contractspartij is?

Antwoord

Nee. De verzekeraar op het moment waarop negatieve uitgaven in aanmerking worden genomen is aansprakelijk.


7. Overgangsrecht

Ingevolge de Invoeringswet Wet IB 2001, Hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel T, worden met betrekking tot een recht op periodieke uitkeringen waarop artikel 75, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet IB 1964) niet of niet meer van toepassing is, de ter zake van dat recht betaalde premies die als persoonlijke verplichtingen of als premies voor aanspraken als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, in aanmerking konden worden genomen, voor de toepassing van afdeling 3.8 van de Wet IB 2001 aangemerkt als uitgaven voor een inkomensvoorziening. Concreet betekent dit dat op aanspraken die tot stand zijn gekomen na 1 januari 1992 dan wel na die datum niet meer de eerbiedigende werking van artikel 75 van de Wet IB 1964 genieten, het regime van de negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen onverkort van toepassing is.

In de invoeringswet Wet IB 2001 is geen overgangsregeling getroffen ter zake van de wijziging van de aansprakelijkheid van verzekeraars van (op 31 december 2000 reeds bestaande) arbeids- of beroepspensioenregelingen. Dit brengt mee dat artikel 44a en 44b, van de Invorderingswet zoals deze bepalingen luiden op 1 januari 2001, ook van toepassing zijn op aanspraken die tot stand zijn gekomen voor genoemde datum.


8. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.


9. Vervallen besluit
Het besluit van 30 mei 2001, nr. CPP2001/1392M vervalt per 1 januari 2002.

Bijlage 1

Model Lijfrente/verplichte beroepspensioenregeling

(Naam verzekeringsmij/uitvoerder verplichte beroepspensioenregeling)

Betreft: Mededeling aansprakelijkheid ingevolge artikel 44a van de Invorderingswet 1990.

Geachte heer/mevrouw,

Blijkens de mij bekende gegevens heeft (naam verzekeringnemer/gerechtigde beroepspensioen) onder nummer bij u een lijfrentepolis afgesloten/ deelgenomen aan een verplichte beroepspensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b van de Wet op de inkomstenbelasting 2001. Ten aanzien van deze polis/aanspraak heeft zich het volgende voorgedaan: (vul in: een van de onderdelen van artikel 3.133, 3.135 of 3.136 de Wet IB 2001).

Op grond van het bepaalde in artikel 3.133/3.135/3.136/ van de Wet IB 2001 (doorhalen hetgeen niet van toepassing] juncto artikel 44a van de Invorderingswet 1990 deel ik u mede dat u aansprakelijk bent voor de door genoemde verzekeringnemer/gerechtigde ter zake verschuldigde belasting alsmede voor de op grond van artikel 30i, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen verschuldigde revisierente en de ter zake verschuldigde heffings- en invorderingsrente.

Het bedrag, waarvoor u aansprakelijk kunt worden gesteld is ¤ (exclusief invorderingsrente).

Een daadwerkelijk beroep op uw aansprakelijkheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 49 e.v. van de Invorderingswet 1990 zal niet eerder worden gedaan, dan nadat is gebleken dat vorenbedoelde belastingschuldige niet aan zijn betalingsverplichting voldoet c.q. kan voldoen.

Hoogachtend,

De inspecteur

Bijlage 2

Model Arbeidspensioen

betreft: Mededeling aansprakelijkheid ingevolge artikel 44b van de Invorderingswet 1990.

Geacht heer/mevrouw,

Blijkens de mij bekende gegevens heeft bij u deelgenomen aan een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB). Ten aanzien van deze aanspraak heeft zich het volgende voorgedaan: [vul in: een van de omstandigheden als bedoeld in artikel 19b, eerste of tweede lid van de Wet LB, artikel 3.83, eerste of tweede lid, dan wel artikel 7.2, achtste lid van de Wet IB 2001)

Op grond van het bepaalde in artikel 44b van de Invorderingswet 1990 deel ik u mede dat u aansprakelijk bent voor de door genoemde gerechtigde ter zake verschuldigde belasting alsmede voor de op grond van artikel 30i, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen verschuldigde revisierente en de ter zake verschuldigde heffings- en invorderingsrente.

Het bedrag, waarvoor u aansprakelijk kunt worden gesteld is ¤ (exclusief invorderingsrente).

Een daadwerkelijk beroep op uw aansprakelijkheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 49 e.v. van de Invorderingswet 1990 zal niet eerder worden gedaan, dan nadat is gebleken dat vorenbedoelde belastingschuldige niet aan zijn betalingsverplichting voldoet c.q. kan voldoen.

Hoogachtend,

De inspecteur

Bijlage 3

Model Kapitaalverzekering eigen woning

betreft: Mededeling aansprakelijkheid ingevolge artikel 44c van de Invorderingswet 1990.

Geacht heer/mevrouw,

Blijkens de mij bekende gegevens heeft (naam verzekeringnemer) onder nummer bij u een kapitaalverzekering eigen woning als bedoeld in artikel 3.116 van de Wet inkomstenbelasting 2001 afgesloten. Ten aanzien van deze polis heeft zich het volgende voorgedaan: ingevolge emigratie van de verzekeringnemer/onherroepelijk begunstigde (doorhalen hetgeen niet van toepassing is) is met toepassing van artikel 3.116, vierde lid van de Wet IB 2001 een conserverende aanslag opgelegd.

Op grond van het bepaalde in artikel 44c van de Invorderingswet 1990 deel ik u mede dat u aansprakelijk bent voor de door genoemde verzekeringnemer/gerechtigde ter zake verschuldigde belasting alsmede voor de ter zake verschuldigde heffings- en invorderingsrente.

Het bedrag waarvoor u aansprakelijk kunt worden gesteld is ¤ (exclusief invorderingsrente).

Een daadwerkelijk beroep op uw aansprakelijkheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 49 e.v. van de Invorderingswet 1990 zal niet eerder worden gedaan, dan nadat is gebleken dat vorenbedoelde belastingschuldige niet aan zijn betalingsverplichting voldoet c.q. kan voldoen.

Hoogachtend,

De inspecteur

Inhoudsopgave

Kinderopvang door gastouders 1


1. Inleiding 1



2. Uitgangspunten beoordeling modelcontracten 1


3. Beoordeling dienstbetrekking en inhoudingsplicht 2

4. Afwijkende situaties 3


5. Inkomstenbelastingaspecten 3

Bijlage 1g 5

Modelovereenkomst voor bemiddeling tussen gastouderbureau en vraagouder 5

Partijen 5

Overwegende dat 5

Verklaren te zijn overeengekomen als volgt 5

Artikel 1 5

Artikel 2 6

Artikel 3 6

Artikel 4 6

Artikel 5 6

Artikel 6 (Optioneel: niet opnemen indien geen betaling van VO wordt verlangd) 6

Artikel 7 (Optioneel indien GOB een retributiefunctie vervult, terwijl de gastouder (GO) de urenregistratie bijhoudt) 6

Alternatief Artikel 7 (Indien het een bedrijfsplaats betreft en GO de urenregistratie bijhoudt) 7

Artikel 8 (Optioneel: dit opnemen indien GOB kassiersfunctie vervult en VO de urenregistratie bijhoudt) 7

Artikel 9 7

Alternatief Artikel 9 (Indien verhaal van reeds gemaakte kosten wenselijk wordt geacht) 7

Artikel 10 7

Artikel 11 (Optioneel: indien men een boeteclausule wil toepassen) 8

Artikel 12 8

Bijlage 2 9

Modelovereenkomst voor bemiddeling tussen gastouderbureau en gastouder 9

Partijen 9

Overwegende dat 9

Verklaren te zijn overeengekomen als volgt 9

Artikel 2 10

Artikel 3 10

Artikel 4 10

Artikel 5 10

Artikel 6 (Optioneel) 11

Artikel 7 11

Artikel 8 (Optioneel: dit opnemen indien GOB kassiersfunctie vervult en GO de urenregistratie bijhoudt) 11

Alternatief artikel 8 (toepassen als VO de urenregistratie bijhoudt) 11

Artikel 9 11

Artikel 10 11

Artikel 11 12

Artikel 12 (Optioneel) 12

Bijlage 3 13

Modelovereenkomst van opdracht 13

Partijen 13

Overwegende dat 13

Verklaren te zijn overeengekomen als volgt 13

Artikel 1 (Omschrijving opdracht) 13

Artikel 2 (Opvangtijden) 14

Artikel 3 (Vakanties) 14

Artikel 4 (Ziekte GO) 14

Artikel 5 (ziekte op te vangen kind/kinderen) 14

Artikel 6 (Honorarium) 15

Artikel 7 (Onkosten) Optioneel 15

Artikel 8 (Maandstaat) 15

Artikel 9 (Betaling) 15

Artikel 9 (Betaling) Alternatief bij
kassiers/retributiefunctie 16

Artikel 10 (Looptijd) 16

Artikel 11 (Meningsverschillen) 16

Bijlage 4 17

Modelovereenkomst voor bemiddeling inzake bedrijfsgerichte gastouderopvang tussen een gastouderbureau en een werkgever 17

De ondergetekenden: 17

Artikel 1 (Begripsbepaling) 17

Artikel 2 (Inspanningsverplichting) 18

Artikel 3 (Kwaliteit) 18

Artikel 4 (Prijs gastouderopvang) 18

Artikel 5 (Wijze van betaling) 19

Artikel 6 (Aanpassing prijs bemiddeling) 19

Artikel 7 (Niet benutte bemiddeling) 19

Artikel 8 (Looptijd) 19

Artikel 9 (Wanprestatie) 20

Artikel 10 (Administratiekosten) 20

Kinderopvang door gastouders

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling domein belastingen op arbeid en vermogen

Besluit
van , nr. CPP2001/2131M

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Dit besluit is een herziene versie van het besluit van 20 december 2000, nr. CPP2000/3171M van het besluit). Het besluit is herzien in verband met de omzetting van guldensbedragen in eurobedragen per 1 januari 2002 en bevat geen inhoudelijke wijzigingen.


1. Inleiding






De Vereniging van Ondernemingen in de gepremieerde en gesubsidieerde sector (de VOG) heeft modelcontracten ontwikkeld voor kinderopvang door gastouders (bijlagen
1 t/m 4). Met de VOG en de Belastingdienst is overleg gevoerd over de vraag of gastouders, op basis van deze contracten, al dan niet fictief in dienstbetrekking werkzaam zijn in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) bij het gastouderbureau of de vraagouder.

Ter verzekering van een eenduidige wetstoepassing door de Belastingdienst heb ik het hiernavolgende interpretatieve beleid vastgesteld.


2. Uitgangspunten beoordeling modelcontracten





Gezien de modelcontracten, zoals toegelicht door de VOG, kan worden uitgegaan van het volgende.

Het gastouderbureau bemiddelt ten behoeve van vraagouder en gastouder. De bemiddeling door het gastouderbureau bestaat uit het met elkaar in contact brengen van bij het gastouderbureau geregistreerde vraag- en gastouders opdat deze desgewenst met elkaar een overeenkomst betreffende kinderopvang kunnen sluiten. De verplichting om arbeid te verrichten neemt de gastouder op zich jegens de vraagouder. De vraagouder heeft de verplichting jegens de gastouder deze arbeid te belonen. Het gastouderbureau bemiddelt slechts indien en voor zover kinderopvang door gastouders plaatsvindt binnen de van overheidswege gestelde kwaliteitsnormen (Welzijnswet 1994). De kwaliteitsbevordering door het gastouderbureau betreft met name de selectie en begeleiding van gastouders.

In een deel van de gevallen gaat de bemiddeling door het gastouderbureau gepaard met de realisatie van een retributiesysteem (inkomensafhankelijke tariefstelling). De hantering van een retributiesysteem is in het kader van de modelcontracten echter niet van invloed op de rechtsverhouding tussen gastouder en vraagouder, in die zin dat de tussen gastouder en vraagouder overeengekomen beloning niet afhankelijk is van de inkomenspositie van de vraagouder. De inkomensafhankelijkheid wordt gerealiseerd door de tussenkomst van het gastouderbureau door middel van subsidiëring. Mede in verband met de effectuering van een retributiesysteem worden de betalingen aan de gastouder veelal via het gastouderbureau geleid (kassiersfunctie). Ook in deze gevallen berust het debiteurenrisico echter bij de gastouder. De onderlinge rechtsverhoudingen tussen partijen worden vastgelegd in twee bemiddelingsovereenkomsten
(gastouderbureau/gastouder en
gastouderbureau/vraagouder) en een overeenkomst van opdracht gastouder/vraagouder.

In de modelcontracten wordt vooropgesteld dat deze uitsluitend betrekking hebben op opvang (in de gezinssituatie) bij de gastouder thuis. Contractspartner van de gastouder bij de overeenkomst van opdracht is de vraagouder, in voorkomende gevallen vertegenwoordigd door diens werkgever of een namens deze handelende derde (bijvoorbeeld een bemiddelingsorganisatie).


3. Beoordeling dienstbetrekking en inhoudingsplicht

1. Echte dienstbetrekking


In artikel 2, eerste lid, van de Wet LB 1964 wordt als werknemer onder meer aangemerkt de natuurlijke persoon die tot een inhoudingsplichtige in privaatrechtelijke dienstbetrekking staat. Onder privaatrechtelijke dienstbetrekking moet in dit verband worden verstaan de arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht (artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek). Een arbeidsovereenkomst kenmerkt zich door de verplichting van de werknemer gedurende zekere tijd in een gezagsverhouding tot diens werkgever persoonlijk arbeid te verrichten en de verplichting van de werkgever deze arbeid te belonen.

Verhouding gastouderbureau/gastouder

Blijkens de modelcontracten rust op het gastouderbureau niet de verplichting om de door de gastouder verrichte arbeidsprestaties te belonen, zodat reeds op die grond geen aanspraak kan zijn van een arbeidsovereenkomst gastouderbureau/gastouder. Aan deze conclusie doet niet af dat de feitelijke uitbetaling aan de gastouder in voorkomende gevallen - namens de vraagouder - geschiedt door het gastouderbureau (kassiersfunctie). Ook de hantering van een retributiesysteem op de bovenbeschreven wijze resulteert niet in een (aanvullende) loonbetalingsverplichting van het gastouderbureau.

Verhouding gastouder/vraagouder

Kernpunt bij de fiscale beoordeling van de arbeidsverhouding gastouder/vraagouder is of de gastouder werkzaam is in een gezagsverhouding tot de vraagouder.

Aangenomen moet worden dat de vraagouder aan de met gastouder gesloten overeenkomst de bevoegdheid kan ontlenen om aanwijzingen te geven betreffende de wijze waarop de opvang zal plaatsvinden. Ter beantwoording van de vraag of sprake is van een gezagsverhouding als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek dient te worden beoordeeld of de door de vraagouder verstrekte aanwijzingen en instructies meer inhouden dan een nadere bepaling van de door de gastouder te verrichten prestaties (BNB 1992/78). Blijkens het arrest BNB 1997/273 kunnen, naast de
instructiebevoegdheid van opdrachtgever, ook bijkomende omstandigheden zoals het kader waarbinnen de arbeidsprestaties worden verricht van belang zijn.

Met inachtneming van het bovenstaande kan naar mijn oordeel worden aangenomen dat de gastouder niet werkzaam is in een gezagsverhouding tot de vraagouder. In dat kader acht ik van belang dat de instructies van de zijde van de vraagouder zich blijkens het modelcontract vraagouder/gastouder beperken tot praktische afspraken. Bovendien acht ik in dit verband van belang dat de modelcontracten uitsluitend betrekking hebben op arbeidsprestaties (kinderopvang) die worden verricht in de eigen huiselijke kring (de gezinssituatie) van de opdrachtnemer (de gastouder). De bemoeienis van het gastouderbureau met de arbeidsverhouding (selectie, begeleiding) werpt hier naar mijn oordeel geen ander licht op. Voor zover in dit verband al zou kunnen worden gesproken van een instructiebevoegdheid van het gastouderbureau is deze immers niet gebaseerd op de tussen de vraagouder en de gastouder bestaande rechtsverhouding. Het gastouderbureau handelt in deze vanuit een eigen wettelijke verantwoordelijkheid en kan niet worden aangemerkt als vertegenwoordiger van de vraagouder.


2. Fictieve dienstbetrekking





De arbeidsverhouding van de gastouder kan naar mijn oordeel evenmin worden gerangschikt onder een in de Wet LB 1964 of het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (Ublb 1965) genoemde fictieve dienstbetrekking.

Deze uitzendfictie (artikel 2a Ublb 1965) is naar mijn oordeel niet van toepassing onder meer gezien het feit dat gastouder zich niet ten opzichte van het gastouderbureau verbindt om arbeid te verrichten en dat de gastouder niet in een gezagsverhouding tot de vraagouder of het gastouderbureau werkzaam is. De fictieve dienstbetrekking voor thuiswerkers en gelijkgestelden zijn niet van toepassing omdat sprake is van arbeid die rechtstreeks wordt overeengekomen met personen ten behoeve van hun persoonlijke aangelegenheden (artikelen 2b en 2c juncto artikel 2e, tweede lid, onderdeel b, Ublb 1965).

4. Afwijkende situaties

De VOG adviseert betrokkenen gebruik te maken van de bijgevoegde modelcontracten en feitelijk dienovereenkomstig te handelen. Voor deze gevallen geldt het bovenstaande.

In afwijkende situaties dienen de inspecteurs binnen het kader van wet en jurisprudentie vast te stellen of van een dienstbetrekking sprake is. Dit kan het geval zijn in situaties die buiten het bereik van de modelcontracten vallen (zoals bijvoorbeeld kinderopvang bij vraagouder thuis), in gevallen waarin afwijkende contracten worden gehanteerd of waarin feitelijk in afwijking van de modelcontracten wordt gehandeld.

5. Inkomstenbelastingaspecten

De conclusie dat geen sprake is van een dienstbetrekking werkt uiteraard via artikel 3.81 van de Wet inkomstenbelasting 2001 door naar de inkomstenbelasting. De voordelen die de gastouder geniet, zullen daarom in het algemeen worden aangemerkt als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden in de zin van artikel 3.90 van die wet.


6. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.


7. Vervallen besluit
Het besluit van vervalt per 1 januari 2002.

Bijlage 1g

Modelovereenkomst voor bemiddeling tussen gastouderbureau en vraagouder

Partijen

De stichting .........., gevestigd te .......... (straatadres, postcode, woonplaats), .......... (telefoonnummer) ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door .......... (naam tekenbevoegde persoon),

hierna te noemen "het gastouderbureau" (ook wel: GOB), en

.......... (naam), wonende te .......... (straatadres, postcode, woonplaats), .......... (telefoonnummer), hierna te noemen "de vraagouder" (ook wel: VO)

Overwegende dat

GOB zich in beginsel bereid verklaart VO te bemiddelen;

VO verklaart bekend te zijn met het feit dat GOB slechts bemiddelt indien en voor zover de kinderopvang bij een gastouder plaatsvindt binnen de van overheidswege gestelde (kwaliteits)normen, VO het zogenoemde intakeformulier volledig heeft ingevuld, gedateerd en ondertekend;

Verklaren te zijn overeengekomen als volgt

Artikel 1

Lid 1

GOB zal VO bemiddelen ter zake van de opvang en de verzorging van het kind .......... (naam kind)/de kinderen .......... en .......... (naam kinderen). Opvang en verzorging van het kind/de kinderen van VO zal plaatsvinden bij een gastouder. De bemiddeling houdt in: het in contact brengen van bij GOB geregistreerde vraag- en gastouders, opdat deze met elkaar een overeenkomst kunnen sluiten voor de opvang en de verzorging van het kind/de kinderen. VO kan aan deze overeenkomst bij het niet of niet geheel voldoen aan de bemiddelingswensen van VO, jegens GOB geen aanspraken ontlenen.

Lid 2

Indien en voor zover in de toekomst VO inzake een ander kind/andere kinderen dan de in lid 1 vermelde wenst te laten opvangen door dezelfde gastouder als die de opvang verzorgt inzake de in lid 1 vermelde kinderen, dan is VO verplicht ter zake de bemiddeling van GOB in te roepen.

Artikel 2

VO verklaard zich bekend met het feit dat GOB richtlijnen verstrekt inzake de beloning per uur voor een gastouder, alsmede eventuele vergoeding van onkosten en dergelijke. VO zal, indien er een koppeling tussen VO en een gastouder tot stand wordt gebracht, de gastouder belonen conform de richtlijnen die GOB heeft verstrekt.

Artikel 3

Indien zich na het tot stand komen van een koppeling tussen VO en een gastouder problemen en/of onduidelijkheden voordoen tussen VO en de betreffende gastouder, dan is GOB desgevraagd bereid ter zake te bemiddelen.

Artikel 4

VO erkent dat GOB geen enkele verantwoordelijkheid en/of aansprakelijkheid aanvaardt ten aanzien van hetgeen VO en de gastouder onderling rechtstreeks overeenkomen, zoals bijvoorbeeld - doch niet beperkt tot - op het gebied van de opvang c.q. verzorging van het kind/de kinderen.

Artikel 5

VO garandeert GOB (door middel van inzage in het originele exemplaar van de
Aansprakelijkheidsverzekering particulierenpolis, ook wel: de AVP-polis) dat VO een AVP-verzekering heeft afgesloten. Door ondertekening van deze overeenkomst door GOB verklaart GOB de polis te hebben ingezien.

Artikel 6 (Optioneel: niet opnemen indien geen betaling van VO wordt verlangd)

VO betaalt aan GOB voor de inschrijving bij GOB éénmalig/jaarlijks een bedrag van e .......... exclusief BTW. Bij een geslaagde bemiddeling wordt voorts jaarlijks - voor de bureaukosten van GOB - een bedrag van e .......... exclusief BTW betaalt.

Artikel 7 (Optioneel indien GOB een retributiefunctie vervult, terwijl de gastouder (GO) de urenregistratie bijhoudt)

VO verplicht zich om GOB van de juiste inkomensgegevens te voorzien, opdat GOB kan bepalen of en zo ja, in welke mate VO recht heeft op een bijdrage in de kosten van de kinderopvang. Indien er voor zover VO niet tijdig en/of onjuiste gegevens verstrekt, zal VO geen enkele aanspraak kunnen maken op een bijdrage in de kosten van kinderopvang.

Ten einde GOB in staat te stellen de retributiefunctie jegens VO naar behoren te kunnen vervullen, verplicht VO zich om steeds tijdig de door de gastouder opgestelde urenstaat na beoordeling op juistheid en volledigheid te paraferen.

Het vervullen van de retributiefunctie door het gastouderbureau laat onverlet dat het uitsluitend de vraagouder is die de prijs van de opvang aan de gastouder is verschuldigd.

Alternatief Artikel 7 (Indien het een bedrijfsplaats betreft en GO de urenregistratie bijhoudt)

Ten einde GOB danwel de werkgever van VO in staat te stellen de retributiefunctie jegens VO naar behoren te kunnen vervullen, verplicht VO zich om steeds tijdig de door de gastouder opgestelde urenstaat na beoordeling op juistheid en volledigheid te ondertekenen.

Artikel 8 (Optioneel: dit opnemen indien GOB kassiersfunctie vervult en VO de urenregistratie bijhoudt)

VO zal steeds een urenregistratie bijhouden. VO zal eens per .......... (periode invullen: bijvoorbeeld een maand) een overzicht van de door GO gewerkte uren opstellen. VO zal dit overzicht ondertekenen en vervolgens ter goedkeuring voorleggen aan de GO. Nadat GO het overzicht akkoord heeft bevonden, zal VO het overzicht indienen bij GOB.

Artikel 9

VO kan deze overeenkomst te allen tijde schriftelijk opzeggen.

Alternatief Artikel 9 (Indien verhaal van reeds gemaakte kosten wenselijk wordt geacht)

VO kan deze overeenkomst te allen tijde schriftelijk opzeggen. GOB behoudt zich het recht voor om VO de door GOB reeds gemaakte kosten ter zake van .......... (omschrijven van de gebeurtenis, bijvoorbeeld het - meerdere malen - pogen een koppeling tot stand te brengen) gedurende .......... (omschrijving periode waarin de hiervoor genoemde kosten zijn gemaakt) geheel of gedeeltelijk in rekening te brengen.

Artikel 10

GOB kan deze overeenkomst opzeggen indien GOB van mening is dat verdere bemiddeling ten behoeve van VO achterwege moet blijven, tenzij zwaarwichtige belangen van VO zich hiertegen verzetten. VO zal in laatstgenoemd geval deze belangen - binnen een maand na dagtekening van het schrijven van GOB waarin deze opzegging wordt medegedeeld - schriftelijk kenbaar dienen te maken aan GOB.

GOB kan de bemiddeling van VO bijvoorbeeld beëindigen indien blijkt dat de kinderopvang niet binnen de van overheidswege gestelde kwaliteitseisen plaatsvindt.

Artikel 11 (Optioneel: indien men een boeteclausule wil toepassen)

Indien VO de via GOB tot stand gebrachte koppeling binnen een periode van één jaar na beëindiging van de via GOB tot stand gebrachte koppeling buiten GOB om voortzet met de gastouder, verbeurt VO een direct opeisbare boete ad e.......... (zegge: .......... euro), te betalen aan GOB.

Artikel 12

Elke verandering in persoonlijke omstandigheden van VO die relevant is voor de bemiddeling voor opvang en verzorging, dient zo snel mogelijk doorgegeven te worden aan GOB.

Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt te .......... d.d. ..........

Stichting .................... Vraagouder
---

Bijlage 2

Modelovereenkomst voor bemiddeling tussen gastouderbureau en gastouder

Partijen

De stichting .........., gevestigd te .......... (straatadres, postcode, woonplaats), .......... (telefoonnummer) ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door .......... (naam tekenbevoegde persoon),

hierna te noemen "het gastouderbureau" (ook wel: GOB), en

.......... (naam), wonende te .......... (straatadres, postcode, woonplaats), .......... (telefoonnummer), hierna te noemen "de gastouder" (ook wel: GO)

Overwegende dat

GOB zich in beginsel bereid verklaart GO te bemiddelen;

GO verklaart bekend te zijn met het feit dat GOB slechts bemiddelt indien en voor zover de kinderopvang bij een gastouder plaatsvindt binnen de van overheidswege gestelde (kwaliteits)normen, GO het zogenoemde intakeformulier volledig heeft ingevuld, gedateerd en ondertekend;

Tussen GOB en GO geen arbeidsverhouding zal bestaan doch slechts een zuivere bemiddelingsverhouding;

Verklaren te zijn overeengekomen als volgt

Artikel 1 (NB: de onderdelen a, b altijd opnemen. Onderdeel c mijns inziens ook altijd opnemen. Overige onderdelen naar believen in te vullen; onderdeel d en verder is dus optioneel)

GO verklaart zich bereid om te voldoen aan de voorwaarden die GOB stelt aan een te bemiddelen GO. Deze voorwaarden luiden:


a. de door GO te verrichten opvang zal voldoen aan de van overheidswege gestelde kwaliteitseisen die gelden voor kinderopvang;


b. de woning van GO voldoet aan de eisen ten aanzien van veiligheid en hygiëne zoals vastgesteld in de bijlage van deze overeenkomst;


c. de door GO van de vraagouder (hierna ook wel: VO) te ontvangen beloning voor opvang en verzorging is conform de tarieftabel die GOB ter beschikking heeft gesteld. Deze tabel is als bijlage opgenomen bij deze overeenkomst;


d. GO is bereid desgevraagd deel te nemen aan evaluatiegesprekken;


e. GO zal een bewijs van goed gedrag (dagtekening niet "ouder" dan een jaar geleden) overleggen;


f. GO zal een ondertekende gezondheidsverklaring overleggen conform bijgevoegd model;


g. GO is bereid om voorafgaande aan de feitelijke opvang van kinderen een basistraining
(deskundigheidsbevordering) te volgen.

Artikel 2

GOB zal GO bemiddelen ter zake van de opvang en verzorging van een kind/van kinderen van een VO/VO's. Opvang en verzorging van het kind/de kinderen van VO zal plaatsvinden bij de GO thuis. Het opvang adres is derhalve gelijk aan het hierboven vermelde adres van GO. De bemiddeling houdt in: het met elkaar in contact brengen van bij GOB geregistreerde vraag- en gastouders, opdat deze met elkaar een overeenkomst kunnen sluiten voor de opvang en de verzorging van het kind/de kinderen. GO kan aan deze overeenkomst bij het niet of niet geheel voldoen aan de bemiddelingswensen van GO, jegens GOB geen aanspraken ontlenen.

Artikel 3

GO verklaart adequate verzekeringen te hebben afgesloten in verband met de risico's die zijn verbonden aan de opvang van het kind/de kinderen van de VO/VO's. Ten bewijze daarvan verstrekt GO inzage in de door GO afgesloten AVP-polis. Door ondertekening van deze overeenkomst door GOB verklaart GOB de polis te hebben ingezien.

GOB aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade ontstaan tijdens of verband houdende met de opvang en verzorging van kinderen van VO/VO's.

Optionele toevoeging:

Op vertoon van de jaarlijkse premienota inzake de beroepsmatige AVP-polis zal GOB aan GO de ter zake van deze polis verschuldigde jaarpremie geheel vergoeden.

Artikel 4

Op GOB rust in generlei opzicht de verplichting om "loon" te betalen aan GO. GO erkent dat GO jegens GOB geen enkele aanspraak heeft op betaling voor de door GO jegens VO te verrichten opvangwerkzaamheden. Een eventueel door GOB te vervullen kassiersfunctie en retributiefunctie doet daaraan niet af.

GO erkent dat het risico dat GO niet/niet tijdig/niet volledig betaald krijgen van de door VO verschuldigde beloning wegens door GO verrichte werkzaamheden geheel bij GO zelf berust. GO kan GOB ter zake van dit in gebreke zijn door de VO op geen enkele wijze aanspreken.

Artikel 5

GO erkent dat GOB geen enkele verantwoordelijkheid en/of aansprakelijkheid heeft ten aanzien van hetgeen VO en GO onderling rechtstreeks overeenkomen, zoals bijvoorbeeld - doch niet beperkt tot - op het gebied van de opvang c.q. verzorging van het kind/de kinderen.

GO verklaart voorts geen enkele plicht tot het verrichten van (opvang)werkzaamheden te hebben jegens GOB; GO heeft een dergelijke plicht slechts jegens VO. GOB verklaart zich hiermede akkoord.

Artikel 6 (Optioneel)

GO betaalt aan GOB voor de inschrijving bij GOB jaarlijks een bedrag van e .......... exclusief BTW.

Artikel 7

Lid 1

GOB zal GO indien en voor zover van toepassing periodiek een overzicht toezenden inzake door GOB georganiseerde activiteiten, cursussen en dergelijke. GO verklaart zich bekend met de - naast hetgeen reeds in artikel 1 is vermeld - door GOB georganiseerde activiteiten, cursussen en dergelijke, waaraan desgewenst door de GO op vrijwillige basis kan worden deelgenomen.

(Optioneel) Lid 2

Ten einde GOB in staat te stellen dergelijke activiteiten kosteloos bij te wonen, zal GOB een redelijke vergoeding voor de door GO te maken kosten inzake vervoer en inzake eventuele oppashulp verstrekken.

Artikel 8 (Optioneel: dit opnemen indien GOB kassiersfunctie vervult en GO de urenregistratie bijhoudt)

GO zal steeds een urenregistratie bijhouden. GO zal eens per .......... (periode invullen: bijvoorbeeld een maand) een overzicht van de door GO gewerkte uren opstellen. GO zal dit overzicht ondertekenen en vervolgens ter goedkeuring voorleggen aan de VO. Nadat VO het overzicht akkoord heeft bevonden, zal GO het overzicht indienen bij GOB.

Alternatief artikel 8 (toepassen als VO de urenregistratie bijhoudt)

Het door VO opgestelde en ondertekende urenoverzicht zal door GO na akkoordbevinding daarvan door GO worden ondertekend en worden geretourneerd aan VO.

Artikel 9

GOB is bevoegd GO uit het bestand van de te bemiddelen GO's te verwijderen, indien GOB in redelijkheid kan menen dat door GO niet langer gewerkt wordt binnen de in artikel 1 vermelde voorwaarden die bij het aangaan van de bemiddeling van GO zijn overeengekomen.

Artikel 10

GO kan deze bemiddelingsovereenkomst met GOB opzeggen, nadat alle opvang en verzorging tot stand gekomen ingevolge deze overeenkomst is beëindigd.

Optionele toevoeging hieraan:

Indien GO wil opzeggen vóórdat alle opvang en verzorging tot stand gekomen ingevolge deze overeenkomst is beëindigd, geldt dat GOB zich het recht voorbehoudt om GO de door GOB reeds gemaakte kosten ter zake van ......... (omschrijven van gebeurtenis, bijvoorbeeld het - meerdere malen - pogen een koppeling tot stand te brengen) gedurende ........ (omschrijving periode waarin de hiervoor genoemde kosten zijn gemaakt) geheel of gedeeltelijk in rekening te brengen.

Artikel 11

Elke verandering in persoonlijke omstandigheden van GO die relevant is voor de bemiddeling voor opvang en verzorging, dient zo snel mogelijk doorgegeven te worden aan GOB.

Artikel 12 (Optioneel)

GO verplicht zich gedurende de looptijd van de/een via GOB tot stand gebrachte koppeling (voortvloeiende uit deze bemiddelingsovereenkomst) geen gelijksoortige verplichtingen jegens andere bemiddelende organisaties aan te gaan.

Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt te .......... d.d. ..........

Stichting .................... Gastouder
---

Toelichting op dit model:

In artikel 1 is aangegeven aan welke vereisten een GO moet voldoen ten einde bemiddeld te kunnen worden door GOB. De vereisten zijn in feite alle facultatief. Een GOB kan zelf bepalen welke vereisten worden gesteld aan een GO, zolang steeds maar duidelijk is en blijft dat de eisen louter en alleen gesteld worden in het kader van de vraag of GOB de betreffende aspirant-GO wel of niet zal gaan bemiddelen.

De regeling van artikel 4 beoogt duidelijk aan te geven dat het zogenoemde debiteurenrisico geheel berust bij VO en nimmer berust bij GOB. In de praktijk komt echter voor dat GOB vanwege de kassiersfunctie de beloning aan GO reeds heeft betaald, terwijl VO nog niet heeft betaald aan GOB. In dat geval moet het in gebreke blijven door VO ertoe leiden dat GOB alsnog van GO het ten onrechte betaalde "voorschot" terugvordert van GO.

Bijlage 3

Modelovereenkomst van opdracht

Partijen

.......... (naam), wonende te .......... (straatadres, postcode, woonplaats), .......... (telefoonnummer), hierna te noemen "de vraagouder" (ook wel: VO)

.......... (naam), wonende te .......... (straatadres, postcode, woonplaats), .......... (telefoonnummer), hierna te noemen "de gastouder" (ook wel: GO)

Overwegende dat

VO de opvang en verzorging van het/de hierna te vermelden kind/kinderen gedurende bepaalde tijden wenst over te laten aan GO;

VO en GO nadrukkelijk beogen geen arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek aan te gaan; mitsdien verbinden GO en VO zich om zich in overeenstemming met het karakter van deze overeenkomst jegens elkaar te gedragen;

VO en GO door bemiddeling van de stichting ............... (naam gastouderbureau), gevestigd ............... (straatadres, postcode, woonplaats), telefoonnummer ............ (hierna ook wel genoemd: GOB) aan elkaar zijn gekoppeld;

Verklaren te zijn overeengekomen als volgt

Artikel 1 (Omschrijving opdracht)

In het kader van deze overeenkomst zal GO de opvang en verzorging van het/de navolgende kind/kinderen op zich nemen:

Voornaam :

---

Naam :

---

Geboortedatum :

---

Voornaam :

---

Naam :

---

Geboortedatum :

---

Voornaam :

---

Naam :

---

Geboortedatum :

---

De praktische punten bij de opvang en verzorging, zoals bijvoorbeeld tijdstippen van voeding, verschoning en slaapschema's, zullen GO en VO in onderling overleg bepalen.

Artikel 2 (Opvangtijden)

De dagen en de tijden waarop opvang en verzorging zal plaatsvinden, luiden:

Naam kind ..........................

Maandag

Dinsdag

Woensdag

Donderdag

Vrijdag

Zaterdag

Zondag

Veranderingen in de gewenste of mogelijke tijden van opvang en verzorging dienen ten minste 1 (zegge: één) maand van tevoren schriftelijke te worden meegedeeld aan elkaar. In onderling overleg kunnen partijen deze termijn bekorten en/of andere afspraken maken omtrent bijvoorbeeld flexibele opvang op verschillende tijden.

Indien VO niet uiterlijk .... uur (zegge: .... uur) van te voren afmeldt, blijft bij VO de verplichting bestaan het honorarium voor de afgesproken tijden/dagen door te betalen.

In onderling overleg kunnen GO en VO afwijken van het bovenstaande.

Optioneel:

De opvang en verzorging zal per kind echter minimaal .... (zegge: ....) uur per week bedragen.

Artikel 3 (Vakanties)

GO en VO verbinden zich om van voorgenomen vakanties en vrije dagen (waaronder begrepen algemeen erkende feestdagen), waarop opvang en verzorging niet geboden kan worden respectievelijk niet gewenst is, zo vroeg mogelijk doch tenminste 2 (zegge: twee) maanden van tevoren schriftelijk melding te maken. Voor zover een en ander thans reeds bekend is, gebeurt dit in een bijlage bij deze overeenkomst.

Artikel 4 (Ziekte GO)

Bij ziekte van GO stelt GO VO hiervan uiterlijk vóór .... uur van de dag waarop de opvang gewenst wordt, in kennis ten einde VO in staat te stellen vervangende opvang en verzorging te regelen.

Artikel 5 (ziekte op te vangen kind/kinderen)

Bij ziekte van het/de op te vangen kind/kinderen stelt VO GO daarvan uiterlijk vóór .... uur van de dag waarop de opvang gewenst wordt, in kennis.

Artikel 6 (Honorarium)

Voor de door GO ingevolge deze overeenkomst te verrichten opvang en verzorging van 1 (zegge één) kind van VO is VO een beloning verschuldigd aan GO. De beloning bedraagt per uur e.....

Indien GO meerdere kinderen van dezelfde VO opvangt en verzorgt, is VO voor de opvang van alle kinderen gezamenlijk verschuldigd:

bij 2 (zegge: twee) kinderen: e.... per uur;

bij 3 (zegge: drie) kinderen: e.... per uur;

bij 4 (zegge: vier) kinderen: e.... per uur.

Voor de dagen c.q. uren zoals overeengekomen conform artikel 2 ter zake waarvan VO niet of niet tijdig aan GO schriftelijk kenbaar heeft gemaakt dat geen opvang en verzorging nodig is, heeft GO onverminderd recht op beloning wegens beschikbaarheid. Hetzelfde geldt niet of niet tijdige melding inzake vakanties (artikel 3) en/of ziekte van op te vangen kind/kinderen (artikel 5).

Gedurende ziekte, vakanties en absentie anderszins van GO bestaat voor GO geen enkel recht op doorbetaling van de overeengekomen beloning.

Artikel 7 (Onkosten) Optioneel

In verband met de door GO te maken onkosten, zoals bijvoorbeeld voeding en luiers, zal VO naast het honorarium ex artikel 6 tevens een onkostenvergoeding aan GO verschuldigd zijn:

variant a: op declaratiebasis;

variant b: van een bedrag ad e ..... per ......

Artikel 8 (Maandstaat)

Variant a: GO administreert

GO zal de uren waarop opvang en verzorging ten behoeve van VO plaatsvindt, noteren op een maandstaat. GO zal de door GO zelf ondertekende maandstaat na afloop van de betreffende maand ter goedkeuring en ondertekening aanbieden aan VO. De maandstaat zal conform het bij deze overeenkomst aangehechte model zijn.

Variant b: VO administreert

VO zal de uren waarop opvang en verzorging ten behoeve van VO plaatsvindt, noteren op een maandstaat. VO zal de door VO zelf ondertekende maandstaat na afloop van de betreffende maand ter goedkeuring en ondertekening aanbieden aan GO. De maandstaat zal conform het bij deze overeenkomst aangehechte model zijn.

Artikel 9 (Betaling)

VO zal GO rechtstreeks betalen, uiterlijk per datum einde van de maand, volgend op de maand ter zake waarvan de maandstaat is opgesteld. GO zal VO daartoe aangeven op welke (post)bankrekening de beloning kan worden overgemaakt.

Artikel 9 (Betaling) Alternatief bij
kassiers/retributiefunctie

De door VO verschuldigde beloning zal uiterlijk per datum einde van de maand, volgend op de maand ter zake waarvan de maandstaat is opgesteld, via GOB worden uitbetaald aan GO.

Artikel 10 (Looptijd)

Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd met een opzegtermijn van .... maanden (zegge: .... maanden). Gedurende de eerste 2 (zegge: twee) maanden van de looptijd kan de opzegging zonder dat enige opzegtermijn in acht wordt genomen. In onderling overleg kunnen VO en GO hiervan afwijken.

Artikel 11 (Meningsverschillen)

In geval van meningsverschillen, waarvan reeds sprake is indien één der partijen redelijkerwijs zich op het standpunt kan stellen dat er een verschil van mening is, zullen partijen in onderling overleg treden ten einde het meningsverschil op te lossen. Daarbij geldt dat VO en GO op voet van gelijkheid zullen staan. Indien ondanks dit overleg het verschil van mening blijft bestaan, zullen partijen de hulp van GOB inroepen.

Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt te .......... d.d. ..........

Gastouder .................. Vraagouder
---

Bijlage 4

Modelovereenkomst voor bemiddeling inzake bedrijfsgerichte gastouderopvang tussen een gastouderbureau en een werkgever

De ondergetekenden:


1. Stichting Gastouderbureau, gevestigd te .........., ten deze vertegenwoordigd door .........., functie .......... hierna te noemen de stichting;

en


2. .................... gevestigd te .........., ten deze vertegenwoordigd door .........., functie .......... hierna te noemen de werkgever;

in aanmerking nemende:


- dat de stichting tot doel heeft, met inachtneming van de door de overheid gestelde regels voor kwaliteit en beheer te bemiddelen in gastouderopvang gericht op kinderen van 0 tot 13 jaar oud;


- dat de werkgever ten deze zijn werknemers vertegenwoordigt die kinderopvang zoeken bij gastouders en aldus als vraagouders zijn aan te merken;


- dat de stichting voor de werkgever tegen betaling bemiddelt, welke bemiddeling kan resulteren in een koppeling;


- dat de stichting niet kan garanderen dat zijn bemiddeling altijd resulteert in een koppeling;

zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1 (Begripsbepaling)

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

Gastouderbureau

Een organisatie die de bemiddeling van gastouderopvang tussen gastouders en vraagouders regelt.

Vraagouder

Ouder(s)/verzorger(s) die voor hun kinderen opvang door gastouders zoeken.

Gastouder

Diegene die via de stichting één of meerdere kinderen in de leeftijd van 0 tot 13 jaar opvangt in het eigen huis. Ingeval de opvang kinderen jonger dan 4 jaar oud betreft, wordt bij de bemiddeling maximaal uitgegaan van 4 kinderen, inclusief de eigen kinderen van de gastouder in deze leeftijdscategorie.

Bemiddeling

Het bemiddelen tussen de vraag naar en het aanbod van kinderopvang door respectievelijk vraagouders en de door de stichting geselecteerde gastouders, inclusief alle met de bemiddeling samenhangende activiteiten van de stichting.

Bemiddelingsovereenkomst

Overeenkomst waarin de afspraken tussen enerzijds de stichting en anderzijds een gastouder of een vraagouder (de laatste al dan niet vertegenwoordigd door zijn of haar werkgever) over de bemiddeling zijn vastgelegd.

Opvanguren

De uren waarop door gastouders opvang wordt geboden aan kinderen in de leeftijd van 0 tot 13 jaar.

Werknemers

Ouders, voogden en/of verzorgers in loondienst werkzaam bij de werkgever, die voor hun kinderen opvang door gastouders zoeken.

Koppeling

De combinatie van een vraagouder en een gastouder, die met elkaar een overeenkomst van opdracht hebben gesloten, waarin de omvang en de aard van de door de gastouder te bieden opvang is vastgelegd.

Artikel 2 (Inspanningsverplichting)

De stichting verplicht zich voor de duur van de bemiddelingsovereenkomst al het mogelijke te doen om een koppeling tot stand te brengen. Koppeling geschiedt volgens de regels van de stichting. Alle aan de koppeling voorafgaande en daaruit voortvloeiende activiteiten zal de stichting bewerkstelligen op basis van de afspraken neergelegd in deze
bemiddelingsovereenkomst.

Artikel 3 (Kwaliteit)

De stichting bevordert met inachtneming van de door de overheid gestelde kwaliteitseisen door bemiddeling en het verstrekken van informatie de kwaliteit en de continuïteit van de gastouderopvang. De opvang en verzorging van het kind door de gastouder geschiedt geheel voor rekening en risico van de vraagouder.

Artikel 4 (Prijs gastouderopvang)

Het bedrag bestaat uit twee componenten:


1. Bemiddelingskosten


Een basisbedrag van e....... (zegge: ......euro.), exclusief BTW, bestaande uit de kosten voor bemiddeling.

Daarnaast is de werkgever de stichting in het kalenderjaar waarin deze overeenkomst wordt gesloten nog een entreegeld verschuldigd van e....... (zegge: ......euro.), exclusief BTW.

Indien de opvang van een kind binnen het contractjaar om welke reden dan ook wordt beëindigd, met uitzondering van beëindiging als gevolg van overmacht aan de zijde van de gastouder, zal de stichting maximaal tweemaal (2 x) opnieuw bemiddelen voor het betreffende kind zonder daarvoor extra bemiddelingskosten in rekening te brengen.


2. Opvangkosten


Een bedrag, afhankelijk van het in de overeenkomst van opdracht tussen vraag- en gastouder overeengekomen aantal opvanguren, bestaande uit de kosten voor opvang. Dit bedrag is de vraagouder aan de gastouder verschuldigd en wordt in de regel door de vraagouder rechtstreeks aan de gastouder voldaan. Indien vraag- en gastouder dit wensen kan de vergoeding door tussenkomst van de stichting als kassier plaatsvinden.

Artikel 5 (Wijze van betaling)

De werkgever betaalt in het kalenderjaar waarin deze overeenkomst wordt gesloten, de ingevolge artikel 4.1 verschuldigde bedragen rechtstreeks aan de stichting. Indien de bemiddeling begint voor de vijftiende van de maand, dan wordt de betaling voor het basisbedrag berekend vanaf de eerste van de maand. Begint de bemiddeling op of na de vijftiende van de maand, dan wordt voor de eerste maand van de bemiddeling 50% van het basisbedrag berekend.

De betaling geschiedt in vier gelijke termijnen van
e.... (zegge: ....euro), exclusief BTW, op een door de stichting aan te geven wijze.

Artikel 6 (Aanpassing prijs bemiddeling)

Het basisbedrag dat de werkgever de stichting voor bemiddeling verschuldigd is, zal jaarlijks voor het prijsgevoelige deel van de kosten worden herzien naar rato van de wijziging van het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie, reeks werknemersgezinnen, zoals dat door het Centraal Bureau voor de Statistiek zal worden vastgesteld voor het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van herziening.

Daarenboven zal het loongevoelige deel van de kosten aangepast worden aan de kostenstijging die volgt uit de wijziging van de CAO-Welzijnswerk, welke op het personeel in dienst van en werkzaam op het bureau van de stichting van toepassing is. Het aldus herziene bedrag wordt minimaal twee maanden voor de datum waarop het verschuldigd zal zijn schriftelijk aan de werkgever medegedeeld.

Artikel 7 (Niet benutte bemiddeling)

Indien de werkgever de met de stichting overeengekomen bemiddeling niet daadwerkelijk benut, is desondanks het volledige overeengekomen basisbedrag verschuldigd.

Artikel 8 (Looptijd)

De overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, ingaande op .......

Vanaf .... maanden na de ingangsdatum van de overeenkomst, hebben beide partijen het recht de overeenkomst door opzegging te beëindigen met een opzegtermijn van een maand.

De looptijd van de eerste periode is dus minimaal .... maanden. Opzegging dient schriftelijk te geschieden. De termijn van opzegging gaat in vanaf de eerste van de maand opvolgend aan de maand waarin is opgezegd.

Artikel 9 (Wanprestatie)

Indien één van beide partijen, ondanks schriftelijk ingebrekestelling, niet aan zijn verplichtingen ingevolge deze overeenkomst voldoet, is de andere partij gerechtigd de overeenkomst zonder dat daartoe een rechterlijke tussenkomst is vereist, met ingang van de in de ingebrekestelling genoemde datum te beëindigen of te ontbinden, onverminderd zijn recht op nakoming en/of schadevergoeding te vorderen. Bij niet of niet tijdige betaling is het bedrijf de wettelijke rente verschuldigd, als bedoeld in artikel 119 jo 120, boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, vanaf de zestiende dag van de maand waarin de betaling had moeten zijn ontvangen. Zowel de gerechtelijke als de buitengerechtelijke incassokosten zijn geheel voor rekening van de werkgever.

Artikel 10 (Administratiekosten)

Indien de werkgever de bemiddelingsprocedure wil beëindigen in de periode na de datum waarop het bevestigingsformulier bij de stichting is geretourneerd, echter slechts in het geval de stichting nog geen koppeling tot stand heeft gebracht, dan zal door de stichting e.... (zegge: .... euro), exclusief BTW, administratiekosten bij de werkgever in rekening worden gebracht.

Aldus overeengekomen te ..........................

Stichting Gastouderbureau De werkgever


---

---


---

---

functie .............................. functie
---

Toepassing van de wet op de omzetbelasting 1968 ten aanzien van advocaten, enz.

Belastingdienst/Centrum voor proces en productontwikkeling, domein verbruiksbelastingen

Besluit van 14 november 2001, nr. CPP2001/2152M

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Dit besluit is een herziene versie van het besluit van 19 juni 1970, nr. B69/11758. Het besluit is herzien in verband met de vervanging van de gulden door de euro per 1 januari 2002. De eerste alinea en de passages die handelen over kosteloos procederen hebben hun belang verloren en zijn uit het besluit verwijderd. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het in het besluit opgenomen voorbeeld te actualiseren.

Wanneer in een gerechtelijke procedure één der partijen (A) wordt veroordeeld tot betaling van een bepaald bedrag aan de wederpartij (B) als tegemoetkoming in de door B in verband met de procedure gemaakte directe kosten, pleegt dat bedrag door de advocaat van B namens zijn cliënt te worden geïnd. Vervolgens verrekent die advocaat het geïnde bedrag (de z.g. geliquideerde kosten) met het door hem aan zijn cliënt (B) gedeclareerde totale honorarium. Uiteraard is de advocaat over het volledige honorarium omzetbelasting verschuldigd. Ik kan mij ermee verenigen dat in dergelijke gevallen het bedrag van de geliquideerde kosten zelf buiten de heffing van omzetbelasting wordt gelaten.

Ter verduidelijking kan het volgende voorbeeld dienen:

Declaratie advocaat Declaratie advocaat van partij A van partij B


---

Honorarium 1.000 Honorarium 1.000

BTW 19% 190 BTW 19% 190


1.190 1.190

Griffierechten 100 Griffierechten 100 etc. etc.


1.290

Geliquideerde 250 Geliquideerde 250 kosten kosten

te ontvangen 1.540 nog te 1.040 ontvangen

De hiervoor aangegeven lijn kan eveneens toepassing vinden met betrekking tot gerechtsdeurwaarders en andere gemachtigden, voor zover zij in bepaalde zaken op dezelfde voet optreden als advocaten.

Volledigheidshalve merk ik nog op dat
deurwaarderskosten en griffierechten die een advocaat voldoet voor zijn cliënt als doorlopende posten worden beschouwd die niet tot de vergoeding van de advocaat behoren.

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari
2002.


Vervallen besluit

Het besluit van 19 juni 1970, nr. B69/11758 vervalt per
1 januari 2002.






Eenmalige financiële compensatieregelingen voor militairen

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen

Besluit van 19 november 2001, nr. CPP2001/2137M

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Dit besluit is een herziene versie van het besluit van
7 maart2001, nr. CPP2001/416M. Het besluit is herzien in verband met de omzetting van guldensbedragen in eurobedragen per 1 januari 2002. De passage over de Uitkeringswet KNIL-dienstplichttijd (Stb. 1994, 50) is verwijderd omdat deze regeling zijn belang heeft verloren. Voor het overige bevat dit besluit inhoudelijk geen wijzigingen.

In de Uitkeringswet financiële compensatie langdurige militaire dienst (Stb. 1992, 367) is een regeling getroffen voor bepaalde groepen militairen die ten minste vijf jaar onder de wapenen zijn geweest. Op grond van deze wet kan de Minister van Defensie een eenmalige netto-uitkering verlenen tot een bedrag van ten hoogste ¤ 3.403,35.

In de Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen (Stb. 1997, 728) is een regeling opgenomen inzake een tegemoetkoming in de vorm van een eenmalige uitkering door het Rijk aan militairen die meer dan twee doch minder dan vijf jaar als dienst- of reserveplichtige, als oorlogsvrijwilliger dan wel als schutterplichtige bij de krijgsmacht van het Koninkrijk hetzij tijdens de Tweede Wereldoorlog, dan wel in het voormalig Nederlands-Indië, in Korea of in het voormalig Nederlands Nieuw-Guinea in werkelijke dienst zijn geweest. Op grond van deze wet kan een eenmalige netto-uitkering worden verleend tot een bedrag van ten hoogste ¤ 454,78.

De over de bovenstaande netto-uitkeringen verschuldigde bedragen aan inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen komen in de vorm van een lumpsumheffing voor rekening van het Rijk.

In de Uitkeringswet KNIL beroepsmilitairen (Stb. 1998,
182) is een regeling opgenomen inzake een eenmalige financiële compensatie voor beroepsmilitairen die ten minste vijf maar minder dan vijftien jaren bij het voormalige KNIL in werkelijke dienst zijn geweest. Op grond van deze wet kan de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen een eenmalige netto-uitkering verlenen tot een bedrag van ten hoogste ¤ 3.403,35. De over deze netto-uitkering verschuldigde bedragen aan inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen komen voor rekening van de Stichting.

In verband met het vorenstaande dient een op grond van de hiervoor genoemde regelingen ontvangen uitkering buiten het belastbare inkomen uit werk en woning te worden gelaten en komen geen inhoudingen voor verrekening in aanmerking.

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari
2002.


Vervallen besluit

Het besluit van 7 maart 2001 nr. CPP2001/416M vervalt per 1 januari 2002.

Buitengewone uitgaven (arbeidsongeschiktheidsaftrek) en belastingvrije toeslag van buitengewoon gepensioneerden. Buitengewone uitgaven van militaire oorlogsslachtoffers

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen

Besluit van 19 november 2001, nr. CPP2001/2143M

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Dit besluit is een herziene versie van het besluit van
14 december 2000 nr. CPP2000/2719M.

Het besluit is herzien in verband met de omzetting van guldensbedragen in eurobedragen per 1 januari 2002 en bevat geen inhoudelijke wijzigingen.


1. Inleiding


Oud deelnemers aan het verzet, oud deelnemers aan het Indisch verzet, zeelieden-oorlogsslachtoffers en militaire oorlogsslachtoffers hebben op grond van onderscheidenlijk de Wet buitengewoon pensioen
1940-1945, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet buitengewoon pensioen
zeelieden-oorlogsslachtoffers en de Algemene Militaire Pensioenwet recht op een buitengewoon pensioen c.q. op een militair pensioen waarvan de hoogte wordt bepaald door de graad van de invaliditeit. In geval van ernstige of zeer ernstige verminking dan wel bij blijvende algehele of nagenoeg algehele invaliditeit is een vermeerdering van het pensioen mogelijk van 20% of
40%.



2. Belastingvrije uitkeringen

Alle oud deelnemers aan het (Indisch) verzet en zeelieden-oorlogsslachtoffers die een vermeerderd pensioen genieten, zijn in het genot gesteld van een toeslag voor medisch-sociale kosten ten bedragen van ¤ 1.361 per jaar. Gelet op de bijzondere positie waarin deze buitengewoon gepensioneerden verkeren en mede in aanmerking genomen de omstandigheid dat deze gepensioneerden door hun hoge graad van lichamelijke of psychische invaliditeit dan wel door ziekte doorgaans extra kosten moeten maken, keur ik voor zoveel nodig goed dat vorenbedoelde toeslag voor de heffing van de loonbelasting en de inkomstenbelasting geheel wordt beschouwd als een belastingvrije uitkering als is bedoeld bij artikel 11, eerste lid, onderdeel l, van de Wet op de loonbelasting 1964.

Dit houdt in dat voorzover door de toeslag uitgaven ter zake van ziekte en invaliditeit (in de zin van artikel 6.16 en volgende van de Wet IB 2001) worden vergoed, deze uitgaven niet meer als op de betrokkenen drukkende uitgaven kunnen worden aangemerkt.

Ik merk hierbij nog op dat de toeslag niet strekt tot vergoeding van uitgaven die betrekking hebben op anderen dan de buitengewoon gepensioneerde zelf en evenmin tot vergoeding van premies voor ziektekostenverzekering of ziekenfonds. Met deze uitgaven behoeft de toeslag derhalve niet te worden gesaldeerd.


3. Vergoeding van uitgaven

Mij is voorts gebleken dat aan militaire oorlogsslachtoffers die een vermeerderd pensioen genieten de uit hun invaliditeit voortvloeiende uitgaven ter zake van ziekte en invaliditeit (in de zin van artikel 6.16 en volgende van de Wet IB 2001) in de praktijk vrijwel geheel worden vergoed.


4. Beoordeling buitengewone uitgaven
De buitengewone uitgaven van oud deelnemers aan het (Indisch) verzet, zeelieden-oorlogsslachtoffers en militaire oorlogsslachtoffers die een vermeerderd pensioen genieten dienen volgens de normale regelen te worden beoordeeld.

De inspecteurs dienen evenwel een soepel standpunt in te nemen ten aanzien van de vraag of bepaalde uitgaven hun oorzaak vinden in de lichamelijke dan wel psychische invaliditeit of ziekte van deze belastingplichtigen.


5. Arbeidsongeschiktheidsaftrek
Voor de heffing van de loonbelasting en de inkomstenbelasting kunnen bij oud deelnemers aan het (Indisch) verzet en zeelieden-oorlogsslachtoffers die een vermeerderd pensioen genieten de uitgaven ter zake van arbeidsongeschiktheid in aanmerking worden genomen overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.20 van de Wet IB 2001, zonder dat van hen een nader bewijs wordt verlangd met betrekking tot de vraag of zij voldoen aan de eisen welke omtrent de mate van
arbeidsongeschiktheid in dit wetsartikel zijn gesteld.

Ik heb geen aanleiding gevonden de in dit lid neergelegde goedkeuring in zijn algemeenheid ook van toepassing te verklaren ten aanzien van militaire oorlogsslachtoffers met een vermeerderd pensioen.


6. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.


7. Vervallen besluit

Het besluit van 14 december 2000, nr. CPP2000/2719M vervalt per 1 januari 2002.