De Staatssecretaris heeft een aantal besluiten herzien. Dit in verband met het invoeren van de euro.
Het betreft:
Aansprakelijkheid verzekeraars.
Besluit van 13 november 2001, nr. CPP2001/2138M
(vervangt Besluit van 3 mei 2001, nr. CPP2001/1392M).
Het bevat geen inhoudelijke wijzigingen;
Kinderopvang door gastouders.
Besluit van 14 november 2001, nr. CPP2001/2131M
(vervangt Besluit van 20 december 2000, nr.
CPP20000/3171M).
Het bevat geen inhoudelijke wijzigingen.
Toepassing van de wet op de omzetbelasting 1968 ten
aanzien van advocaten, enz.
Besluit van 14 november 2001, nr. CPP2001/2152M
(vervangt Besluit van 19 juni 1970, nr. B69/11758)
De eerste alinea en de passages die handelen over
kosteloos procederen zijn verwijderd. Het voorbeeld is
geactualiseerd.
Eenmalige financiële compensatieregelingen voor
militairen.
Besluit van 19 november 2001, nr. CPP2001/2137M
(vervangt Besluit van 7 maart 2001, nr. CPP2001/416M)
Tevens is de passage over de Uitkeringswet
KNIL-dienstplichttijd verwijderd, omdat deze regeling
zijn belang heeft verloren;
Buitengewone uitgaven (arbeidsongeschiktheidsaftrek) en
belastingvrije toeslag van buitengewoon
gepensioneerden. Buitengewone uitgaven van militaire
oorlogsslachtoffers.
Besluit van 19 november 2001, nr. CPP2001/2143M
(vervangt Besluit van 14 december 2000, nr.
CPP2000/2719M)
Het bevat geen inhoudelijke wijzigingen.
Aansprakelijkheid verzekeraars
Belastingdienst/Centrum voor proces- en
productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en
vermogen
Besluit van 13 november 2001, nr. CPP2001/2138M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
Dit besluit is een herziene versie van het besluit 30
mei 2001, nr. CPP2001/1392M. Het besluit is herzien in
verband met de vervanging van de gulden door de euro
per 1 januari 2002 en bevat geen inhoudelijke
wijzigingen.
1. Inleiding
a. Negatieve uitgaven voor een inkomensvoorziening
Ingevolge de artikelen 3.133, 3.135 en 3.136 van de Wet
IB 2001 kunnen negatieve uitgaven voor
inkomensvoorzieningen in aanmerking worden genomen. Het
gaat hierbij om:
- bepaalde handelingen met betrekking tot lijfrenten of
periodieke uitkeringen als bedoeld in artikel 3.124
waarvoor premies in aftrek op het inkomen zijn
gebracht;
- bepaalde handelingen met betrekking tot (verplichte)
beroepspensioenregelingen als bedoeld in artikel 1.7,
tweede lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001;
- emigratie van een verzekeringnemer van, dan wel de
gerechtigde tot, een hiervoor genoemde lijfrente,
periodieke uitkering of beroepspensioenregeling.
Gedacht kan worden aan handelingen zoals afkoop, vervreemding, bepaalde wijzigingen van de aanspraak, de aanspraak wordt voorwerp van zekerheid (bij voorbeeld vestiging pandrecht) en de overgang van een lijfrenteverplichting naar een buitenlandse verzekeraar. Opgemerkt dient te worden dat bij emigratie niet (meer) geldt dat pas negatieve uitgaven in aanmerking worden genomen indien de in aftrek gebrachte premies ¤ 45.378 of meer hebben bedragen.
b. Arbeidspensioen: de aanspraak wordt tot het loon
gerekend
Ingevolge de artikelen 3.83 en 7.2 van de Wet IB 2001
en artikel 19b, eerste en tweede lid, eerste volzin,
van de Wet op de Loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB)
kan een aanspraak ingevolge een pensioenregeling tot
het loon worden gerekend. Gedacht kan worden aan de
situatie waarbij de werknemer of gewezen werknemer, of
na zijn overlijden een gerechtigde, emigreert. Ook kan
worden gedacht aan de situatie waarbij waardeoverdracht
plaatsvindt van het pensioenkapitaal aan een zogenoemde
niet erkende buitenlandse verzekeraar, bij voorbeeld in
verband met een aanvaarding van een dienstbetrekking in
het buitenland terwijl de desbetreffende werknemer
(nog) niet emigreert. Tevens kan worden gedacht aan
handelingen als afkoop en vervreemding van de
aanspraak.
c. Kapitaalverzekering eigen woning; emigratie
Ingevolge artikel 3.116, vierde lid van de Wet IB 2001
wordt, indien de verzekeringnemer dan wel
onherroepelijk begunstigde emigreert, de
kapitaalverzekering geacht op het onmiddellijk daaraan
voorafgaand moment tot uitkering te zijn gekomen.
Daarbij wordt de uitkering gesteld op de waarde in het
economisch verkeer van de verzekering. Op deze fictieve
uitkering kan de vrijstelling van artikel 3.118 van de
Wet IB 2001 van toepassing zijn; voor zover echter een
positief inkomensbestanddeel in aanmerking dient te
worden genomen, zal dit leiden tot een conserverende
aanslag.
2. Aansprakelijkheid verzekeraars
a. Aansprakelijkheid verzekeraar ter zake van belasting
en revisierente verschuldigd als gevolg van negatieve
uitgaven
Ingevolge artikel 44a van de Invorderingswet is de
verzekeraar van aanspraken als bedoeld in de artikelen
3.124 (lijfrenten en periodieke uitkeringen) en 1.7,
tweede lid, onder b (verplichte beroepspensioenen), van
de Wet IB 2001 aansprakelijk voor de op grond van de
artikelen 3.133, 3.135 dan wel 3.136 van de Wet IB 2001
verschuldigde belasting alsmede voor de ingevolge
artikel 30i van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
in verband daarmede verschuldigde revisierente.
Daarnaast kan de aansprakelijkheid zich uitstrekken tot
de verschuldigde heffings- en invorderingsrente.
b. Aansprakelijkheid verzekeraar van een
arbeidspensioen als bedoeld in artikel 19b, eerste en
tweede lid, eerste volzin, van de Wet LB of artikel
3.83, eerste en tweede lid, dan wel artikel 7.2 van de
Wet IB 2001
Ingevolge artikel 44b van de Invorderingswet is de
verzekeraar van een pensioenaanspraak die tot het loon
wordt gerekend met toepassing van artikel 19b, eerste
of tweede lid, eerste volzin van de Wet LB, of artikel
3.83, eerste of tweede lid, dan wel artikel 7.2,
achtste lid, van de Wet IB 2001, aansprakelijk voor de
ter zake door de gerechtigde verschuldigde belasting,
alsmede voor de revisierente. Daarnaast kan de
aansprakelijkheid zich uitstrekken tot de verschuldigde
heffings- en invorderingsrente.
c. Aansprakelijkheid verzekeraar ter zake van belasting
en heffingsrente verschuldigd bij een
kapitaalverzekering eigen woning als gevolg van
emigratie
Ingevolge artikel 44c van de Invorderingswet is de
verzekeraar van een kapitaalverzekering eigen woning
als bedoeld in artikel 3.116 van de Wet IB 2001, die
geacht wordt tot uitkering te zijn gekomen als gevolg
van emigratie van de verzekeringnemer (dan wel de
onherroepelijk begunstigde), aansprakelijk voor de ter
zake verschuldigde belasting. Daarnaast kan de
aansprakelijkheid zich uitstrekken tot de verschuldigde
heffings- en invorderingsrente.
3. Mededeling aansprakelijkheid
De verzekeraar die op grond van de artikelen 44a, 44b
en 44c van de Invorderingswet 1990 aansprakelijk is,
dient daarvan in kennis te worden gesteld. De
competente inspecteur stelt de verzekeraar zo snel
mogelijk nadat zijn aansprakelijkheid is ontstaan in
kennis van de aansprakelijkheid. Daarbij vermeldt de
inspecteur het maximale bedrag waarvoor de verzekeraar
aansprakelijk is. De aansprakelijkheid is nooit hoger
dan de waarde van de aanspraak in het economisch
verkeer.
Met de competente inspecteur wordt hier de inspecteur
bedoeld die bevoegd is ten aanzien van de
belastingplichtige bij wie de toepassing van artikel
3.133, 3.135, 3.136, 3.83, eerste of tweede lid, 7.2,
achtste lid, 3.116, vierde lid van de Wet IB 2001, of
artikel 19b, eerste of tweede lid, eerste volzin, van
de Wet LB heeft plaatsgevonden.
In het geval er jaarlijks een (aangepaste)
conserverende aanslag aan de belastingplichtige moet
worden opgelegd, zoals bijvoorbeeld bij een overgang
van een lijfrenteverplichting aan een niet in Nederland
gevestigde verzekeraar (artikel 3.133 Wet IB 2001), dan
wordt de verzekeraar van de wijziging van de
aansprakelijkheid op de hoogte gesteld.
De competente inspecteur maakt voor de kennisgeving
gebruik van de bij dit besluit opgenomen modelbrieven.
Hij bewaart een afschrift van de kennisgeving en de
eventuele wijzigingen daarop in het entiteitendossier
van de belastingplichtige.
4. Uitvoering aansprakelijkstelling
De ontvanger zal zich in beginsel eerst verhalen op
vermogensbestanddelen van de belastingschuldige voordat
hij overgaat tot uitwinning ten laste van de
verzekeraar. Pas nadat de belastingschuldige in gebreke
is - hetgeen het geval is wanneer de belastingschuld
niet voldaan is binnen de voor de aanslag geldende
betalingstermijn of, bij toepassing van artikel 10 van
de Invorderingswet, terstond - vindt
aansprakelijkstelling plaats.
5. Verzoek tot vrijwaring
Het komt regelmatig voor dat verzekeraars een verzoek
tot vrijwaring aan de Belastingdienst richten.
Pas nadat de ter zake van de afkoop door
belastingplichtige verschuldigde belasting - inclusief
revisierente - is voldaan en de desbetreffende aanslag
onherroepelijk vaststaat, kan vrijwaring worden
verleend aan de desbetreffende
verzekeringsmaatschappij.
6. Vragen en antwoorden
a. Aansprakelijkheid verzekeraars in alle gevallen?
Doelmatigheidsgrens
Vraag
Indien een verzekeringsnemer zijn lijfrente afkoopt,
worden bij hem op grond van artikel 3.133 van de Wet IB
2001 negatieve uitgaven voor een inkomensvoorziening in
aanmerking genomen. Bovendien wordt revisierente in
rekening gebracht op grond van artikel 30i AWR en is de
verzekeraar op grond van artikel 44a van de
Invorderingswet aansprakelijk voor het bedrag van de
belasting die is verschuldigd ter zake de afkoop
alsmede voor het bedrag aan verschuldigde revisierente.
Geldt de aansprakelijkheid van de verzekeraar ongeacht
de hoogte van het bedrag aan verschuldigde belasting?
Antwoord
Uit doelmatigheidsoverwegingen is in hoofdstuk VI,
artikel 49, paragraaf 2.3, van de Leidraad Invordering
1990 (ingevoerd bij Besluit van 27 juni 1995,
AFZ95/2456M, gewijzigd bij Ministeriële regeling van 22
december 2000, nr. RTB 2000/3316M, Stcrt. 2000, 251)
opgenomen dat de verzekeraar, behoudens bijzondere
omstandigheden, niet aansprakelijk zal worden gesteld
als de door de afkoop opgeroepen belastingschuld een
bedrag van ¤ 1.134 niet overtreft. Van een bijzondere
omstandigheid is sprake als de afkoop plaatsvindt op
instigatie van de verzekeringsmaatschappij.
b. Doelmatigheidsgrens; voor belasting en revisierente?
Vraag
Zie vraag a. Hoe moet de passage "indien de
belastingschuld ter zake van de afkoop ¤ 1.134 of
minder bedraagt" uit hoofdstuk VI, paragraaf 2.3, van
de Leidraad Invordering 1990 uitgelegd worden?
Moet hierbij belastingschuld gelezen worden als
uitsluitend de ter zake van de afkoop te heffen
inkomstenbelasting of behoort ook de revisierente tot
de belastingschuld?
Antwoord
De doelmatigheidsgrens van ¤ 1.134 geldt voor het
bedrag van de verschuldigde inkomstenbelasting en de
revisierente tezamen.
c. Aansprakelijkheid verzekeraar na omzetting lijfrente
Vraag
In artikel 3.134, eerste lid, van de Wet IB 2001 is
voorzien in de mogelijkheid om een lijfrente als
bedoeld in artikel 3.124 en 3.125 om te zetten in een
ander zodanig recht, waarna de tweede lijfrente wordt
beschouwd als een voortzetting van de eerste. Heeft dit
tot gevolg dat de eerste verzekeraar aansprakelijk is
voor de belasting en de revisierente die verschuldigd
wordt als gevolg van het in aanmerking nemen van
negatieve uitgaven in geval van bijvoorbeeld afkoop in
de periode dat de tweede verzekeraar contractspartij
is?
Antwoord
Nee. De verzekeraar op het moment waarop negatieve
uitgaven in aanmerking worden genomen is aansprakelijk.
7. Overgangsrecht
Ingevolge de Invoeringswet Wet IB 2001, Hoofdstuk 2,
artikel I, onderdeel T, worden met betrekking tot een
recht op periodieke uitkeringen waarop artikel 75,
eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964
(hierna: de Wet IB 1964) niet of niet meer van
toepassing is, de ter zake van dat recht betaalde
premies die als persoonlijke verplichtingen of als
premies voor aanspraken als bedoeld in artikel 8,
eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de
inkomstenbelasting 1964, in aanmerking konden worden
genomen, voor de toepassing van afdeling 3.8 van de Wet
IB 2001 aangemerkt als uitgaven voor een
inkomensvoorziening. Concreet betekent dit dat op
aanspraken die tot stand zijn gekomen na 1 januari 1992
dan wel na die datum niet meer de eerbiedigende werking
van artikel 75 van de Wet IB 1964 genieten, het regime
van de negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen
onverkort van toepassing is.
In de invoeringswet Wet IB 2001 is geen
overgangsregeling getroffen ter zake van de wijziging
van de aansprakelijkheid van verzekeraars van (op 31
december 2000 reeds bestaande) arbeids- of
beroepspensioenregelingen. Dit brengt mee dat artikel
44a en 44b, van de Invorderingswet zoals deze
bepalingen luiden op 1 januari 2001, ook van toepassing
zijn op aanspraken die tot stand zijn gekomen voor
genoemde datum.
8. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari
2002.
9. Vervallen besluit
Het besluit van 30 mei 2001, nr. CPP2001/1392M vervalt
per 1 januari 2002.
Bijlage 1
Model Lijfrente/verplichte beroepspensioenregeling
(Naam verzekeringsmij/uitvoerder verplichte
beroepspensioenregeling)
Betreft: Mededeling aansprakelijkheid ingevolge artikel
44a van de Invorderingswet 1990.
Geachte heer/mevrouw,
Blijkens de mij bekende gegevens heeft (naam
verzekeringnemer/gerechtigde beroepspensioen) onder
nummer bij u een lijfrentepolis
afgesloten/ deelgenomen aan een verplichte
beroepspensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7,
tweede lid, onderdeel b van de Wet op de
inkomstenbelasting 2001. Ten aanzien van deze
polis/aanspraak heeft zich het volgende voorgedaan:
(vul in: een van de onderdelen van artikel 3.133, 3.135
of 3.136 de Wet IB 2001).
Op grond van het bepaalde in artikel 3.133/3.135/3.136/
van de Wet IB 2001 (doorhalen hetgeen niet van
toepassing] juncto artikel 44a van de Invorderingswet
1990 deel ik u mede dat u aansprakelijk bent voor de
door genoemde verzekeringnemer/gerechtigde ter zake
verschuldigde belasting alsmede voor de op grond van
artikel 30i, eerste lid van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen verschuldigde revisierente en de ter
zake verschuldigde heffings- en invorderingsrente.
Het bedrag, waarvoor u aansprakelijk kunt worden gesteld is ¤ (exclusief invorderingsrente).
Een daadwerkelijk beroep op uw aansprakelijkheid
overeenkomstig het bepaalde in artikel 49 e.v. van de
Invorderingswet 1990 zal niet eerder worden gedaan, dan
nadat is gebleken dat vorenbedoelde belastingschuldige
niet aan zijn betalingsverplichting voldoet c.q. kan
voldoen.
Hoogachtend,
De inspecteur
Bijlage 2
Model Arbeidspensioen
betreft: Mededeling aansprakelijkheid ingevolge artikel
44b van de Invorderingswet 1990.
Geacht heer/mevrouw,
Blijkens de mij bekende gegevens heeft
bij u
deelgenomen aan een pensioenregeling in de zin van de
Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB). Ten
aanzien van deze aanspraak heeft zich het volgende
voorgedaan: [vul in: een van de omstandigheden als
bedoeld in artikel 19b, eerste of tweede lid van de Wet
LB, artikel 3.83, eerste of tweede lid, dan wel artikel
7.2, achtste lid van de Wet IB 2001)
Op grond van het bepaalde in artikel 44b van de
Invorderingswet 1990 deel ik u mede dat u aansprakelijk
bent voor de door genoemde gerechtigde ter zake
verschuldigde belasting alsmede voor de op grond van
artikel 30i, eerste lid van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen verschuldigde revisierente en de ter
zake verschuldigde heffings- en invorderingsrente.
Het bedrag, waarvoor u aansprakelijk kunt worden gesteld is ¤ (exclusief invorderingsrente).
Een daadwerkelijk beroep op uw aansprakelijkheid
overeenkomstig het bepaalde in artikel 49 e.v. van de
Invorderingswet 1990 zal niet eerder worden gedaan, dan
nadat is gebleken dat vorenbedoelde belastingschuldige
niet aan zijn betalingsverplichting voldoet c.q. kan
voldoen.
Hoogachtend,
De inspecteur
Bijlage 3
Model Kapitaalverzekering eigen woning
betreft: Mededeling aansprakelijkheid ingevolge artikel
44c van de Invorderingswet 1990.
Geacht heer/mevrouw,
Blijkens de mij bekende gegevens heeft (naam
verzekeringnemer) onder nummer bij u een
kapitaalverzekering eigen woning als bedoeld in artikel
3.116 van de Wet inkomstenbelasting 2001 afgesloten.
Ten aanzien van deze polis heeft zich het volgende
voorgedaan: ingevolge emigratie van de
verzekeringnemer/onherroepelijk begunstigde (doorhalen
hetgeen niet van toepassing is) is met toepassing van
artikel 3.116, vierde lid van de Wet IB 2001 een
conserverende aanslag opgelegd.
Op grond van het bepaalde in artikel 44c van de
Invorderingswet 1990 deel ik u mede dat u aansprakelijk
bent voor de door genoemde verzekeringnemer/gerechtigde
ter zake verschuldigde belasting alsmede voor de ter
zake verschuldigde heffings- en invorderingsrente.
Het bedrag waarvoor u aansprakelijk kunt worden gesteld is ¤ (exclusief invorderingsrente).
Een daadwerkelijk beroep op uw aansprakelijkheid
overeenkomstig het bepaalde in artikel 49 e.v. van de
Invorderingswet 1990 zal niet eerder worden gedaan, dan
nadat is gebleken dat vorenbedoelde belastingschuldige
niet aan zijn betalingsverplichting voldoet c.q. kan
voldoen.
Hoogachtend,
De inspecteur
Inhoudsopgave
Kinderopvang door gastouders 1
1. Inleiding 1
2. Uitgangspunten beoordeling modelcontracten 1
3. Beoordeling dienstbetrekking en inhoudingsplicht 2
4. Afwijkende situaties 3
5. Inkomstenbelastingaspecten 3
Bijlage 1g 5
Modelovereenkomst voor bemiddeling tussen
gastouderbureau en vraagouder 5
Partijen 5
Overwegende dat 5
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt 5
Artikel 1 5
Artikel 2 6
Artikel 3 6
Artikel 4 6
Artikel 5 6
Artikel 6 (Optioneel: niet opnemen indien geen betaling
van VO wordt verlangd) 6
Artikel 7 (Optioneel indien GOB een retributiefunctie
vervult, terwijl de gastouder (GO) de urenregistratie
bijhoudt) 6
Alternatief Artikel 7 (Indien het een bedrijfsplaats
betreft en GO de urenregistratie bijhoudt) 7
Artikel 8 (Optioneel: dit opnemen indien GOB
kassiersfunctie vervult en VO de urenregistratie
bijhoudt) 7
Artikel 9 7
Alternatief Artikel 9 (Indien verhaal van reeds
gemaakte kosten wenselijk wordt geacht) 7
Artikel 10 7
Artikel 11 (Optioneel: indien men een boeteclausule wil
toepassen) 8
Artikel 12 8
Bijlage 2 9
Modelovereenkomst voor bemiddeling tussen
gastouderbureau en gastouder 9
Partijen 9
Overwegende dat 9
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt 9
Artikel 2 10
Artikel 3 10
Artikel 4 10
Artikel 5 10
Artikel 6 (Optioneel) 11
Artikel 7 11
Artikel 8 (Optioneel: dit opnemen indien GOB
kassiersfunctie vervult en GO de urenregistratie
bijhoudt) 11
Alternatief artikel 8 (toepassen als VO de
urenregistratie bijhoudt) 11
Artikel 9 11
Artikel 10 11
Artikel 11 12
Artikel 12 (Optioneel) 12
Bijlage 3 13
Modelovereenkomst van opdracht 13
Partijen 13
Overwegende dat 13
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt 13
Artikel 1 (Omschrijving opdracht) 13
Artikel 2 (Opvangtijden) 14
Artikel 3 (Vakanties) 14
Artikel 4 (Ziekte GO) 14
Artikel 5 (ziekte op te vangen kind/kinderen) 14
Artikel 6 (Honorarium) 15
Artikel 7 (Onkosten) Optioneel 15
Artikel 8 (Maandstaat) 15
Artikel 9 (Betaling) 15
Artikel 9 (Betaling) Alternatief bij
kassiers/retributiefunctie 16
Artikel 10 (Looptijd) 16
Artikel 11 (Meningsverschillen) 16
Bijlage 4 17
Modelovereenkomst voor bemiddeling inzake
bedrijfsgerichte gastouderopvang tussen een
gastouderbureau en een werkgever 17
De ondergetekenden: 17
Artikel 1 (Begripsbepaling) 17
Artikel 2 (Inspanningsverplichting) 18
Artikel 3 (Kwaliteit) 18
Artikel 4 (Prijs gastouderopvang) 18
Artikel 5 (Wijze van betaling) 19
Artikel 6 (Aanpassing prijs bemiddeling) 19
Artikel 7 (Niet benutte bemiddeling) 19
Artikel 8 (Looptijd) 19
Artikel 9 (Wanprestatie) 20
Artikel 10 (Administratiekosten) 20
Kinderopvang door gastouders
Belastingdienst/Centrum voor proces- en
productontwikkeling domein belastingen op arbeid en
vermogen
Besluit
van , nr.
CPP2001/2131M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de
staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
Dit besluit is een herziene versie van het besluit van
20 december 2000, nr. CPP2000/3171M van het besluit).
Het besluit is herzien in verband met de omzetting van
guldensbedragen in eurobedragen per 1 januari 2002 en
bevat geen inhoudelijke wijzigingen.
1. Inleiding
De Vereniging van Ondernemingen in de gepremieerde en
gesubsidieerde sector (de VOG) heeft modelcontracten
ontwikkeld voor kinderopvang door gastouders (bijlagen
1 t/m 4). Met de VOG en de Belastingdienst is overleg
gevoerd over de vraag of gastouders, op basis van deze
contracten, al dan niet fictief in dienstbetrekking
werkzaam zijn in de zin van de Wet op de loonbelasting
1964 (Wet LB 1964) bij het gastouderbureau of de
vraagouder.
Ter verzekering van een eenduidige wetstoepassing door
de Belastingdienst heb ik het hiernavolgende
interpretatieve beleid vastgesteld.
2. Uitgangspunten beoordeling modelcontracten
Gezien de modelcontracten, zoals toegelicht door de
VOG, kan worden uitgegaan van het volgende.
Het gastouderbureau bemiddelt ten behoeve van vraagouder en gastouder. De bemiddeling door het gastouderbureau bestaat uit het met elkaar in contact brengen van bij het gastouderbureau geregistreerde vraag- en gastouders opdat deze desgewenst met elkaar een overeenkomst betreffende kinderopvang kunnen sluiten. De verplichting om arbeid te verrichten neemt de gastouder op zich jegens de vraagouder. De vraagouder heeft de verplichting jegens de gastouder deze arbeid te belonen. Het gastouderbureau bemiddelt slechts indien en voor zover kinderopvang door gastouders plaatsvindt binnen de van overheidswege gestelde kwaliteitsnormen (Welzijnswet 1994). De kwaliteitsbevordering door het gastouderbureau betreft met name de selectie en begeleiding van gastouders.
In een deel van de gevallen gaat de bemiddeling door
het gastouderbureau gepaard met de realisatie van een
retributiesysteem (inkomensafhankelijke
tariefstelling). De hantering van een retributiesysteem
is in het kader van de modelcontracten echter niet van
invloed op de rechtsverhouding tussen gastouder en
vraagouder, in die zin dat de tussen gastouder en
vraagouder overeengekomen beloning niet afhankelijk is
van de inkomenspositie van de vraagouder. De
inkomensafhankelijkheid wordt gerealiseerd door de
tussenkomst van het gastouderbureau door middel van
subsidiëring. Mede in verband met de effectuering van
een retributiesysteem worden de betalingen aan de
gastouder veelal via het gastouderbureau geleid
(kassiersfunctie). Ook in deze gevallen berust het
debiteurenrisico echter bij de gastouder. De onderlinge
rechtsverhoudingen tussen partijen worden vastgelegd in
twee bemiddelingsovereenkomsten
(gastouderbureau/gastouder en
gastouderbureau/vraagouder) en een overeenkomst van
opdracht gastouder/vraagouder.
In de modelcontracten wordt vooropgesteld dat deze
uitsluitend betrekking hebben op opvang (in de
gezinssituatie) bij de gastouder thuis.
Contractspartner van de gastouder bij de overeenkomst
van opdracht is de vraagouder, in voorkomende gevallen
vertegenwoordigd door diens werkgever of een namens
deze handelende derde (bijvoorbeeld een
bemiddelingsorganisatie).
3. Beoordeling dienstbetrekking en inhoudingsplicht
1. Echte dienstbetrekking
In artikel 2, eerste lid, van de Wet LB 1964 wordt als
werknemer onder meer aangemerkt de natuurlijke persoon
die tot een inhoudingsplichtige in privaatrechtelijke
dienstbetrekking staat. Onder privaatrechtelijke
dienstbetrekking moet in dit verband worden verstaan de
arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht (artikel
7:610 van het Burgerlijk Wetboek). Een
arbeidsovereenkomst kenmerkt zich door de verplichting
van de werknemer gedurende zekere tijd in een
gezagsverhouding tot diens werkgever persoonlijk arbeid
te verrichten en de verplichting van de werkgever deze
arbeid te belonen.
Verhouding gastouderbureau/gastouder
Blijkens de modelcontracten rust op het gastouderbureau
niet de verplichting om de door de gastouder verrichte
arbeidsprestaties te belonen, zodat reeds op die grond
geen aanspraak kan zijn van een arbeidsovereenkomst
gastouderbureau/gastouder. Aan deze conclusie doet niet
af dat de feitelijke uitbetaling aan de gastouder in
voorkomende gevallen - namens de vraagouder - geschiedt
door het gastouderbureau (kassiersfunctie). Ook de
hantering van een retributiesysteem op de
bovenbeschreven wijze resulteert niet in een
(aanvullende) loonbetalingsverplichting van het
gastouderbureau.
Verhouding gastouder/vraagouder
Kernpunt bij de fiscale beoordeling van de
arbeidsverhouding gastouder/vraagouder is of de
gastouder werkzaam is in een gezagsverhouding tot de
vraagouder.
Aangenomen moet worden dat de vraagouder aan de met
gastouder gesloten overeenkomst de bevoegdheid kan
ontlenen om aanwijzingen te geven betreffende de wijze
waarop de opvang zal plaatsvinden. Ter beantwoording
van de vraag of sprake is van een gezagsverhouding als
bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek
dient te worden beoordeeld of de door de vraagouder
verstrekte aanwijzingen en instructies meer inhouden
dan een nadere bepaling van de door de gastouder te
verrichten prestaties (BNB 1992/78). Blijkens het
arrest BNB 1997/273 kunnen, naast de
instructiebevoegdheid van opdrachtgever, ook bijkomende
omstandigheden zoals het kader waarbinnen de
arbeidsprestaties worden verricht van belang zijn.
Met inachtneming van het bovenstaande kan naar mijn oordeel worden aangenomen dat de gastouder niet werkzaam is in een gezagsverhouding tot de vraagouder. In dat kader acht ik van belang dat de instructies van de zijde van de vraagouder zich blijkens het modelcontract vraagouder/gastouder beperken tot praktische afspraken. Bovendien acht ik in dit verband van belang dat de modelcontracten uitsluitend betrekking hebben op arbeidsprestaties (kinderopvang) die worden verricht in de eigen huiselijke kring (de gezinssituatie) van de opdrachtnemer (de gastouder). De bemoeienis van het gastouderbureau met de arbeidsverhouding (selectie, begeleiding) werpt hier naar mijn oordeel geen ander licht op. Voor zover in dit verband al zou kunnen worden gesproken van een instructiebevoegdheid van het gastouderbureau is deze immers niet gebaseerd op de tussen de vraagouder en de gastouder bestaande rechtsverhouding. Het gastouderbureau handelt in deze vanuit een eigen wettelijke verantwoordelijkheid en kan niet worden aangemerkt als vertegenwoordiger van de vraagouder.
2. Fictieve dienstbetrekking
De arbeidsverhouding van de gastouder kan naar mijn
oordeel evenmin worden gerangschikt onder een in de Wet
LB 1964 of het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965
(Ublb 1965) genoemde fictieve dienstbetrekking.
Deze uitzendfictie (artikel 2a Ublb 1965) is naar mijn
oordeel niet van toepassing onder meer gezien het feit
dat gastouder zich niet ten opzichte van het
gastouderbureau verbindt om arbeid te verrichten en dat
de gastouder niet in een gezagsverhouding tot de
vraagouder of het gastouderbureau werkzaam is. De
fictieve dienstbetrekking voor thuiswerkers en
gelijkgestelden zijn niet van toepassing omdat sprake
is van arbeid die rechtstreeks wordt overeengekomen met
personen ten behoeve van hun persoonlijke
aangelegenheden (artikelen 2b en 2c juncto artikel 2e,
tweede lid, onderdeel b, Ublb 1965).
4. Afwijkende situaties
De VOG adviseert betrokkenen gebruik te maken van de
bijgevoegde modelcontracten en feitelijk
dienovereenkomstig te handelen. Voor deze gevallen
geldt het bovenstaande.
In afwijkende situaties dienen de inspecteurs binnen
het kader van wet en jurisprudentie vast te stellen of
van een dienstbetrekking sprake is. Dit kan het geval
zijn in situaties die buiten het bereik van de
modelcontracten vallen (zoals bijvoorbeeld kinderopvang
bij vraagouder thuis), in gevallen waarin afwijkende
contracten worden gehanteerd of waarin feitelijk in
afwijking van de modelcontracten wordt gehandeld.
5. Inkomstenbelastingaspecten
De conclusie dat geen sprake is van een
dienstbetrekking werkt uiteraard via artikel 3.81 van
de Wet inkomstenbelasting 2001 door naar de
inkomstenbelasting. De voordelen die de gastouder
geniet, zullen daarom in het algemeen worden aangemerkt
als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden in
de zin van artikel 3.90 van die wet.
6. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari
2002.
7. Vervallen besluit
Het besluit van vervalt per 1 januari 2002.
Bijlage 1g
Modelovereenkomst voor bemiddeling tussen
gastouderbureau en vraagouder
Partijen
De stichting .........., gevestigd te ..........
(straatadres, postcode, woonplaats), ..........
(telefoonnummer) ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd
door .......... (naam tekenbevoegde persoon),
hierna te noemen "het gastouderbureau" (ook wel: GOB),
en
.......... (naam), wonende te .......... (straatadres,
postcode, woonplaats), .......... (telefoonnummer),
hierna te noemen "de vraagouder" (ook wel: VO)
Overwegende dat
GOB zich in beginsel bereid verklaart VO te bemiddelen;
VO verklaart bekend te zijn met het feit dat GOB
slechts bemiddelt indien en voor zover de kinderopvang
bij een gastouder plaatsvindt binnen de van
overheidswege gestelde (kwaliteits)normen, VO het
zogenoemde intakeformulier volledig heeft ingevuld,
gedateerd en ondertekend;
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt
Artikel 1
Lid 1
GOB zal VO bemiddelen ter zake van de opvang en de
verzorging van het kind .......... (naam kind)/de
kinderen .......... en .......... (naam kinderen).
Opvang en verzorging van het kind/de kinderen van VO
zal plaatsvinden bij een gastouder. De bemiddeling
houdt in: het in contact brengen van bij GOB
geregistreerde vraag- en gastouders, opdat deze met
elkaar een overeenkomst kunnen sluiten voor de opvang
en de verzorging van het kind/de kinderen. VO kan aan
deze overeenkomst bij het niet of niet geheel voldoen
aan de bemiddelingswensen van VO, jegens GOB geen
aanspraken ontlenen.
Lid 2
Indien en voor zover in de toekomst VO inzake een ander
kind/andere kinderen dan de in lid 1 vermelde wenst te
laten opvangen door dezelfde gastouder als die de
opvang verzorgt inzake de in lid 1 vermelde kinderen,
dan is VO verplicht ter zake de bemiddeling van GOB in
te roepen.
Artikel 2
VO verklaard zich bekend met het feit dat GOB
richtlijnen verstrekt inzake de beloning per uur voor
een gastouder, alsmede eventuele vergoeding van
onkosten en dergelijke. VO zal, indien er een koppeling
tussen VO en een gastouder tot stand wordt gebracht, de
gastouder belonen conform de richtlijnen die GOB heeft
verstrekt.
Artikel 3
Indien zich na het tot stand komen van een koppeling
tussen VO en een gastouder problemen en/of
onduidelijkheden voordoen tussen VO en de betreffende
gastouder, dan is GOB desgevraagd bereid ter zake te
bemiddelen.
Artikel 4
VO erkent dat GOB geen enkele verantwoordelijkheid
en/of aansprakelijkheid aanvaardt ten aanzien van
hetgeen VO en de gastouder onderling rechtstreeks
overeenkomen, zoals bijvoorbeeld - doch niet beperkt
tot - op het gebied van de opvang c.q. verzorging van
het kind/de kinderen.
Artikel 5
VO garandeert GOB (door middel van inzage in het
originele exemplaar van de
Aansprakelijkheidsverzekering particulierenpolis, ook
wel: de AVP-polis) dat VO een AVP-verzekering heeft
afgesloten. Door ondertekening van deze overeenkomst
door GOB verklaart GOB de polis te hebben ingezien.
Artikel 6 (Optioneel: niet opnemen indien geen betaling
van VO wordt verlangd)
VO betaalt aan GOB voor de inschrijving bij GOB
éénmalig/jaarlijks een bedrag van e ..........
exclusief BTW. Bij een geslaagde bemiddeling wordt
voorts jaarlijks - voor de bureaukosten van GOB - een
bedrag van e .......... exclusief BTW betaalt.
Artikel 7 (Optioneel indien GOB een retributiefunctie
vervult, terwijl de gastouder (GO) de urenregistratie
bijhoudt)
VO verplicht zich om GOB van de juiste inkomensgegevens
te voorzien, opdat GOB kan bepalen of en zo ja, in
welke mate VO recht heeft op een bijdrage in de kosten
van de kinderopvang. Indien er voor zover VO niet
tijdig en/of onjuiste gegevens verstrekt, zal VO geen
enkele aanspraak kunnen maken op een bijdrage in de
kosten van kinderopvang.
Ten einde GOB in staat te stellen de retributiefunctie
jegens VO naar behoren te kunnen vervullen, verplicht
VO zich om steeds tijdig de door de gastouder
opgestelde urenstaat na beoordeling op juistheid en
volledigheid te paraferen.
Het vervullen van de retributiefunctie door het
gastouderbureau laat onverlet dat het uitsluitend de
vraagouder is die de prijs van de opvang aan de
gastouder is verschuldigd.
Alternatief Artikel 7 (Indien het een bedrijfsplaats
betreft en GO de urenregistratie bijhoudt)
Ten einde GOB danwel de werkgever van VO in staat te stellen de retributiefunctie jegens VO naar behoren te kunnen vervullen, verplicht VO zich om steeds tijdig de door de gastouder opgestelde urenstaat na beoordeling op juistheid en volledigheid te ondertekenen.
Artikel 8 (Optioneel: dit opnemen indien GOB
kassiersfunctie vervult en VO de urenregistratie
bijhoudt)
VO zal steeds een urenregistratie bijhouden. VO zal
eens per .......... (periode invullen: bijvoorbeeld een
maand) een overzicht van de door GO gewerkte uren
opstellen. VO zal dit overzicht ondertekenen en
vervolgens ter goedkeuring voorleggen aan de GO. Nadat
GO het overzicht akkoord heeft bevonden, zal VO het
overzicht indienen bij GOB.
Artikel 9
VO kan deze overeenkomst te allen tijde schriftelijk
opzeggen.
Alternatief Artikel 9 (Indien verhaal van reeds
gemaakte kosten wenselijk wordt geacht)
VO kan deze overeenkomst te allen tijde schriftelijk opzeggen. GOB behoudt zich het recht voor om VO de door GOB reeds gemaakte kosten ter zake van .......... (omschrijven van de gebeurtenis, bijvoorbeeld het - meerdere malen - pogen een koppeling tot stand te brengen) gedurende .......... (omschrijving periode waarin de hiervoor genoemde kosten zijn gemaakt) geheel of gedeeltelijk in rekening te brengen.
Artikel 10
GOB kan deze overeenkomst opzeggen indien GOB van
mening is dat verdere bemiddeling ten behoeve van VO
achterwege moet blijven, tenzij zwaarwichtige belangen
van VO zich hiertegen verzetten. VO zal in
laatstgenoemd geval deze belangen - binnen een maand na
dagtekening van het schrijven van GOB waarin deze
opzegging wordt medegedeeld - schriftelijk kenbaar
dienen te maken aan GOB.
GOB kan de bemiddeling van VO bijvoorbeeld beëindigen
indien blijkt dat de kinderopvang niet binnen de van
overheidswege gestelde kwaliteitseisen plaatsvindt.
Artikel 11 (Optioneel: indien men een boeteclausule wil
toepassen)
Indien VO de via GOB tot stand gebrachte koppeling
binnen een periode van één jaar na beëindiging van de
via GOB tot stand gebrachte koppeling buiten GOB om
voortzet met de gastouder, verbeurt VO een direct
opeisbare boete ad e.......... (zegge: ..........
euro), te betalen aan GOB.
Artikel 12
Elke verandering in persoonlijke omstandigheden van VO
die relevant is voor de bemiddeling voor opvang en
verzorging, dient zo snel mogelijk doorgegeven te
worden aan GOB.
Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt te
.......... d.d. ..........
Stichting .................... Vraagouder
---
Bijlage 2
Modelovereenkomst voor bemiddeling tussen
gastouderbureau en gastouder
Partijen
De stichting .........., gevestigd te ..........
(straatadres, postcode, woonplaats), ..........
(telefoonnummer) ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd
door .......... (naam tekenbevoegde persoon),
hierna te noemen "het gastouderbureau" (ook wel: GOB),
en
.......... (naam), wonende te .......... (straatadres,
postcode, woonplaats), .......... (telefoonnummer),
hierna te noemen "de gastouder" (ook wel: GO)
Overwegende dat
GOB zich in beginsel bereid verklaart GO te bemiddelen;
GO verklaart bekend te zijn met het feit dat GOB
slechts bemiddelt indien en voor zover de kinderopvang
bij een gastouder plaatsvindt binnen de van
overheidswege gestelde (kwaliteits)normen, GO het
zogenoemde intakeformulier volledig heeft ingevuld,
gedateerd en ondertekend;
Tussen GOB en GO geen arbeidsverhouding zal bestaan
doch slechts een zuivere bemiddelingsverhouding;
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt
Artikel 1 (NB: de onderdelen a, b altijd opnemen.
Onderdeel c mijns inziens ook altijd opnemen. Overige
onderdelen naar believen in te vullen; onderdeel d en
verder is dus optioneel)
GO verklaart zich bereid om te voldoen aan de
voorwaarden die GOB stelt aan een te bemiddelen GO.
Deze voorwaarden luiden:
a. de door GO te verrichten opvang zal voldoen aan de
van overheidswege gestelde kwaliteitseisen die gelden
voor kinderopvang;
b. de woning van GO voldoet aan de eisen ten aanzien
van veiligheid en hygiëne zoals vastgesteld in de
bijlage van deze overeenkomst;
c. de door GO van de vraagouder (hierna ook wel: VO) te
ontvangen beloning voor opvang en verzorging is conform
de tarieftabel die GOB ter beschikking heeft gesteld.
Deze tabel is als bijlage opgenomen bij deze
overeenkomst;
d. GO is bereid desgevraagd deel te nemen aan
evaluatiegesprekken;
e. GO zal een bewijs van goed gedrag (dagtekening niet
"ouder" dan een jaar geleden) overleggen;
f. GO zal een ondertekende gezondheidsverklaring
overleggen conform bijgevoegd model;
g. GO is bereid om voorafgaande aan de feitelijke
opvang van kinderen een basistraining
(deskundigheidsbevordering) te volgen.
Artikel 2
GOB zal GO bemiddelen ter zake van de opvang en
verzorging van een kind/van kinderen van een VO/VO's.
Opvang en verzorging van het kind/de kinderen van VO
zal plaatsvinden bij de GO thuis. Het opvang adres is
derhalve gelijk aan het hierboven vermelde adres van
GO. De bemiddeling houdt in: het met elkaar in contact
brengen van bij GOB geregistreerde vraag- en
gastouders, opdat deze met elkaar een overeenkomst
kunnen sluiten voor de opvang en de verzorging van het
kind/de kinderen. GO kan aan deze overeenkomst bij het
niet of niet geheel voldoen aan de bemiddelingswensen
van GO, jegens GOB geen aanspraken ontlenen.
Artikel 3
GO verklaart adequate verzekeringen te hebben
afgesloten in verband met de risico's die zijn
verbonden aan de opvang van het kind/de kinderen van de
VO/VO's. Ten bewijze daarvan verstrekt GO inzage in de
door GO afgesloten AVP-polis. Door ondertekening van
deze overeenkomst door GOB verklaart GOB de polis te
hebben ingezien.
GOB aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade
ontstaan tijdens of verband houdende met de opvang en
verzorging van kinderen van VO/VO's.
Optionele toevoeging:
Op vertoon van de jaarlijkse premienota inzake de
beroepsmatige AVP-polis zal GOB aan GO de ter zake van
deze polis verschuldigde jaarpremie geheel vergoeden.
Artikel 4
Op GOB rust in generlei opzicht de verplichting om
"loon" te betalen aan GO. GO erkent dat GO jegens GOB
geen enkele aanspraak heeft op betaling voor de door GO
jegens VO te verrichten opvangwerkzaamheden. Een
eventueel door GOB te vervullen kassiersfunctie en
retributiefunctie doet daaraan niet af.
GO erkent dat het risico dat GO niet/niet tijdig/niet
volledig betaald krijgen van de door VO verschuldigde
beloning wegens door GO verrichte werkzaamheden geheel
bij GO zelf berust. GO kan GOB ter zake van dit in
gebreke zijn door de VO op geen enkele wijze
aanspreken.
Artikel 5
GO erkent dat GOB geen enkele verantwoordelijkheid
en/of aansprakelijkheid heeft ten aanzien van hetgeen
VO en GO onderling rechtstreeks overeenkomen, zoals
bijvoorbeeld - doch niet beperkt tot - op het gebied
van de opvang c.q. verzorging van het kind/de kinderen.
GO verklaart voorts geen enkele plicht tot het
verrichten van (opvang)werkzaamheden te hebben jegens
GOB; GO heeft een dergelijke plicht slechts jegens VO.
GOB verklaart zich hiermede akkoord.
Artikel 6 (Optioneel)
GO betaalt aan GOB voor de inschrijving bij GOB
jaarlijks een bedrag van e .......... exclusief BTW.
Artikel 7
Lid 1
GOB zal GO indien en voor zover van toepassing
periodiek een overzicht toezenden inzake door GOB
georganiseerde activiteiten, cursussen en dergelijke.
GO verklaart zich bekend met de - naast hetgeen reeds
in artikel 1 is vermeld - door GOB georganiseerde
activiteiten, cursussen en dergelijke, waaraan
desgewenst door de GO op vrijwillige basis kan worden
deelgenomen.
(Optioneel) Lid 2
Ten einde GOB in staat te stellen dergelijke
activiteiten kosteloos bij te wonen, zal GOB een
redelijke vergoeding voor de door GO te maken kosten
inzake vervoer en inzake eventuele oppashulp
verstrekken.
Artikel 8 (Optioneel: dit opnemen indien GOB
kassiersfunctie vervult en GO de urenregistratie
bijhoudt)
GO zal steeds een urenregistratie bijhouden. GO zal
eens per .......... (periode invullen: bijvoorbeeld een
maand) een overzicht van de door GO gewerkte uren
opstellen. GO zal dit overzicht ondertekenen en
vervolgens ter goedkeuring voorleggen aan de VO. Nadat
VO het overzicht akkoord heeft bevonden, zal GO het
overzicht indienen bij GOB.
Alternatief artikel 8 (toepassen als VO de
urenregistratie bijhoudt)
Het door VO opgestelde en ondertekende urenoverzicht
zal door GO na akkoordbevinding daarvan door GO worden
ondertekend en worden geretourneerd aan VO.
Artikel 9
GOB is bevoegd GO uit het bestand van de te bemiddelen
GO's te verwijderen, indien GOB in redelijkheid kan
menen dat door GO niet langer gewerkt wordt binnen de
in artikel 1 vermelde voorwaarden die bij het aangaan
van de bemiddeling van GO zijn overeengekomen.
Artikel 10
GO kan deze bemiddelingsovereenkomst met GOB opzeggen,
nadat alle opvang en verzorging tot stand gekomen
ingevolge deze overeenkomst is beëindigd.
Optionele toevoeging hieraan:
Indien GO wil opzeggen vóórdat alle opvang en
verzorging tot stand gekomen ingevolge deze
overeenkomst is beëindigd, geldt dat GOB zich het recht
voorbehoudt om GO de door GOB reeds gemaakte kosten ter
zake van ......... (omschrijven van gebeurtenis,
bijvoorbeeld het - meerdere malen - pogen een koppeling
tot stand te brengen) gedurende ........ (omschrijving
periode waarin de hiervoor genoemde kosten zijn
gemaakt) geheel of gedeeltelijk in rekening te brengen.
Artikel 11
Elke verandering in persoonlijke omstandigheden van GO
die relevant is voor de bemiddeling voor opvang en
verzorging, dient zo snel mogelijk doorgegeven te
worden aan GOB.
Artikel 12 (Optioneel)
GO verplicht zich gedurende de looptijd van de/een via
GOB tot stand gebrachte koppeling (voortvloeiende uit
deze bemiddelingsovereenkomst) geen gelijksoortige
verplichtingen jegens andere bemiddelende organisaties
aan te gaan.
Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt te
.......... d.d. ..........
Stichting .................... Gastouder
---
Toelichting op dit model:
In artikel 1 is aangegeven aan welke vereisten een GO
moet voldoen ten einde bemiddeld te kunnen worden door
GOB. De vereisten zijn in feite alle facultatief. Een
GOB kan zelf bepalen welke vereisten worden gesteld aan
een GO, zolang steeds maar duidelijk is en blijft dat
de eisen louter en alleen gesteld worden in het kader
van de vraag of GOB de betreffende aspirant-GO wel of
niet zal gaan bemiddelen.
De regeling van artikel 4 beoogt duidelijk aan te geven
dat het zogenoemde debiteurenrisico geheel berust bij
VO en nimmer berust bij GOB. In de praktijk komt echter
voor dat GOB vanwege de kassiersfunctie de beloning aan
GO reeds heeft betaald, terwijl VO nog niet heeft
betaald aan GOB. In dat geval moet het in gebreke
blijven door VO ertoe leiden dat GOB alsnog van GO het
ten onrechte betaalde "voorschot" terugvordert van GO.
Bijlage 3
Modelovereenkomst van opdracht
Partijen
.......... (naam), wonende te .......... (straatadres,
postcode, woonplaats), .......... (telefoonnummer),
hierna te noemen "de vraagouder" (ook wel: VO)
.......... (naam), wonende te .......... (straatadres, postcode, woonplaats), .......... (telefoonnummer), hierna te noemen "de gastouder" (ook wel: GO)
Overwegende dat
VO de opvang en verzorging van het/de hierna te
vermelden kind/kinderen gedurende bepaalde tijden wenst
over te laten aan GO;
VO en GO nadrukkelijk beogen geen arbeidsovereenkomst
in de zin van het Burgerlijk Wetboek aan te gaan;
mitsdien verbinden GO en VO zich om zich in
overeenstemming met het karakter van deze overeenkomst
jegens elkaar te gedragen;
VO en GO door bemiddeling van de stichting
............... (naam gastouderbureau), gevestigd
............... (straatadres, postcode, woonplaats),
telefoonnummer ............ (hierna ook wel genoemd:
GOB) aan elkaar zijn gekoppeld;
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt
Artikel 1 (Omschrijving opdracht)
In het kader van deze overeenkomst zal GO de opvang en
verzorging van het/de navolgende kind/kinderen op zich
nemen:
Voornaam :
---
Naam :
---
Geboortedatum :
---
Voornaam :
---
Naam :
---
Geboortedatum :
---
Voornaam :
---
Naam :
---
Geboortedatum :
---
De praktische punten bij de opvang en verzorging, zoals
bijvoorbeeld tijdstippen van voeding, verschoning en
slaapschema's, zullen GO en VO in onderling overleg
bepalen.
Artikel 2 (Opvangtijden)
De dagen en de tijden waarop opvang en verzorging zal
plaatsvinden, luiden:
Naam kind ..........................
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Veranderingen in de gewenste of mogelijke tijden van
opvang en verzorging dienen ten minste 1 (zegge: één)
maand van tevoren schriftelijke te worden meegedeeld
aan elkaar. In onderling overleg kunnen partijen deze
termijn bekorten en/of andere afspraken maken omtrent
bijvoorbeeld flexibele opvang op verschillende tijden.
Indien VO niet uiterlijk .... uur (zegge: .... uur) van
te voren afmeldt, blijft bij VO de verplichting bestaan
het honorarium voor de afgesproken tijden/dagen door te
betalen.
In onderling overleg kunnen GO en VO afwijken van het
bovenstaande.
Optioneel:
De opvang en verzorging zal per kind echter minimaal
.... (zegge: ....) uur per week bedragen.
Artikel 3 (Vakanties)
GO en VO verbinden zich om van voorgenomen vakanties en
vrije dagen (waaronder begrepen algemeen erkende
feestdagen), waarop opvang en verzorging niet geboden
kan worden respectievelijk niet gewenst is, zo vroeg
mogelijk doch tenminste 2 (zegge: twee) maanden van
tevoren schriftelijk melding te maken. Voor zover een
en ander thans reeds bekend is, gebeurt dit in een
bijlage bij deze overeenkomst.
Artikel 4 (Ziekte GO)
Bij ziekte van GO stelt GO VO hiervan uiterlijk vóór
.... uur van de dag waarop de opvang gewenst wordt, in
kennis ten einde VO in staat te stellen vervangende
opvang en verzorging te regelen.
Artikel 5 (ziekte op te vangen kind/kinderen)
Bij ziekte van het/de op te vangen kind/kinderen stelt
VO GO daarvan uiterlijk vóór .... uur van de dag waarop
de opvang gewenst wordt, in kennis.
Artikel 6 (Honorarium)
Voor de door GO ingevolge deze overeenkomst te
verrichten opvang en verzorging van 1 (zegge één) kind
van VO is VO een beloning verschuldigd aan GO. De
beloning bedraagt per uur e.....
Indien GO meerdere kinderen van dezelfde VO opvangt en
verzorgt, is VO voor de opvang van alle kinderen
gezamenlijk verschuldigd:
bij 2 (zegge: twee) kinderen: e.... per uur;
bij 3 (zegge: drie) kinderen: e.... per uur;
bij 4 (zegge: vier) kinderen: e.... per uur.
Voor de dagen c.q. uren zoals overeengekomen conform
artikel 2 ter zake waarvan VO niet of niet tijdig aan
GO schriftelijk kenbaar heeft gemaakt dat geen opvang
en verzorging nodig is, heeft GO onverminderd recht op
beloning wegens beschikbaarheid. Hetzelfde geldt niet
of niet tijdige melding inzake vakanties (artikel 3)
en/of ziekte van op te vangen kind/kinderen (artikel
5).
Gedurende ziekte, vakanties en absentie anderszins van
GO bestaat voor GO geen enkel recht op doorbetaling van
de overeengekomen beloning.
Artikel 7 (Onkosten) Optioneel
In verband met de door GO te maken onkosten, zoals
bijvoorbeeld voeding en luiers, zal VO naast het
honorarium ex artikel 6 tevens een onkostenvergoeding
aan GO verschuldigd zijn:
variant a: op declaratiebasis;
variant b: van een bedrag ad e ..... per ......
Artikel 8 (Maandstaat)
Variant a: GO administreert
GO zal de uren waarop opvang en verzorging ten behoeve
van VO plaatsvindt, noteren op een maandstaat. GO zal
de door GO zelf ondertekende maandstaat na afloop van
de betreffende maand ter goedkeuring en ondertekening
aanbieden aan VO. De maandstaat zal conform het bij
deze overeenkomst aangehechte model zijn.
Variant b: VO administreert
VO zal de uren waarop opvang en verzorging ten behoeve
van VO plaatsvindt, noteren op een maandstaat. VO zal
de door VO zelf ondertekende maandstaat na afloop van
de betreffende maand ter goedkeuring en ondertekening
aanbieden aan GO. De maandstaat zal conform het bij
deze overeenkomst aangehechte model zijn.
Artikel 9 (Betaling)
VO zal GO rechtstreeks betalen, uiterlijk per datum
einde van de maand, volgend op de maand ter zake
waarvan de maandstaat is opgesteld. GO zal VO daartoe
aangeven op welke (post)bankrekening de beloning kan
worden overgemaakt.
Artikel 9 (Betaling) Alternatief bij
kassiers/retributiefunctie
De door VO verschuldigde beloning zal uiterlijk per
datum einde van de maand, volgend op de maand ter zake
waarvan de maandstaat is opgesteld, via GOB worden
uitbetaald aan GO.
Artikel 10 (Looptijd)
Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd met
een opzegtermijn van .... maanden (zegge: ....
maanden). Gedurende de eerste 2 (zegge: twee) maanden
van de looptijd kan de opzegging zonder dat enige
opzegtermijn in acht wordt genomen. In onderling
overleg kunnen VO en GO hiervan afwijken.
Artikel 11 (Meningsverschillen)
In geval van meningsverschillen, waarvan reeds sprake
is indien één der partijen redelijkerwijs zich op het
standpunt kan stellen dat er een verschil van mening
is, zullen partijen in onderling overleg treden ten
einde het meningsverschil op te lossen. Daarbij geldt
dat VO en GO op voet van gelijkheid zullen staan.
Indien ondanks dit overleg het verschil van mening
blijft bestaan, zullen partijen de hulp van GOB
inroepen.
Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt te
.......... d.d. ..........
Gastouder .................. Vraagouder
---
Bijlage 4
Modelovereenkomst voor bemiddeling inzake
bedrijfsgerichte gastouderopvang tussen een
gastouderbureau en een werkgever
De ondergetekenden:
1. Stichting Gastouderbureau, gevestigd te ..........,
ten deze vertegenwoordigd door .........., functie
.......... hierna te noemen de stichting;
en
2. .................... gevestigd te .........., ten
deze vertegenwoordigd door .........., functie
.......... hierna te noemen de werkgever;
in aanmerking nemende:
- dat de stichting tot doel heeft, met inachtneming van
de door de overheid gestelde regels voor kwaliteit en
beheer te bemiddelen in gastouderopvang gericht op
kinderen van 0 tot 13 jaar oud;
- dat de werkgever ten deze zijn werknemers
vertegenwoordigt die kinderopvang zoeken bij gastouders
en aldus als vraagouders zijn aan te merken;
- dat de stichting voor de werkgever tegen betaling
bemiddelt, welke bemiddeling kan resulteren in een
koppeling;
- dat de stichting niet kan garanderen dat zijn
bemiddeling altijd resulteert in een koppeling;
zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1 (Begripsbepaling)
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
Gastouderbureau
Een organisatie die de bemiddeling van gastouderopvang
tussen gastouders en vraagouders regelt.
Vraagouder
Ouder(s)/verzorger(s) die voor hun kinderen opvang door
gastouders zoeken.
Gastouder
Diegene die via de stichting één of meerdere kinderen
in de leeftijd van 0 tot 13 jaar opvangt in het eigen
huis. Ingeval de opvang kinderen jonger dan 4 jaar oud
betreft, wordt bij de bemiddeling maximaal uitgegaan
van 4 kinderen, inclusief de eigen kinderen van de
gastouder in deze leeftijdscategorie.
Bemiddeling
Het bemiddelen tussen de vraag naar en het aanbod van
kinderopvang door respectievelijk vraagouders en de
door de stichting geselecteerde gastouders, inclusief
alle met de bemiddeling samenhangende activiteiten van
de stichting.
Bemiddelingsovereenkomst
Overeenkomst waarin de afspraken tussen enerzijds de
stichting en anderzijds een gastouder of een vraagouder
(de laatste al dan niet vertegenwoordigd door zijn of
haar werkgever) over de bemiddeling zijn vastgelegd.
Opvanguren
De uren waarop door gastouders opvang wordt geboden aan
kinderen in de leeftijd van 0 tot 13 jaar.
Werknemers
Ouders, voogden en/of verzorgers in loondienst werkzaam
bij de werkgever, die voor hun kinderen opvang door
gastouders zoeken.
Koppeling
De combinatie van een vraagouder en een gastouder, die
met elkaar een overeenkomst van opdracht hebben
gesloten, waarin de omvang en de aard van de door de
gastouder te bieden opvang is vastgelegd.
Artikel 2 (Inspanningsverplichting)
De stichting verplicht zich voor de duur van de
bemiddelingsovereenkomst al het mogelijke te doen om
een koppeling tot stand te brengen. Koppeling geschiedt
volgens de regels van de stichting. Alle aan de
koppeling voorafgaande en daaruit voortvloeiende
activiteiten zal de stichting bewerkstelligen op basis
van de afspraken neergelegd in deze
bemiddelingsovereenkomst.
Artikel 3 (Kwaliteit)
De stichting bevordert met inachtneming van de door de
overheid gestelde kwaliteitseisen door bemiddeling en
het verstrekken van informatie de kwaliteit en de
continuïteit van de gastouderopvang. De opvang en
verzorging van het kind door de gastouder geschiedt
geheel voor rekening en risico van de vraagouder.
Artikel 4 (Prijs gastouderopvang)
Het bedrag bestaat uit twee componenten:
1. Bemiddelingskosten
Een basisbedrag van e....... (zegge: ......euro.),
exclusief BTW, bestaande uit de kosten voor
bemiddeling.
Daarnaast is de werkgever de stichting in het
kalenderjaar waarin deze overeenkomst wordt gesloten
nog een entreegeld verschuldigd van e....... (zegge:
......euro.), exclusief BTW.
Indien de opvang van een kind binnen het contractjaar
om welke reden dan ook wordt beëindigd, met
uitzondering van beëindiging als gevolg van overmacht
aan de zijde van de gastouder, zal de stichting
maximaal tweemaal (2 x) opnieuw bemiddelen voor het
betreffende kind zonder daarvoor extra
bemiddelingskosten in rekening te brengen.
2. Opvangkosten
Een bedrag, afhankelijk van het in de overeenkomst van
opdracht tussen vraag- en gastouder overeengekomen
aantal opvanguren, bestaande uit de kosten voor opvang.
Dit bedrag is de vraagouder aan de gastouder
verschuldigd en wordt in de regel door de vraagouder
rechtstreeks aan de gastouder voldaan. Indien vraag- en
gastouder dit wensen kan de vergoeding door tussenkomst
van de stichting als kassier plaatsvinden.
Artikel 5 (Wijze van betaling)
De werkgever betaalt in het kalenderjaar waarin deze
overeenkomst wordt gesloten, de ingevolge artikel 4.1
verschuldigde bedragen rechtstreeks aan de stichting.
Indien de bemiddeling begint voor de vijftiende van de
maand, dan wordt de betaling voor het basisbedrag
berekend vanaf de eerste van de maand. Begint de
bemiddeling op of na de vijftiende van de maand, dan
wordt voor de eerste maand van de bemiddeling 50% van
het basisbedrag berekend.
De betaling geschiedt in vier gelijke termijnen van
e.... (zegge: ....euro), exclusief BTW, op een door de
stichting aan te geven wijze.
Artikel 6 (Aanpassing prijs bemiddeling)
Het basisbedrag dat de werkgever de stichting voor
bemiddeling verschuldigd is, zal jaarlijks voor het
prijsgevoelige deel van de kosten worden herzien naar
rato van de wijziging van het prijsindexcijfer van de
gezinsconsumptie, reeks werknemersgezinnen, zoals dat
door het Centraal Bureau voor de Statistiek zal worden
vastgesteld voor het kalenderjaar voorafgaande aan het
jaar van herziening.
Daarenboven zal het loongevoelige deel van de kosten
aangepast worden aan de kostenstijging die volgt uit de
wijziging van de CAO-Welzijnswerk, welke op het
personeel in dienst van en werkzaam op het bureau van
de stichting van toepassing is. Het aldus herziene
bedrag wordt minimaal twee maanden voor de datum waarop
het verschuldigd zal zijn schriftelijk aan de werkgever
medegedeeld.
Artikel 7 (Niet benutte bemiddeling)
Indien de werkgever de met de stichting overeengekomen
bemiddeling niet daadwerkelijk benut, is desondanks het
volledige overeengekomen basisbedrag verschuldigd.
Artikel 8 (Looptijd)
De overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd,
ingaande op .......
Vanaf .... maanden na de ingangsdatum van de
overeenkomst, hebben beide partijen het recht de
overeenkomst door opzegging te beëindigen met een
opzegtermijn van een maand.
De looptijd van de eerste periode is dus minimaal ....
maanden. Opzegging dient schriftelijk te geschieden. De
termijn van opzegging gaat in vanaf de eerste van de
maand opvolgend aan de maand waarin is opgezegd.
Artikel 9 (Wanprestatie)
Indien één van beide partijen, ondanks schriftelijk
ingebrekestelling, niet aan zijn verplichtingen
ingevolge deze overeenkomst voldoet, is de andere
partij gerechtigd de overeenkomst zonder dat daartoe
een rechterlijke tussenkomst is vereist, met ingang van
de in de ingebrekestelling genoemde datum te beëindigen
of te ontbinden, onverminderd zijn recht op nakoming
en/of schadevergoeding te vorderen. Bij niet of niet
tijdige betaling is het bedrijf de wettelijke rente
verschuldigd, als bedoeld in artikel 119 jo 120, boek 6
van het Burgerlijk Wetboek, vanaf de zestiende dag van
de maand waarin de betaling had moeten zijn ontvangen.
Zowel de gerechtelijke als de buitengerechtelijke
incassokosten zijn geheel voor rekening van de
werkgever.
Artikel 10 (Administratiekosten)
Indien de werkgever de bemiddelingsprocedure wil
beëindigen in de periode na de datum waarop het
bevestigingsformulier bij de stichting is
geretourneerd, echter slechts in het geval de stichting
nog geen koppeling tot stand heeft gebracht, dan zal
door de stichting e.... (zegge: .... euro), exclusief
BTW, administratiekosten bij de werkgever in rekening
worden gebracht.
Aldus overeengekomen te ..........................
Stichting Gastouderbureau De werkgever
---
---
---
---
functie .............................. functie
---
Toepassing van de wet op de omzetbelasting 1968 ten
aanzien van advocaten, enz.
Belastingdienst/Centrum voor proces en
productontwikkeling, domein verbruiksbelastingen
Besluit van 14 november 2001, nr. CPP2001/2152M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
Dit besluit is een herziene versie van het besluit van
19 juni 1970, nr. B69/11758. Het besluit is herzien in
verband met de vervanging van de gulden door de euro
per 1 januari 2002. De eerste alinea en de passages die
handelen over kosteloos procederen hebben hun belang
verloren en zijn uit het besluit verwijderd. Van de
gelegenheid is gebruik gemaakt om het in het besluit
opgenomen voorbeeld te actualiseren.
Wanneer in een gerechtelijke procedure één der partijen
(A) wordt veroordeeld tot betaling van een bepaald
bedrag aan de wederpartij (B) als tegemoetkoming in de
door B in verband met de procedure gemaakte directe
kosten, pleegt dat bedrag door de advocaat van B namens
zijn cliënt te worden geïnd. Vervolgens verrekent die
advocaat het geïnde bedrag (de z.g. geliquideerde
kosten) met het door hem aan zijn cliënt (B)
gedeclareerde totale honorarium. Uiteraard is de
advocaat over het volledige honorarium omzetbelasting
verschuldigd. Ik kan mij ermee verenigen dat in
dergelijke gevallen het bedrag van de geliquideerde
kosten zelf buiten de heffing van omzetbelasting wordt
gelaten.
Ter verduidelijking kan het volgende voorbeeld dienen:
Declaratie advocaat Declaratie advocaat van partij A van partij B
---
Honorarium 1.000 Honorarium 1.000
BTW 19% 190 BTW 19% 190
1.190 1.190
Griffierechten 100 Griffierechten 100
etc. etc.
1.290
Geliquideerde 250 Geliquideerde 250
kosten kosten
te ontvangen 1.540 nog te 1.040 ontvangen
De hiervoor aangegeven lijn kan eveneens toepassing vinden met betrekking tot gerechtsdeurwaarders en andere gemachtigden, voor zover zij in bepaalde zaken op dezelfde voet optreden als advocaten.
Volledigheidshalve merk ik nog op dat
deurwaarderskosten en griffierechten die een advocaat
voldoet voor zijn cliënt als doorlopende posten worden
beschouwd die niet tot de vergoeding van de advocaat
behoren.
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari
2002.
Vervallen besluit
Het besluit van 19 juni 1970, nr. B69/11758 vervalt per
1 januari 2002.
Eenmalige financiële compensatieregelingen voor
militairen
Belastingdienst/Centrum voor proces- en
productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en
vermogen
Besluit van 19 november 2001, nr. CPP2001/2137M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
Dit besluit is een herziene versie van het besluit van
7 maart2001, nr. CPP2001/416M. Het besluit is herzien
in verband met de omzetting van guldensbedragen in
eurobedragen per 1 januari 2002. De passage over de
Uitkeringswet KNIL-dienstplichttijd (Stb. 1994, 50) is
verwijderd omdat deze regeling zijn belang heeft
verloren. Voor het overige bevat dit besluit
inhoudelijk geen wijzigingen.
In de Uitkeringswet financiële compensatie langdurige
militaire dienst (Stb. 1992, 367) is een regeling
getroffen voor bepaalde groepen militairen die ten
minste vijf jaar onder de wapenen zijn geweest. Op
grond van deze wet kan de Minister van Defensie een
eenmalige netto-uitkering verlenen tot een bedrag van
ten hoogste ¤ 3.403,35.
In de Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige
diensttijd veteranen (Stb. 1997, 728) is een regeling
opgenomen inzake een tegemoetkoming in de vorm van een
eenmalige uitkering door het Rijk aan militairen die
meer dan twee doch minder dan vijf jaar als dienst- of
reserveplichtige, als oorlogsvrijwilliger dan wel als
schutterplichtige bij de krijgsmacht van het Koninkrijk
hetzij tijdens de Tweede Wereldoorlog, dan wel in het
voormalig Nederlands-Indië, in Korea of in het
voormalig Nederlands Nieuw-Guinea in werkelijke dienst
zijn geweest. Op grond van deze wet kan een eenmalige
netto-uitkering worden verleend tot een bedrag van ten
hoogste ¤ 454,78.
De over de bovenstaande netto-uitkeringen verschuldigde
bedragen aan inkomstenbelasting en premies
volksverzekeringen komen in de vorm van een
lumpsumheffing voor rekening van het Rijk.
In de Uitkeringswet KNIL beroepsmilitairen (Stb. 1998,
182) is een regeling opgenomen inzake een eenmalige
financiële compensatie voor beroepsmilitairen die ten
minste vijf maar minder dan vijftien jaren bij het
voormalige KNIL in werkelijke dienst zijn geweest. Op
grond van deze wet kan de Stichting Administratie
Indonesische Pensioenen een eenmalige netto-uitkering
verlenen tot een bedrag van ten hoogste ¤ 3.403,35. De
over deze netto-uitkering verschuldigde bedragen aan
inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen komen
voor rekening van de Stichting.
In verband met het vorenstaande dient een op grond van
de hiervoor genoemde regelingen ontvangen uitkering
buiten het belastbare inkomen uit werk en woning te
worden gelaten en komen geen inhoudingen voor
verrekening in aanmerking.
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari
2002.
Vervallen besluit
Het besluit van 7 maart 2001 nr. CPP2001/416M vervalt
per 1 januari 2002.
Buitengewone uitgaven (arbeidsongeschiktheidsaftrek) en
belastingvrije toeslag van buitengewoon
gepensioneerden. Buitengewone uitgaven van militaire
oorlogsslachtoffers
Belastingdienst/Centrum voor proces- en
productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en
vermogen
Besluit van 19 november 2001, nr. CPP2001/2143M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
Dit besluit is een herziene versie van het besluit van
14 december 2000 nr. CPP2000/2719M.
Het besluit is herzien in verband met de omzetting van
guldensbedragen in eurobedragen per 1 januari 2002 en
bevat geen inhoudelijke wijzigingen.
1. Inleiding
Oud deelnemers aan het verzet, oud deelnemers aan het
Indisch verzet, zeelieden-oorlogsslachtoffers en
militaire oorlogsslachtoffers hebben op grond van
onderscheidenlijk de Wet buitengewoon pensioen
1940-1945, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet,
de Wet buitengewoon pensioen
zeelieden-oorlogsslachtoffers en de Algemene Militaire
Pensioenwet recht op een buitengewoon pensioen c.q. op
een militair pensioen waarvan de hoogte wordt bepaald
door de graad van de invaliditeit. In geval van
ernstige of zeer ernstige verminking dan wel bij
blijvende algehele of nagenoeg algehele invaliditeit is
een vermeerdering van het pensioen mogelijk van 20% of
40%.
2. Belastingvrije uitkeringen
Alle oud deelnemers aan het (Indisch) verzet en
zeelieden-oorlogsslachtoffers die een vermeerderd
pensioen genieten, zijn in het genot gesteld van een
toeslag voor medisch-sociale kosten ten bedragen van
¤ 1.361 per jaar. Gelet op de bijzondere positie waarin
deze buitengewoon gepensioneerden verkeren en mede in
aanmerking genomen de omstandigheid dat deze
gepensioneerden door hun hoge graad van lichamelijke of
psychische invaliditeit dan wel door ziekte doorgaans
extra kosten moeten maken, keur ik voor zoveel nodig
goed dat vorenbedoelde toeslag voor de heffing van de
loonbelasting en de inkomstenbelasting geheel wordt
beschouwd als een belastingvrije uitkering als is
bedoeld bij artikel 11, eerste lid, onderdeel l, van de
Wet op de loonbelasting 1964.
Dit houdt in dat voorzover door de toeslag uitgaven ter
zake van ziekte en invaliditeit (in de zin van artikel
6.16 en volgende van de Wet IB 2001) worden vergoed,
deze uitgaven niet meer als op de betrokkenen drukkende
uitgaven kunnen worden aangemerkt.
Ik merk hierbij nog op dat de toeslag niet strekt tot
vergoeding van uitgaven die betrekking hebben op
anderen dan de buitengewoon gepensioneerde zelf en
evenmin tot vergoeding van premies voor
ziektekostenverzekering of ziekenfonds. Met deze
uitgaven behoeft de toeslag derhalve niet te worden
gesaldeerd.
3. Vergoeding van uitgaven
Mij is voorts gebleken dat aan militaire
oorlogsslachtoffers die een vermeerderd pensioen
genieten de uit hun invaliditeit voortvloeiende
uitgaven ter zake van ziekte en invaliditeit (in de zin
van artikel 6.16 en volgende van de Wet IB 2001) in de
praktijk vrijwel geheel worden vergoed.
4. Beoordeling buitengewone uitgaven
De buitengewone uitgaven van oud deelnemers aan het
(Indisch) verzet, zeelieden-oorlogsslachtoffers en
militaire oorlogsslachtoffers die een vermeerderd
pensioen genieten dienen volgens de normale regelen te
worden beoordeeld.
De inspecteurs dienen evenwel een soepel standpunt in
te nemen ten aanzien van de vraag of bepaalde uitgaven
hun oorzaak vinden in de lichamelijke dan wel
psychische invaliditeit of ziekte van deze
belastingplichtigen.
5. Arbeidsongeschiktheidsaftrek
Voor de heffing van de loonbelasting en de
inkomstenbelasting kunnen bij oud deelnemers aan het
(Indisch) verzet en zeelieden-oorlogsslachtoffers die
een vermeerderd pensioen genieten de uitgaven ter zake
van arbeidsongeschiktheid in aanmerking worden genomen
overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.20 van de Wet
IB 2001, zonder dat van hen een nader bewijs wordt
verlangd met betrekking tot de vraag of zij voldoen aan
de eisen welke omtrent de mate van
arbeidsongeschiktheid in dit wetsartikel zijn gesteld.
Ik heb geen aanleiding gevonden de in dit lid neergelegde goedkeuring in zijn algemeenheid ook van toepassing te verklaren ten aanzien van militaire oorlogsslachtoffers met een vermeerderd pensioen.
6. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari
2002.
7. Vervallen besluit
Het besluit van 14 december 2000, nr. CPP2000/2719M
vervalt per 1 januari 2002.