De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
TRCDL/2001/4967
datum
14-11-2001
onderwerp
Voortgang mestbeleid
bijlagen
1
Geachte Voorzitter,
Met deze brief informeer ik u, mede namens mijn ambtgenoot van VROM, over de stand van zaken bij de implementatie van het mest- en mineralenbeleid. Daarmee voldoe ik tevens aan het verzoek van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (d.d. 31 oktober 2001, kenmerk 93-10-LNV) om informatie over de stand van zaken bij het mineralenaangiftesysteem en het mestafzetstelsel, ten behoeve van het Algemeen Overleg op 22 november a.s. In deze brief ga ik in op de hoofdpunten. Nadere informatie is opgenomen in de notitie die als bijlage bij deze brief is gevoegd. De bijlage gaat onder andere in op de aanwijzing van de uitspoelingsgevoelige zand- en lössgronden. Voor het overige zij verwezen naar de brief 11 september jl. (Kamerstukken II 2000/01, 26729, nr. 47).
datum
14-11-2001
kenmerk
TRCDL/2001/4967
bijlage
Stelsel van mestafzetovereenkomsten van start
Per 1 januari 2002 start een nieuwe fase in het mestbeleid. Deze zomer
is door het parlement de wijziging van de Meststoffenwet aanvaard
waarmee het stelsel van mestafzetovereenkomsten wordt geïntroduceerd
en waarmee de verliesnormen verder worden aangescherpt, teneinde te
voldoen aan de eisen van de Nitraatrichtlijn. De voorbereidingen voor
de implementatie per 1 januari 2002 draaien op volle toeren. Dit
vraagt grote inspanningen voor de praktijk maar ook van mijn eigen
diensten. Sinds de aanvaarding van de wetswijziging, moeten agrariërs
gegevens ten behoeve van de basisregistratie percelen opgeven en
zonodig mestafzetovereenkomsten sluiten. Mestintermediairs,
-verwerkers en -exporteurs vragen nu erkenningen aan teneinde
contracten met mestproducenten te kunnen sluiten. Via het Mestloket
van
Bureau Heffingen enerzijds en via voorlichtingsacties anderzijds
tracht ik maximaal tegemoet te komen aan de vragen over de nieuwe
beleidsmaatregelen en over de betekenis daarvan voor de
bedrijfsvoering.
Hoewel er veel gebeurt op de mestmarkt constateer ik dat het aantal
mestafzetovereenkomsten dat thans gesloten is, laag is. Het lijkt erop
dat met name veehouders, mede gezien de prijsstelling in de markt, tot
het laatst toe wachten met het sluiten van contracten. Toch zullen
veehouders die onvoldoende eigen mestplaatsingsruimte hebben per 1
januari 2002 over voldoende contracten moeten beschikken. Landelijk
gezien is er ruim voldoende mestplaatsingsruimte voor 2002, dus het is
alleen nog zaak dat marktpartijen vraag en aanbod bijeenbrengen. Via
het Mestloket en voorlichtingsprojecten verspreid ik veel informatie
over de mogelijkheden om mestafzetovereenkomsten te sluiten. Bureau
Heffingen staat klaar om degenen waarvan voor 1 januari 2002 een
overeenkomst is ontvangen, binnen de gestelde termijn van 13 weken na
1 januari 2002 terug te melden welke plaatsingsruimte voor hun bedrijf
is geregistreerd. Ik heb er dan ook alle vertrouwen in dat het stelsel
zoals gepland per 1 januari 2002 volledig operationeel zal zijn.
Mestoverschot uit de markt
Zoals u recent is gemeld, is in de tweede tranche van de Regeling
Beëïndiging Veehouderijtakken circa 12 miljoen kg (forfaitair) fosfaat
aangeboden. Dit komt ongeveer overeen met het voor 2003 op basis van
de werkelijke excretie berekende mestoverschot van 8 miljoen kilogram.
Bij honorering van deze aanvragen wordt aldus ongeveer het totale
berekende mestoverschot voor 2003 uit de markt gehaald. Hiermee is -
uitgaande van de huidige normen voor 2003 - evenwicht in de mestmarkt
ontstaan, hetgeen van belang is voor het goed functioneren van MINAS
en het stelsel van mestafzetovereenkomsten.
In de berichtgeving over het verdwenen mestoverschot is de afgelopen
weken gewezen op de onzekerheid over de mogelijkheid de derogatie van
de Nitraatrichtlijn toe te passen. De berekeningen over het
mestoverschot in 2003 gaan uit van een derogatie van 250 kg stikstof
uit dierlijke mest per hectare grasland, waar de richtlijn 170 kg
stikstof voorschrijft. Ik kan u melden dat de gesprekken van Minister
Pronk en mijzelf met de Commissie nog gaande zijn. Onze inzet is om de
Commissie duidelijk te maken dat de derogatie goed onderbouwd is en
dat de kansen om met het Nederlandse mestdossier in een rustiger
vaarwater te komen sinds jaren niet zo gunstig zijn geweest. Onze
inzet is erop gericht de komende maanden daarover duidelijkheid te
scheppen door het bereiken van overeenstemming met de Europese
Commissie.
Naar een efficiënter stelsel
Met het bereiken van evenwicht op de mestmarkt en de introductie van
het stelsel van mestcontracten als sluitstuk in de mestwetgeving
breekt een nieuwe fase aan in het mestdossier. Een fase waarin ook kan
worden gekeken naar het effectiever en eenvoudiger maken van de
uitvoering. Ik wil daarbij die elementen schrappen die niet strikt
noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van het stelsel.
Samengevat zullen de volgende zaken worden uitgewerkt en aangepakt
(verdere toelichting in de bijgevoegde notitie).
Wat betreft MINAS:
* De achterstanden bij de afhandeling van MINAS over 1998 en 1999
worden in hoog tempo weggewerkt. De MINAS-aangiften over het jaar
2000, zoals die onlangs bij Bureau Heffingen zijn ingediend,
zullen in augustus 2002 zijn afgehandeld. De afhandeling zal
daarmee vanaf volgend jaar volgens plan verlopen;
* Naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer zal de
komende tijd een efficiëntere controlestructuur worden ingevoerd.
Dit zal leiden tot lagere uitvoeringslasten;
* Met LTO Nederland zal ik volgend jaar kijken naar verdere
mogelijkheden voor vereenvoudiging van het stelsel. Daarbij ligt
de uitdaging in het vinden van een goede balans tussen
vereenvoudiging en het recht doen aan de variatie in het
bedrijfsleven;
* Bij het bereikte evenwicht op de mestmarkt past ook een grotere
verantwoordelijkheid voor de uitvoering bij de sector. Zo ben ik
voornemens om het beheer van de gegevens van de
mestafleveringsbewijzen primair bij de mestintermediairs te laten.
Dit is te realiseren zodra er sprake is van een fraudebestendig
traject van mesttransporten en -bemonstering. Daarover zijn de
afgelopen maanden met deze sector afspraken gemaakt;
* Op verzoek van uw Commissie zal ik de overdracht van het
mineralensaldo bij bedrijfsoverdracht mogelijk maken. Op dit
moment wordt nagegaan op welke wijze dat het beste kan gebeuren.
De voorziening zal voor vergelijkbare gevallen terugwerken tot en
met 1 januari 1998.
Wat betreft mestafzetstelsel:
* Een gesignaleerd probleem bij het nieuwe stelsel van
afzetcontracten, betreffende het dagplafond in relatie tot
grondgebruiksverklaringen, zal direct worden opgelost;
* Binnenkort zal een vrijstellingsregeling van kracht worden om een
experiment met mestconcentraten mogelijk te maken. Hierover is met
het bedrijfsleven overeenstemming bereikt. Hiermee wordt invulling
gegeven aan de motie Waalkens (Kamerstukken II 2000/01, 27276, nr.
22);
* Ik zal een regeling treffen om de afzet van verwerkte varkensmest
in de substraatteelt in de glastuinbouw nog dit jaar een plaats te
geven in het mestafzetstelsel.
Algemeen:
* Ik bereid een wetswijziging voor om gepachte grond vanaf de
ingangsdatum van de overeenkomst te laten meetellen voor MINAS en
mestproductierechten. De huidige eis - pacht telt pas mee na
goedkeuring of registratie van de overeenkomst door de grondkamer
- blijkt slecht werkbaar en door de basisregistratie minder nodig.
Evaluatie 2002
Enige tijd geleden heb ik toegezegd uw Kamer in mei 2002 te informeren
over de uitkomsten van de evaluatie 2002 van de Meststoffenwet. Deze
evaluatie is onderdeel van de tweejaarlijkse verslagcyclus over de
werking van deze wet en betreft de jaren 2000 en 2001. Tegelijk wordt
een aantal andere onderwerpen bij de evaluatie meegenomen, conform de
toezeggingen aan het Parlement.
In de evaluatie 2002 wordt allereerst aandacht besteed aan de werking
van verschillende instrumenten uit de wet en aan het flankerende
beleid. Voor een nadere afbakening verwijs ik u naar de bijgevoegde
notitie. Daarnaast zal veel aandacht worden besteed aan de relatie
tussen de MINAS-verliesnormen en de effecten daarvan op het milieu en
de technische en sociaal-economische gevolgen voor agrarische
sectoren. Op basis hiervan zal ik de hoogte van de MINAS-verliesnormen
voor 2003 vaststellen. De evaluatie 2002 gaat
- zoals ik u recent heb bericht - eveneens in op de criteria voor de
aanwijzing van uitspoelingsgevoelige gronden en op de
uitspoelingsgevoeligheid van de matige droge zandgronden
(grondwatertrap 6). Ook komen aan de orde de problematiek van de loze
contracten en de stikstofexcretienormen van enkele diersoorten alsmede
de resultaten van de herberekening van het mestoverschot 2003.
De uitvoering van de evaluatie is sinds enige tijd in volle gang. Het
verzamelen van de benodigde feiten en cijfers heb ik zoveel mogelijk
in onafhankelijke handen gelegd, zoals bij het Milieuplanbureau. De
maatschappelijke organisaties worden nauw bij het evaluatieproces
betrokken. Dit geldt zeker voor het landbouwbedrijfsleven: LTO
Nederland heeft zitting in de speciaal voor de evaluatie ingestelde
Stuurgroep. De onderzoeksinstellingen hebben op mijn verzoek speciale
klankbordgroepen ingesteld voor reflectie op de opzet, uitvoering en
resultaten van het onderzoek. Daarnaast zal ik de maatschappelijke
organisaties in de fase van beleidsvorming consulteren over hun visie
op de onderzoeksresultaten.
Over het arrest van de Hoge Raad d.d. 16 november inzake NVV
c.s./Staat met betrekking tot de rechtmatigheid van de Wet
herstructurering varkenshouderij wordt u gelijktijdig bericht. In
samenhang met dit arrest en de ontwikkelingen rond het mestoverschot,
beraad ik mij nog nader over het afromingspercentage bij de
verhandeling van productierechten.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst
Bijlage:
Bijlage bij brief Voortgang mestbeleid aan Tweede Kamer, november 2001
(PDF-formaat, 141 Kb)
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
http://www.minlnv.nl/infomart...2001/par01342.htm
.