M I N I S T E R I E V A N A L G E M E N E Z A K E N
Minister-President
De Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Lange Poten 4
's-GRAVENHAGE
Kenmerk : 01M419870 's-Gravenhage, 22 november 2001
Geachte voorzitter,
Op 27 augustus jl. heeft de tijdelijke Adviescommissie Toekomst Overheidscommunicatie aan
het kabinet advies uitgebracht over de verdere ontwikkeling van de overheids- communicatie in
de komende jaren.
De kabinetsreactie op dit advies, dat als titel meekreeg 'In dienst van de democratie', doe ik u
hierbij toekomen. Deze reactie is gecombineerd met een reactie op onderdelen van het rapport
'Burger en overheid in de informatiesamenleving; de noodzaak van institutionele innovatie' van
de Commissie ICT en Overheid, dat 6 september jl. aan het kabinet werd uitgebracht.
DE MINISTER-PRESIDENT
Minister van Algemene Zaken,
W. Kok
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
mr. K.G. de Vries
De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid
Mr. R.H.L.M. Van Boxtel
1
Kabinetsreactie op het rapport 'In dienst van de democratie' van de Commissie Toekomst
Overheidscommunicatie
1. ALGEMEEN
Opdracht Commissie
In het regeerakkoord van kabinet Kok II en in de memorie van toelichting bij de begroting van
Algemene Zaken voor 1999 staat: "Onderzoek naar de organisatie en inzet van middelen en
nieuwe instrumenten, moet leiden tot een vergroting van de effectiviteit van de overheids-
voorlichting en tot betere toegankelijkheid van overheidsinformatie". Mede op basis daarvan
heeft de Voorlichtingsraad (VoRa) in 1999 advies uitgebracht over de opzet en uitvoering van
een dergelijk onderzoek en de instelling van een onderzoekscommissie. De Commissie
Toekomst Overheidscommunicatie is in april 2000 ingesteld door de Minister-president
Minister van Algemene Zaken en door de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties. De Commissie had tot taak te komen tot een rapport waarin zij de regering
met het oog op de huidige en toekomstige ontwikkelingen op het terrein van de beleids-
ontwikkeling, de informatie- en communicatietechnologie, het medialandschap en de
journalistiek adviseert over:
* de toekomstige doelen, functies, coördinatie en organisatie van de overheids-
communicatie en de daarvoor benodigde financiële middelen;
* de inzet van nieuwe middelen en instrumenten op het gebied van media en informatie;
* de consequenties van het advies voor de werkwijze van de ministeries.
De Commissie heeft haar rapport 'In dienst van de democratie' eind augustus 2001 aan de
minister-president aangeboden.
Reactie Voorlichtingsraad
In oktober 2001 heeft de Voorlichtingsraad (VoRa) zijn advies inzake het rapport van de
Commissie Wallage ten behoeve van het kabinet afgerond. Het advies van de VoRa heeft
mede ten grondslag gelegen aan dit kabinetsstandpunt.
Rapport Commissie ICT en Overheid
De Commissie 'ICT en Overheid' (vrz. A. Docters van Leeuwen) is januari 2001 ingesteld door
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister voor Grote Steden-
en Integratiebeleid om te adviseren over de invloed van ICT-ontwikkelingen. in combinatie met
internationalisering, op de positie, rol en institutionele structuur van de Nederlandse overheids-
organisatie. De commissie heeft haar rapport 'Burger en overheid in de informatiesamenleving;
de noodzaak van institutionele innovatie', september 2001 uitgebracht. Het rapport heeft onder
andere betrekking op de communicatie en openbaarmaking van overheidsinformatie en
vertoont derhalve op onderdelen een overlap met het advies van de Commissie Wallage. Het
kabinet heeft afgesproken de standpunten over beide rapporten waar nodig met elkaar te
combineren. Daarbij is een verdeling gemaakt tussen de primair op de overheidscommunicatie
gerichte aanbevelingen (te behandelen in de kabinetsreactie Wallage) en de overige, primair
interbestuurlijke, aanbevelingen (te behandelen in de kabinetsreactie Docters van Leeuwen). Zo
wordt het onderwerp 'openbaarheid van overheidsinformatie' geheel in dit kabinetsstandpunt
behandeld. Het onderwerp 'zelfbeschikking en privacy' zal in het nog dit jaar aan de Tweede
Kamer toe te zenden kabinetsstandpunt over het rapport van de Commissie Docters van
Leeuwen worden behandeld.
2
Betekenis rapport Commissie Toekomst Overheidscommunicatie
Het kabinet onderstreept dat overheidscommunicatie en een ruime mate van openbaarheid van
informatie, zowel voor de burger als voor de overheid, van groot belang zijn. Na twee eerdere
staatscommissies, de Commissie Van Heuven Goedhart in 1946 (in dit advies lag het accent op
het voorkomen van ongewenste propaganda) en de Commissie Biesheuvel in 1970 (in dit
advies lag het accent op openheid en openbaarheid), legt de Commissie Wallage in haar advies
het accent op het recht van de burger op communicatie met zijn overheid. Maximale
transparantie en actieve openbaarmaking van informatie moeten dat recht op communicatie
ondersteunen.
Het rapport van de Commissie Wallage biedt een interessante doorkijk naar de toekomst en
sluit goed aan bij eerder door het kabinet geformaliseerde opvattingen, zoals in de nota
'Contract met de toekomst' 1, de nota 'Naar optimale beschikbaarheid van overheidsinformatie' 2
en het kabinetsstandpunt 'Grondrechten in het digitale tijdperk' (alle BZK) en bij de studies in
het kader van het programma Infodrome (OCW).
Opbouw kabinetsstandpunt
Het kabinet gaat in hoofdstuk 2 in op de verkenningen die de Commissie Wallage heeft uit-
gevoerd en die voor een belangrijk deel betrekking hebben op de context van overheids-
communicatie. Hoofdstuk 3 gaat verder met een nadere plaatsbepaling en afbakening van
overheidscommunicatie. In hoofdstuk 4 geeft het kabinet zijn reactie op de aanbevelingen, van
de Commissie Wallage en de Commissie Docters van Leeuwen voor zover deze betrekking
hebben op de actieve openbaarmaking van overheidsinformatie. In hoofdstuk 5 gaat het kabinet
in op de overige aanbevelingen van de Commissie Wallage en op de aanbevelingen van de
Commissie Docters van Leeuwen over interactieve beleidsvoorbereiding. De aanbevelingen
hebben achtereenvolgens betrekking op de concrete activiteiten op het terrein van
communicatie en openbaarheid van informatie (`de frontoffice' van de rijksoverheid), op de
aanpassingen in de organisatie en de interne informatiestructuur van de rijksoverheid die
daarvoor nodig zijn (de 'backoffice' van de rijksoverheid) en op de 'uitgangspunten voor
overheidscommunicatie' (de 'spelregels'). In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de nieuw gefor-
muleerde uitgangspunten voor de overheidscommunicatie. Tenslotte geeft het kabinet in
hoofdstuk 7 aan, hoe het de gewenste vernieuwingen in het communicatiebeleid wil invoeren.
2. BESCHOUWING KABINET
Veranderingen
In de rapporten van de Commissies Wallage en Docters van Leeuwen wordt een beeld
geschetst van de mondiger en zelfstandiger geworden burger en de gevolgen hiervan voor diens
houding tot de overheid. Het kabinet herkent deze veranderingen en de invloed daarvan op de
overheidscommunicatie. Daarnaast zijn andere ontwikkelingen relevant, zoals de vergrijzing
van de bevolking en het feit dat de omgang tussen mensen informeler is geworden. De overheid
dient daar bij het ontwikkelen van communicatiebeleid, de keuze voor communicatiemiddelen
en de toon van haar communicatie rekening mee te houden. Ook de toenemende belangstelling
van de burger in onderwerpen als veiligheid en gezondheid en het leven in een maatschappij
met risico's en de internationalisering zijn naar de mening van het kabinet relevante
ontwikkelingen, die de communicatie van de rijksoverheid niet ongemoeid (zullen) laten.
1 Kamerstukken II, 1999-2000, 26387, nr. 8
2 Kamerstukken II, 1999-2000, 26387, nr. 7
3
Informatie- en communicatietechnologie
De Commissies Wallage en Docters van Leeuwen geven aan, dat de positie van de burger
aanzienlijk is veranderd als gevolg van de 'stormachtige' ontwikkelingen op het gebied van de
informatie- en communicatietechnologie. De komst van internet, met eigenschappen als
personalisering, interactie en flexibiliteit en grotere mogelijkheden om meer persoonlijk
toegesneden informatie aan te bieden, veranderen de mogelijkheden van de overheid als het
gaat om de communicatie en interactie met de burger. Enerzijds kan informatie meer gericht en
meer op maat worden aangeboden, anderzijds is de overheid meer dan ooit één van de vele
aanbieders van informatie en bepaalt de burger zelf welke informatie hij toch zich neemt en op
welk moment. De ontwikkelingen in de ICT hebben aan de overheidscommunicatie een nieuwe
dimensie gegeven. De traditionele (actieve) voorlichting en beleidscommunicatie is uitgebreid
met de in beginsel onbegrensde mogelijkheid van 'passieve' communicatie, in de vorm van
elektronische openbaarmaking van de binnen de overheid aanwezige informatie. De overheid
dient bij dit alles te beseffen dat de toegenomen mogelijkheden van ICT snel tot het
verwachtingspatroon van burgers gaan behoren; dit schept een zekere verplichting. Tevens
dient de overheid zich te realiseren dat de bestaande informatiekloof door de ICT-
ontwikkelingen niet zonder meer wordt opgeheven. Het kabinet benadrukt dat de overheid zo
goed mogelijk moet proberen aan te sluiten op de vaardigheden van mensen om informatie te
verkrijgen.
Medialandschap en journalistiek
De Commissie Wallage gaat in zijn rapport uitvoerig in op de huidige ontwikkelingen in het
medialandschap en stelt vast, dat media momenteel in grote getale aanwezig, actief en alert
zijn. Het aanbod van informatie is groot en divers en richt zich op een algemeen publiek of juist
op specifieke informatiebehoeften van specifieke publieksgroepen. De inhoud van de
boodschap moet het, aldus de Commissie Wallage, vaak afleggen tegen commercieel bepaalde
of beïnvloede doelstellingen. Deze en andere door de commissie geschetste ontwikkelingen
hebben mede geleid tot ingrijpende veranderingen in de journalistiek en het ontstaan van een
24-uurs nieuwseconomie, hetgeen gevolgen heeft voor de overheidscommunicatie en het reeds
in gang gezette beleid op het gebied van de actieve woordvoering. Het kabinet houdt met deze
geschetste ontwikkelingen rekening. Dit mede vanuit het perspectief, dat de onafhankelijke
pers een belangrijke rol vervult bij het vormen van de publieke opinie.
Positie van de overheid
De Commissies Wallage en Docters van Leeuwen geven aan, dat de wisselwerking tussen
overheid en burger zich in een fundamenteel andere context en een wezenlijk ander
mediaklimaat voltrekt dan vroeger. De visie op de rol en de positie van de overheid is sterk
veranderd. Technologische ontwikkelingen hebben zowel tot een verandering in de positie van
de burger, als tot een verandering in de taken en beleidsvelden van de overheid geleid.
Verwijzend naar onder meer de kabinetsnota 'Contract met de toekomst' en de kabinetsreactie
op het rapport van Commissie 'Grondrechten in het digitale tijdperk' gaan de Commissies
Wallage en Docters van Leeuwen in op de ontwikkelingen in de richting van een zgn.
netwerksamenleving. Daarnaast beïnvloeden ook decentralisatie, deregulering, internationalise-
ring en de Europese integratie de context. In menig opzicht is de overheid minder spelbepaler
en meer medespeler geworden. Die gewijzigde politieke en bestuurlijke context is van grote
invloed op de (functies van) overheidscommunicatie en derhalve is bezinning op
overheidscommunicatie opnieuw noodzakelijk.
In de wisselwerking tussen overheid en burger onderscheidt de Commissie Wallage drie
verschillende relaties waarin burgers met de overheid te maken kunnen hebben: die van
4
staatsburger (als kiezer en co-product van beleid zijn burgers opdrachtgever van de overheid),
die van klant (als afnemer van diensten en producten moet de overheid zoveel mogelijk in hun
wensen tegemoet komen) en die van onderdaan (waarbij burgers zijn 'onderworpen' aan het
beleid en daar individueel of als groep op worden aangesproken).
Transparantie
Transparantie en interactiviteit zijn de grondthema's van het rapport en de aanbevelingen van
de Commissies Wallage en Docters van Leeuwen. In beide rapporten wordt gepleit voor
optimale transparantie, die met name is gediend bij actieve openbaarmaking, ook (zij het onder
nadrukkelijke voorwaarden) van niet-aanvaard beleid. De Commissie Wallage voegt daaraan
toe, dat `beleidsintimiteit', die een openhartige uitwisseling van meningen en gedachten tussen
ambtenaren en bewindspersonen en ambtenaren en bewindslieden onderling mogelijk maakt,
hierdoor niet mag worden aangetast. Optimale transparantie en actieve openbaarheid vragen
naar het oordeel van de Commissie ook om inzicht in de samenhang van het regeringsbeleid
(corporate communicatie) en om goede berichtgeving via de onafhankelijke media en
rechtstreeks naar de burger.
Het kabinet is van oordeel, dat transparantie niet alleen relevant is als het gaat om de
ontwikkeling van nieuw beleid, maar evenzeer betrekking heeft op de andere fasen van de
beleidscyclus: uitvoering, handhaving en evaluatie. Een actieve participerende en controlerende
rol van de burger veronderstelt zoveel mogelijk toegang tot overheidsinformatie, variërend van
beleidsnota's tot bijvoorbeeld archieven, gegevensbestanden en uitvoeringsrapportages. Het
kabinet onderschrijft de noodzaak te komen tot een optimale transparantie en ziet de
informatie- en de communicatietechnologie als een krachtig instrument daarvoor. Dit
vanzelfsprekend onder de conditie dat de onderlinge samenhang in de communicatie zoveel
mogelijk gewaarborgd kan blijven. De concrete uitwerking van het beleid dat het kabinet voor
ogen staat wordt verderop in deze reactie beschreven.
De in de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) aangegeven kaders vormen het uitgangspunt voor het kabinet. Het kabinet en de commissies denken daarin gelijk. Wat betreft het vergroten van de actieve openbaarheid, stelt het kabinet vast dat - in aanvulling op het vele dat reeds geschiedt - verdere verbeteringen mogelijk zijn. Via de verschillende websites van de ministeries en andere overheidsorganen wordt steeds meer overheidsinformatie toegankelijk gemaakt. Het kabinet merkt nadrukkelijk op dat het hoogste doel niet bestaat uit het op internet plaatsen van alle informatie. De informatie zal (voor uiteenlopende doelgroepen) steeds goed vindbaar, toegankelijk en begrijpelijk moeten zijn. Voorts mag de transparantie niet uitsluitend aan internet gekoppeld zijn, al is dat in toenemende mate een belangrijk medium en kan iedereen daar in principe gebruik van maken (o.a. in openbare bibliotheken) . Er zijn en blijven echter (grote) groepen burgers die op dit moment van internet nog geen gebruik maken. Traditionele media blijven daarom ook van groot belang voor de communicatie van de rijksoverheid. Ook dit wordt door de Commissie Wallage aangegeven. Teneinde de vereiste openbaarheid te kunnen leveren, moet de overheid wel de (interne) organisatie van de informatievoorziening verder aanpassen. Dat kost (veel) tijd, geld en inspanning.
Interactiviteit
Bij interactiviteit gaat het volgens de Commissie Wallage om twee aspecten: het actief
betrekken van burgers bij de voorbereiding van beleid en het verbeteren van de bereikbaarheid
en responsiviteit van de overheid (de invulling van het recht op communicatie). Dit laatste
aspect is zeer bepalend voor het imago van en het vertrouwen in de overheid. Dit aspect wordt
nog wel eens onderschat. Daarom is het een goede zaak om de bestaande uitgangspunten en
5
spelregels op het gebied van overheidscommunicatie op dit punt te actualiseren en waar nodig
aan te vullen. Verder dienen voor interactieve beleidsvoorbereiding heldere spelregels
vastgesteld te worden; rekening houdend met ervaringen die in de praktijk zijn en worden
opgedaan. Het kabinet realiseert zich daarbij, dat - zoals uit onderzoek blijkt - niet alle burgers
zich tot de rol van 'coproducent van beleid' voelen aangetrokken.
Coproductie of interactieve beleidsvoorbereiding bestuur is naar de mening van het kabinet
onontkoombaar en behoeft actieve stimulering, zowel om de rol van de burger in het
democratische proces te versterken als om optimaal gebruik te maken van de enorme kennis en
ervaring in de maatschappij die met behulp van internet kan worden aangeboord. Daar waar op
dit moment beleid voorbereid en vastgesteld wordt binnen het model van de representatieve
democratie, zal er in de nabije toekomst steeds vaker een combinatie van participatieve en
representatieve democratie gezocht worden. Er is derhalve geen sprake van een vervanging
maar van een uitbreiding van de bestaande democratische structuren. Hoe dan ook zal de
interactieve voorbereiding van het beleid ingebed moeten zijn in en moeten voldoen aan
essentiële beginselen van democratische beleidsvoering. Daartoe zullen de ministers van BZK
en voor GSI een (beleids)kader ontwikkelen.
Moeilijk bereikbare doelgroepen
Volgens de Commissie Wallage moet de overheid meer burgers proberen te bereiken. Met
name geldt dit voor ouderen, laag opgeleiden en allochtonen. Ook de zogenaamde 'buiten-
staanders' en 'inactieven' (degenen die zich door hun burgerschapsstijl niet of minder
toegankelijk opstellen voor overheidsinformatie) worden door de Commissie tot de moeilijk
bereikbare doelgroepen gerekend. Met de Commissie is het kabinet van mening dat op dit punt
aanvullende maatregelen nodig en mogelijk zijn. De Voorlichtingsraad onderzoekt dit reeds.
Aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek zal het kabinet in kaart brengen welke
(andere) kanalen en methoden kunnen worden ingezet. Het kabinet wil hier overigens
benadrukken dat de kwalitatieve benadering (beter bereik) in zijn ogen moet prevaleren boven
de louter kwantitatieve benadering (meer bereik).
Medeoverheden en intermediairen
Medeoverheden en intermediaire organisaties kunnen een belangrijke rol vervullen in de
communicatie tussen (rijks)overheid en burger. Vanuit het perspectief van de burger wordt van
de kant van 'de overheid' gerekend op afgestemde communicatie. Daarom vindt het kabinet - in
lijn met het advies van de Commissie Wallage - verdergaande samenwerking op communicatie-
gebied met de medeoverheden van groot belang. Bij de samenwerking met intermediaire
organisaties moet de effectiviteit daarvan aanwezig zijn. Naarmate de intermediaire
organisaties meer betrokkenheid tonen bij de publieke zaak, kunnen zij een belangrijker rol
spelen in de overheidscommunicatie.
Belang van 'corporate communicatie'
De Commissie Wallage schetst de noodzaak van een goede 'corporate communicatie' van de
rijksoverheid. Daarbij gaat het om richtinggevende communicatie van en over de rijksoverheid
als geheel. In het bedrijfsleven wordt 'corporate communicatie' als onmisbare randvoorwaarde
beschouwd voor succesvol opereren. Voor het rijk geldt dat een samenhangende presentatie en
passende beeldvorming in termen van bestuurlijk gezag en publiek vertrouwen, kunnen worden
gezien als randvoorwaarden voor transparantie, interactiviteit en voor meer en beter bereik. Het
kabinet onderscheidt drie aspecten bij het vormgeven van de corporate communicatie van de
rijksoverheid: a) de 'missie' van het kabinet, zoals vastgelegd in de hoofdlijnen van het regeer-
akkoord en de regeringsverklaring, b) de aard, werkwijze, positie van de overheid als zodanig,
6
en c) de uitgangspunten en spelregels voor de communicatiepraktijk van de rijksoverheid. Deze
aspecten zullen in het vervolg van dit standpunt en in het nog aan te kondigen `plan van aanpak
overheidscommunicatie' nader worden uitgewerkt.
Communicatie in het hart van het beleidsproces
Om het vertrouwen van de burger te winnen en te behouden zijn openheid en communicatie
van groot belang. Volgens de Commissie Wallage moeten daarom voorlichting en
communicatie, naast het juridische- en financiële beleidsinstrumentarium, een volwaardig en
integraal onderdeel van het beleidsproces uitmaken. Met andere woorden: voorlichting en
communicatie behoren een plaats in het hart van het beleidsproces te hebben. Het kabinet
onderschrijft deze visie. De organisatorische vertaling hiervan is uiteraard maatwerk en kan per
ministerie uiteenlopen. Het kabinet beschrijft in dit standpunt de daarvoor geldende kaders.
Een ander punt van uitwerking is de belangrijke opgave om ook het beleid zelf
'communicatiever' te maken: het beleid moet aan duidelijkheid en begrijpelijkheid winnen.
Onduidelijkheden dienen niet pas bij de uitvoering aan het licht te komen. Daarom acht het
kabinet het van belang een hanteerbare communicatietoets te ontwikkelen die bij de
besluitvorming over beleidsvoorstellen kan worden betrokken. Het kabinet zal de
Voorlichtingsraad daarover advies vragen.
3. NADERE PLAATSBEPALING
Aanvullend op de bovenstaande kanttekeningen bij de verkenningen van de Commissie
Wallage, heeft het kabinet behoefte aan een nadere plaatsbepaling.
Plaats en functies overheidscommunicatie
Binnen het brede terrein van de overheidscommunicatie kan volgens het kabinet een
hoofdordening worden aangebracht, door een onderscheid te maken in:
a. 'corporate communicatie' (over taak en positie van de (rijks)overheid als geheel,
missie kabinet);
b. beleidscommunicatie (over specifieke beleidsthema's, -dossiers, -onderwerpen, inclusief
dienstverlenende communicatie);
c. organisatiegebonden communicatie (zoals interne communicatie, arbeidsmarkt-
communicatie).
De Commissie Wallage bepaalt zich in haar advies voornamelijk tot de corporate communicatie
van de rijksoverheid en een aantal aspecten van beleidscommunicatie. Naar de mening van het
kabinet zijn daarnaast ook de organisatiegebonden communicatie en de dienstverlenende
communicatie (uitleg, toelichting, verwijzing en hulp) inzake de uitvoering en handhaving van
beleid, van belang.
Binnen de beleidscommunicatie kunnen vier communicatiefuncties worden onderscheiden.3
1. Beleid wordt door middel van communicatie openbaar gemaakt en toegelicht. Met name in
de beleidsvoorbereidende fase en bij de beleidsvaststelling vindt deze 'communicatie over
beleid' plaats. Hier kan men de `klassieke' voorlichting plaatsen.
3 Zie bijlage 1
7
2. Communicatie kan ook worden ingezet om, in interactie met belanghebbenden en
geïnteresseerden, beleid te ontwikkelen. Dergelijke 'communicatie voor beleid' gebeurt
vooral in de beleidsvoorbereidende fase.
3. In de fase van beleidsinvoering en beleidsuitvoering fase wordt veelvuldig 'communicatie
als beleid' ingezet. In dat geval is communicatie een hoofd-, of ondersteunend instrument
binnen de beleidsmix en wordt het als beleidsinstrument gebruikt om beleidsdoelen te
helpen realiseren.
4. Communicatie kan ook deel uitmaken van een integrale benadering om zodoende wet- en
regelgeving doelmatiger en doelgerichter uit te kunnen voeren. De functie van
'communicatie in beleid' heeft dan zijn wortels in alle beleidsfasen, maar komt met name in
de beleidsuitvoerende fase tot uitdrukking. Tot deze functie behoort ook de hierboven
genoemde dienstverlenende communicatie.
Praktijk overheidscommunicatie anno 2001
De overheidscommunicatie is sinds de publicatie van het rapport van de Commissie Biesheuvel
(1970) sterk geëvolueerd. Communicatie is anno 2001 een niet meer weg te denken onderdeel
van het openbaar bestuur. Het afgelopen decennium is op het terrein van de
overheidscommunicatie reeds een stevige professionaliseringsslag gemaakt. De rechtstreekse
voorlichting over actueel beleid en over wet- en regelgeving aan burgers, organisaties en
bedrijven heeft een hoge vlucht genomen. Naast de spots van Postbus 51 op radio en televisie,
advertenties in dag- en weekbladen en attenderende boodschappen via billboards, abri's en
andere vormen van buitenreclame, verspreiden ministeries en uitvoerende diensten op brede
schaal folders en brochures. Zij stellen deze ook in ruime mate op aanvraag beschikbaar (o.a.
via informatietelefoons en internet). Voor lokale overheden, maatschappelijke instellingen en
belangenorganisaties die in de communicatie tussen overheid en burger vaak een intermediaire
rol vervullen, wordt informatiemateriaal ontwikkeld en worden onder andere voorlichtings-
bijeenkomsten georganiseerd. Bij het communiceren van complexe boodschappen en waar het
gaat om gedragsverandering, worden voor de onderscheiden doelgroepen speciale
voorlichtingsprojecten georganiseerd. Voorts wordt intensief gebruik gemaakt van nieuwe
technologieën (zoals internet). De departementale websites en de Postbus 51-site bieden actuele
informatie voor publiek en pers. Een aantal ministeries biedt inmiddels belangstellenden de
mogelijkheid een profiel achter te laten, waarna men elektronisch over de opgegeven
onderwerpen regelmatig actuele informatie krijgt toegezonden. Persberichten worden
elektronisch toegezonden aan de belangrijkste media in Nederland. De buitenlandse
correspondenten in Den Haag en Brussel ontvangen per e-mail een Engelstalige selectie van
recente persberichten. Met telefonische informatielijnen en callcenters is de bereikbaarheid van
de overheid voor vragen van burgers toegenomen. Regelmatig vindt onderzoek plaats en
worden de effecten van overheidscommunicatie gemonitord. Waar het gaat om het wijzen van
de weg op internet fungeert www.overheid.nl als centrale ingang ('portal site') voor de burger
tot de openbare sector.
Risico- en crisiscommunicatie
De toegenomen complexiteit in onze dichtbevolkte samenleving leidt tot een toename van
risico's. In geval van een crisis of een ramp of ten behoeve van het voorkomen daarvan is het
optreden van en het vertrouwen in de overheid in beeld. Crises en grootschalige, ingrijpende
incidenten, maar ook de voorbereiding op grote evenementen of veranderingen in de
maatschappij, vragen van de overheid dan ook een adequaat optreden. Communicatie speelt
daarbij een belangrijke en soms doorslaggevende rol. De afgelopen jaren is ervaring opgedaan
met beleid gericht op, wat genoemd wordt, het managen van het publiek vertrouwen.
Voorbeelden zijn de aanpak van het Millennium-probleem, de EK 2000 en (op dit moment)
8
de introductie van de euro. Ook de communicatie bij rampen als die in Enschede en
Volendam hebben het belang daarvan aangetoond. Datzelfde geldt meer actueel over alle
aspecten die samenhangen met het bestrijden van terrorisme en het bevorderen van de
veiligheid.
Het Nationaal Voorlichtingscentrum (NVC), waarin woordvoerders, communicatieadviseurs
en publieksvoorlichters van de ministeries samenwerken, kan daarin op belangrijke momenten
een rol spelen. Aan het NVC kan indien nodig een publieksinformatiecentrum worden
gekoppeld, waarvan de uitvoering in handen is van de Postbus 51 Informatiedienst.
Inmiddels worden - als uitvloeisel van het Kabinetsstandpunt Vuurwerkramp - door de
staatssecretaris van BZK gerichte plannen ontwikkeld voor de voorlichting aan de burger over
fysieke veiligheidsrisico's. 4
Internationalisering en Europese dimensie
De internationale - en met name de Europese - dimensie van beleid wordt steeds belangrijker,
hetgeen zijn doorwerking heeft in de communicatie daarover. Er liggen bijvoorbeeld grote
uitdagingen in de communicatie naar de burgers op het gebied van de Europese integratie en de
uitbreiding van de EU. Onderzoek wijst uit, dat het publiek behoefte heeft aan meer concrete
informatie. Het kabinet heeft afgelopen jaar besloten het bewustwordingsproces te faciliteren
door een publieke dialoog over de uitbreiding op gang te brengen. Hoofddoel hierbij is het
verhogen van het kennisniveau over en het wekken van vertrouwen in de uitbreiding van de
Europese Unie. Onder coördinatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken hebben de
ministeries het afgelopen jaar hun communicatieactiviteiten over de verdere integratie van de
Europese Unie en de toetreding van nieuwe lidstaten geïntensiveerd. De komende jaren zullen
hier verdere inspanningen nodig zijn.
De Commissie Wallage constateert dit en vraagt daarnaast ook aandacht voor de 'Europese
Wob'. De onderhandelingen over de toegang tot de documenten van het Europees Parlement, de
Raad en de Commissie hebben in mei van dit jaar geleid tot een akkoord.5 Hoewel niet op alle
punten geheel aan de Nederlandse wensen tegemoet is gekomen, is het kabinet over het
algemeen tevreden met het bereikte resultaat.6 Het kabinet zal de wijze waarop in de praktijk
uitvoering wordt gegeven aan de verordening nauwgezet volgen, mede gelet op de evaluatie die
voorzien is vóór de volgende verkiezingen van het Europees Parlement in 2004.
Het ministerie van Buitenlandse Zaken en de betrokken vakministeries hebben hun voorlichtingsactiviteiten onder andere gericht op opinieleiders en doelgroepen in het buitenland. Deze voorlichting probeert de beeldvorming van en over Nederland op de verschillende niveaus te ontwikkelen en te beïnvloeden. Daarnaast richt de voorlichting zich op de meningsvorming in actuele (politieke) kwesties. Ook de Nederlandse ambassades in het buitenland hebben een belangrijk aandeel in het uitdragen van het beleid van Nederland. Het verwerven, versterken en onderhouden van een realistisch beeld van Nederland in het buitenland behoort tot de kerntaken van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Er vindt afstemming plaats tussen de overheid en de particuliere organisaties die werkzaam zijn op het terrein van de economische, toeristische en culturele voorlichting en promotie in het buitenland. In de werkgroep Holland Imago zijn vanuit de overheid de betrokken ministeries en de
4 Tweede Kamer, 2000-2001, 27 157, nr. 20
5 Verordening EG 1049/2001
6 Kamerstukken II, 21 501-02, nr. 381
9
gemeente Amsterdam en vanuit het bedrijfsleven de organisaties Toerisme Recreatie Nederland
(TRN), Nederland Distributieland, MKB Nederland en VNO-NCW verenigd.
4. ACTIEVE OPENBAARMAKING VAN OVERHEIDSINFORMATIE
De aanbeveling alle overheidsinformatie actief via internet openbaar te maken neemt zowel in
het advies van de Commissie Wallage als van de Commissie Docters van Leeuwen een
centrale plaats in.
Aanbeveling 1 van de Commissie Wallage; aanbevelingen 14 en 16 van de Commissie
Docters van Leeuwen
De Commissie Wallage is van oordeel dat optimale transparantie gewenst is voor het goed
functioneren van de democratie en voor het behouden of winnen van het vertrouwen van de
burger en dat optimale transparantie is gediend met een zo groot mogelijke actieve
openbaarheid, ook - onder voorwaarden - van niet-aanvaard beleid. Daarbij dient wel de
noodzakelijke 'beleidsintimiteit' te worden gerespecteerd.
De Commissie Wallage is van mening dat meer systematisch gewerkt zou moeten worden aan
de actieve openbaarheid van in principe alle overheidsinformatie, om te beginnen waar het de
vroege fasen van de beleidscyclus betreft. Meer concreet beveelt zij aan bestuursorganen te
verplichten een zogenaamde activiteitenindex bij te houden, die burgers een gestructureerd
inzicht biedt in de politieke en bestuurlijke beleidsagenda's. De commissie komt daarom met
aanbeveling 1:
Maak overheidsinformatie actief openbaar
- Alle beschikbare informatie is te vinden op Internet
- Bestuursorganen worden verplicht een activiteitenindex bij te houden
- Ministeries krijgen hiervoor genoeg mensen en geld.
De Commissie Docters van Leeuwen komt tot eenzelfde conclusie, maar plaatst deze
aanbeveling nadrukkelijk (ook) in het perspectief van de noodzaak de toezichthoudende rol van
de burger te versterken waar het gaat om de uitvoering en handhaving van beleid. Ze is van
mening dat de elektronische informatierelatie tussen burgers en overheden alleen kan worden
versterkt als alle overheidsinformatie op het internet beschikbaar is, waaronder bijvoorbeeld
verleende vergunningen en gesloten contracten. De betreffende aanbevelingen, 14 en 16, van
de Commissie Docters van Leeuwen luiden:
- Alle overheidsinformatie dient te worden gepubliceerd op het internet, ondersteund door een
veelheid aan publieke zoekmachines en helpdesks met dezelfde functionaliteit.
- Met betrekking tot wetgeving en beleidsnota's moet via het internet worden vermeld, welke
afspraken worden of reeds zijn gemaakt over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen
overheden en over de verlangde prestaties
Het kabinet constateert dat beide Commissies - elk vanuit hun eigen opdracht en perspectief -
tot eenzelfde conclusie komen, namelijk dat een ruimere invulling moet worden gegeven aan de
actieve openbaarmaking van overheidsinformatie. Het kabinet onderschrijft in beginsel deze
conclusie. Aan integrale openbaarmaking van de overheidsinformatie zijn evenwel nog
nadrukkelijk beperkingen verbonden. Het kabinet constateert met de Commissie Wallage dat de
Wet openbaarheid van bestuur (Wob) geen aanpassing behoeft om actieve openbaarmaking van
10
overheidsinformatie uit te breiden7. In artikel 8 van de Wob wordt bepaald dat een
bestuursorgaan informatie verstrekt over het beleid, de voorbereiding en de uitvoering "zodra
dat in het belang is van een goede en democratische bestuursvoering". Tevens draagt op grond
van artikel 8 het bestuursorgaan er zorg voor, dat de informatie "wordt verschaft in
begrijpelijke vorm, op zodanige wijze dat belanghebbende en belangstellende burgers zoveel
mogelijk worden bereikt en op zodanige tijdstippen, dat deze hun inzichten tijdig ter kennis van
het bestuursorgaan kunnen brengen". Het kabinet ziet in dit laatste een verplichting om de
veelheid aan overheidsinformatie niet alleen passief beschikbaar te maken, maar ook actief
beschikbaar en toegankelijk te maken door deze te structureren, te bewegwijzeren en in zijn
context te plaatsen. De plannen, waartoe dit kabinet de aanzet wil geven en die gericht zijn op
het inrichten van een regeringswebsite, het daarin opnemen van activiteitenindexen en het
installeren van adequate zoeksystemen kunnen hieraan bijdragen.
Actieve openbaarmaking van informatie die nu in het kader van de Wob passief openbaar is,
zou impliceren het op internet plaatsen van een enorme veelheid aan soorten (gestructureerde)
documenten en (ongestructureerde) gegevens (project- en werkplannen, convenanten,
gegevensregisters, statistische bestanden, beschikkingen, vergunningen, rechterlijke uitspraken,
circulaires, inspectierapporten, evaluatieonderzoeken, inkomende en uitgaande post, archieven,
e-mail, facturen, etc.).
Elektronische openbaarmaking van al deze documenten is pas mogelijk, zodra de documenten-
stroom en het archiefbeheer van de overheid volledig zijn ingericht op een digitale
gegevenshuishouding. Dit betekent een ingrijpende 're-design' van de verschillende organisaties
(aanpassing registratiesystemen, archiverings- en documentatiesystemen, routing van stukken
en andere interne procedures), die weliswaar al in gang is gezet, maar waarvan de voltooiing
nog zeer forse inspanningen zal vergen. De voor dit digitaliseringsproces benodigde
technologieën, standaarden en procedures moeten bovendien grotendeels nog ontwikkeld
worden. Zolang de digitale 'backoffice' van de overheid niet gereed is, zijn de mogelijkheden
voor openbaarmaking via internet beperkt (de spreekwoordelijke omgevallen archiefkast) en de
bijbehorende inspanningen relatief zeer hoog, zonder dat het materiaal werkelijk toegankelijk
wordt.
Aan de stroomlijning, digitalisering en ontsluiting van de interne informatiehuishouding van de
overheid wordt overigens hard gewerkt in een aantal samenhangende ICT-programma's en -
projecten 8, w.o.:
- Digitale Duurzaamheid, gericht op het ontwikkelen van technologieën, standaarden en
procedures voor elektronische archivering;
- Handelingenbank, gericht op het creëren van een overheidsbrede ordeningsstructuur voor
de elektronische documentenstroom en archivering;
- Stroomlijning Basisgegevens, gericht op het stroomlijnen en ontsluiten van de elektronische
basisgegevensbestanden van de overheid (gebouwenregister, bedrijvenregister, geografi-
sche basiskaarten, e.d.).9
De verwachting is dat - ondanks het feit dat in deze projecten de nodige vooruitgang is geboekt
- een goed functionerende elektronische backoffice van de overheid nog vele jaren vergt en
grote, ook financiële, inspanningen vraagt. Hierbij mogen geen onnodige risico's worden
7 In het kader van het kabinetsstandpunt op het advies `Wob en ICT' zullen nog wel enkele technisch-juridisch
aanpassingen van de Wob worden voorgesteld.
8 Actieprogramma Elektronische Overheid; kamerstukken II, 1998 - 1999, 26387, nr 1.
9 Kamerstukken II, 2001 - 2002, 26387, nr. 11
11
gelopen, aangezien het hier gaat om ons cultureel erfgoed, de verantwoordingsinformatie en de
informatie voor de bedrijfsvoering.
Een specifiek aspect hierbij betreft de bekostigingsstructuur, met name voor de gestructureer-
de gegevensbestanden van de overheid. Deze gegevens zijn doorgaans wel in digitale vorm
binnen de overheid beschikbaar, maar de toegankelijkheid is veelal bepaald door een
bekostigingsregime - mede als gevolg van het ingevoerde profijtbeginsel en het beginsel van
kostendekkendheid - dat uitgaat van bekostiging (mede) in de vorm van leges, contracten e.d.
Het kabinet beseft dat actieve openbaarmaking tevens zou betekenen het overheidsbreed
toepassen van de beleidslijn zoals vastgesteld in de nota 'Naar optimale beschikbaarheid van
overheidsinformatie'.10 Dit zou een kostenloze publicatie van de betreffende bestanden via
internet (en derhalve een herziening van de bestaande bekostigingsstructuur) betekenen. Dit
heeft vergaande consequenties.
Het kabinet neemt het pleidooi van de Commissie Wallage en van de Commissie Docters van
Leeuwen om een ruimere invulling te geven aan de actieve openbaarmaking overigens serieus.
Zoals hierboven geschetst is het echter nog te vroeg om nu al een besluit te nemen alle
overheidsinformatie actief openbaar te maken. Het kabinet zal eerst een nader onderzoek laten
doen naar de technische en financiële haalbaarheid, de consequenties, alsmede de
noodzakelijke voorwaarden ten aanzien van de interne organisatie en de informatie-
infrastructuur van de overheid naar de mogelijkheid dit proces te versnellen. Daarbij zullen
ook de consequenties voor de prijsstelling en het bekostigingsregime van de
gegevensbestanden van de overheid worden betrokken. Hiertoe zullen de ministers van BZK en
voor GSI, gehoord de VoRa, een plan van aanpak opstellen.
Vooruitlopend hierop zal het kabinet op korte termijn een aantal (deel) initiatieven in gang zetten. Dit in aansluiting op suggesties van de Commissie Wallage.
- Het kabinet zal nagaan of, en zo ja hoe, met het oog op de gewenste actieve openbaar-
making een versnelling kan worden bewerkstelligd in de lopende programma's en projecten
gericht op de stroomlijning en digitalisering van de interne informatiehuishouding (Digitale
Duurzaamheid, Stroomlijning Basisgegevens en Handelingenbank) en dit te voorzien van
een voorstel voor financiële dekking (voortouw minister voor GSI).
- Het kabinet zal de aanbeveling van de Commissie Wallage, om voortaan de antwoorden op
Wob-verzoeken op internet te zetten in die zin overnemen, dat het betrokken ministerie op
de website vermeldt welk verzoek is gehonoreerd. Indien en voorzover uitvoerbaar, kan de
volledige tekst van het document worden toegevoegd. Vanzelfsprekend zal bij het openbaar
maken van Wob-verzoeken, c.q. van de betreffende overheidsinformatie, de privacy van de
betrokkene(n) burger(s) in acht worden genomen; dit in lijn met de Wob.
- Het kabinet stemt in met het voornemen dat alle ministeries een activiteitenindex (aan het
regeerakkoord en de begroting gekoppeld overzicht van de beleidsonderwerpen die een
bestuursorgaan onderhanden heeft) publiceren, die gaandeweg wordt voorzien van alle
relevante documenten en gegevens. Alle ministeries zullen daarvoor de nodige
voorbereidingen treffen. Aan het volgende kabinet wordt overgelaten hierover een definitief
besluit te nemen.
De lijn die het kabinet met het publiceren van activiteiten-indexen voor ogen staat is de
volgende:
10 Kamerstukken II, 1999 - 2000, 26387, nr. 7
12
- De zgn. activiteitenindex (de beleidsagenda) wordt gekoppeld aan regeerakkoord en
begroting. Bij elke activiteit worden, naast een publieksgerichte beschrijving, de belangrijk-
ste basisdocumenten die actief openbaar gemaakt kunnen worden (beleidsnota, plan van
aanpak, e.d.) gepubliceerd.
- Deze basisdocumenten kunnen gaandeweg worden uitgebreid met de overige documenten
die nu reeds op papier actief openbaar worden gemaakt (Commissie Wallage, aanbeveling
13), met uitzondering van publicaties met ongebruikelijke afmetingen, beelden of lay-out
(zoals sommige cartografische gegevens).
- Verder kunnen hieraan worden toegevoegd alle andere documenten die potentieel relevant
zijn, reeds in digitale vorm beschikbaar zijn en bovendien geen persoonlijke beleids-
opvattingen van ambtenaren bevatten.
Het ligt voor de hand, dat bij deze uitbreiding van de actieve openbaarmaking wordt uitgegaan
van informatie uit alle fasen van de beleidscyclus, waarbij onder meer kan worden gedacht aan:
- agendavorming, beleidsvoorbereiding: empirisch onderzoek (eventueel met uitzondering
van aanbevelingen), adviezen adviescolleges, belangengroepen en anderen;
- besluitvorming: documenten van vertegenwoordigende organen, wet- en regelgeving;
- uitvoering: beleidsregels, circulaires, publieksfolders en ander communicatiemateriaal,
beschikkingen, vergunningen, (statistische) gegevensverzamelingen;
- toezicht, beleidsevaluatie, terugkoppeling: inspectierapporten, evaluatieonderzoeken,
uitspraken van rechterlijke instanties;
- algemeen: persberichten, speeches.
Het kabinet heeft in zijn reactie op het rapport van de commissie 'Grondrechten in het digitale
tijdperk' (commissie Franken) aangekondigd, dat het wenselijk is om aan de 'grondrechten-
catalogus' toe te voegen een subjectief recht voor iedere burger op toegang tot bij de overheid
berustende informatie en om een zorgverplichting voor de overheid in het leven te roepen voor
de toegankelijkheid van bij de overheid berustende informatie. Een voorstel tot wijziging van
de Grondwet van deze strekking ligt inmiddels voor advies bij de Raad van State. Het kabinet
wacht op het advies van de Raad van State en zal daarna de Kamer over zijn standpunt
informeren.
De commissie Docters van Leeuwen beveelt aan nog een stap verder te gaan en in de Grondwet
tevens te regelen de openbaarheid van niet-overheidsinformatie (aanbeveling 3):
- de individuele burger moet een grondrecht hebben op weten, zoals inzage in proces- en
productinformatie.
De commissie Franken wijst een dergelijke uitbreiding van de Grondwet af, omdat het geen
aanbeveling verdient rechten in de Grondwet op te nemen die niet op een breed in de
maatschappij gedragen overtuiging berusten. Bovendien is de functie van grondrechten in
eerste instantie het beschermen van de burger tegen de overheid. Het opnemen van een recht
dat tussen burgers onderling geldt, zou een wezensvreemd element in de Grondwet vormen.
Het kabinet is het daarmee eens.
Initiatieven ten aanzien van de medeoverheden
De Commissie Wallage geeft aan, dat haar adviezen weliswaar betrekking hebben op de
rijksoverheid, maar evenzeer van toepassing zijn op andere overheden. Met name de gemeenten
communiceren immers minstens zo intensief met de burger als de rijksoverheid, terwijl de
openheid en toegankelijkheid in de regel nog achterblijven bij die van het rijk. Zo zijn
13
parlementaire stukken al enkele jaren volledig op internet te vinden en is recent een wettenbank
beschikbaar gekomen, terwijl vergelijkbare informatie van gemeenten slechts in een
minderheid van de gevallen via het internet te vinden is. Het kabinet beseft dat een versterking
van de communicatie primair de verantwoordelijkheid van deze overheden zelf is. Anderzijds
beseft het dat gerichte stimulering, onder meer door bundeling van kennis en ervaring, tot een
versnelling van de gewenste ontwikkelingen kan bijdragen. Zo is in de projecten Overheids-
loket 2000 en Overheid.nl door stimulering en facilitering de afgelopen jaren met succes de
aanwezigheid van gemeenten op het internet bevorderd. Daarom zal de minister voor GSI
onderzoeken of en hoe (in het verlengde van de reeds lopende initiatieven) stimulering op het
terrein van communicatie en actieve openbaarmaking kan bijdragen aan versnelling van de
gewenste ontwikkelingen bij de medeoverheden. Specifiek zal daarbij ook worden onderzocht
hoe kan worden bevorderd dat (naar voorbeeld van de inmiddels operationele wettenbank van
de rijksoverheid) ook de wet- en regelgeving van de medeoverheden via internet voor de burger
toegankelijk kan worden gemaakt.
Aanbeveling 2 van de Commissie Wallage: open een regeringswebsite
De Commissie Wallage is van mening dat inzicht in de hoofdlijnen en de samenhang van het
regeringsbeleid van essentieel belang is voor de burger om zich een oordeel te kunnen vormen
over dat beleid. Het inzicht moet verkregen kunnen worden op het moment dat het de burger
uitkomt. Op grond van deze redenering komt de Commissie tot aanbeveling 2:
Open een regeringswebite
- Breng hoofdlijnen en achtergronden van het regeringsbeleid actief en begrijpelijk onder de
aandacht.
Het kabinet neemt deze aanbeveling over en zal alle noodzakelijke voorbereidingen treffen
voor de inrichting van een nieuwe door de RVD te onderhouden en te redigeren website,
omvattend een rubriek met actueel nieuws en een rubriek voortgang regeringsbeleid (na de
formatie is het regeerakkoord en de regeringsverklaring het inhoudelijke startpunt), zodanig dat
deze volgend jaar direct bij het aantreden van het nieuwe kabinet kan worden gestart. Naast de
regelmatig te actualiseren hoofdlijnen van het regeringsbeleid zal op deze site het belangrijkste
nieuws van de rijksoverheid bijeengebracht worden, zoals dat thans reeds deels op en verspreid
over de verschillende websites van de ministeries (in diverse stadia van ontwikkeling)
aanwezig is. De activiteiten-indexen van de ministeries zullen aan deze site worden gekoppeld.
Ook de website van Postbus 51, als vraagbaak voor de burger, zal aan de nieuwe site gekoppeld
worden.
Het kabinet zal deze nieuwe internetvoorziening onderbrengen in de reeds bestaande portal-site
Overheid.nl. Daarmee wordt Overheid.nl de eerste en belangrijkste ingang voor de burger die
via het internet informatie van de overheid zoekt of met de overheid in contact wil komen. Op
de voorpagina zullen de onderliggende sites evenwichtig en helder worden gepresenteerd. De
verantwoordelijkheid voor de inhoud van de regeringsinformatie wordt gelegd bij de
RVD/Voorlichtingsraad; de verantwoordelijkheid voor de informatieontsluiting van andere
overheden, alle infrastructuur, zoekfuncties e.d., zal - evenals nu het geval is - onder
verantwoordelijkheid van de minister voor GSI worden belegd bij de ICTU. Een en ander in
nauwe samenwerking met AZ/RVD.
Als aanvulling op de informatievoorziening via de sites denkt het kabinet voorts aan de
mogelijkheid van dagelijkse e-zines (elektronische magazines per e-mail) waarop
belangstellenden zich (gratis) kunnen abonneren. Als de ontwikkeling van de daarvoor
14
benodigde techniek voldoende ver gevorderd is, wordt de geschreven informatie aangevuld met
video en audio. Dan kunnen ook persconferenties van bewindspersonen (w.o. de wekelijkse
persconferentie van de minister-president, zoals door de Commissie Wallage bepleit) aan het
geheel worden toegevoegd. Het kabinet benadrukt dat naast deze internetvoorzieningen zal
blijven worden geïnvesteerd in voorlichtingsactiviteiten in de richting van de pers en het
publiek.
Noodzakelijk onderdeel van deze benadering is de introductie van een goed zoeksysteem dat
gebruikers van internet in staat stelt snel en op eenvoudige wijze bij de gewenste informatie te
komen. Het kabinet bereidt de introductie voor van één (type) zoekfunctie waarmee kan
worden gezocht in alle activiteitenindexen en documenten van de rijksdienst en waarbij deze
zich voor de gebruiker presenteren alsof deze afkomstig zijn uit één database. Het zal nog één
of twee jaar duren voordat de daarvoor geschikte zoekmachines zijn geïnstalleerd.
5. REACTIE OP DE OVERIGE AANBEVELINGEN VAN DE COMMISSIE WALLAGE
Onderstaand wordt per aanbeveling gereageerd. Op basis van de aangekondigde voornemens zal het kabinet een 'Plan van Aanpak Overheidscommunicatie' opstellen. Daarin zal onder andere worden aangegeven welke zaken op korte termijn, welke zaken op middellange termijn en op langere termijn tot stand gebracht kunnen worden.
Aanbeveling 3: Voer een pro-actief mediabeleid
Zeer veel berichtgeving bereikt de burger via de onafhankelijke media. De Commissie
Wallage redeneert dat een continue en actuele nieuwsvoorziening vanuit de overheid bijdraagt
aan een juiste berichtgeving via de onafhankelijke media. Daarbij hoort, waar nodig ook, een
actief correctiebeleid. Op grond van deze redenering, komt de Commissie met aanbeveling 3:
Voer een pro-actief mediabeleid
- Speel 7 dagen per week, 24 uur per dag in op de informatiebehoefte van de pers
- Corrigeer feitelijk onjuiste informatie direct
- Benut de audiovisuele mogelijkheden van breedband
Eigen media en internet hebben de mogelijkheden vergroot om informatie zonder omwegen bij
de doelgroep te brengen. De onafhankelijke publiciteitsmedia vervullen een belangrijke rol bij
het informeren van burgers en bij de vorming van de publieke opinie. Goede en tijdige
informatievoorziening aan de publiciteitsmedia is geboden. Dat geldt evenzeer bij het reageren
op de berichtgeving. Als dat gewenst is, moet de overheid naast de berichtgeving in de media
snel de eigen informatie kunnen zetten. Bij deze benadering gelden uiteraard de bandbreedtes
zoals die in de uitgangspunten voor overheidscommunicatie zijn gemarkeerd.
Hieruit vloeien de volgende operationele consequenties voort:
- al het nieuws van de rijksoverheid (inclusief de achtergronden) direct bij het naar buiten
brengen (ook) op de eigen website(s) plaatsen.
- realiseren van een goed 24-uurs-bereikbaarheid van de woordvoering bij de ministeries
(inclusief een voorziening om snel adequate feitelijke antwoorden te geven) en het zo
mogelijk - verkorten van de reactietijd op publicaties in de media;
- in geval van feitelijk onjuiste berichtgeving als kabinet, resp. ministerie daar de eigen
informatie naast zetten (aanbieden bij de media en plaatsen op internet);
15
- het uitbreiden van de taken van de RVD op het gebied van monitoring
en analyse van de actuele media, ten behoeve van de (gezamenlijke) centrale directies
communicatie van de ministeries en de daarbij behorende inhoudelijke actuele
coördinatie. Hierover moeten de organisatorische consequenties nader in kaart worden
gebracht.
Aanbeveling 4: Voorlichting over niet-aanvaard beleid mag, mits...
De Commissie Wallage spreekt van 'de slag om het publieke vertrouwen', waarin de overheid
zich volgens de Commissie direct moet kunnen uiten, ook als het om beleid gaat dat nog niet
door het parlement is aanvaard. De overheid moet daarbij wel aan strikte voorwaarden
voldoen. Op grond van deze redenering, komt de Commissie met aanbeveling 4:
Voorlichting over niet-aanvaard beleid mag, mits...
- Informatie feitelijk van aard en zakelijk van toon is;
- De overheid herkenbaar is als afzender;
- Inhoud van het beleid centraal staat, en niet de bestuurder;
- Gecommuniceerd wordt in redelijke verhouding tot anderen (proportionaliteit)
- Duidelijk wordt aangegeven in welke fase het beleid zich bevindt en hoe het
verder gaat.
Met het verschijnen van het rapport van de Commissie, maar ook daarvoor al, wordt discussie
gevoerd over de vraag of communicatie over nog niet aanvaard beleid al dan niet geoorloofd
is. Voorstanders vinden bijvoorbeeld dat burgers recht hebben op zowel de inhoud als de
motieven van afwegingen omtrent eventueel voorgenomen beleid en wijzen er op dat
maatschappelijke groeperingen zich ook van professionele (communicatie) middelen
bedienen. Tegenstanders zien hierin echter het gevaar van politieke voorlichting en
overheidspropaganda en wijzen op de machtspositie die de overheid heeft. Tevens vragen zij
zich af wat de rol van het parlement bij voorlichting over niet aanvaard beleid zal zijn.
De Commissie spreekt in haar rapport over de 'slag om het publieke vertrouwen' die in de publieke ruimte plaatsvindt. Ook het kabinet constateert, zoals ook uit deze notitie blijkt, dat de omgeving van bestuurders verandert en dat de onafhankelijke nieuwsmedia daarin mede een rol spelen. Het kabinet beschouwt zich echter niet als gewikkeld in een permanente slag om het publieke vertrouwen. De regering regeert en legt verantwoording af aan het Parlement, dat controleert. Uiteraard erkent en herkent zij ook de rol van de media bij de publieke meningsvorming en de politieke besluitvorming. Deze is principieel als positief te waarderen. In een gezonde democratie is het een taak van de media om niet alleen gebeurtenissen en standpunten weer te geven, maar deze ook te duiden en te becommentariëren. Ook al is daarvan het overheidsbeleid wel eens het 'slachtoffer'.
Het kabinet is het met de Commissie eens dat het wenselijk is nadere gedachten te bepalen
omtrent de voorlichting over beleidsvoornemens. Het kabinet is van mening dat de grenzen
van voorlichting over niet aanvaard beleid opnieuw bepaald moeten worden en dat daarbij als
lijn moet worden aangehouden, dat de overheid, bij de communicatie over nog niet door het
parlement aanvaard beleid, in beginsel dezelfde communicatiemiddelen moet kunnen inzetten
als andere partijen in de discussie die gebruiken voor het uitdragen van hun standpunten over
het betreffende beleidsvoornemen.
Uiteraard moet de communicatie over niet-aanvaard beleid naar aard en inzet in overeen-
stemming zijn met de desbetreffende beleidsfase (het beginsel van de proportionaliteit).
16
De voorwaarden die de Commissie noemt zijn naar het oordeel van het kabinet passend en
bruikbaar. De informatie dient feitelijk en zakelijk te zijn en moet zich richten op het
onderwerp in kwestie. Tevens dient de fase waarin het beleidsproces zich bevindt telkens
duidelijk te worden gecommuniceerd. Of in een gegeven geval de grenzen van voorlichting
over niet aanvaard beleid worden overschreden, is een oordeel dat uiteindelijk wordt
uitgesproken in het Parlement bij uitoefening van zijn controlerende taak. Daarbij kan worden
vastgesteld, dat de onafhankelijke media een eigen bijdrage leveren bij de publieke
opinievorming over dergelijke vragen. Het kabinet stelt vast, dat deze en andere voorwaarden
door de Voorlichtingsraad zijn opgenomen in de gemoderniseerde `principia' (uitgangspunten
voor overheidscommunicatie). Het kabinet zal onderzoeken of de voorlichting over beleid, dat
nog niet door het Parlement is vastgesteld, in de vormgeving kan worden onderscheiden van
de voorlichting over aanvaard beleid.
Aanbeveling 5: Voor elke doelgroep de juiste mix
De Commissie benadrukt het belang van meer en beter bereik van burgers met overheids-
informatie. Burgers hebben verschillende interesses en burgerschapstijlen en maken gebruik
van verschillende media. Op deze verschillen moet de communicatie van de overheid
inspelen. Effectieve communicatie vraagt volgens de Commissie om een grotere differentiatie
in te gebruiken middelen, in woord en in beeld dan nu het geval is. Differentiatie naar inhoud
hoort daar volgens de Commissie bij. Op grond van deze redenering, komt de Commissie met
aanbeveling 5:
Voor elke doelgroep de juiste mix
- De communicatiemix is specifiek afgestemd op de doelgroep, in toon en middelen;
- Schuw traditionele communicatiemiddelen net zo min als moderne.
Het kabinet onderschrijft deze aanbeveling. In beginsel dient deze aanbeveling reeds als
professionele leidraad voor de directies communicatie van de ministeries. Het voorstel om op
grote schaal ook naar inhoud te differentiëren (afzonderlijke boodschappen voor specifieke
doelgroepen) vergt echter wel nadere studie. Ten eerste is differentiatie naar inhoud bijzonder
kostbaar. Ten tweede kan bij het brengen van gedifferentieerde boodschappen de kans op
verwarring groter worden. Bij gebruik van massamedia zullen immers ook veel burgers een
(specifiek gedifferentieerde) boodschap ontvangen die in eerste instantie niet voor hen
bedoeld is. De massamedia lijken meer geschikt voor algemene boodschappen. Internet, met
mogelijkheden als personalisering en flexibiliteit, maakt het wel eenvoudiger om gerichter
informatie en specifieke boodschappen aan te bieden of specifieke doelgroepen te raadplegen.
Ministeries zijn er in een aantal gevallen inmiddels toe overgegaan om op hun websites
informatie gericht aan specifieke doelgroepen aan te bieden. Een verdere uitbreiding daarvan
lijkt zinvol.
In dit verband wordt voorts overwogen Postbus 51 geleidelijk uit te bouwen tot een actief
contactcentrum, waar burgers via het voor hen meest geschikte kanaal (brief, e-mail, telefoon,
e-zine, internet) een antwoord op hun vragen kunnen krijgen.
De Commissie Wallage stelt voor om - als coproducties met omroepen - amusements- programma's in te zetten voor het overbrengen van overheidsboodschappen.11 Met het oog op
11 Van een coproductie is sprake, wanneer meerdere partijen, waaronder een ministerie, onder redactionele eindverantwoordelijkheid van de betrokken omroep(en), inhoudelijk (redactioneel) en financieel een substantiële (d.w.z. meer dan symbolische) bijdrage leveren aan de totstandkoming van een programma. Voor het aangaan van coproducties gelden richtlijnen die in 2000 nader zijn aangescherpt en die o.a. voorschrijven dat de financiële of
17
het probleem van de herkenbaarheid van de afzender en het probleem van vermenging van
fictie en werkelijkheid, ontraadt de VoRa, in haar advies aan het kabinet, dergelijke
coproducties vooralsnog. Het kabinet onderschrijft dit advies, maar sluit niet uit, dat er sprake
kan zijn van uitzonderlijke situaties, waarin het inzetten van een amusementsprogramma
uiteindelijk het enige overgebleven middel blijkt om een bijzondere doelgroep te kunnen
bereiken. De VoRa wordt gevraagd die uitzonderlijke situaties in kaart te brengen.
Aanbeveling 6: Lastig bereikbare doelgroepen bereik je samen!
Volgens de Commissie Wallage komt samenwerking de effectiviteit van de informatie-
overdracht ten goede. De lokale overheid en intermediaire kaders staan immers vaak dichter
bij de doelgroepen dan de rijksoverheid. Op grond van deze redenering, komt de Commissie
met aanbeveling 6:
Lastig bereikbare doelgroepen bereik je samen!
- Werk samen met lokale overheid en intermediaire kaders om moeilijke bereikbare
doelgroepen te bereiken.
Het kabinet is het in algemene zin met de aanbeveling eens. Voor de concretisering is een
nader plan en is nader overleg met onder andere lokale overheden nodig. De samenwerking
met medeoverheden kan wellicht systematischer worden vormgegeven. De lokale overheid is
voor de burger in veel gevallen een voor de hand liggend eerste aanspreekpunt. Belangrijke
voorwaarde voor samenwerking is betrokkenheid van intermediaire kaders bij de publieke
zaak. Afgesproken is, dat de ministers van BZK en voor GSI met VNG en IPO zullen
overleggen over intensievere en systematischer samenwerking in de communicatie met
moeilijk bereikbare doelgroepen
Eén van de lastig via internet te bereiken groepen wordt gevormd door de visueel
gehandicapten. In het kader van de actie `Drempels weg' heeft de rijksoverheid de intentie
uitgesproken om de websites van het Rijk vanaf 1 januari 2002 te laten voldoen aan de
richtlijnen van het World Wide Web Consortium (W3C) voor de toegankelijkheid voor
gehandicapten. Deze eis is tevens opgenomen als voorwaarde in de subsidieregeling voor
gemeentelijke websites.
In VoRa-verband is afgesproken, dat de afzonderlijke ministeries een meerjarenplan zullen op
stellen voor een gedifferentieerde benadering van verschillende moeilijk bereikbare doel-
groepen.
Aanbeveling 7: Betrek burgers eerder bij beleid
De basisveronderstelling van de Commissie Wallage is dat door interactieve
beleidsvoorbereiding de kwaliteit van - en het draagvlak voor - beleid zal toenemen. Wel
moet daarbij aan de nodige randvoorwaarden worden voldaan. Interactieve beleidsvoor-
bereiding kan tot tijdverlies leiden, maar dat wordt vaak bij de implementatie weer
goedgemaakt door tijdwinst. Interactiviteit is niet in strijd met politiek initiatief en
leiderschap. Op grond van deze redenering, komt de Commissie met aanbeveling 7:
materiële bijdrage van de overheid en het doel daarvan duidelijk in de aankondiging en aftiteling worden vermeld. Toetsing vindt plaats in het kader van de Voorlichtingsraad. De minister-president meldt jaarlijks alle aangemelde coproductie aan de Tweede Kamer. Zie ook de uitgangspunten voor overheidscommunicatie in bijlage 2.
18
Betrek burgers eerder bij beleid
- Investeer in interactieve beleidsontwikkeling;
- Wees bereid het beleid aan te passen op basis van goede argumenten;
- Schep geen valse verwachtingen, koppel resultaten terug;
- Toon interactief democratisch leiderschap.
Het kabinet kan zich in de kern van deze aanbeveling vinden. Het vroegtijdig betrekken van
burgers bij de voorbereiding van beleid is al langer praktijk op een aantal terreinen, met name
ook bij de provincies en de gemeenten. Interactieve beleidsvoorbereiding is een methode, die
reeds vele jaren en op verschillende bestuurlijke schaalniveaus is beproefd en valt niet meer
weg te denken in de bestuurlijke gereedschapskist. Met de ruime ervaring en voorzieningen die
voorhanden zijn, kan de overheid komen tot een verdere professionalisering van interactieve
beleidsvoorbereiding
Het kabinet plaatst het vraagstuk van de interactieve beleidsvoorbereiding mede in het licht van
de analyse zoals die is uiteengezet in het advies van de Commissie Docters van Leeuwen en
eerder ook in de kabinetsnota `Contract met de Toekomst'. In die analyse wordt geconstateerd,
dat de relatie tussen overheid en burger steeds een horizontaal, gelijkwaardig karakter krijgt.
Het kabinet erkent dat het moderne staatsburgerschap meer inhoudt dan het periodiek kiezen
van volksvertegenwoordigers. Burgers en maatschappelijke instellingen wensen (soms) ook
coproducent van beleid te zijn.
Het kabinet is voornemens de mogelijkheden van interactieve beleidsvoorbereiding in
voorkomende gevallen actief te benutten. Het onlangs opgerichte Expertisebureau Innovatieve
Beleidsvorming (Xpin) bij het ministerie van BZK/GSI zal de toepassing van interactieve
beleidsvoorbereiding actief stimuleren, onder andere door het verzamelen van 'best practices'.
De Voorlichtingsraad zal worden verzocht nader advies uit te brengen over spelregels voor de
communicatie in interactieve beleidsprocessen. De ministers van BZK en voor GSI nemen het
voortouw bij het ontwikkelen van een (beleids)kader, dat bij het toepassen van interactieve
beleidsvoorbereiding moet worden gehanteerd, daarbij o.a. rekening houdend met de rol en
positie van het parlement in deze fase.
Het is aan het volgende kabinet om te bepalen of bijvoorbeeld in een regeringsprogramma een
aantal onderwerpen concreet wordt aangewezen, waarbij (in combinatie met actieve
openbaarheid) interactieve beleidsvoorbereiding wordt toegepast. Daarbij zal dan
vanzelfsprekend duidelijk moeten worden aangegeven wat met deze interactiviteit wordt
beoogd en wat met de resultaten zal gebeuren. In die trajecten kunnen de door de Commissie
Wallage genoemde 'virtual communities' een rol spelen.
Aanbeveling 8: Zet een extra stap voor de democratie!
De overheid moet volgens de Commissie Wallage een extra inspanning leveren om ook met
die mensen te communiceren, die uit zichzelf niet de communicatie met de overheid zoeken.
Alleen zo wordt voor alle groepen inhoud gegeven aan het recht op communicatie. De
Commissie Wallage spreekt hier van een democratische uitdaging en komt op grond daarvan
met aanbeveling 8:
Zet een extra stap voor de democratie!
- Breng beleid van A tot Z actief bij groepen die (nog) niet communiceren met de
overheid.
19
Het kabinet kan zich in deze aanbeveling vinden. De overheid moet goed om zich heen kijken
en zich voortdurend afvragen hoe moeilijk bereikbare doelgroepen bereikt kunnen worden. Er
wordt op dit punt al veel gedaan, maar nog meer is nodig. Eerder in deze notitie gaf het
kabinet al aan dat het accent wat het kabinet betreft daarbij eerder ligt op beter bereik
(kwalitatieve benadering) dan op meer bereik (kwantitatieve benadering). In dit licht wil het
kabinet eens te meer het belang benadrukken van een samenhangende presentatie van de
overheid en van de hoofdlijnen van het regeringsbeleid (`corporate communicatie'). Het is
immers niet ondenkbaar dat hierdoor de belangstelling voor communiceren met de overheid
in positieve zin wordt beïnvloed. Voor wat betreft de effectuering van deze aanbeveling,
verwijst het kabinet naar zijn reactie op aanbeveling 6 en 7.
Aanbeveling 9: Blijf bereikbaar!
Het door de Commissie Wallage bepleite recht op communicatie impliceert, dat de overheid
bereikbaar en responsief is. De overheid moet snel en adequaat reageren op een verzoek of
klacht van een burger. Het recht op communicatie is bovendien techniekonafhankelijk. Op
grond van deze redenering, komt de Commissie met aanbeveling 9:
Blijf bereikbaar!
- Monitor de bereikbaarheid en responsiviteit van de overheid;
- Vergelijk de overheid met anderen;
- Publiceer een jaarverslag met de resultaten.
Het kabinet onderschrijft deze aanbeveling. Deze speelt met name een rol in het kader van de
beleidsuitvoering en bij de dienstverlening door de overheid. Immers, dan doen zich de
meeste contacten tussen burger en overheid voor. Een goede uitvoerings- en handhavings-
communicatie vormt overigens een belangrijk instrument, waarmee veel klachten en onnodige
contacten kunnen worden voorkomen. Met deze aanbeveling, gericht op het vergroten van de
bereikbaarheid, zal het kabinet met name ook rekening houden bij de organisatie van de door
de Commissie aanbevolen transparantie.
In dit verband zal het kabinet nagaan in hoeverre de richtlijnen en spelregels voor het contact
(mondeling, telefonisch, schriftelijk, e-mail) tussen ambtenaren en burgers modernisering
behoeven.
Verder zal ook worden nagegaan op welke wijze het onderzoek ten behoeve van het
monitoren van de bereikbaarheid en de responsiviteit kan worden uitgebreid.
Aanbeveling 10: Communicatie is een managementtaak
Volgens de Commissie Wallage is integratie van de communicatiedeskundigheid in de
beleidsdirecties een belangrijke randvoorwaarde voor het bereiken van de gewenste
transparantie en interactiviteit. Dit dient gepaard te gaan met versterking van de functies van
de centrale directies voorlichting. De Commissie komt op grond van deze redenering met
aanbeveling 10:
Communicatie is een managementtaak
- Communicatie is een volwaardig en integraal onderdeel van het beleidsproces;
- De communicatiefunctie is een integraal onderdeel van de management-
verantwoordelijkheid in de beleidsdirecties;
- Centrale directies voorlichting moeten in staat gesteld worden de regie,
samenhang en de kwaliteit in de communicatie van ministeries te waarborgen.
20
Het kabinet is het eens met de aanbeveling en de redenering die daaraan ten grondslag ligt.
Reeds op het moment dat beleid wordt ontwikkeld dienen de communicatieaspecten en
implicaties daarvan een gelijkwaardige plaats in de afwegingen te krijgen als bijv. de
financiële en juridische dimensies. De communicatiediscipline moet vanaf het begin bij de
beleidsontwikkeling worden betrokken. De precieze uitwerking van de aanbeveling is een
zaak van de ministeries. De keuze zal onder andere worden bepaald door de aard van de
diverse organisatieonderdelen en door efficiency-overwegingen
De Commissie Wallage gaat ervan uit dat de communicatiefuncties gedecentraliseerd worden,
zodat een optimale inbreng in de beleidsontwikkeling wordt gegarandeerd. Zaken als
woordvoering en corporate communicatie behoren uiteraard centraal te blijven. De organisatie
van de departementale communicatie dient volgens het kabinet zodanig te worden vastgesteld,
dat integraal communicatiebeleid wordt bevorderd en optimale duidelijkheid voor media en
burger wordt gegarandeerd. Alle communicatiefuncties moeten logisch ten opzichte van
elkaar worden gepositioneerd. Eenheid van beleid vraagt immers om eenheid in presentatie en
dus afstemming van de communicatie.
Het kabinet is het met deze aanbeveling eens. Daar, waar dat nog niet het geval is, zal de
communicatiefunctie ook organisatorisch dicht bij de beleidsvoorbereiding gepositioneerd
moeten zijn. Het kabinet benadrukt, dat woordvoering, persvoorlichting, het bewaken van de
samenhang en de kwaliteit (de kaders) van de communicatie, alsmede de algehele
communicatie over de hoofdpunten van het beleid, binnen de ministeries tot de kerntaken van
de directies communicatie behoren. Ook het bepalen van de hoofdlijnen van alle
publiekscommunicatie horen daarbij. Het kabinet hanteert de volgende driedeling:
a) Woordvoering: gebeurt centraal.
b) Communicatieadvies: vervlechten in de beleidskolom (rekening houdend met karakter en
werkterrein van het ministerie); kan bijv. gedeconcenteerd.
c) Publieksvoorlichting: in principe ook centraal (i.v.m. met onder andere de antennefunctie),
maar ook mogelijk bij een grote uitvoerende dienst.
Daarbij is het van groot belang, dat de directeur communicatie met name ook de verbindingen
aanstuurt tussen a), b) en c) en er vooral voor zorgt, dat a) en b) in elkaars verlengde liggen
(woordvoering korte termijn; communicatieadvies meer lange termijn).
De implementatie van de aanbeveling vraagt om de nodige voorzieningen, en stelt eisen aan de
kennis, de houding en de vaardigheden van betrokkenen. De (organisatorische) consequenties
hiervan moeten per ministerie nader worden bepaald. AZ/RVD heeft hierin een adviserende rol.
Verder is ook expertisevorming op centraal niveau van belang.
De ministeries stellen vast in hoeverre deze aanbeveling om aanpassingen binnen hun
organisatie vraagt, brengen in kaart wat de doorwerking van deze aanbeveling is in termen van
opleiding, training en ondersteuning van betrokkenen en investeren in kennisontwikkeling wen
de ontwikkeling van de professionaliteit
Aanbeveling 11: Communicatie in het regeerakkoord
Niet alleen de plaats van de communicatiefunctie (zie aanbeveling 10), maar ook de
inhoudelijke profilering is volgens de Commissie van belang voor het bereiken van de
gewenste transparantie en interactiviteit. Naast wet- en regelgeving en financiën is
communicatie een volwaardig en in belang toenemend aspect van overheidshandelen. Op grond
van deze redenering komt de Commissie met aanbeveling 11:
21
Communicatie in het regeerakkoord
- Het regeerakkoord bevat het strategische communicatieconcept van het kabinet;
- Communicatiebeleid en - doelen zijn onderdeel van de miljoenennota en de
begroting.
Het kabinet ziet deze aanbeveling in de eerste plaats als een signaal aan de politieke partijen.
Door communicatie in het regeerakkoord een expliciete en prominente plaats te geven, kan
invulling worden gegeven aan een belangrijke dimensie van de corporate communicatie van de
overheid. Een nieuw aantredend kabinet kan dit vervolgens verder uitwerken in de
regeringsverklaring. Het expliciet maken van communicatie in miljoenennota en departe-
mentale begrotingen past goed in het ingezette VBTB-traject.
Aanbeveling 12: Alle vragen naar één adres
Een goede coördinatie van - en eenduidigheid bij - de communicatieactiviteiten van de rijks-
overheid is volgens de Commissie Wallage belangrijk voor het bevorderen van het publieke
vertrouwen. Op grond daarvan komt men tot aanbeveling 12:
- Burgers kunnen alle informatie vragen en vinden bij Postbus 51 Informatiedienst.
Het kabinet onderschrijft deze aanbeveling en verwijst naar zijn reactie bij aanbeveling 5 en het
daar vermelde voornemen om de Postbus 51 Informatiedienst verder uit te breiden.
De Postbus 51 Informatiedienst, onderdeel van de Rijksvoorlichtingsdienst, is het centrale loket
waar de burgers een antwoord krijgen op hun vragen over beleid en maatregelen van de
rijksoverheid. Via diverse communicatiekanalen wordt betrouwbare en zo compleet mogelijke
informatie gratis en snel verstrekt. Burgers kunnen hun vragen zowel telefonisch als via e-mail
stellen, of de informatie zelf raadplegen op de internetsite van Postbus 51. De Postbus 51
Informatiedienst is voornemens in 2002 een nieuwe, inhoudelijk sterk uitgebreide, internetsite
te introduceren. De internetsite en het call center sluiten vanaf dan naadloos op elkaar aan en
vormen samen een zogenaamd contact centrum. Vanuit één database, waarin alle informatie
van de Postbus 51 Informatiedienst is opgeslagen, worden vragen van burgers op de voor hen
meest geschikte wijze beantwoord. In aanvulling op het contact centrum kunnen burgers ook
via meer traditionele kanalen zoals brochures en teletekst informatie inwinnen. Dit geheel van
kanalen wordt aangeduid met de term gemeenschappelijke infrastructuur. Via deze gemeen-
schappelijke infrastructuur slaat de Postbus 51 Informatiedienst een brug tussen ministeries en
burgers.
Aanbeveling 13: Maak alle informatie digitaal
De gewenning aan internet en de tijdsonafhankelijkheid daarvan zijn de argumenten van de
Commissie Wallage om tot aanbeveling 13 te komen:
Maak alle informatie digitaal
- Alle 'papieren' informatie is ook digitaal beschikbaar.
Het kabinet ondersteunt deze aanbeveling en streeft ernaar op de middellange termijn alle
papieren informatie digitaal beschikbaar te kunnen stellen, met de mogelijke uitzondering van
publicaties met ongebruikelijke afmetingen, beelden of lay-out (zoals sommige cartografische
gegevens). In hoofdstuk 4 is reeds op deze aanbeveling ingegaan.
22
Aanbeveling 14: Vraag het één keer in plaats van telkens weer
Burgers zien de overheid volgens de Commissie Wallage als één organisatie en verwachten dat
die zo efficiënt mogelijk communiceert. Het meerdere keren moeten verstrekken van dezelfde
informatie wekt irritatie op, die de betrokken overheidsorganen in beginsel moeten kunnen
voorkomen. Mondige burgers vragen maatwerk in hun communicatie met de overheid. Op
grond daarvan komt de Commissie met aanbeveling 14:
Vraag het één keer in plaats van telkens weer
- Communiceer pro-actief met burgers; voorkom dat ze dezelfde informatie vaker moeten
geven en koppel elektronische bestanden om de burger te wijzen op zijn rechten en
plichten;
- Burgers mogen hier - uit privacy overwegingen - zelf over beslissen.
Deze aanbeveling heeft met name betrekking op de communicatie in het kader van
dienstverlening en beleidsuitvoering. Het belang van goede uitvoerings- en handhavings-
communicatie is daarbij onmiskenbaar. In de nota 'Contract met de toekomst' heeft het kabinet
reeds aangegeven de toepassingsmogelijkheden van `informationele zelfbeschikking' serieus te
zullen onderzoeken. Het kabinet verwijst voor een nadere inhoudelijke reactie naar het
kabinetsstandpunt bij het rapport van de Commissie Docters van Leeuwen.
Aanbeveling 15: Formuleer spelregels voor interactiviteit
Volgens Wallage zijn de spelregels (de 'principia') voor overheidsvoorlichting nog steeds
houdbaar, maar behoeven zij aanvulling met spelregels voor tweerichtingsverkeer. Derhalve
komt de Commissie met aanbeveling 15:
Formuleer spelregels voor interactiviteit
- De Voorlichtingsraad (VoRa) maakt actuele spelregels voor overheidscommunicatie
op basis van tweerichtingsverkeer.
De VoRa heeft geadviseerd om deze aanbeveling over te nemen. Ook heeft de raad geadviseerd
om de aanbevelingen over het actief openbaar maken van overheidsinformatie en over de
voorlichting over niet-aanvaard beleid in de 'principia' te verwerken. Tenslotte beveelt de VoRa
aan om de principia van de overheidsvoorlichting ook van toepassing te laten zijn voor de
ZBO's. Op basis daarvan heeft de VoRa een gemoderniseerde versie van de principia (voortaan
aan te duiden als de 'uitgangspunten voor overheidscommunicatie') voorgesteld. Het kabinet
neemt deze nieuw geformuleerde uitgangspunten over en zal deze hanteren bij de
communicatie van de rijksoverheid. De uitgangspunten zullen voorts onder de aandacht worden
gebracht van de ZBO's. Voor een verdere toelichting verwijst het kabinet naar het volgende
hoofdstuk en naar bijlage 2.
Aanbeveling 16: Waar blijft het geld?
De Commissie heeft geen zicht kunnen krijgen in de kosten van de communicatiefunctie van de
overheid. De Commissie doet daarom aanbeveling 16:
Waar blijft het geld?
- Een goede centrale administratie maakt de kosten van overheidscommunicatie inzichtelijk.
De VoRa heeft voorgesteld nieuwe spelregels op te stellen voor het bewaken van de samenhang
in de besteding van de voorlichtingsmiddelen. Het kabinet is van oordeel dat in het kader van
het VBTB-traject nader aandacht moet worden besteed aan het verkrijgen van meer inzicht in
23
de kosten van de overheidscommunicatie. Het voorstel van de VoRa kan daaraan een zinvolle
bijdrage leveren.
Aanbeveling 17: Investeer in communicatie
Op basis van een eerste globale inventarisatie van de mogelijke financiële gevolgen van de
uitvoering van zijn aanbevelingen, komt de Commissie Wallage met aanbeveling 17:
Investeer in communicatie
- De invoering van de 16 aanbevelingen kan niet zonder een investering van 0,5 miljard
gulden per jaar.
De Commissie Wallage is op basis van voorlopige, ruwe schattingen tot een globale indicatie
van de kosten gekomen. Het kabinet houdt er rekening mee, dat de uitvoering van de in dit
standpunt aangekondigde voornemens de komende jaren nieuwe uitgaven met zich zal
meebrengen. Dat geldt met name de onderzoeken en plannen gericht op uitbreiding van de
actieve openbaarmaking van overheidsinformatie (en de noodzakelijke aanpassing van 'de
backoffice'), het organiseren van projecten van interactieve beleidsvoorbereiding en de grotere
differentiatie in de communicatie die nodig is om als overheid alle doelgroepen te kunnen
bereiken. Overigens zal in een aantal gevallen sprake zijn van inverdieneffecten. Ook deze
zullen in kaart worden gebracht. Aangekondigd is, dat voor deze en andere aangekondigde
voornemens de komende periode - in het kader van het 'Plan van Aanpak Overheids-
communicatie' - concrete plannen zullen worden ontwikkeld.
Het kabinet gaat daarbij uit van een gefaseerde implementatie van de aanbevelingen. Daaruit
vloeit voort dat financiële middelen zowel centraal als decentraal ook geleidelijk beschikbaar
dienen te komen, al dan niet op basis van herschikking. Besluiten daarover zullen in de
komende jaren steeds op basis van concrete plannen genomen kunnen worden in het kader van
de besluitvorming over de begroting.
Wel stelt het kabinet vast dat nu reeds f.0,5 mln. structureel en f. 1,2 mln. incidenteel nodig is
voor de op korte termijn te starten voorbereidingen (bij de RVD) van een nieuwssite
rijksoverheid en de verdere ontwikkeling van de Postbus 51-site. De dekking van die bedragen
zal betrokken worden bij de besluitvorming over de Voorjaarsnota.
6. UITGANGSPUNTEN VOOR OVERHEIDSCOMMUNICATIE
De Commissie Wallage heeft zich op verschillende plaatsen in zijn rapport uitgesproken over
betekenis en inhoud van de zogenoemde 'principia', de principiële uitgangspunten voor
overheidscommunicatie. De Commissie heeft enkele concrete aanbevelingen gedaan tot
aanvulling van deze uitgangspunten. Voor de Voorlichtingsraad was dit mede aanleiding de
'principia' nog eens tegen het licht te houden van de actuele ontwikkelingen en deze opnieuw te
formuleren en te groeperen. Het kabinet neemt de door de VoRa opgestelde tekst over (zie
bijlage 2).
In de praktijk van de communicatie van de rijksoverheid gelden geschreven en ongeschreven
regels. Deze zijn tot stand gekomen door de inbreng van diverse staatscommissies en in het
overleg met de volksvertegenwoordiging. Als belangrijk fundament dient daarbij steeds de
informatieplicht zoals beschreven in de Grondwet en in de Wet openbaarheid van bestuur.
24
De ongeschreven regels, tot nu toe aangeduid als de 'principia', vloeien voort uit het streven
naar goede democratische verhoudingen. Zij hebben alles te maken met ons staatsbestel
(verhouding regering - oppositie) en met de verhouding overheid-burger, zoals die in
Nederland wordt gepercipieerd.
De principia werden voor het laatst in 1985 herzien en aangevuld.12 De veranderingen in de
samenleving en de accentverschuivingen in de relatie tussen overheid en burger maken een
eigentijdse verwoording gewenst. Transparantie en verantwoording hebben immers een
belangrijker plaats gekregen in het optreden van de overheid.
De bestaande 'principia' zijn geheel in deze nieuwe uitgangspunten opgenomen en verwerkt.
Ook is recht gedaan aan de aanbevelingen van de Commissie Wallage. Als voorheen gaat het
om basale en duurzame criteria die bedoeld zijn om houvast te bieden bij de beoordeling van
concrete communicatievraagstukken in concrete situaties. De criteria zijn in algemene en ruime
termen geformuleerd. Zij geven in algemene bewoordingen de grenzen aan waarbinnen
overheidscommunicatie dient plaats te vinden. Van een simpele invuloefening is daarbij geen
sprake. Elke activiteit kan en moet op zijn merites worden getoetst, in het licht van de dan
geldende omstandigheden.
De uitgangspunten voor overheidscommunicatie worden door ministeries en VoRa gehanteerd
bij de toetsing van voorgenomen voorlichtingsinitiatieven (bijv. de Postbus 51 campagnes). Zij
zijn zowel van toepassing op de communicatie met het publiek, als op de persvoorlichting en
de woordvoering.
Of in een gegeven geval grenzen worden overschreden is een oordeel, dat uiteindelijk wordt
uitgesproken in het Parlement, bij de uitoefening van zijn controlerende taak . Reacties in de
media en de publieke opinie spelen daarbij vaak een rol. Of sprake is van een dreigende
overschrijding is ter beoordeling van de betrokken bewindspersoon, die zonodig het kabinet
daarover kan raadplegen.
De principia zijn waardevol, omdat zij er aan bijdragen, dat er in de samenleving (nog steeds)
een breed vertrouwen bestaat in de officiële voorlichtingsuitingen van de rijksoverheid
(ministeries en Postbus 51).
De communicatie van de andere overheden verdient een overeenkomstige benadering,
toegesneden op de eigen positie in ons staatsbestel.
7. IMPLEMENTATIE VAN HET ADVIES
Algemeen
De uitvoering van de aanbevelingen van de Commissie vraagt om een planmatige en een
projectmatige aanpak met fasering op de korte en middellange termijn, zowel voor wat betreft
veranderingen en verbeteringen voor de individuele ministeries, als voor de verdere
ontwikkeling van het gemeenschappelijke communicatiebeleid. De financiële middelen zullen
12 De principia zijn destijds vastgesteld in de VoRa en werden op 28 maart 1985 aangeboden aan de minister- president en de minister van Binnenlandse Zaken met het oog op de behandeling van de (vernieuwde) Wet Openbaarheid van Bestuur. Bij die gelegenheid gaf de minister-president schriftelijk nog eens een uitgebreide toelichting op " het stelsel van geschreven en ongeschreven regels dat de organisatie en de praktijk van de overheidsvoorlichting beheerst" (memorie van antwoord, Tweede Kamer 1987-1988, 19859, nr. 6).
25
op basis van concrete plannen via de jaarlijkse begrotingscyclus geleidelijk beschikbaar moeten
komen.
Plan van Aanpak
In deze integrale kabinetsreactie is, naast een algemene beschouwing van het kabinet, een
aantal concrete voornemens geformuleerd. Het is de bedoeling van het kabinet om deze
voornemens in de komende maanden in het 'Plan van Aanpak Overheidscommunicatie' te
benoemen en verder uit te werken en daarbij ook het tijdpad aan te geven.
Voor de uitvoering van enkele voornemens (met name de voorbereiding van een nieuwssite
rijksoverheid) - worden vooruitlopend op dit plan van aanpak op korte termijn al voor-
bereidingen gestart.
26
Bijlage 1
Nadere typering van beleidscommunicatie
Beleidscommunicatie is een veelomvattend en complex domein. De commissie heeft
nadrukkelijk de aandacht gevestigd op de relaties tussen overheid en burger en op de
verschillende rollen die daarbij in het geding (kunnen) zijn. Ook heeft de commissie de
differentiatie naar beleidsfase onder de loep genomen.
Het onderstaande schema brengt de belangrijkste parameters en kenmerken met elkaar in
verband.
functie beleidsfase doel van typering rol
beleidscommunicatie burger
over alle fasen met name openbaar maken en toelichten Persvoorlichting/ kiezer
beleid beleidsvoorbereiding en van beleid internet
-vaststelling
voor beleidsvoorbereiding het ontwikkelen van beleid in Interactieve coproducent
beleid interactie met belanghebbenden beleidsvorming
en geïnteresseerden
als vooral beleidsinvoering hoofdinstrument of Instrumenteel/ onderdaan
beleid en beleidsuitvoering ondersteunend instrument binnen Campagnes
de beleidsmix om beleidsdoelen
te helpen realiseren
in beleid alle fasen, met name integrale benadering voor een Dienstverlenende klant
beleidsuitvoering doelmatige en doelgerichte en administratie-
uitvoering van wet en ve communicatie
regelgeving
27
Bijlage 2
UITGANGSPUNTEN OVERHEIDSCOMMUNICATIE
De overheidscommunicatie kent een aantal principiële uitgangspunten, die tot stand zijn
gekomen door de inbreng van diverse staatscommissies en de daarop volgende interne
discussies in de Voorlichtingsraad. Als belangrijk fundament dient daarbij steeds de
informatieplicht zoals neergelegd in artikel 110 van de Grondwet en in de Wet openbaarheid
van bestuur.
Met dit voorstel voor 'principiële uitgangspunten' wordt een bijgestelde en moderne weergave
beoogd van de tot nu gehanteerde 'principia'. De veranderingen in samenleving en media en de
accentverschuivingen in de relatie tussen overheid en burger, maken een eigentijdse ver-
woording gewenst.
De oude 'principia' zijn geheel in deze nieuwe uitgangspunten opgenomen en verwerkt. Als
voorheen gaat het om basale, duurzame criteria die bedoeld zijn om houvast te bieden bij de
beoordeling van concrete communicatievragen in concrete situaties. De uitgangspunten zijn
algemeen en in abstracte termen geformuleerd. Zij gelden voor alle communicatie-uitingen van
de gehele rijksoverheid. De regering is op de communicatierichtlijnen aanspreekbaar.
De communicatie van zelfstandige bestuursorganen (zbo's) verdient een overeenkomstige
benadering.
In deze vernieuwde versie van de uitgangspunten wordt niet expliciet ingegaan op de positie
van de politiek assistent, in relatie tot woordvoering en voorlichting. Hiervoor geldt dat deze
een zelfstandige positie bekleedt, geen voorlichtingsverantwoordelijkheid heeft en dus geen
deel uitmaakt van een directie Voorlichting.
28
No UITGANGSPUNTEN TOELICHTING
1 Hoofddoel
Hoofddoel van de communicatie van Het recht op communicatie is bedoeld als
de rijksoverheid is te voldoen aan het politiek-bestuurlijk uitgangspunt voor de
recht van de burger op communicatie overheidscommunicatie, niet als een formeel
met en informatie van de in de wet te verankeren recht. Het recht op
rijksoverheid en het ondersteunen informatie ligt vast in zowel artikel 110 van de
van goed democratisch bestuur. Grondwet als de Wet openbaarheid van
bestuur en vormt het uitgangspunt voor het
handelen van de overheidsvoorlichting.
Het actief openbaar maken van overheids- informatie behoort tot de kerntaken van de overheidscommunicatie
De functie van de overheidscommunicatie voor de burgers is, dat zij in staat worden gesteld om hun rol als staatsburgers en hun rol als onderdanen en klanten optimaal te vervullen.
De functie van de communicatie voor de overheid is naast bovengenoemde punten ook het leveren van een bijdrage aan het beleidsproces, zowel in de voorbereiding als in de implementatie, de uitvoering en de evaluatie.
2 Herkenbaarheid
De rijksoverheid is altijd, ongeacht Om verkapte beïnvloeding te voorkomen
het kanaal of medium, herkenbaar als dient de communicatie te allen tijde herken-
deelnemer aan de communicatie, baar te zijn als afkomstig van de overheid.
respectievelijk als (mede) afzender Transparantie, vertrouwen wekken vindt
en/of anderszins als belanghebbend plaats als de afzender bekend is. De burger
of betrokken bij de informatie. Bij heeft derhalve recht op deze informatie. Dat
coproducties geeft de overheid altijd geldt met name voor coproducties met
aan welk doel met deelname gediend omroepen, uitgevers e.d. Voor coproducties
wordt. (door overheid meegefinancierd televisie/
radioprogramma) bestaat een afzonderlijke
richtlijn, die aan de Kamer is toegezonden.
Deze richtlijn heeft onder andere als uitgangspunt
de (eind)redactionele onafhankelijkheid van de
betrokken omroep bij de totstandkoming van het
voorgenomen programma.
3. Overheidscommunicatie gaat over
beleid en organisatie.
De communicatie van de Overheidscommunicatie dient over beleid en
rijksoverheid is altijd gericht op de organisatie te gaan en wordt niet gericht op
inhoud van het beleid, en in dat persoonlijke 'imagebuilding' van bewindsper-
29
verband tevens op het functioneren sonen en andere overheidsfunctionarissen.
van de overheid als zodanig. Het accent ligt op de openbaarmaking en
Bewindspersonen zullen zelf verduidelijking. Het is mede daarom niet
terughoudendheid betrachten, toegestaan dat in Postbus 51 spots en
wanneer sprake is van het gebruik coproducties en eventueel aan Postbus 51
van eigen media en producties van campagnes gerelateerde commerciële zend-
derden waaraan door de overheid tijd de bewindspersoon figureert. In brochures
wordt meebetaald. Zij treden nimmer en advertenties en departementale websites
op in coproducties en Postbus 51 e.d. wordt op dit punt terughoudendheid
spots voor radio en televisie. betracht. Afwijkingen op deze regel worden
vooraf door de Voorlichtingsraad getoetst.
Ook bij het eigen mediagebruik van de overheidsvoorlichting - inclusief het uitgeven van eigen periodieken - is het noodzakelijk, dat de gekozen vorm geen lading krijgt die niet in overeenstemming is met de uitgangs- punten van de overheidscommunicatie, wat niet wegneemt dat de bewindspersonen wel herkenbaar moeten zijn voor de eigen organisatie.
4. Actieve voorlichting
De regering brengt haar beleid, Om burgers in de gelegenheid te stellen
alsmede de motieven en de gebruik te maken van hun rechten en zich te
overwegingen die daaraan ten houden aan de plichten die het beleid stelt,
grondslag liggen, op actieve wijze moet de overheid er actief voor zorgen dat
onder de aandacht van een zo breed deze informatie de burger - die het aangaat -
mogelijk publiek. Zij kan daarbij in ook bereikt. Dit geldt ook voor moeilijk bereik-
beginsel van alle beschikbare bare doelgroepen. Een gedifferentieerde inzet
communicatiemiddelen gebruik van media-instrumenten is hiervoor in de regel
maken. noodzakelijk.
Communicatie is een instrument van beleid (net als subsidies en wet- en regelgeving). Reeds bij de presentatie van beleidsvoorne- mens moet aandacht worden gegeven aan de wijze, waarop het beleid zal worden gecommuniceerd.
5. In relatie tot beleidsfase
De rijksoverheid maakt in haar In het belang van goede en democratische
communicatie en voorlichting altijd bestuursvoering dient de informatieverstrek-
melding van de beleidsfase waarop king door de overheid in alle beleidsfasen
de informatie betrekking heeft. Die begrijpelijk, tijdig, zo gericht mogelijk en niet
communicatie is daar qua aard, overbodig te zijn.
inhoud, toonzetting en omvang mee
in overeenstemming. Zonodig geeft In de communicatie moet altijd gewezen
de rijksoverheid hierbij aan in welke worden op de status van de informatie in het
rol zij optreedt en op welke rol zij de beleidsproces, bijvoorbeeld of er sprake is van
burger aanspreekt. De communicatie een eerste oriëntatie, een voornemen of een
in de fase van parlementair nog niet besluit.
aanvaard beleid is feitelijk van aard
30
en zakelijk van toonzetting. Dit geldt Aan de door de overheid gefinancierde
voor zowel de concrete maatregelen communicatie rond nog niet door het
die worden voorgesteld, als voor de Parlement aanvaard beleid worden stringente
achtergronden en motieven daarvan. eisen gesteld. De communicatie moet feitelijk
en zakelijk zijn, niet focussen op de
bewindspersoon, de fase van het
beleidsproces moet worden aangegeven en
de communicatie moet proportioneel zijn,
d.w.z. ze mag niet grootschaliger zijn, dan die
van andere partijen die zich betrokken voelen
bij de besluitvorming over het voorgestelde
regeringsbeleid (flexibele respons).
Bij het openbaar maken van beleidsvoornemens is het veelal noodzakelijk de inhoud niet alleen in formele vorm te publiceren, maar ook in voor burgers meer toegankelijke vorm (bijvoorbeeld populaire versies van beleidsnota's), echter zonder daaraan een wervend karakter te geven. Dit laatste is weer wel geoorloofd voor het stimuleren van deelname aan inspraak- mogelijkheden en interactief beleid.
6. Interactieve beleidsvoorbereiding
De regering geeft in een vroegtijdig In principe moeten burgers bij elk beleids-
stadium aan of, en zo ja in welke dossier de mogelijkheid hebben om in een
vorm, zij burgers bij de voorbereiding vroeg stadium hun mening te laten horen. In
van plannen of maatregelen wil alle gevallen moet duidelijk zijn binnen welke
betrekken. Ook wordt vooraf beslissingsruimte de discussie plaatsvindt en
duidelijkheid verschaft over de vraag wat er met de uitkomsten gebeurt.
wat er met de uitkomsten van
dergelijke interactieve Zeker bij omvangrijke thema's dient de burger
beleidsvormingsprocessen zal in een vroegtijdig stadium te weten op welke
gebeuren. wijze zijn/haar inbreng wordt gegarandeerd.
7. Recht op communicatie
De rijksoverheid zorgt voor een Het recht op communicatie impliceert dat de
goede bereikbaarheid voor burgers overheid bereikbaar en responsief is. Onder
die met haar in contact willen komen. responsiviteit wordt verstaan, dat de overheid
Op verzoeken om informatie, snel en adequaat reageert op een verzoek,
klachten e.d. wordt snel en adequaat een klacht e.d. van de burger. Door
gereageerd. Burgers kunnen zelf een monitoring, vergelijking van prestaties met
keuze maken via welk beschikbaar andere organisaties en publicatie van de
kanaal zij met de overheid willen resultaten op het gebied van bereikbaarheid
communiceren. en responsiviteit wordt het streven naar een
betere bereikbaarheid en responsiviteit
gestimuleerd.
31
Het recht op communicatie is bovendien
techniek onafhankelijk: burgers dienen zelf de
keuze te kunnen maken via welk beschikbaar
kanaal zij met de overheid willen
communiceren.
8. Voldoende en juiste informatie
De communicatie van de In het belang van een goede en
rijksoverheid is waarheidsgetrouw en democratische bestuursvoering dient de
bevat voldoende en juiste informatie informatieverstrekking door de overheid
om belangstellenden en begrijpelijk, tijdig, zo gericht mogelijk en niet
belanghebbenden tijdig in staat te overbodig te zijn .
stellen zich zelfstandig een oordeel te
vormen over het gevoerde en het te Het onjuist vermelden, weglaten of over-
voeren beleid. accentueren van feiten en argumenten om
daarmee degenen op wie de communicatie
is gericht tot een andere keuze te brengen
dan zij wellicht anders zouden hebben
gedaan, is nimmer toegestaan.
9. Toegankelijk, begrijpelijk en passend
Communicatie van de rijksoverheid is Vanwege de verschillen tussen burgers
technisch en inhoudelijk voldoende dienen waar mogelijk en noodzakelijk
toegankelijk, begrijpelijk, tijdig en zo eenduidige boodschappen te worden
gericht mogelijk. Doel en middelen gedifferentieerd naar doelgroepen. Een zelfde
zijn steeds met elkaar in boodschap kan op verschillende manieren en
overeenstemming. via verschillende kanalen onder de aandacht
worden gebracht. Het gaat om een optimale
mediamix, maar ook om een optimale
toonzetting die aansluit bij de belevingswereld
van burgers. Door het koppelen van inhoud en
kanaal aan specifieke doelgroepen kan de
individuele burger veel beter worden bereikt.
10. Proportionaliteit
De rijksoverheid voldoet in haar In alle fasen van het beleidsproces wordt
communicatie aan het principe van 'overkill' aan communicatie vermeden. De
proportionaliteit in geval van overheid moet in beginsel niet zoveel
onderwerpen die controversieel zijn informatiemiddelen inzetten dat een
en/of onderhevig zijn aan wanverhouding ontstaat ten opzichte van de
maatschappelijke discussie en in het mogelijkheden - ook in financieel opzicht - van
geval van nog niet door het andere partijen. Dit geldt vanouds als een
parlement aanvaard beleid. De belangrijke voorwaarde voor goede
communicatie staat in die gevallen in democratische verhoudingen in ons land.
redelijke verhouding tot de mogelijk-
heden van andere spelers in het Indien het gaat om door het parlement
maatschappelijk krachtenveld en mag aanvaard beleid heeft men de vrijheid om
niet de werking van onafhankelijke binnen de kaders van rechtmatigheid en
media bemoeilijken. doelmatigheid van de besteding van
overheidsgelden het maximaal noodzakelijke
aan communicatie in te zetten.
11. Geen vermenging
32
De communicatie van de Publiek en media kunnen vaak moeilijk
Rijksoverheid wordt niet vervlochten onderscheid maken tussen een politicus als
met partijpolitieke belangen. Ook de bewindspersoon of partijlid. Op het podium
schijn van vermenging wordt van zijn politieke partij krijgt een politicus
vermeden. Binnen dat uitgangspunt veelvuldig te maken met zaken waar hij als
zijn er situaties denkbaar waarbij bewindspersoon voor verantwoordelijk is.
bewindslieden ook bij partijpolitieke Daarom kan het wenselijk zijn dat een
optredens door overheidsvoorlichting bewindspersoon ook op dat partijpodium
worden begeleid. begeleiding krijgt van een
overheidsvoorlichter. Daarbij moet steeds een
strikte taakverdeling worden gemaakt met de
voorlichting van de partij, waarbij als
uitgangspunt geldt dat de onderscheiden
verantwoordelijkheden volstrekt helder blijven.
33