Politie en milieuhandhaving
C.J.E. In 't Velt, R.J. van Treeck, H.K.B. Fobler, W.Ph. Stol
NPA onderzoeksgroep
Bestellingen: NPA ondrzoeksgroep telefoon: 055-5397347 / 5397301
Kenmerk: EWB/99.179
samenvatting
In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie
Centrum van het ministerie van Justitie onderzocht de
NPA-Onderzoeksgroep de wijze waarop de Nederlandse politie
milieuwetten handhaaft. Aanleiding voor het onderzoek was een
landelijke daling van het aantal bij het Openbaar Ministerie
geregistreerde verdachten voor milieuzaken tussen 1998 en 1999. De
centrale vragen in het onderzoek luidden of inderdaad sprake is van
een landelijke daling en wat hiervan, zo er sprake van is, de
achtergronden zijn.
De onderzoekers voerden een telefonische enquête uit in alle
politieregios en hielden interviews met betrokken politiemensen,
bestuurders en Officieren van Justitie in zes regiokorpsen. Voorts
analyseerden zij cijfermateriaal, zowel uit het centrale
registratiesysteem van het ministerie van Justitie (Compas) als uit de
regionale bedrijfsprocessensystemen. Centrale themas in de
vraagstelling van het onderzoek waren de organisatie van
milieuwethandhaving bij de politie, de wijze waarop zij sturing geeft
aan milieuwethandhaving en de samenwerking tussen politie, bestuur en
Openbaar Ministerie op het gebied van milieuwethandhaving.
De aantallen verdachten die het OM krijgt aangeleverd, blijken sterk
te verschillen per regio. In sommige regios dalen de aantallen
inderdaad, maar in evenzoveel regios is een stijging te zien. Ook
variëren de aantallen per regio door de jaren (1998, 1999 en 2000)
heen sterk. Dit levert al met al een gemiddelde daling op, maar er is
geen sprake van een systematische landelijk dalende trend. De focus
van het onderzoek verleggen we daarom van een verklaring voor een
landelijke dalende trend naar verklaringen van zowel dalingen als
stijgingen in afzonderlijke regios.
Over de aantallen die geregistreerd staan in de registratiesystemen
van het ministerie van Justitie en de politieregios merken we verder
op dat het onwaarschijnlijk is dat die iets zeggen over de
inspanningen die de politieregios doen. Eerder stelden onderzoekers al
vast dat registraties meer zeggen over de wijze waarop geregistreerd
wordt dan over de politiepraktijk die wordt geregistreerd. Ook zeggen
de aantallen niets over de kwaliteit en de hoeveelheid werk die de
politieregios leveren. Een complexe recherchezaak naar zware
milieucriminaliteit kan, uitgedrukt in aantallen verdachten, een
zelfde aantal registraties opleveren als een paar huisvuilzakken. Een
eerste conclusie is dan ook dat de inspanning die de politie levert op
het gebied van milieuwethandhaving afgemeten dient te worden aan meer
op kwaliteit georiënteerde maatstaven. Met name de grotere
recherchezaken, de milieuprojecten en de vorderingen die een korps
maakt met het ontwikkelen van een milieukaart, zijn relevantere
indicaties voor de inspanningen die een korps verricht.
Zowel politiefunctionarissen als officieren van justitie en bestuurders constateren een geringe betrokkenheid bij milieuwethandhaving, zowel bij de andere partners als in eigen huis. Uitzondering op de geringe betrokkenheid vormen de functionarissen, zowel bij politie als OM, die specialistische kennis hebben op milieugebied. Milieuspecialisten uit de korpsen of milieuofficieren hebben echter geen rol in de regionale en districts-driehoeken, waar de uiteindelijke beslissingen worden genomen over capaciteitsinzet door de politie. Het zijn de districts- of korpschefs, de gebiedsofficieren en de burgemeesters die hierover beslissen. En zij laten zich in hoofdzaak leiden door openbare orde zaken en geweldscriminaliteit. Milieuwethandhaving krijgt geen prioriteit in het driehoeksoverleg, waardoor de politie in de onderzochte korpsen geregeld minder capaciteit inzet dan gepland. Gedeeltelijk zou dit wellicht kunnen worden ondervangen door het opnieuw invoeren van de vijf jaar geleden afgeschafte bekostigingssystematiek, waarbij inzet van politiecapaciteit en financiering waren gekoppeld.
Een andere conclusie betreft de rol van milieuspecialisten in de
regiokorpsen. Specialisten zijn in de eerste plaats noodzakelijk
vanwege de complexiteit van het onderwerp en van de wetgeving op dat
gebied. Functionarissen die naast milieutaken ook andere taken hebben
(zogenaamde taakaccenthouders), lukt het minder goed het vak enigszins
bij te houden. Daarnaast kunnen specialisten er voor zorgen dat milieu
op de agenda blijft. En tenslotte levert het onderzoek verschillende
aanwijzingen dat milieuspecialisme het best aan de districten kan
worden georganiseerd. Door de betrekkelijk geringe afstand met de
basispolitiezorg, kunnen specialisten vanuit de districten impulsen
geven aan de basispolitiezorg, waar milieuwethandhaving anders snel
verdrongen wordt door bijvoorbeeld bestrijding van
geweldscriminaliteit.
WODC- informatiedesk / e-mail: wodc-informatiedesk@best-dep.minjus.nl
Redacteur: Hans van Netburg
Laatst gewijzigd: 26-11-2001