Informatie voor de pers. Vrije Universiteit Amsterdam.
21/11/2001
---
Politicoloog Krouwel: "Het CDA kan geen oppositie voeren"
Universitair docent Politicologie André Krouwel heeft in het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2001 een artikel geschreven getiteld Het politieke onvermogen. De moeizame oppositie van christen-democraten in Nederland. Krouwel geeft drie redenen waarom het CDA volgens hem geen oppositie kan voeren in ons land, dat toch al niet wordt gekenmerkt door een cultuur van politiek debat en conflict. Tweede Kamervoorzitter Jeltje van Nieuwenhoven neemt dinsdag 27 november het eerste exemplaar van het jaarboek in ontvangst. Naast een kroniek van de belangrijkste parlementaire gebeurtenissen van het afgelopen jaar, bevat het onder andere wetenschappelijke en opiniërende artikelen. Oppositie is het thema van de editie van dit jaar.
In zijn artikel toont Krouwel aan dat oppositie in het Nederlandse politieke systeem ver te zoeken is, vanwege de specifieke historische ontwikkeling van onze consensusdemocratie oftewel het poldermodel. De christen-democraten hebben daar bovenop volgens Krouwel nog drie extra problemen bij het oppositie voeren. Ten eerste hebben ze decennialang bestuurlijke verantwoordelijkheid gedragen, en ze kunnen moeilijk principiële, morele oppositie voeren tegen beleid dat ze zelf in gang hebben gezet. Ze zouden ongeloofwaardig overkomen als ze nu als moraalridders zouden optreden tegen junks, prostituees, homoseksuelen. geëmancipeerde vrouwen die aan geboortecontrole doen en ouderen en zieken die een menswaardig einde aan hun leven willen maken.
Een tweede oorzaak voor de zwakte van CDA-oppositie ligt in het
"buitenparlementaire" karakter van de partij. Het CDA leunt zwaar op
het maatschappelijk middenveld voor de rekrutering van kamerleden, als
informatiebron en voor politieke steun. Dat middenveld is middels
subsidies grotendeels afhankelijk van de overheid en is in ruil voor
deze steun loyaal aan de zittende regeringspartijen. Voor hen valt bij
de regerende partijen dus meer te halen dan bij het CDA. De
christen-democratische kamerfractie, waar het zwaartepunt van de
parlementaire oppositie zou moeten liggen, opereert na het verlies van
deze ´maatschappelijke link´ vaak zwak, is verdeeld en sterk
ondergeschikt aan de partijtop.
De laatste complicatie die Krouwel beschrijft, is dat
christen-democraten traditioneel een middenpositie innemen tussen het
liberalisme en het socialisme. Die strategische bezetting van het
centrum in de Nederlandse politiek maakte het voor de grootste
confessionele partij (KVP en later CDA) mogelijk deel te nemen aan
alle naoorlogse kabinetten. Hoe moeten confessionelen nu oppositie
voeren tegen een Paars beleid waar ze grotendeels zelf achter staan?
André Krouwel (1964), die in zijn artikel ook mogelijke oplossingen aandraagt voor de genoemde problemen, is als Universitair Docent verbonden aan de afdeling Politicologie van de Faculteit der Sociaal-Culturele Wetenschappen. Na zijn studie aan dezelfde afdeling schreef hij een proefschrift over de veranderende karakter van politieke partijen in West-Europese democratieën. Krouwel doceert de vakken Inleiding Politicologie, Politiek en Communicatie, Politieke Sociologie en Vergelijkende Politicologie. Zijn onderzoek richt zich met name op politieke partijen, sociale bewegingen, de lokale democratie en de transitie van post-communistische landen naar een democratische markteconomie. Verder doet hij onderzoek naar integratie van minderheden en (vernieuwing van) de lokale democratie.