Ministerie van Financiën
http://www.minfin.nl
MINFIN: kOSTENTRANSPARANTIE BELEGGINGSFONDSEN.
PERSBERICHTNR. 01/320 Den Haag 27 november 2001
ANTWOORDEN VAN DE MINSTER VAN FINANCIEN OP VRAGEN VAN HET LID VAN
DE
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL WITTEVEEN-HEVINGA OVER
KOSTENTRANSPARANTIE BELEGGINGSFONDSEN.
Vraag 1.
Kent u het bericht Tussenpersoon kost belegger grof geld?
Ja.
Vraag 2.
Hoe oordeelt u over de stelling dat tussenpersonen die
beleggingsfondsen verkopen de grote profiteurs lijken van forse
verhogingen van de beheerskosten en commissies?
Het onderwerp beheerskosten van beleggingsfondsen kent een geheel eigen dynamiek waarin een aantal factoren een rol speelt.
In toenemende mate lijkt sprake van toetreding van (buitenlandse)
beleggingsfondsen die aan de man worden gebracht via een
tussenpersoon. Daardoor ontstaat er mogelijkerwijs meer concurrentie
om 'een plek op het schap' van de tussenpersoon. Dit versterkt in
beginsel de onderhandelingspositie van de tussenpersonen ten opzichte
van de beheerders van beleggingsfondsen.
Overigens wordt slechts een relatief beperkt gedeelte van de
beleggingsfondsen via een tussenpersoon aangeboden.
Twee derde van de beleggingsfondsen is beursgenoteerd. Bovendien
worden niet-beursgenoteerde fondsen rechtstreeks, dat wil zeggen
zonder tussenkomst van een tussenpersoon aangeboden en verkocht.
Tegelijkertijd vergroot de toetreding van met elkaar concurrerende
beleggingsfondsen het totale aanbod. Daarmee nemen de mogelijkheden
toe voor de belegger om een beleggingsfonds te kiezen dat het beste
aansluit bij zijn behoeften. Het beleid en regelgeving ten aanzien van
beleggingsfondsen is er op gericht de belegger adequaat te
informeren, opdat deze zelfstandig een goede afweging kan maken bij de
keuze tussen de verschillende beleggingsfondsen of financiële
producten. In die afweging zal de belegger zich mede laten leiden door
de kosten die aan een beleggingsfonds verbonden zijn en de prestatie
van het fonds in termen van het gevoerde beleggingsbeleid en het
behaalde rendement (zie vraag 3 en 6). Indien een tussenpersoon
fondsen aanbiedt waarbij een hoog kostenniveau niet gepaard gaat met
een navenante prestatie zal de belegger uiteindelijk voor andere
fondsen, of een andere tussenpersoon, kiezen. De mate waarin de
tussenpersoon weet te profiteren van het aanbod van (buitenlandse)
fondsen is dan uiteindelijk afhankelijk van de mate waarin hij
producten weet aan te bieden die voor de belegger het meest
aantrekkelijk zijn.
Vraag 3 en vraag 6.
Deelt u de mening dat verhogingen van de beheerskosten en commissies
ten nadele komt van de consument? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wilt
u de positie van de consument verder waarborgen?
Op welke wijze krijgt de consument inzicht in de commissie die een tussenpersoon ontvangt en in de beheerskosten die worden berekend? Mag ervan worden uitgegaan dat dit aspect ook bij de wetgeving inzake het toezicht op tussenpersonen zal worden betrokken alsmede bij de verdere uitwerking van de zogenaamde financiële bijsluiter?
De kosten van een beleggingsfonds komen voor rekening van de
consument. Van een benadeling is daarbij geen sprake; de consument
beslist immers zelf of hij het product wil aanschaffen. Een verhoging
van de beheerkosten kan overeenkomen met een verhoogd niveau van
dienstverlening. Als de consument van mening is dat de prijs niet meer
in verhouding staat tot de kwaliteit, kan hij beslissen om het product
dan niet (meer) af te nemen.
Zoals opgemerkt onder vraag 2 zijn beleid en regelgeving erop gericht
de consument adequaat te informeren, zodanig dat deze zelfstandig tot
een oordeel en een eventuele beleggingsbeslissing kan komen.
In de eerste plaats bevordert de regelgeving ten aanzien van het
prospectus en de (half)jaarverslagen het inzicht in, onder meer, de
kosten van een fonds. Het Besluit toezicht beleggingsinstellingen
(Btb) vereist dat beleggingsinstellingen inzicht geven in de kosten
(waaronder distributie en beheer). Om de consument nog beter in staat
te stellen op eenvoudige wijze inzicht in de kosten te krijgen komt de
Nederlandsche Bank (DNB) voor het einde van dit jaar met een
circulaire voor beleggingsinstellingen. In die circulaire zijn
aanbevelingen en beleidsregels opgenomen ten aanzien van
kostentransparantie en nauwe banden met (gelieerde) partijen.
Als een instelling na oprichting een wijziging in haar kostenstructuur
wil aanbrengen, wordt de consument reeds beschermd door het Btb. De
kosten zijn onderdeel van de voorwaarden. Deelnemers dienen vooraf
over wijzigingen van de voorwaarden te worden ingelicht . Conform
artikel 14 Btb, dient DNB met dergelijke voorwaardenwijziging in te
stemmen. Als voorwaarde voor deze goedkeuring wordt gehanteerd dat er
voldoende informatie aan de deelnemers wordt verstrekt. Een verhoging
van de kosten is tevens een verzwaring van de lasten conform Bijlage
A, onder 2.9, zodat de feitelijke verhoging van de kosten pas drie
maanden na instemming van DNB van kracht wordt. De deelnemer kan in
deze drie maanden, waarin hij weet (of kan weten) dat de kosten zullen
worden verhoogd, tegen de gebruikelijke voorwaarden zijn deelneming
beëindigen.
In de tweede plaats wordt ook door de introductie van de financiële
bijsluiter het inzicht in de kosten van een beleggingsfonds
vereenvoudigd. De financiële bijsluiter bevat de bruto- en
nettorendementweergaven, overeenkomstig hetgeen werd gemeld tijdens
het Algemeen Overleg van 25 september.
In de nettorendementweergave moeten alle kosten van de aanbieder zijn
verwerkt. Dit betekent dat ook een eventuele provisie aan een
tussenpersoon hierin wordt meegenomen.
In het kader van de invoering van de financiële bijsluiter is door het
NIPO onderzoek gedaan naar het gebruik van rendementstabellen. Het
onderzoek toont het belang aan van een eenvoudige en overzichtelijke
rendementsweergave. Ook omwille van de begrijpelijkheid is dus gekozen
voor het weglaten van de afzonderlijke kostenposten, overeenkomstig
ook het advies in eerder onderzoek van Nyfer e.a. .
In de derde plaats, tenslotte, is in de consultatienota Bemiddeling in
financiële diensten aandacht besteed aan de beloningsstructuur van de
tussenpersoon. Over de uitkomsten van deze consultatie en de daaruit
voortvloeiende beleidsinitiatieven zal ik u op korte termijn
informeren.
Vraag 4.
Is het waar dat enkele grote Nederlandse beleggingsfondsen kort na
elkaar hun beheerskosten tot exact hetzelfde niveau hebben verhoogd
(nl. 0,84%)? Zijn er meer beleggingsfondsen die dit niveau van
beheerskosten hanteren? Kan hier sprake zijn van concurrentiebeperkend
onderling afgestemd gedrag? Zo ja, welke middelen staan dan ter
beschikking om aan dit gedrag een einde te maken of dit gedrag te
bestraffen?
Ja. De drie in de Volkskrant genoemde beleggingsfondsen hebben de
kostenstructuur gewijzigd in 0,84% per jaar.
In één geval is sprake van een herstructureringsproces dat al vanaf
het begin van dit jaar loopt. Daarbij worden de beleggingfondsen
ondergebracht in zogenaamde paraplufondsen en herziet men
tegelijkertijd de kostenstructuur. Voor alle onder de paraplu
gebrachte fondsen geldt hetzelfde beheerkostenniveau. Voor de overige
fondsen hanteert deze aanbieder andere beheerkostenniveaus.
De twee andere in het Volkskrantartikel genoemde fondsen hebben hun
kostenstructuur recentelijk, binnen een periode van twee maanden,
herzien. Voor één instelling geldt dat voor slechts twee van de vele
fondsen die de instelling aanbiedt, het beheerkostenpercentage van
0,84% wordt gehanteerd. De andere instelling, hanteert voor de overige
door haar aangeboden fondsen beheerkostenpercentages die varieren
tussen 0,375% en 1%.
Ten slotte blijkt een andere grote Nederlandse aanbieder in het geval
van vergelijkbare fondsen als de in het Volkskrantartikel genoemde
fondsen, een beheerkostenpercentage van 0,96% te hanteren.
Alhoewel niet kan worden uitgesloten dat instellingen voor enkele
concurrerende fondsen een vergelijkbaar tarief hebben willen hanteren,
komt uit de gegevens van DNB dus een ander beeld naar voren. Beziet
men de kosten van de grote aanbieders, dan blijken verschillende
kostenniveaus per aanbieder en tussen aanbieders te bestaan.
DNB volgt in het kader van haar Wtb-taken (zie ook vraag 2) de
ontwikkelingen van de beheerkostenniveaus nauwgezet. Uit de gegevens
van DNB is ook bovenstaande informatie afkomstig. Als er ondanks deze
verschillen in kostenniveaus sprake zou zijn van onderling afgestemde
feitelijke gedragingen, zou het kartelverbod van artikel 6 van de
Mededingingswet van toepassing kunnen zijn. Het toezicht op de
naleving van dat verbod, het onderzoek naar overtredingen en het in
het geval van overtreding opleggen van een sanctie of een last onder
dwangsom behoren tot de competentie van de directeur-generaal van de
Nederlandse Mededingingsautoriteit.
Vraag 5.
Klopt het dat de kostenstructuur van Nederlandse beleggingsfondsen ten
opzichte van de genoemde buitenlandse beleggingsfondsen inderdaad
minder transparant is? Zo ja, welke mogelijkheden heeft u om dit te
verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Het is een feit dat nationaal en internationaal steeds meer aandacht
bestaat voor de kosten die gemoeid gaan met het beleggen in
beleggingsfondsen. De markt voor beleggingsfondsen wordt ook
indringender gevolgd door partijen die de verschillende fondsen met
elkaar vergelijken en zelfs (internationaal samengestelde) ranglijsten
van best presterende fondsen opstellen. Dit is ook wel begrijpelijk
gelet op de functie van beleggingsinstellingen: een beleggingsvehikel
waarmee diversificatie en kostenefficiency wordt beoogd.
Kostentransparantie is een thema dat speelt in alle landen waarvan de toezichthoudende instanties zijn aangesloten bij het International Organization of Securities Commissions (IOSCO). Naar ik begrijp bestaat ten aanzien van de eisen die verschillende landen stellen aan de kostentransparantie een gemengd beeld. Er zijn landen die stringentere eisen stellen waaronder bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Er zijn ook landen die op dit terrein weinig hebben geregeld.
Tegen deze achtergronden moet het initiatief van DNB worden gezien om
nadere transparantieregels over kosten op te stellen en deze op te
nemen in een circulaire. Om de naleving van deze nadere invulling van
het bestaande wettelijk kader te bevorderen, zal de circulaire ook
spoedig in het Btb worden verankerd. De transparantie van de
Nederlandse beleggingsfondsen zal daarmee, zo is mijn verwachting, op
korte termijn aanzienlijk gaan toenemen.
Woordvoerder: drs. S.A.E. Schrover
29 nov 01 09:56