Partij van de Arbeid

Den Haag, 29 november 2001

Bijdrage van Tineke Witteveen-Hevinga aan het Algemeen Overleg Corporate Governance

Voorzitter,


A. Corporate Governance.

De korte duur van dit overleg staat in schril contrast tot de hele lange voorgeschiedenis die het thema van de vernieuwing van corporate governance , vanaf medio 1996, inmiddels heeft. Gelet op de grote maatschappelijke, internationale betekenis van grote ondernemingen, waarbinnen samenwerking tussen de productiefactoren van arbeid en kapitaal (grondstoffen is ook productiefactor) gestalte krijgt is een sterk toezicht van de zijde van de Raad van Commissarissen van het grootste belang. Zelfbenoeming binnen het

zg. old boys network voldeed daar niet meer aan.

De Commissie Peters heeft goed werk verricht als het gaat om verbetering van de transparantie en verantwoording van het toezicht vooral richting aandeelhouders. Maar omdat juist ook in een gemoderniseerd stelsel dat evenwicht in zeggenschap tussen aandeelhouders en werknemers opnieuw tot uitdrukking zou moeten komen nam de PvdA - fractie het initiatief om de SER in te schakelen voor een bredere benadering dat maatschappelijk draagvlak zou krijgen.

De P v/.d A- fractie kan het SER-advies in grote lijnen onderschrijven en dat geldt ook voor het regeringsstandpunt. Toch een paar aandachtspunten die van belang zullen zijn bij de toetsing van het wetsvoorstel dat eraan zit te komen.

Op twee punten constateren wij een afwijking van het SER- advies.

Alleerst willen wij graag opheldering over de onduidelijkheid ide bestaat over de vraag of de regering nu wel of niet van mening is dat aandeelhouders de jaarrekening moeten kunnen amenderen.

Op een tweede onderdeel zien wij eveneens een afwijking. De regering wil de reikwijdte

van het zogenaamde verzwakte regime, waarbij de directie wordt benoemd en ontslagen door de aandeelhouders, verruimen voor een bepaalde categorie ondernemingen in concernverband. De P v/d A - fractie staat daar kritisch tegenover, omdat hiermee het aantal ondernemingen (nu zo'n 400) dat onder het structuurregime valt, verder afneemt.

Om hoeveel ondernemingen zal het gaan. Zijn er overgens prikkels denkbaar waarmee ondernemingen gestimuleerd worden om het structuurregime toe te passen?

Ik stap over naar enkele specifieke aandachtspunten die van belang zijn voor een verdere uitwerking.

1. De OR mag maximaal 1/3 van de RvC via een bijzonder voordrachtsrecht aanwijzen. Is er in het wetsvoorstel aandacht voor het voorkomen van de praktische situtaie dat bij een RvC van 5 commissarissen slechts 1 door OR wordt voorgedragen, en bij 8 commissarissen slechts 2? 2. De PvdA-fractie hecht aan een onafhankelijk toezicht door de RvC. Ook daarvoor zou het wetsvoorstel waarborgen moeten bevatten, zoals b.v. het stellen van termijnen aan de zittingsduur van commisarissen, het stellen van een maximum aantal van commissariaten per persoon van structurvennootschappen, voorkomen van automatische doorstroming van de Raad van Bestuur naar de RvC binnen hetzelfde bedrijf en het uitsluiten van commissarissen van financiële participatie in het eigen bedrijf (geen aandelen, opties enz.). (lid RvC bij bedrijf waar bedrijf zaken mee doet). Hoe kijkt de regering daartegenaan?

Overigens wachten wij met belangstelling af het wetsvoorstel m.b.t. zeggenschap over de beloningen bestuurders om ook op die wijze paal en perk te stellen aan de exorbitante optie-instrumenten zoals we recent weer bij de KPN hebben gezien. Ook dat wetsontwerp zal de PvdA-fractie toetsten op dat element: van evenwicht in zeggenschapsverhoudingen tussen arbeid en kapitaal. Wanneer zal dat wetsontwerp overigens naar de Kamer worden gezonden?

3. Op welke wijze krijgt het doel van betere spreiding en kennis nu verder in de praktijk gestalte? Op welke wijze wordt gestimuleerd dat leden van raden van commissarissen worden gerecruteerd buiten het old boys network: ik denk aan vrouwen, allochtonen.

Hier zou een monitoringsysteem goede diensten kunnen bewijzen. Graag een reactie.



4. Wordt eraan gedacht om in het wetsvoorstel een evaluatie-artikel op te nemen?

.

Voorzitter, over

B. M.b.t. brief wetsvoorstel Beschermingsconstructies:

De kern van het voorliggend wetsvoorstel gaat over het door de overheid vergemakkelijken van zg. vijandige overnames van bedrijven.

Los van de bezwaren die wij op dit moment tegen het wetsvoorstel hebben als het gaat om advies- en instemmingsrecht van de OR, komen er steeds meer aarzelingen bij of het wetsvoorstel reeds snel plenair afgehandeld kan worden.

Steeds vaker verschijnen daarover kritische wetenschappelijke publicaties, b.v. van prof. Schenk van Universiteit Tilburg en voorts verwijs ik naar de belangwekkende publicatie van het wetenschappelijk Instituut van de WBS "Ondernemen of overnemen" . Dat was de reden waarom mijn fractie bij de behandeling van het wetsvoorstel openbare biedingen heeft verzocht om een notitie over de sociaal-economische ineffectiviteit van fusies en overnames. De minister van Financiën zei toe dat die notitie nog voor de zomer aan de Kamer zou worden toegezonden. Ondanks rappeleren vanuit de Kamer is de notitie er nog steeds niet. De discussie daarover zou een belangrijk toetspunt kunnen zijn voor de beoordeling van het wetsontwerp.

Een andere belangwekkende ontwikkeling is dat de Richtlijn Beschermingsconstructies , de zg. Bolkesteinrichtlijn, inmiddels is weggestemd in het Europees Parlement. De argumentatie daarvoor is bijzonder interessant, die betrof nl. de eenzijdige positieversterking van de factor kapitaal bij overnames. De vraag is welk belang ermee gediend is en welke urgentie er is om het voorliggend wetsontwerp snel in behandeling te nemen.

(Hoe stelt de minister zich op?)

Voorzitter, het laatste punt:

C. M.b.t. brief ontwikkelingen in het jaarrekeningenrecht:

We hebben een schriftelijke vragenronde achter de rug. Er resteren nog diverse vragen, maar die zullen we bij de schriftelijke voorbereiding van het wetsontwerp zelf wel nader aan de orde stellen.