Ingezonden persbericht


Persbericht, 3 december 2001

Verlaat effect van afsluiting Delta-arm:

bodemdierenrevolutie in de Grevelingen

YERSEKE (Zld.) - Tijdens het bezoek van Willem Alexander en Máxima eind oktober lichtten de onderzoekers van het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek (NIOO-KNAW) te Yerseke al het eerste tipje van de sluier op. In het Grevelingenmeer is de bevolking van de vroegere zeebodem de afgelopen tien jaar sterk veranderd. Waren er eerst veel schelpdieren, nu domineren de wormen. De afsluiting van deze Delta-arm heeft 30 jaar later grote gevolgen.

"De gegevens van 1990 tot 2000 laten duidelijk een verschuiving zien in de bodemfauna van de Grevelingen," zegt ecoloog Herman Hummel van het NIOO. Hummel en zijn collega's volgen in opdracht van Rijkswaterstaat het bodemleven in de hele Delta: het zogenaamde 'monitoren'. "De nieuwe gegevens van de 'monstertocht' dit najaar bevestigen het beeld definitief."

Waarom is de bodembevolking zo sterk veranderd in het Grevelingenmeer? Eerst werd aangenomen dat de oorzaak lag bij de stoffen die schippers op hun schepen smeren om de aangroei van allerlei beestjes en algen tegen te gaan: de zogenaamde antifouling agents zoals koper en tributyltin (TBT). Slakjes raken er bijvoorbeeld steriel van en sterven daardoor op den duur uit. Deze verontreinigingen namen de laatste tien jaar juist sterk af en verklaren de bodemdierenrevolutie dus niet.

"De afsluiting van de Grevelingen is waarschijnlijk wel de oorzaak," stelt Hummel. Sinds 1971 sluiten Deltaplan-dammen het water af van de zee. "De diepe stukken water slibben dicht en dit vormt mogelijk een aanzet tot de veranderingen bij het bodemleven. Verontreinigende stoffen kunnen ook een oorzaak zijn." Waarom dit effect zo naijlt, is nog onbekend. Wellicht heeft het langer geduurd, doordat het waterbeheer na de afsluiting behoorlijk varieerde.

Tot 1990 werd de waterbodem met name bevolkt door schelpdieren zoals mosselen en kokkels en allerlei slakjes, waaronder wadslakjes en alikruiken. Vanaf dat jaar nemen de aantallen af en enkele soorten zijn zelfs helemaal verdwenen. De zeeanemonen leven dan tijdelijk op (1992-1996), waarna de 'vloer' definitief vrij is voor wormen zoals zagers. Hummel: "De wormen waren al aanwezig, maar nu zijn ze overal in de Grevelingen de belangrijkste bodemdieren." De gevolgen zijn in het hele ecosysteem van de Grevelingen te merken. Zo is er voor schelpdiereters als duikeenden nauwelijks eten meer te vinden.

In de noord-arm van de Oosterschelde begint zich sinds 1998 een soortgelijke verandering voor te doen. Na de afsluiting van de riviertoevoer door de Philipsdam (1987) is de dynamiek hier sterk verminderd, netzo als in de Grevelingen. In de diepe gedeeltes staat waarschijnlijk ook een bodemdierenrevolutie in de startblokken. "Volgend jaar weten we het zeker," voorspelt Hummel.

Het NIOO is het onderzoeksinstituut voor ecologie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het land. Op het NIOO-Centrum voor Estuariene en Mariene Oecologie in Yerseke richten de onderzoekers zich op het leven in het zoute en het brakke water.



Ingezonden persbericht