Partij van de Arbeid

Den Haag, 3 december 2001

SAMENVATTING BIJDRAGE MARIËTTE HAMER AAN HET WETGEVINGSOVERLEG OVER ACCREDITATIE IN HET HOGER ONDERWIJS

· Het voorstel om tot accreditatie te komen is op zich goed. De invoering hiervan maakt het voor studenten makkelijker om een opleiding te vergelijken met opleidingen in het buitenland en bijvoorbeeld delen daarvan in het buitenland te volgen. Tevens zou er door de openbaarheid van het systeem meer zicht komen voor studenten en samenleving op de kwaliteit van de opleiding.

· Toch moet er nog e.a. aan het wetsvoorstel veranderen wil het uitvoerbaar zijn en kunnen rekenen op draagvlak onder instellingen en studenten.

1. Samenhang met BAMA
Het wetsvoorstel bachelor-master (Kamerstuk 28 024) is tegelijkertijd met de wet ingediend. De minister benadrukt dat juist vanwege het internationale karakter beide wetten tegelijkertijd ingevoerd moeten worden. Maar beide wetsvoorstellen vallen nogal tegen als het gaat om het internationale karakter en op veel punten is er nog onduidelijkheid over de interpretatie en de integratie van de voorstellen.

2. Het internationale karakter accreditatie
De PvdA is van mening dat het wetsvoorstel moet voorzien in acceptatie van buitenlandse accreditatieorganen, waarbij de rol van het accreditatieorgaan er in zou kunnen bestaan een oordeel te geven over de waarde van de buitenlandse accreditatie in de Nederlandse onderwijssituatie. De PvdA wil ook dat er meer samenwerking komt met bijvoorbeeld de grenslanden. Er is in de voorbereiding van het wetsvoorstel veel contact geweest, en daar is bijzonder weinig van terug te vinden in de uiteindelijke toelichting..

3.Vormgeving van het accreditatieorgaan,
Uit de toelichting op het wetsvoorstel volgt dat de minister ervoor gekozen heeft om één accreditatieorgaan in te stellen maar binnen dit accreditatieorgaan wel twee verschillende kamers waarvan een voor het HBO en een voor het WO te organiseren. De PvdA is voorstander van het handhaven van het binaire stelsel, maar vindt niet dat dit goed tot uitdrukking wordt gebracht door het instellen van verschillende kamers. Dit kan veel beter door het beoordelen van de opleidingen op eigen criteria. Door het instellen van maar één orgaan die de beide typen opleidingen accrediteert wordt het juist mogelijk om een helder onderscheid te maken tussen de beide typen onderwijs en deze ook te controleren. Dit wordt nog eens versterkt door het feit dat de minister institutioneel loskoppelt wie beroepsgerichte en wie wetenschappelijke opleidingen mag aanbeiden.

4. Samenstelling Raad en Visistatiecommisse
samenstelling accreditatieorgaan
De PvdA vindt dat de hogescholen, universiteiten en aangewezen instellingen gehoord moeten worden over de samenstelling van het accreditatieorgaan en de PvdA zou graag een plaats voor een student-lid, evenals voor iemand met deskundigheid op het gebied van het MKB.

Samenstellign VVI (instelling die visitatie verricht) In de visistatie-instelling behoort iemand van de beroepsgroep zitting te hebben evenals een student. De VVI moet zo snel mogelijk onafhankelijk worden. Tevens moet er een registratie-procedure komen.

5. formele wetgever stelt kader vast
In het voorstel van de minister wordt het vaststellen van de criteria voor kwaliteitsbeoordeling overgelaten aan het accreditatieorgaan met marginale toetsing van zijn hand. Met de onderwijsraad en de Raad van State zijn de leden van de PvdA van mening dat de vaststelling van deze eisen dient te worden voorbehouden aan de formele wetgever. Dit o.a. omdat de aan opleidingen te stellen criteria en niet langer het institutioneel onderscheid in de toekomst bepaalt wat tot HBO en wat tot WO gerekend wordt. Dat is fundamenteel, want daarmee staat of valt het binaire stelsel.

Dit betekent dus dat wat ons betreft het accreditatiekader voor de wetenschappelijk en beroepsgerichte opleidingen ook wettelijk wordt vastgelegd, zodat de Tweede Kamer zich erover kan uitspreken. Dat kan bij AmvB met voorhang. De wet zelf dient volgens ons een limitatieve opsomming te geven van de onderwerpen waarop de criteria die zijn opgenomen in het accreditatieorgaan betrekking moeten hebben (met enkele kenmerken, voorzien van een globale definitie). Ook lijkt het ons zinvol te regelen dat de opstelling van de criteria plaats vindt door het accreditatie-orgaan. "gehoord de instellingen en studentenorganisaties"

6. De rol van het accreditatie orgaan en de VVI's
· Bekostiging bestaande opleidingen .
De Minister heeft accreditatie los gekoppeld van de bekostiging. Maar op grond waarvan wordt de opleiding dan wel of niet bekostigd. Dit is nu volstrekt onduidelijk en moet beter omschreven. Ook willen wij graag helderheid over de relatie tussen accreditatie en de lengte van de cursusduur, bijvoorbeeld in verband met de bekostiging van 1 of 2 jarige masters in het wetenschappelijk onderwijs. · Validering en verificatie
De PvdA vindt dat validering behoort tot de taken van de VVI's en verificatie bij de taken van het accreditatie-orgaan? Dit betekent dat eventuele aanbevelingen voor verbetering geen rol spelen in het accreditatierapport. Wel moet het verbeter-rapport van de VVI openbaar zijn. De vraag is nog wie toezicht houdt op de uitvoering verbeterplannen bij negatieve accreditatie en toch handhaving bekostiging? Wat is de rol van de inspectie in dit geheel? · Taken accreditatieorgaan
De PvdA vindt dat accreditatie juist bedoeld is om de basiskwaliteit van opleidingen met elkaar (in binnen en buitenland) te vergelijken. Wat bedoeld de minister dan met pluriformiteit in kwaliteitsbeoordeling. Hoe houdt dit verband met rechtsgelijkheid?

7. De macrodoelmatigheid
Naar de mening van de PvdA wordt e.a. daardoor nu onvoldoende geregeld. De recent opgedane ervaringen zowel in het HBO als in het WO laten zien dat zelf-regie geen probleemloos traject is. Ook van periodieke doorlichting, zoals de minister die voorstelt, verwachten we onvoldoende effect. Deze doorlichting vindt immers achteraf plaats en zal het opstarten van een opleiding nauwelijks ontmoedigen. Over de geschillencommissie die bindende uitspraken kan doen over vorm en inhoud van het overleg van de instellingen over de macro-doelmatigheid bestaat in het veld de nodige scepsis.

De PvdA heeft een voorkeur voor een beperking van het aantal aanvragen voor nieuwe opleidingen door verhoging van de toetredingsdrempels tot het Croho,. Dit kan door bijvoorbeeld een 1 of 2 jarige experimentele periode zonder bekostiging in te stellen waarin de instelling op basis van ervaring kan bekijken of de opleiding bestaansrecht heeft. Uiteraard behoudt de minister het recht van dit laatste punt -in het kader van maatschappelijke relevantie - af te wijken. In deze periode kan de instelling het accreditatieorgaan om een ex-ante toets vragen. Indien deze positief is kan de minister zelf in laatste instantie een uitspraak doet of naar zijn oordeel een opleiding macrodoelmatig is. Hierbij kan hij zich laten bijstaan door een (advies)commissie van deskundigen

8. De eenheid van de opleiding
Wat is precies een opleiding
De minister stelt dat een opleiding zowel breed als smal kan zijn. Hierdoor ontstaat het gevaar dat ieder zijn eigen definitie gaat hanteren waardoor (internationale) vergelijking niet meer mogelijk is. En wat gebeurd er met de huidige afstudeervarianten? Worden deeltijd varianten afzonderlijk beoordeeld? Er is nog veel te veel onduidelijk op dit punt.

Ook kijken naar de omgeving waar de opleiding wordt uitgevoerd. Het is belangrijk dat er ook eisen gesteld worden aan worden aan gebouwen, outillage, bibliotheek, ICT- voorziening en dergelijke zodanig dat de gestelde doelen gehaald kunnen worden. Naast deze kenmerken zijn er, althans voor het initieel onderwijs, ook eisen te stellen aan mogelijkheden voor algemene en multidisciplinaire ontwikkeling. Dit alles maakt dat het uitgangspunt weliswaar de individuele opleiding kan zijn, maar dat via de criteria toch breder gekeken dient te worden en ook kenmerken van de instelling daarbij een rol spelen.

Vouchers en vraagsturing:
Onduidelijk is het of en hoe vouchers en vraagsturing ingepast kunnen worden binnen het accreditatiesysteem. Met name omdat het accreditatieniveau nu de opleiding is. De leden van de PvdA willen van de minister weten hoe hij vouchers en vraagsturing gaat inpassen.

9. De koppeling van het accreditatiebesluit aan het verkrijgen en behouden van rechten. Gele kaart
Er kan zowel voor studenten als voor de instellingen veel rechtsonzekerheid ontstaan als de opleiding negatief wordt beoordeeld. Dit kan opgelost worden door de invoering van een herstel periode bij een negatieve accreditatie. In deze periode - van maximaal 1 tot 2 jaar - legt de instellingen een verbeterplan voor. Pas bij tweede negatieve accreditatie vervallen de behouden rechten. Dan heeft men voldoende tijd om de opleiding aan te passen, een herziening van het oordeel aan het accreditatieorgaan te vragen dan wel de opleiding te beëindigen en een bevredigende overgangsregeling voor de betrokken studenten tot stand te brengen. Dit sluit aan op de aanpassing van de minister om de opleiding dan tijdelijk het recht te ontzeggen nog nieuwe studenten voor de betreffende opleiding in te schrijven. Ook valt nog onderscheid te maken tussen accreditatie van de opleiding en de kwaliteit van de visitatie. Wanneer de visitatie naar het oordeel van het accreditatieorgaan niet goed is gedaan, dan moet dit binnen een jaar over.

Rechten van studenten
Tenslotte moeten studenten wel de kans krijgen een opleiding af te maken met behoud van het recht op studiefinanciering. Het wetsvoorstel is onduidelijk over welke redelijke termijn hiervoor geboden wordt. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de minister een termijn moet stellen. En op welke manier krijgen studenten compensatie voor de verloren tijd?

Openbaarheid en medezeggenschap
Het oordeel van de accreditatie moet volledig openbaar zijn. Nu mogen nog de zogenaamde manangementsletters geheim blijven. Accreditatie is het sluitstuk van goed functionerende interne en externe kwaliteitszorg. Medezeggenschapsorganen moeten inspraak krijgen in de keuze voor de VVI en de opzet van het visitatieproces.

10. Invoering en Kostenstijging
Hoeveel visitaties en accreditaties moeten er worden gedaan? Wie bekostigt de VVI's? Het nieuwe stelsel lijkt een enorme stijging van de variabele kosten met zich mee te brengen. De PvdA wil precies van de minister weten hoe groot de te verwachte kostenstijging is. De PvdA wil weten of de minister bereid is om maximum te stellen aan wat er aan het accreditatieorgaan mag worden doorbelast. Is het de bedoeling dat de instellingen de 1.4 miljoen euro uit de reguliere bekostiging betalen

Tenslotte wil de PvdA-fractie meer duidelijkheid over hoe het invoeringstraject eruit gaat zien. Klopt het dat de nota naar aanleiding van het verslag hier andere data voor aangeeft dan het wetsvoorstel?