3 december 2001
BIJDRAGE VAN ROB OUDKERK (PvdA) AAN DE PLENAIRE BEGROTINGSBEHANDELING
VOLKSGEZONDHEID 2002
In dit debat willen we een balans opmaken: wat is er in de zorg bereikt? Wat
moet er in deze kabinetsperiode nog gebeuren? Wat staat het realiseren van
doelstellingen nog in de weg? Kunnen we in dit debat nog een tand bijzetten
waar nodig?
Afgelopen regeerperiode heeft de PvdA op basis van de PvdA-nota 'Kracht en
kwaliteit' gekozen voor een aanpak waarbij de vele extra investeringen niet
méér van hetzelfde moesten opleveren, maar aantoonbare
kwaliteitsverbeteringen. Het extra geld moest op dié plekken komen waar het
aantoonbaar nodig was. Er werd geïnvesteerd in de arbeidsmarktproblematiek,
de wachtlijsten, de jeugdgezondheidszorg, de genees- en hulpmiddelen en de
mantelzorg. Apothekers hebben na jarenlang touwtrekken door de PvdA
eindelijk hun kortingen en bonussen ingeleverd tot een bedrag van 425 mln.
per jaar. Is dat allemaal genoeg? Nee.
Er is veel gedaan.
Er is ook veel aantoonbaar beter. Voorbeelden?
25 % minder wachtenden in de gehandicaptenzorg.
35 % minder wachttijd in de thuiszorg.
140.000 mensen erbij in de zorg.
Er is veel meer geld dan we in 1998 hadden afgesproken.
30.000 pgb's.
1,2 mln. banen erbij. Ook dat is belangrijk. Want mensen die werken en goed
wonen hebben een betere gezondheid. Zijn minder vaak ziek.
Maar het is niet genoeg.
Er is nog veel -heel veel- te doen.
De Minister ligt nog steeds op een ziekbed. In onze ogen krijgt ze te veel
behandelaars aan haar bed. Zoveel dat niemand meer precies weet wie waarvoor
verantwoordelijk is. Dat werkt niet genezend op de ziektes waar de Minister
onder te lijden heeft.
Waar de gezondheidszorg aan lijdt.
De gezondheidszorgziektes lijken ernstig en onbehandelbaar, maar niks is
minder waar. Maar
hier geldt ook de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt. Dus duidelijk
beleid. Van de Minister.
Ziekte nr. 1 heet het zwerende vingertje. Dat maar wijst en wijst. Altijd
naar een ander.
Dat het maar niet wil deugen in de gezondheidszorg was de schuld van te
weinig geld en is de schuld van de overheid, minister borst en vooral de
Haagse regeltjes.
Is dat waar?
Wat waar is dat de zorg te lange wachttijden kent.
Dat de investeringen in de zorg niet transparant genoeg zijn.
Maar is het waar dat dit allemaal aan Den Haag ligt?
Nee.
Het management in de sector zelf - niet de zusters, broeders en dokters,
maar het management - heeft hier boter op het hoofd.
Ik noem drie voorbeelden.
In een ziekenhuis is het ziekteverzuim van 9 naar 4,5 % gedaald. Zonder
financiële injectie. Zonder regels die veranderd werden.
In een ander ziekenhuis kan een vrouw met een knobbeltje in haar borst binnen een dag horen of het goed of kwaadaardig is. Dat duurde eerst zes weken. Zonder extra geld. Zonder de regels aan te passen.
In weer een ander ziekenhuis zijn de wachtlijsten drastisch verkort: voor de
meeste operaties is geen wachttijd meer. Zonder extra geld. Zonder wijziging
van de regels.
Deze verbeteringen kunnen blijkbaar gerealiseerd worden ondanks die
schandalige Haagse politiek. Ondanks al die Haagse regeltjes. Ondanks te
weinig geld. Niemand kan overeind houden dat Den Haag de schuld is van alle
sores. Het zwerende vingertje en ziekte nr. 2: het syndroom van de vermoorde
onschuld zijn behandelbaar. Dat vergt wel nieuw leiderschap bij ondernemers
- raden van bestuur - in de zorg. Met "sense of urgency", concrete
doelstellingen en het coachen van de uitvoering van dat beleid.
En een Minister die dat stimuleert. Aanjaagt. Faciliteert. Wat heeft de
Minister nou op dat vlak gedaan, is mijn vraag? Teveel gerekend op
maatschappelijk ondernemerschap. Teveel gerekend op derden. En
onduidelijkheid laten bestaan over wie waarvoor verantwoordelijk is.
Kan ze meer doen?
Ja. Ze kan - nee moet - meer doen aan de derde en meest ernstige ziekte die
we kennen in de gezondheidszorg: de obstipatie. De verstopping. De
wachtlijsten.
"Voor de reductie van de wachtlijsten is 2001 een verloren jaar" zegt de
baas van de zorgverzekeraars in het FD. Zijn zij nou onze ideale nieuwe
regisseurs? Hier hebben ook verzekeraars boter op het hoofd.
Zij kregen immers vanaf dit voorjaar de mogelijkheid om twee keer per jaar een claim in te dienen voor extra geld om de wachtlijsten weg te werken. Boter bij de vis. Operatie verricht, geld overgemaakt. ZN stuurde vorige maand echter een brief aan de minister waarin zij zeggen dat ze geen tweede claim voor geld zullen indienen. Zijn de wachtlijsten opgelost? Nee, dus. Maar de verzekeraars zeggen de aanvragen van ziekenhuizen niet te kunnen beoordelen. En ook ten tijde van de derde claim (februari 2002) zullen zij daar niet toe in staat zijn. Het extra geld mag nl. alleen aan directe zorg besteed worden -aan zichtbare produktie-, niet voor huisvesting van verstandelijk gehandicapten (die toch ook op een wachtlijst staan), niet voor de opleiding van personeel om extra operaties uit te kunnen voeren, niet voor CAO's, niet voor meer transmurale zorg die ziekenhuizen ontlast, niet voor een opleidingsfonds, niet voor...........
Dat is niet goed.
Vorig jaar diende de PvdA een motie in om dit tij te keren. Om geld dat voor
wachtlijsten was bedoeld flexibeler in te zetten. Voor zaken die
wachtlijsten zouden kunnen bekorten. Nog steeds met de regel: boter bij de
vis, dus aantoonbare resultaten. Nu wordt gezegd dat de motie is uitgevoerd
via de van Rijn-gelden die voor arbeidsmarktproblematiek zijn uitgetrokken.
Maar feit is en blijft en te bezopen voor woorden dat er geld op de plank
ligt dat vanwege te rigide regeltjes niet mag worden gebruikt.
Wij vragen de Minister die motie uit te voeren. Dat betekent ruimte voor
instellingen om zelf plannen in te dienen om hun wachtlijsten weg te werken.
En die flexibel te beoordelen.
Dat betekent ook dat dat opleidingsfonds gevuld moet worden. Het is aan het
kabinet om te bekijken hoe ze dat betaalt. Uit de geclausuleerde
open-eind-wachtlijst-tarieven? Prima. Uit een volgende tranche van de van
Rijn-middelen? Ook goed. De component in de tarieven voor opleidingskosten
of voor werving opnieuw bekijken en dat dan gaan verhogen? Ook prima. De
techniek is aan ons landsbestuur; het effect moet klip-en-klaar-helder zijn.
Van iedere extra gulden moet duidelijk zijn waar ze aan wordt besteed en dat
is niet helder. Dat moeten verzekeraars en instellingen zich aantrekken. Het
gaat om het wegwerken van wachtlijsten. Maar geld wat er is moet kunnen
worden uitgegeven.
Wij claimen dat geld voor zorg en personeel. Punt uit.
De Minister heeft op dit punt echt heel wat uit te leggen en toe te zeggen,
want op deze wijze is zorg niet verzekerd en de nota met die naam waar ze zo
trots op was een papieren tijger.
Ziekte nummer vier is een kwaadaardige ziekte.
Ik noem hem het syndroom van het doorschuiven van de hete aardappel
Wie is waarvoor verantwoordelijk in de zorg?
Dit voorjaar diende een kort geding dat patiënten aangespannen hadden die te
lang moeten wachten op een longtransplantatie. Voor de advocaat was het
onduidelijk wie er gedaagd moest worden, hij daagde dus maar iedereen:
overheid, verzekeraar en zorgaanbieder. De overheid zei: we hebben
vergunningen uitgegeven dus de verantwoordelijkheid ligt verder bij de
verzekeraar. De verzekeraar zei: wij willen wel zorg inkopen maar de
aanbieder levert niet. De aanbieder, academisch zh groningen, zei: wij
hebben het maximale aantal transplantaties verricht en verwees naar Utrecht
en Rotterdam. Utrecht en Rotterdam zeggen: wij hebben geen vergunningen en
verwees dus weer naar de overheid. De cirkel was daarmee rond.
Nog steeds is het zo dat in zorg-land domeinen-land de verantwoordelijkheden
niet duidelijk zijn en waar men wil ze worden ontlopen. Want iedereen
verantwoordelijk is niemand verantwoordelijk.
Modern besturen is delegeren en er scherp, scherper, scherpst op toezien dat
dat wat je delegeert ook wordt uitgevoerd. Toezicht daarop organiseren.
Sancties als het niet gaat zoals bedacht.
Het lijkt nu meer op een stuurloos krachtenveld dan op krachtige sturing.
Wat wil de PvdA? De verantwoordelijkheid voor goede zorg meer bij
zorgaanbieders leggen, maar dan wel ingebed in publieke waarborgen als
zorgplicht, acceptatieplicht, verbod op risicoselectie, risicodragende
uitvoering, doorzichtige uitvoering en toezicht.
De vraag is en blijft of verzekeraars de regie in dit alles wel waar kunnen
maken. Het heeft weinig zin om van "door de overheid aanbodgestuurde zorg"te
gaan naar "door de verzekeraar aanbodgestuurde zorg". De overheid heeft
jarenlang geprobeerd te sturen; we moeten oppassen dat de regierol van de
verzekeraar niet een verschuiving van het probleem betekent. Het is ook de
vraag of de verzekeraar wel in staat en bereid is om met de regierol zowel
de lusten als de lasten van die rol op zich te nemen. Tot de lasten behoort
risicodragendheid. Tot de lasten behoort ook een leveringsplicht. Hoe denken
verzekeraars dat aan te kunnen?
Ik zie weinig licht aan het einde van die tunnel. Niets heeft verzekeraars
belet om op het geneesmiddelendossier onverwijld verantwoordelijkheid te
nemen. Een eerste evaluatie -vandaag gekregen- over de eerste aanpak stelt
toch teleur.
En het vertrouwen wordt niet groter. Er komen steeds grotere concerns die
wel weten dat een
gloeilamp een gloeilamp is, maar niet weten dat een hoest geen hoest is.
Daarom zegt de PvdA in haar verkiezingsprogram: eerst zien, dan geloven, dan
vertrouwen.
"Verzekeraars krijgen geleidelijk meer verantwoordelijkheid bij het inkopen
en regisseren van de zorg. Op basis van de ervaringen kunnen dan verdere
stappen worden gezet.".
Wij willen klip-en-klaar horen of de Minister onze twijfels deelt. Want
voorkomen is beter dan langdurig moeten genezen, bij het overhevelen van die
verantwoordelijkheden.
Ziekte nummer vijf is de belangrijkste oorzaak van alle wachtlijsten. Het
grote capaciteitsprobleem. Te weinig dokters, zusters en broeders.
Als de hulp in de ziekenhuizen beter wordt georganiseerd, kunnen met
hetzelfde personeel tot 50% meer patiënten worden geholpen, schrijft de
minister bij het plan van aanpak over de capaciteit in de zorgsector. Ik
onderschrijf dat: Anderhalf uur bellen voor ik als huisarts weet waar ik een
patiënt naar toe kan sturen is geen uitzondering. Ik zou dat zo op internet
moeten kunnen aflezen.
Het is van essentieel belang hoe geld en mensen worden ingezet. Met het op
dit moment beschikbare personeel en geld kan volgens de PvdA meer. Niet door
harder te werken -men werkt al keihard-, maar door slimmer te werken. Dus
minder telefoneren, indiceren en vergaderen en meer zorg verlenen. Er is een
grote inzet nodig op ICT. De ICT in de zorg is echt een achtergebleven
gebied. Terwijl ik in het eerste de beste kleinste Zuidamerikaanse
reisbureau binnen een half uur een reis kan boeken die mij via Caïro en
Wenen terugbrengt naar Amsterdam. En dat op een niet-roken-plaats terwijl
ik, zoals aangegeven, geen melkproducten krijg geserveerd onderweg en er een
overnachting is geboekt in het door mij uitgekozen hotel in Caïro. Wat in de
reiswereld blijkbaar wél kan, kan in de zorgsector niet.
En de oplossing is echt niet zo ingewikkeld. Men moet echter wel bereid zijn om gegevens uit te wisselen. Gegevens moeten beschermd worden door domeincodes en niemand mag ooit eigenaar worden van die gegevens. Dat er met ruimere toepassing van ICT in de zorg meer efficiencywinsten te behalen zijn, staat voor de PvdA vast. Wij betreuren het zeer dat de voortgangsrapportage er nu nog niet is, waardoor wij nu niet kunnen zeggen of aanvullende voorzieningen voor 2002 moeten worden getroffen. Weer een begrotingsjaar verloren, want de Kamer wordt op deze wijze niet in gelegenheid gesteld aanvullende eisen in begrotingsdaden om te zetten.
In de schriftelijke vragen is destijds gevraagd aan de minister om alle
inspanningen te bundelen in één organisatie. De structurele voortzetting van
het Platform in een Nationaal ICT-Instituut Zorgsecor heeft zijn beslag
gekregen. Het geeft wel de indruk van een topzware organisatie. Heeft de
minister al zicht op de werkwijze en belangrijker de werkplannen van de
organisatie? Blijft de concrete uitvoering zich beperken tot Elektronisch
Patiënten Dossier, AWBZ-registratie en DBC of worden er ook nieuwe
initiatieven ontplooid, onderzocht of aanbesteed? Wij zijn mening dat ICT in
de zorg ambitieuzer aangepakt dient te worden, te beginnen in 2002 en geen
jaar later. Wij hopen daarom dat de organisatie snel en ambitieus van start
gaat.
Maar ICT is nu ook weer geen toverwoord. Het is een hulpmiddel. Tevens is
kennisoverdracht over efficiëntere werkwijze van essentieel belang om deze
in andere instellingen geïmplementeerd te krijgen. Kan en wil de NICTIZ hier
een bijdrage aan leveren? De ontwikkelingen op het gebied van werkprocessen
en de ontwikkeling van ICT-toepassing moet ergens samen komen. Is de
minister van mening dat het NICTIZ deze taak op zich dient te nemen? Op
welke wijze kan de minister hier in 2002 een bijdrage aanleveren?
Met betrekking tot het uitbreiden van de capaciteit en het perspectief van
en voor dokters heeft de Minister een aantal belangrijke zaken op papier
gezet. De lijn met betrekking tot huisdokters is een goede, maar die lijn
lost de schaarste van dit moment niet op. Ook hier moet meer boter bij de
vis.
Ik schat dat ongeveer 50 % van de patiënten die mijn collega's en ik als
huisarts zien beter af zouden zijn als ze een andere discipline zouden
consulteren. Dat mes snijdt aan twee kanten : meer aandacht en tijd voor de
patiënt van de hulpverlener en betere huisartsenzorg voor mensen die echt
een huisarts nodig hebben.
Op korte termijn zouden samenwerkingsverbanden tussen huisartsen en andere
hulpverleners (idealiter in een groepspraktijk onder een en hetzelfde dak,
maar het kan ook in verschillende panden in een wijk) een veel formelere
status moeten krijgen, uitgewerkt in contracten. Waar gaat het dan specifiek
om? Vier voorbeelden.
-Waarom niet (vrijwel) alle mensen die een klacht hebben van het
bewegingsapparaat (rug, armen, benen) eerst door een fysiotherapeut laten
zien? Dat is ongeveer een op de zeven patiënten. Voordelen: grote expertise
van fysiotherapeuten levert betere zorg op en -hoe prettig- er is een
overschot aan fysiotherapeuten op dit moment. Deze kan de huisarts een
consult vragen, als de klachten niet op zijn terrein liggen of als hij er
niet uitkomt. De huisarts wordt te allen tijde geïnformeerd en blijft
eindverantwoordelijk voor de behandeling.
-Alle chronische patiënten ( ongeveer 12 % van de patiënten) die enkele
keren per jaar moeten worden gecontroleerd op bijvoorbeeld
geneesmiddelengebruik, suiker, bloeddruk, ogen of oren worden thuis of in de
praktijk gezien door een praktijkverpleegkundige. Chronische patiënten weten
soms meer van hun ziekte dan de huisarts en kunnen met de ervaren
verpleegkundige hun ziekte in de gaten houden. Als er ook maar iets is waar
de huisdokter voor nodig is, wordt deze erbij geroepen. Voordelen: meer
aandacht en tijd voor de patiënt, carieremogelijkheden voor de
verpleegkundige en werkdrukvermindering voor de arts.
-Mensen in psychische problemen ( geschat op 15 % van de patiënten) kunnen
vrij kiezen of ze een maatschappelijk werker een eerste lijnspsycholoog of
de huisarts willen consulteren. Met name 1e-lijns-psychologen kunnen snel en
effectief concluderen of een medisch circuit wel echt noodzakelijk is voor
de klachten. Aandacht en tijd zijn ook hier cruciale voordelen.
-Tenslotte zou ik er een groot voorstander van zijn huisartsen en
specialisten veel nauwer te laten samenwerken. De "poortwachtersfunctie " in
de gezondheidszorg zou de huisarts veel meer samen met de specialist moeten
vervullen: wel of niet naar een ziekenhuis? Te denken valt daarbij aan een
huisarts-en-specialist-onder-een dak-constructie, waarbij de specialist
huisarts en patient een of meerdere dagdelen per week adviseert over de te
volgen route. Spreekuur in een gezamenlijke praktijk dus.
Dat kan een gestroomlijnder en doelmatiger zorg romdom patiënten
introduceren. Experimenten in Limburg met orthopaedische patiënten hebben
dat bewezen. Minder -onnodig- onderzoek, veel minder ingrepen, betere en
snellere zorg.
Ik wil een visie hoe de Minister dit soort initiatieven al op heel korte
termijn denkt te kunnen faciliteren. Alleen in een nota zeggen dat
gezondheidscentra en samenwerkingstructuren de oplossing zijn is een, het
beleid tot uitvoering helpen brengen is twee.
Daarom wil ik een garantie van de minister dat beginnende gezondheidscentra
waar juist deze zorgverlening geïntegreerd kan worden wat betreft de
kredietverlening van banken niet het loodje leggen. Want recente
toezeggingen van de Minister op dit punt zijn onvoldoende.
Dan het tekort aan verplegers ten tweede. Ik mis de beroepsinhoudelijke
inbreng in de sectorfondsen. Die is hard nodig.
Extra onderzoek telkens opnieuw naar instroomproblemen is onnodig: ik zie
dat geld liever aan zorg besteed. Mensen in het wit die scholen bestormen en
potentiele instromers werven: dat levert wel wat op. Dat is door de mensen
in het blauw wel bewezen.
Een centraal orgaan capaciteitsplanning, dat verpleging en verzorging en
(para)medische capaciteit kan matchen is wat ons betreft noodzakelijk.
Ziekte nr zes heet "pakken wat je kan pakken".
Vanaf 1994 heeft de PvdA gehamerd op de onzinnigheid van kortingen en
bonussen die apothekers ontvingen van fabrikanten en groothandels.
Ontvingen, of is het ontvangen? In 1999 was het eindelijk zo ver; via een
claw-back werden kortingen en bonussen "teruggehaald"; geld dat ten goede
zou komen aan de zorg, oplopend van 350mln in 2000 tot 425mln in 2002. Toen
al vroeg ik om een kortingspercentage van 10%, dat dus ook meer zou
opleveren.
Maar de Minister sloot een haastige deal met de KNMP.
Er werd uitgegaan van een opbrengst van 425 mln per jaar, deze werd
teruggerekend ; zo kwam men op een % van 6.82.;een maximum van f 15,- per
receptregel was nodig om apothekers met aflevering van dure geneesmiddelen
niet te benadelen. De vraag is echter welke aannames golden voor het
uitgangsbedrag van 425 mln? Deze vraag wordt nijpender als de minister in
antwoord op onze vragen nu zegt : "in individuele gevallen kunnen k&b voor
bepaalde geneesmiddelen inderdaad oplopen tot boven de 50%". Vragen: hoeveel
apothekers zouden "onevenredig getroffen worden"als de maximering van f 15,-
nièt zou plaatsvinden? En wat betekent de maximering voor de opbrengst van
k&b? In hoeverre is de verdeling tussen middelen met lage k&b en hoge k&b
gewijzigd de laatste jaren? Moeten we nu eigenlijk nog steeds uitgaan van
dezelfde aannames als toen? De minister schrijft in haar brief van 8
november dat de opbrengsten van de claw-back, structureel, waarschijnlijk
zullen worden overtroffen. Feit blijft dat het vreemd is dat zij dat alleen
maar vermoed. Blijft er dus nog steeds geld hangen in de sector? Op basis
van gesprekken, oa met de KNMP, blijft er een meer dan donkerbruin vermoeden
bestaan dat er nog veel geld in de sector, of liever gezegd in de zak van de
apothekers blijft hangen, dat aan de zorg besteed zou kunnen en moeten
worden. Wij willen absolute transparantie. Wij willen deze extra middelen
ingezet hebben voor de zorg.
Wij vragen de Minister absolute prioriteit te geven aan het helder maken
hoeveel miljoenen hier aan de zorg worden onthouden. Wij vragen haar dat
geld daar weg te halen. En wij claimen dat geld voor extra investeringen in
zorg en maatschappelijke opvang.
Er is nog een ziekte....................nl. dat gezondheidszorg eigenlijk
geen gezondheidszorg is. De ziekte van de verkeerde naam.
Gezondheidszorg is nu teveel ziekenzorg. En het zou juist gezondheidszorg
moeten zijn.
Dat betekent meer aandacht voor preventie, maar ook voor de neiging om
maatschappelijke problemen te vertalen naar individuen en individuen ziek te
noemen, wanneer de "ziekte " zich eigenlijk op het terrein van werk, wonen,
maatschappij bevindt.
In het kader van preventie wil ik twee zaken afkaarten.
Ik wil de Motie Oudkerk over de "proof of age card" opnieuw indienen, hij
was na 2 maanden verlopen. Jongeren onder de 16 jaar mogen geen alcohol of
tabak kopen. Een leeftijdsidentificatiekaart kan de verkoper helpen om aan
deze wetgeving te voldoen.
Goedkoop en effectief. De motie was aangehouden om de minister de
mogelijkheid te geven te bezien of eea technisch mogelijk is. De minister
heeft inmiddels laten weten dat indien de Kamer dat wil, de motie kan worden
uitgevoerd. Dat hoeft niet met een foto, dat kan gewoon via een chip die op
de bankpas is ingebouwd. Kaart door de gleuf of in de automaat en daarna kan
je -indien boven de 16- hetzij met de kaart hetzij in euro's betalen.
Een andere motie Oudkerk van vorig jaar -aangenomen- is niet uitgevoerd. Het
gaat om de vergoeding van ondersteuning bij het stoppen van verslaving
(stoppen-met-roken). Ik vraag de Minster deze motie nu uit te voeren. Er
wordt gedraald. Onterecht, want juist de economisch zwakkeren zijn hiervan
de dupe. Hen ondersteunen bij het stoppen met roken, verhoogt hun
levensverwachting.
Het kort geleden verschenen rapport van de RIVM toont immers aan dat in er
in Nederland onaanvaardbaar grote gezondheidsverschillen zijn. Als je arm
bent ga je eerder dood en heb je meer last van psychische stoornissen. De
kans om voor het 65e jaar te overlijden is voor bewoners van een
achterstandswijk 50% groter dan voor die in een welgestelde wijk.
Het standpunt van het kabinet ter zake is groots en meeslepend, maar te
weinig concreet. Een nadere invulling op korte termijn is wat de PvdA
betreft gewenst.
Tenslotte. Als je ziek bent kom je soms in een ziekenhuis. Liefst voor de
gewone zorg in een gewoon ziekenhuis om de hoek. Veel daarvan dreigt te
verdwijnen. Dat is niet goed. Wij debatteren daar volgende week over, maar
ik wil hier vast gezegd hebben dat de Minister met haar recente optstelling
in Velp of bij het slotervaartziekenhuis haar eigen beleid niet meer serieus
neemt: het beleid dat basiszorg beschikbaar, bereikbaar en laagdrempelig
moet blijven.
Neem een standpunt in, minister. Toon verantwoordelijkheid.
De PvdA wil -gezien de grote problemen met orgaandonatie- met de Minister in
een apart debat spreken over alle mogelijkheden om het aantal organen te
vermeerderen. Daarbij houden wij iedere mogelijkheid om dat te
bewerkstelligen nadrukkelijk open.
Er zijn ziektes in het zorgsysteem die zijn te genezen. Zonder
stelselwijziging. Achteroverleunen helpt niet: ambitie om wat in gang is
gezet breder te maken en wat in gang gezet moet worden in gang te zetten is
hard nodig.
De vele extra investeringen kunnen meer aantoonbare kwaliteitsverbeteringen
opleveren. Het extra geld kan op dié plekken komen waar het aantoonbaar
nodig is. Dat is onze ambitie.