Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE
Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 3 december 2001 Auteur M.Th. Crucq
Kenmerk DIE-604/01 Telefoon 070 348 48 76
Blad /1 Fax 070 348 40 86
Bijlage(n) 7 E-mail die-in@minbuza.nl
Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe
Commissievoorstellen
C.c.
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zeven fiches
aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe
Commissievoorstellen (BNC):
Groenboek over de consumentenbescherming in de Europese Unie
Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid en de
erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de ouderlijke
verantwoordelijkheid
Mededeling van de commissie aan de raad, het Europees Parlement, het
Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende
e-europa 2002: toegankelijkheid van websites van de overheid en de inhoud
daarvan
Groenboek: Schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven
Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende staatssteun voor de
kolenindustrie
Actieprogramma voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees
luchtruim
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot
harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Fiche 1: Groenboek consumentenbescherming
Titel:
Groenboek over de consumentenbescherming in de Europese Unie
Datum Raadsdocument: 9 oktober 2001
nr. Raadsdocument: 12613/01
nr. Commissie-document: COM(2001) 531 def.
Eerstverantwoordelijk Ministerie: EZ i.o.m. JUST, VWS, VROM, LNV, BZ
Behandelingstraject in Brussel:
Het Groenboek zal waarschijnlijk worden gepresenteerd tijdens de IMCT-Raad
van 26 november 2001.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
Het Groenboek heeft geen consequenties. Het is nog niet te zeggen welke
gevolgen eventueel vervolgacties hebben.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De bedoeling van het Groenboek is een uitgebreide openbare raadpleging op
gang te brengen over de toekomstige ontwikkeling van de
consumentenbescherming in de EU. Hiertoe geeft de Europese Commissie in het
Groenboek een korte schets van de bestaande consumentenbescherming in de
interne markt. In de afgelopen 25 jaar is veel Europese wetgeving op dit
gebied (waaronder wordt verstaan de regelgeving inzake de economische
belangen van de consument, uitgezonderd gezondheid en veiligheid en
aanverwante aangelegenheden) tot stand gekomen. Er zijn ook nog
EU-richtlijnen die weliswaar niet in de eerste plaats de
consumentenbescherming beogen, maar desalniettemin rechtstreeks doorwerken
in de consumentenbescherming. Volgens de Commissie nemen consumenten nog
onvoldoende deel aan de interne markt via grensoverschrijdende transacties.
Hierdoor worden ook de grensoverschrijdende afzetmogelijkheden voor het
bedrijfsleven beperkt. Op basis van nieuwe ontwikkelingen zoals de e-handel,
de komst van de euro en de komende uitbreiding van de EU, worden in het
Groenboek mogelijkheden voor aanpak van modernisering van
consumentbeschermende regels voorgesteld.
Om een volledig functionerende interne consumentenmarkt te realiseren ziet
de Commissie twee mogelijkheden van aanpak:
1.een specifieke aanpak. Deze manier is gebaseerd op het ontwikkelen van
selectieve, specifieke wetgeving daar waar nodig. Het beginsel van
wederzijdse erkenning speelt een belangrijke rol daar waar geen
communautaire wetgeving nodig is.
2.een gemengde aanpak met een allesomvattende kaderrichtlijn, waar nodig
aangevuld met specifieke richtlijnen. Een kaderrichtlijn zou gebaseerd zijn
op een algemene clausule voor de betrekkingen tussen consumenten en
bedrijven, hetgeen inhoudt dat men zich niet mag inlaten met oneerlijke
handelspraktijken. De algemene clausule zou moeten worden aangevuld met
algemene eerlijkheidscriteria en specifieke regels om verschillen tussen
nationale voorschriften inzake handelspraktijken uit de weg te ruimen. In
een kaderrichtlijn zou, volgens de Commissie, ook een basis kunnen worden
gelegd voor Europese zelfregulering.
Tenslotte stelt de Europese Commissie dat er behoefte is aan een rechtskader
voor formele samenwerking tussen handhavingsautoriteiten om de interne
consumentenmarkt van de grond te krijgen.
De bedoeling van het Groenboek is een uitgebreide openbare raadpleging op
gang te brengen over de toekomstige ontwikkeling van de
consumentenbescherming in de EU. De Commissie heeft betrokken partijen
(overheden, bedrijfsleven, consumentenorganisaties) uitgenodigd vóór 15
januari 2002 hun op- en aanmerkingen kenbaar te maken, mede aan de hand van
een aantal vragen.
Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t., het betreft een groenboek.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Het Groenboek maakt nog geen keuzes tussen concrete voorstellen voor nieuwe
richtlijnen of tot wijziging van bestaande richtlijnen. Over subsidiariteit,
proportionaliteit of deregulering valt in dit stadium derhalve nog niets te
zeggen.
Nederlandse belangen
Nederland heeft belang bij het bestaan van goede regels die, waar nodig, de
positie van de consument op de (interne) markt van goederen en diensten
ondersteunen en beschermen zonder dat deze regels een onevenredig zware
belasting op het bedrijfsleven leggen. In Nederland is de basisbescherming
van de consument reeds goed geregeld. Veel van de regels op het gebied van
consumentenbescherming in de Nederlandse wetgeving is inmiddels gebaseerd op
Europese richtlijnen. Deze richtlijnen bewerkstelligen waar nodig een
uniform, minimum niveau van consumentenbescherming in de hele EU.
Consequenties voor de nationale regelgeving / beleid c.q. decentrale
overheden (betrokkenheid IPO / VNG): N.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
In dit stadium geen, het betreft een Groenboek van de Commissie.
Fiche 2: Verordening beslissingen ouderlijke verantwoordelijkheid
Titel:
Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid en de
erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de ouderlijke
verantwoordelijkheid
Datum raadsdocument: 13 september 2001
nr Raadsdocument: 11620/01
nr. Commissiedocument: COM (2001) 505 def.
Eerstverantwoordelijke ministerie: JUST
Behandelingstraject in Brussel: Comité voor het burgerlijk recht.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
Nog niet bepaald. Wellicht consequenties in verband met betrokkenheid
Commissie bij de follow-up.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Het voorstel is een uitvloeisel van de Europese Top van Tampere en het op 30
november 2000 door de Raad en de Commissie vastgestelde programma
betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van wederzijdse erkenning
van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
Kern van het voorstel is het vestigen van internationale bevoegdheid van
rechterlijke en andere autoriteiten van de lidstaten om beslissingen te
nemen inzake gezag en omgangsrecht en het stellen van criteria voor
erkenning en tenuitvoerlegging van die beslissingen binnen de EU-lidstaten.
Het voorstel breidt de werkingssfeer van een gedeelte van 'Brussel II'
uit tot kinderen die buiten het huwelijk zijn geboren. De Commissie acht het
wenselijk om uniforme regels in te voeren voor de bevoegdheid van instanties
en de erkenning van beslissingen ter zake van ouderlijke
verantwoordelijkheid over alle kinderen, dus niet alleen kinderen die binnen
het huwelijk zijn geboren en onder het werkingsbereik van de Verordening
'Brussel II' vallen. De ontwerp-verordening houdt nauw verband met het
eerdere Franse initiatief betreffende een ontwerp-verordening inzake de
wederzijdse tenuitvoerlegging van beslissingen betreffende het
omgangsrecht. Dit Franse initiatief ziet echter alleen op kinderen die
binnen het huwelijk zijn geboren en behelst een voorstel voor de afschaffing
van het ex equatur (= rechterlijk verlof tot tenuitvoerlegging in de
aangezochte staat) voor beslissingen inzake het omgangsrecht met betrekking
tot deze kinderen. Het voorliggende Commissievoorstel beoogt door het
stellen van uniforme criteria voor de bevoegdheid van autoriteiten inzake
ouderlijke verantwoordelijkheid en de erkenning van daarop betrekking
hebbende beslissingen, de gelijke behandeling van alle kinderen te
garanderen.
Puntsgewijze samenvatting
Uitgangspunt van de bevoegdheidsregeling is dat in kwesties van ouderlijke
verantwoordelijkheid (met inbegrip van het omgangsrecht) de autoriteiten
bevoegd zijn van de lidstaat waar het kind gewone verblijfplaats heeft. Bij
verandering van gewone verblijfplaats worden de autoriteiten bevoegd van de
nieuwe gewone verblijfplaats. Op dit uitgangspunt is een aantal
uitzonderingen gemaakt.
Is in een lidstaat een beslissing genomen met betrekking tot de ouderlijke
verantwoordelijkheid, dan blijven de autoriteiten van die lidstaat nadat het
kind van gewone verblijfplaats is veranderd onder bepaalde voorwaarden
gedurende zes maanden bevoegd om een nieuw verzoek in behandeling te nemen.
In geval van ongeoorloofd overbrengen of niet doen terugkeren van het kind
blijven de autoriteiten van de lidstaat waar het kind tevoren zijn gewone
verblijfplaats had in beginsel bevoegd om over de ouderlijke
verantwoordelijkheid te beslissen.
In geval van ongeoorloofd overbrengen of het niet doen terugkeren van het
kind gelast de rechter van de lidstaat waarheen het kind is overgebracht de
onmiddellijke terugkeer van het kind. Op de in het Haagse
Kinderontvoeringsverdrag van 1980 voorziene gronden voor weigering om de
terugkeer te gelasten, kan ten overstaan van deze rechter geen beroep worden
gedaan. Wel kan de genoemde rechter ter plaatse voorlopige maatregelen ter
bescherming van het kind gelasten. De uiteindelijke beslissing over de
terugkeer van het kind is in dit laatste geval aan de rechter van de gewone
verblijfplaats van het kind voorbehouden.
In afwijking van de hoofdregel inzake bevoegdheid zijn de autoriteiten van
de lidstaat waar een scheidingsprocedure wordt gevoerd, bevoegd inzake
ouderlijke verantwoordelijkheid indien dit volgt uit de regels van de
Verordening 'Brussel II'. Ook zijn de autoriteiten van een lidstaat bevoegd
als hun bevoegdheid door de personen die ouderlijke verantwoordelijkheid
hebben is aanvaard, het kind een nauwe band heeft met die lidstaat en de
bevoegdheid door het belang van het kind wordt gerechtvaardigd.
Kan de gewone verblijfplaats van een kind niet worden vastgesteld, dan zijn bevoegd de autoriteiten van de lidstaat waar het kind zich bevindt.
Is op grond van de voorgaande regels geen instantie bevoegd, dan wordt de
bevoegdheid bepaald volgens de nationale criteria van de lidstaat waar de
beslissing wordt gevraagd.
Indien ouderlijke verantwoordelijkheid moet worden uitgeoefend of een
beslissing ten uitvoer gelegd, zijn de instanties van de lidstaat waar dit
moet gebeuren bevoegd om praktische regelingen voor het organiseren van de
ouderlijke verantwoordelijkheid te treffen indien deze regelingen niet zijn
getroffen in de in een andere lidstaat genomen beslissing.
Beslissingen, genomen op grond van de bevoegdheidscriteria van deze
verordening, worden erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de criteria
van de Verordening 'Brussel II'.
Voorzien is in de aanwijzing van centrale autoriteiten aan wie een aantal
algemene samenwerkingsverplichtingen wordt opgedragen alsmede specifieke, op
individuele gevallen toegesneden taken.
Rechtsbasis van het voorstel: Art. 61, onder c, en 67, eerste lid,
EG-Verdrag.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Subsidiariteit: Het voorgestelde optreden behoort tot de competentie van de
Europese Gemeenschap voor zover de regeling ziet op de categorie
beslissingen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid die inmiddels is
geregeld in de verordening 'Brussel II'. Voor zover het echter gaat om
elementen die niet in 'Brussel II' zijn opgenomen, betreft het
transnationale aspecten die grotendeels ook door optreden van de lidstaten
zouden kunnen worden geregeld, zeker nu op aandringen van de lidstaten de
Commissie heeft toegezegd een voorstel tot gezamenlijke ratificatie van het
Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996 te zullen indienen. Optreden op
communautair niveau zou, bij wijze van aanvullende maatregel, slechts een
voordeel kunnen hebben waar het gaat om de verruiming van de mogelijkheden
van erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen, genomen volgens de
criteria van het verdrag, en de intensivering van de internationale
samenwerking tussen instanties.
Proportionaliteit: Het voorstel vormt onderdeel van de uitvoering van
conclusie 34 van Tampere. In conclusie 34 is sprake van een voorstel tot
verdere vermindering van de intermediaire maatregelen die nog altijd moeten
worden genomen om een beslissing of een vonnis in de aangezochte staat te
kunnen erkennen en ten uitvoer te leggen. Inderdaad is het, indien men wil
komen tot afschaffing van intermediaire maatregelen, noodzakelijk dat er
uniforme criteria inzake de internationale bevoegdheid van autoriteiten
worden gehanteerd. Om uniformiteit van bevoegdheidscriteria te bereiken is
het echter niet noodzakelijk een afzonderlijk communautair instrument tot
stand te brengen. Ratificatie van het Haags Kinderbeschermingsverdrag van
1996 verdient de voorkeur omdat het beoogde doel, namelijk gelijke
behandeling van alle kinderen, daarmee beter kan worden bereikt dan met een
eigen regeling.
Nederlandse belangen
Nederland kan het belang onderschrijven van een uniforme regeling inzake de
bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het
gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid. Het huidige voorstel zal de
rechtspraktijk echter in aanzienlijke mate compliceren doordat voor
intracommunautaire situaties een ander regime wordt gekozen dan voor
situaties waarbij landen buiten de Europese Unie betrokken zijn. Nederland
is er voorstander van dat voor beide situaties zoveel mogelijk dezelfde
regels gelden.
Het voorstel beweegt zich op het terrein van een veelheid van verdragen met
een mondiale potentie. Nederland heeft er, ook als zetelstaat van de Haagse
Conferentie voor Internationaal Privaatrecht, belang bij dat het
functioneren en de grotere acceptatie van deze verdragen wereldwijd niet
worden verstoord. Het voorstel vergroot de kans op verstoring aanzienlijk.
De Nederlandse inzet zal er dan ook op gericht moeten zijn verstoring zoveel
mogelijk te vermijden.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IP/VNG) N.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Raadpleging.
Fiche 3: Mededeling toegankelijkheid websites overheid
Titel:
Mededeling van de commissie aan de raad, het Europees Parlement, het
Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende
e-europa 2002: toegankelijkheid van websites van de overheid en de inhoud
daarvan
Datum raadsdocument 28 september 2001
nr. Raadsdocument: 12265/01
nr. Commissiedocument: COM(2001)529 def
Eerstverantwoordelijke ministeries: BZK treedt op als coördinerend
ministerie voor de toegankelijkheid van overheidswebsites.
VWS draagt zorg voor de belangenbehartiging en de vertaling van de behoeften van mensen met een functiebeperking naar toegankelijkheid van internet.
i.o.m. V&W, EZ, SZW, BZ
Behandelingstraject in Brussel:
De Mededeling is gepresenteerd aan de Telecomraad van 15 oktober 2001. De
Mededeling wordt niet in een raadswerkgroep behandeld, maar in de Mededeling
wordt een aantal elementen genoemd die binnenkort behandeld zullen worden,
zoals de vertaling van de richtsnoeren en de ontwikkeling van
benchmark-indicatoren binnen de ESDIS high level groep (Employment and
Social Dimension of the Information Society) in samenwerking met de
e-Accessibility expert groep.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
In de mededeling worden geen consequenties voor de EG begroting vermeld.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De Commissie heeft in het kader van het e-Europe actieplan 2002 een
Mededeling uitgebracht over de verbetering van de toegankelijkheid van
overheidswebsites. Met deze Mededeling beoogt de Commissie dat instellingen
van de Europese Gemeenschap en de lidstaten richtsnoeren van de W3C (World
Wide Web Consortium) aannemen en implementeren die de toegang tot websites
voor mensen met een functiebeperking vereenvoudigen.
Deze richtsnoeren zijn, conform het streven van het e-Europe actieplan, in 2001 aangenomen. Deze zogenaamde 'Web Accessibility Initiative Guidelines' (WAI) passen binnen de tweede doelstelling van dit e-Europe actieplan, namelijk "Investeringen in mensen en vaardigheden", zodat uiteindelijk een informatiesamenleving voor iedereen kan worden verwezenlijkt. De richtsnoeren hebben tot doel te komen tot een mondiale standaard voor het ontwerpen van toegankelijke websites van de overheid zodat ook burgers met een handicap toegang tot informatie kunnen krijgen en kunnen profiteren van de mogelijkheden van digitale dienstverlening door de overheid.
De Commissie stelt in haar Mededeling voor om de toegang tot de websites
continu te monitoren en 'best-practices' uit te wisselen. Deze taak wordt
uitgevoerd door de ESDIS High Levelgroep in samenwerking met de
e-Accessibility expertgroep. Zij zullen de voortgang van de Europese
instellingen en de lidstaten op dit gebied d.m.v. benchmarking in de gaten
houden.
Rechtsbasis van het voorstel:
Niet van toepassing; het betreft een Mededeling.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief. Het betreft hier overigens geen bevoegdheidsoverdracht maar er is
sprake van een aanpak van open coördinatie van nationale initiatieven.
De meerwaarde van de gecoördineerde aanpak is gelegen in het feit dat internationaal burgers met een handicap vergelijkbare problemen kennen. Het is dan ook wenselijk dat op Europees niveau dezelfde internationaal geaccepteerde standaarden worden omarmd en dat niet allerlei verschillende nationale standaarden ontstaan. Hiermee wordt een stap gezet naar een Europese 'content' die toegankelijk is voor iedereen.
Nederlandse belangen:
Nederland is reeds actief op het terrein van de toegankelijkheid van
websites voor mensen met een functiebeperking.
Hieronder volgt een aantal initiatieven/stappen die in Nederland al zijn
gezet op dit gebied.
Het Ministerie van BZK heeft begin april 2001 een brief aan alle gemeenten
gestuurd om hen te attenderen op de nieuwe eenduidige richtlijnen vergezeld
van de hieronder genoemde publicatie van VWS. In diezelfde brief worden
gemeenten die gebruik maken van de stimuleringsregeling 'Vraaggerichte
produktencatalogus' (ca. 350) verplicht hun site toegankelijk op te bouwen.
Dit is één van de voorwaarden voor het betalen van de stimuleringssubsidie.
Gemeenten die al een website hebben en geen gebruik maken van de
subsidieregeling worden in deze brief aangesproken op hun maatschappelijke
verantwoordelijkheid en dwingend uitgenodigd de richtsnoeren toe te passen.
Tijdens de feestelijke doop van het project 'Drempels Weg' heeft minister Van Boxtel een intentieverklaring getekend en daarin aangegeven dat alle sites van de rijksoverheid medio 2002 voldoen aan de WAI-richtsnoeren en daarmee toegankelijk zijn voor mensen met een functiebeperking. De bovengenoemde intentieverklaring is in de Voorlichtingsraad (Overleg van de directeuren Voorlichting van de departementen) én in de projectgroep 'Gemeenschappelijk webbeleid' (bestaande uit de departementale internet-coördinatoren voorlichting) besproken op 31 mei.
Jaarlijks wordt door Advies/Overheid.nl een monitor van publieke websites
uitgevoerd. Een aspect in deze monitor is de toegankelijkheid voor
gehandicapten. De uitkomsten van dit onderzoek worden binnenkort
gepubliceerd.
Het ministerie van VWS heeft begin 2001 de vertaling van de W3C-richtlijnen
geïnitieerd en afgestemd met deskundigen op dit gebied alsmede o.a. met
adviseurs van de gehandicaptenorganisaties en adviseurs van
Advies/Overheid.nl. Eind maart 2001 zijn deze eenduidige richtlijnen door
VWS en BZK op grote schaal verspreid aan zowel publieke als private
instellingen. Daarnaast is het ministerie van VWS het project 'Drempels Weg'
gestart. Dit project heeft een soort horzelfunctie m.b.t. de
toegankelijkheid van websites van zowel de overheid als van het
bedrijfsleven. Maandelijks worden bekende landelijke websites bezien op hun
toegankelijkheid. Aan het eind van de maand vindt een presentatie aan de
media van de resultaten plaats en wordt de aanbieders van de onderzochte
sites gevraagd een intentieverklaring te tekenen met als strekking dat zij
hun site beter toegankelijk zullen maken. Inmiddels hebben 82 aanbieders
getekend. Eind september is aan de Voorzitter van de TK een rapport
aangeboden met daarin de bevindingen van de gehandicapte ambassadeurs van
'Drempels Weg' m.b.t. de toegankelijkheid van overheidswebsites en van
politieke partijen. Aanbieders die hebben getekend kunnen een beroep doen op
een door het project 'Drempels Weg' gefinancierde helpdesk bij het
toegankelijk maken van hun website.
Begin 2002 zal VWS het project 'Drempels Weg' overdragen aan
belangenorganisaties (zoals de CG-raad) in de gezondheidszorg, die zich
hebben gebundeld in de zgn. expertraad. Het bureau hiervan is het landelijk
bureau toegankelijkheid (LBT). Op deze wijze gaat het project Drempels Weg
over in een meerjarig proces.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
In de Mededeling staat dat lidstaten dienen te stimuleren dat niet alleen
websites van nationale, maar ook van regionale en lokale overheden voldoen
aan de richtsnoeren. Dit leidt in Nederland niet tot complementaire eisen
voor lagere overheden, aangezien het Europese beleid aansluit bij het tot nu
toe gevoerde beleid m.b.t. de implementatie in de richting van de overheden
vanuit BZK.
Gemeenten en departementen zijn in het kader van het verschijnen van de
richtlijnen reeds opgeroepen rekening te houden met de WAI-richtsnoeren bij
het ontwerpen van hun sites. De richtlijnen kunnen overigens vooralsnog niet
verplicht worden gesteld.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
Het EP is door toezending door de Commissie op de hoogte gebracht van deze
Mededeling.
Fiche 4: Groenboek Schadeloosstelling slachtoffers misdrijven
Titel:
Groenboek: Schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven
Datum raadsdocument: 12 november 2001
nr. Raadsdocument: 13770/01
nr. Commissiedocument: COM (2001) 536 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: JUST
Behandelingstraject in Brussel:
Nog niet bekend. Indien het groenboek leidt tot een voorstel voor een
besluit zal behandeling volgen in de werkgroep strafrechtelijke
samenwerking.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Het groenboek is bedoeld om een raadpleging van alle betrokken partijen op
gang te brengen over mogelijke maatregelen die op communautair niveau moeten
worden genomen om de schadeloosstelling door de Staat van slachtoffers van
geweldsmisdrijven in de EU te verbeteren. In het groenboek is een aantal
vragen opgenomen die de lidstaten geacht worden te beantwoorden. Het
groenboek komt mede voort uit een seminar van experts op het gebied van
schadevergoeding door de Staat en experts slachtofferzorg gehouden in
oktober 2000 in Umea, Zweden (Conclusions - The Umea expert meeting on
compensation to crime victims in the European Union) en is deels gebaseerd
op een studie van Anne Wergens die zij voor de Commissie verricht heeft naar
slachtofferzorg in de EU-lidstaten (Crime victims in the European Union). De
bedoeling is dat burgers die slachtoffer worden van een geweldsmisdrijf in
één van de lidstaten van de EU op gelijke voet schade van die lidstaat
kunnen ontvangen als waren zij slachtoffer van een dergelijk misdrijf in
eigen land. Voorts is het van belang dat slachtoffers via het schadefonds in
hun lidstaat schadevergoeding (tegemoetkoming in de schade) kunnen vragen
van de andere lidstaat.
Rechtsbasis van het voorstel: Art. 31 VEU
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief. Het groenboek kan gezien worden als een vervolg op het
kaderbesluit slachtofferzorg van 15 maart 2001 (publicatieblad L 082 van
22-03-2001).
Nederlandse belangen:
Het Nederlandse belang is dat Nederlandse onderdanen, die in een andere
lidstaat slachtoffer worden van een (gewelds-)misdrijf aanspraak kunnen
maken op een schadevergoeding van de lidstaat waar het misdrijf heeft
plaatsgevonden en de procedure daarvoor via het schadefonds in de eigen
lidstaat kunnen laten lopen.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG): Vooralsnog geen.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
In dit stadium geen. Raadpleging indien het groenboek aanleiding geeft tot
een concept-besluit.
Fiche 5: Verordening Staatssteun voor de kolenindustrie
Titel:
Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende staatssteun voor de
kolenindustrie
Datum Raadsdocument: 7 september 2001
nr. Raadsdocument: 11668/01
nr. Commissiedocument: COM (2001) 423 def
Eerstverantwoordelijk Ministerie: EZ i.o.m. VROM
Behandelingstraject in Brussel:
Raadswerkgroep Energie (07/11/2001); Energieraad (04/12/2001 en juni 2002)
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Dit voorstel maakt het mogelijk om, na het aflopen van het EGKS-verdrag,
voort te gaan met het verlenen van staatssteun aan de kolenindustrie onder
sector-specifieke regels. Toegestaan wordt om een bepaald niveau van steun
(door de Commissie goed te keuren) te blijven geven in het kader van
voorzieningszekerheid. Voorwaarde is wel dat deze degressief is en de de
interne markt voor kolen niet verstoort. De verordening loopt tot 2010; in
2006 evaluatie en mogelijk bepaling van verder noodzakelijk aandeel kolen in
de energievoorziening
Rechtsbasis van het voorstel:
Artikelen 87 lid 3 onder e en 89. Besluitvorming op voorstel van de
Commissie en met gekwalificeerde meerderheid in de Raad.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief. De controle op steunverlening is een exclusieve bevoegdheid van de
Commissie.
Nederlandse belangen:
Dit voorstel maakt het mogelijk om , na het aflopen van het EGKS-verdrag,
voort te gaan met het verlenen van staatssteun aan de kolenindustrie onder
sector-specifieke regels. In het algemeen is Nederland juist een voorstander
van het verlagen van het steunpercentage als deel van het BNP. Alleen al om
deze reden kan Nederland het voorstel niet steunen. Daarnaast spelen de
volgende overwegingen een rol: een goede werking van de electriciteitsmarkt.
Er moet voor gewaakt worden dat de staatsteun niet een zodanige vorm
aanneemt dat de geliberaliseerde elektriciteitsmarkt verstoord worden. Een
ander Nederlands belang is het tegengaan van milieuschadelijke subsidies.
Het voorstel is in strijd met de verklaringen die Nederland heeft afgelegd
t.a.v. de intentie tot het verminderen van milieuschadelijke subsidies.
Daarnaast heeft Nederland belang bij goede relaties met kolenexporterende
landen. Dit voorstel zou de goede relaties met kolenexporterende landen
kunnen verstoren, landen waarvan Nederland afhankelijk is voor de
kolenimport.
Consequenties voor nationale regelgeving / beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO / VNG): Geen
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Advisering
Fichte 6: Gemeenschappelijk Europees luchtruim
Titels:
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: (=
COM(01)123)
Actieprogramma voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees
luchtruim
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot
vaststelling van een kader voor de totstandbrenging van het
gemeenschappelijk Europees luchtruim
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de
totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (= COM(01)564)
voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de levering van luchtvaartnavigatiediensten in het
gemeenschappelijk Europees luchtruim
voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees
luchtruim
voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de interoperabiliteit van het Europees netwerk voor
luchtverkeersbeheer
Datum raadsdocumenten: 12 oktober 2001
nr Raadsdocumenten: 12692/01 resp. 12693/01
nr Commissiedocumenten: COM (2001)123 resp. COM(2001)564
Eerstverantwoordelijke ministerie V&W i.o.m. VROM, DEF, BZ, FIN, EZ
Behandelingstraject in Brussel:
De Europese Commissie heeft tijdens de Transportraad van 16 oktober 2001 een
toelichting gegeven op de mededeling en de wetgevingsvoorstellen. Naar
verwachting zullen de werkzaamheden in de Raadswerkgroep Transport starten
begin 2002.
Consequenties voor EG-begroting in Euro: Totaal 9,82 MEUR 2002-2006
Korte inhoud en doelstelling van de voorstellen
Als gevolg van de toenemende congestie in het luchtruim van Europa heeft de
Europese Commissie in 1999 het initiatief genomen om een gemeenschappelijk
luchtruim tot stand te brengen, te beginnen met het luchtruim van de
EU-lidstaten. Daartoe heeft de Commissie eind 1999 een Mededeling
uitgebracht en heeft, met steun van de Raad en het Europees Parlement,
een werkgroep op hoog niveau ingesteld die in november 2000 haar rapport
heeft uitgebracht. De voorstellen van deze werkgroep vormen de basis van de
wetgevingsvoorstellen.
Uitgangspunt is dat vanaf 2004 het Europese luchtruim, althans wat betreft
de EU-lidstaten, zal zijn omgevormd tot een gemeenschappelijk luchtruim dat
valt onder één EU-wetgevingsregiem. Hiertoe is een concept-verordening
ontwikkeld die het institutionele raamwerk zal bieden voor de realisering
van het gemeenschappelijk luchtruim en drie wetgevingsvoorstellen. De
voorstellen, met als randvoorwaarde maximum veiligheid in
luchtverkeersleiding, betreffen:
de organisatie en het gebruik van het luchtruim en relevante procedures,
zoals vergunningverlening en tarievenstelsel
luchtverkeersdienstverlening, inclusief economische aspecten en
civiel/militaire samenwerking
luchtverkeersdienstverlening uitrusting en systeem en aanverwante
procedures, om te komen tot interoperabiliteit tussen technische en
operationele systemen en installaties.
In het actieplan meldt de Commissie dat de inwerkingtreding van het herziene
Eurocontrol-verdrag en de toetreding van de Gemeenschap tot Eurocontrol
belangrijke mijlpalen blijven in de realisering van het gemeenschappelijk
luchtruim. Hierbij geeft de Commissie wel aan dat de ratificatie van het
herziene verdrag onlosmakelijk verbonden is aan de toetreding van de
Gemeenschap tot Eurocontrol. Deze toetreding wordt echter geblokkeerd door
de kwestie Gibraltar. Eurocontrol meent dat de ratificatie van het herziene
verdrag kan worden losgekoppeld van de toetreding van de Gemeenschap tot
Eurocontrol. Juridisch lijken zij het gelijk aan hun zijde te hebben.
Bovendien wordt Eurocontrol in zijn besluitvorming gehandicapt nu het
herziene verdrag nog steeds niet in werking is getreden. Onder het huidige,
geamendeerde Verdrag moet besluitvorming bij unanimiteit plaatsvinden, iets
wat met 30 lidstaten nauwelijks mogelijk is.
Rechtsbasis van de voorstellen Artikel 80(2) EG-Verdrag
De voorstellen behelzen de implementatie van maatregelen om de civiele verkeersleidingsector te reorganiseren opdat de veiligheid in het vervoer wordt verbeterd, zoals voorzien in artikel 71(1)(c) van het EG-Verdrag.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
De doelstelling van de voorstellen zijn in lijn met het subsidiariteits- en
proportionaliteitsbeginsel neergelegd in artikel 5 van het EG-Verdrag. Een
raamwerk voor de realisering van het gemeenschappelijk luchtruim kan niet
voldoende door de afzonderlijke lidstaten worden gerealiseerd. Gezien het
transnationale karakter van de actie kan de Gemeenschap beter optreden, met
de zekerstelling dat bij de uitvoeringsprocedures rekening wordt gehouden
met specifieke plaatselijke condities.
Nederlandse belangen
Het congestieprobleem in de luchtvaart vraagt dringend om een nieuw
luchtverkeersleidingconcept. Hiervoor moeten vergaande institutionele
maatregelen worden genomen. Het Nederlandse luchtruim zal onderdeel gaan
vormen van het gemeenschappelijk luchtruim en vallen onder het
EG-wetgevingsregiem. Een andere indeling, beheer en gebruik van het
luchtruim wordt voorzien ter bevordering van een efficiënter gebruik van het
luchtruim, zonder afbreuk te doen aan de veiligheid in de
luchtverkeersdienstverlening. Dit zal tot gevolg hebben dat de positionering
van de Luchtverkeersleiding Nederland en het Upper Area Control Centre
Maastricht, dat de luchtverkeersleiding verzorgt in de hogere luchtlagen van
onder meer het Nederlands luchtruim, zal veranderen.
Daarnaast zal een systeem van vergunningverlening door de bevoegde
autoriteiten worden geïntroduceerd ter bevordering van onder meer de
harmonisatie in de kwaliteit van de luchtverkeerscentra en de
luchtverkeersleiders.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
De wetgevingsvoorstellen van de Commissie zullen nationaal resulteren in
enerzijds aanpassing van de bestaande wet- en regelgeving, onder meer op het
gebied van luchtruimindeling en financiële regelgeving; anderzijds in nieuwe
wet- en regelgeving, met name op het gebied van veiligheid in
luchtverkeersdienstverlening en positionering van ondersteunende
activiteiten, zoals het verschaffen van luchtvaartmeteorologische diensten.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie
Fiche 7: Verordening harmonisatie sociale voorschriften wegvervoer
Titel:
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot
harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer
Datum raadsdocument: 17 oktober 2001
nr. Raadsdocument: 12934/01
nr. Commissiedocument: COM(2001) 573 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: V&W i.o.m. SZW
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep vervoer, Transportraad
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Het voorstel van de Commissie is bedoeld om de bestaande regelgeving op het
gebied van rij- en rusttijden in het wegvervoer (Vo 3820/85) te
vereenvoudigen om daarmee een uniforme toepassing en handhaving in de
Lidstaten te bevorderen. Het aantal uitzonderingen is gereduceerd en het
wordt mogelijk om overtredingen, die zijn begaan in een van de Lidstaten in
een andere Lidstaat te bestraffen. De doelstellingen zijn: bevorderen
uniforme toepassing van de regels, mogelijk maken invoering van de digitale
tachograaf en aanpassing regelgeving aan nieuwe ontwikkelingen in het
wegvervoer. Dit voorstel hangt samen met de nieuwe richtlijn arbeidstijden
in het wegvervoer, waarover momenteel een conciliatie procedure loopt tussen
de Raad en het Europese Parlement.
De nieuwe richtlijn arbeidstijden wegvervoer regelt zaken op het gebied van
arbeidstijden, zoals regels ter beperking van nachtarbeid en invoering van
een werkweek van gemiddeld 48 uren. Ook wordt hierin bepaald dat lidstaten
maatregelen moeten nemen voor "een passende rusttijd". De nieuwe verordening
rij- en rusttijden bevat o.a. specifiekere voorschriften inzake "passende
rusttijden", bijvoorbeeld dat een bestuurder ten hoogste zeven en een half
uur mag rijden met een onderbreking van ten minste 30 minuten of dat de
normale wekelijkse rusttijd moet bestaan uit een ononderbroken rusttijd van
tenminste 45 uren enz.
Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 71 van het EG verdrag
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Subsidiariteit: Alleen door middel van een gezamenlijk optreden op het
niveau van de Gemeenschap kan de toepassing van de bepalingen van de
Gemeenschap worden versterkt, verbeterd en geharmoniseerd.
Proportionaliteit: De bedoeling van het voorstel is het verduidelijken en
moderniseren van de tekst van Vo 3820/85, die in meer dan 15 jaar niet
ingrijpend is gewijzigd. Door het grote aantal door de Commissie
voorgestelde wijzingen lijkt een nieuwe verordening een betere oplossing dan
reparatie van de huidige verordening 3820/85.
Nederlandse belangen:
Vereenvoudiging van de handhaving en uniforme toepassing van de regels
binnen de EU, waardoor verkeersveiligheid en arbeidsbescherming zijn gediend
en een gelijk speelveld ontstaat, tevens rekening houdend met de wens van
het bedrijfsleven voor behoud van flexibele normen.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG):
Bij invoering van de verordening zal het Arbeidstijdenbesluit Vervoer (V&W)
en eventueel de Arbeidstijdenwet (SZW) moeten worden aangepast. Indien dat
laatste het geval is dan lijkt de implementatietermijn (zie onder) aan de
krappe kant.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie
Kenmerk DIE-604/01
Blad /1
Verordening (EG) nr 1327/2000 m.b.t. de bevoegdheid, erkenning en
tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke
verantwoordelijkheid voor gemeenschappelijke kinderen.
PbEG C 234/2000
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het EP: 'De schepping van
een gemeenschappelijk Europees luchtruim' (COM(99)614, zie betreffende
fiche: Kamerstuk 22112/145 dd. 14-02-00