IP/01/1739
Brussel, 5 december 2001
De Commissie beboet brouwers die betrokken zijn bij verdeling van de
markt en prijskartels op de Belgische markt
De Europese Commissie heeft vandaag verschillende bedrijven
veroordeeld tot een boete van in totaal meer dan 91 miljoen EUR wegens
deelname aan twee verschillende geheime kartels op de Belgische
biermarkt tussen 1993 en 1998. De inbreuken omvatten afspraken over de
verdeling van de markt, prijsafspraken en uitwisseling van informatie.
Ze hadden invloed op de horecasector (dat wil zeggen hotels,
restaurants en cafés) en op de kleinhandel (dat wil zeggen
supermarkten en andere voedingswinkels) en ook op de verkoop van
bieren van een huismerk. Commissaris voor Concurrentiebeleid Mario
Monti verklaarde: "Dit is de eerste verbodsbeschikking van de
Commissie in een reeks kartelzaken in de biersector. Belangrijke
marktdeelnemers zijn erbij betrokken. Een van de uitzonderlijke
elementen van deze zaak is de toenmalige persoonlijke betrokkenheid
van de topmanagers van Interbrew, Alken Maes en Danone. Dit is een
zeer ernstige zaak. Ik vat de recidive van Danone ook zeer ernstig op.
Het boetebeleid van de Commissie wil ondernemingen ervan weerhouden
ernstige inbreuken te maken op de concurrentieregels. Ik hoop dat de
betrokken bedrijven de boodschap hebben begrepen."
In de loop van 1999 heeft de Europese Commissie onverwachte inspecties gehouden in de vestigingen van Interbrew, Alken-Maes en de Confederatie van Belgische Brouwerijen (CBB). Deze controles hebben geleid tot een onderzoek dat de Commissie in staat stelde bewijs te vinden van twee verschillende kartels op de Belgische markt.
Interbrew (veruit de nummer één van de Belgische brouwerijen, met een marktaandeel van ongeveer 55%, en de nummer twee in de wereld) was bij het eerste kartel betrokken, evenals Alken-Maes (de tweede brouwerij in België, met een marktaandeel van ongeveer 15%) en haar toenmalige moedermaatschappij Danone. Dit kartel maakte een groot aantal concurrentieverstorende afspraken met betrekking tot de horecasector (zoals verkoop voor consumptie buitenshuis in hotels, restaurants en cafés) en de kleinhandel (bijvoorbeeld verkoop in supermarkten of kleinere voedingswinkels voor consumptie thuis).
Het tweede kartel had betrekking op het segment van de zogenaamde
bieren van een huismerk, dit zijn bieren die door supermarkten worden
besteld bij brouwers maar worden verkocht onder hun eigen merknaam.
Interbrew, Alken-Maes, Haacht en Martens (een brouwer die vooral
bieren van een huismerk produceert) waren bij dit tweede kartel
betrokken.
De betrokken bedrijven werden beboet als volgt:
* Interbrew: 46.487.000(1)
* Danone/Alken-Maes: 44.628.000(2)
* Haacht: 270.000
* Martens: 270.000
1. De Kartels
a) Het kartel tussen Interbrew en Danone/Alken-Maes
Van in het begin van 1993 tot in het begin van 1998 waren beide
partijen betrokken bij een vergaande kartelvorming op de Belgische
biermarkt. Hierbij gebruikte Interbrew de codenaam "Université de
Lille" of "Project Green". Deze kartelactiviteiten behelsden een
algemene non-agressie-overeenkomst en in het bijzonder een beperking
op investeringen en publiciteit in de horecasector,
klantenexclusiviteit in de horecasector, prijsafspraken in de
kleinhandel, een nieuwe tariefstructuur om in de horecasector en in de
kleinhandel toe te passen en tenslotte een gedetailleerde maandelijkse
uitwisseling van informatie inzake de verkoopvolumes in beide
sectoren.
Een opvallend kenmerk van dit kartel is dat de algemene directeurs
zelf en het topmanagement van de ondernemingen elkaar regelmatig
ontmoetten om bovengenoemde afspraken uit te voeren en te controleren.
Een vermeldenswaardig kenmerk is dat Danone, die in de betrokken
periode de moedermaatschappij was van Alken Maes, zelf actief
betrokken was bij deze afspraken.
Het kartel begon met prijsafspraken voor de kleinhandel en een
overeengekomen beperking van de commerciële investeringen in de
horecasector. Uit een uit het voorjaar van 1993 daterende interne nota
van Interbrew bleek dat het topmanagement van Interbrew en Danone
reeds overwogen nauwer samen te werken. De werknemers van Interbrew
dachten echter dat Danone hier meer voordeel zou uithalen. Bovendien
maakten ze zich zorgen over kartelvorming.
In mei 1994 werden de contacten tussen beide ondernemingen versterkt.
Dit was toe te schrijven aan een dreigement van Danone: als Interbrew
geen 500.000 hl (een aandeel van ongeveer 5% van de Belgische markt)
aan Alken-Maes in de Belgische kleinhandelssector zou overdragen, dan
zou Danone moeilijkheden veroorzaken voor Interbrew-France. Het bewijs
van deze bedreiging is afkomstig van verklaringen van voormalige
vertegenwoordigers van Interbrew maar ook van een intern document van
Heineken. Het werd in de vestigingen van Heineken gevonden tijdens een
inspectie met betrekking tot een ander onderzoek naar kartelvorming.
Uiteindelijk leidde de bedreiging aan het einde van 1994 tot een
"gentlemen's agreement" tussen de partijen. Ze verbonden zich ertoe om
elkaars marktpositie te respecteren. Voorts werden ze het eens over
een aantal specifieke punten, zoals prijsafspraken in de kleinhandel,
de verdeling van de markt in de horecasector (eerst de klassieke
handelszaken, later ook de nationale afnemers(3)
), commerciële investeringen en nieuwe tariefstructuren in beide
sectoren. Daarenboven wisselden de partijen maandelijks informatie uit
over hun verkoopvolumes in beide sectoren.
Begin 1998 merkten de bedrijven dat ze heel wat doelstellingen hadden
bereikt.
b) Het huismerkenkartel
In de loop van het onderzoek naar het kartel tussen Interbrew en
Danone/Alken-Maes bracht Interbrew de Commissie op de hoogte van een
aantal vergaderingen tussen oktober 1997 en juli 1998, tussen
Interbrew zelf, Alken-Maes, Haacht en Martens over de Belgische markt
van bieren van een huismerk.
Tijdens deze vergaderingen werd gepraat over het vermijden van een
prijzenoorlog en over het behouden van de bestaande
klantenexclusiviteit. Dit kwam neer op onderling afgestemde feitelijke
gedragingen in de zin van artikel 81 van het EG-Verdrag. Bovendien
zijn de partijen ook overeengekomen informatie uit te wisselen over
hun klanten in het huismerkensegment.
Interbrew en Alken-Maes hebben de vier vergaderingen georganiseerd.
Haacht en Martens hebben echter geen louter passieve rol gespeeld in
deze onderling afgestemde feitelijke gedragingen. Beide ondernemingen
namen deel aan alle vergaderingen en wisselden informatie uit over
verkoopvolumes. Bovendien stelde Martens op een bepaald ogenblik voor
de Nederlandse producenten van bier van een huismerk op de
vergaderingen uit te nodigen.
2. De berekening van de boetes
Bij het bepalen van de boetes houdt de Commissie rekening met de ernst
van de inbreuk, de duur, verzwarende of verzachtende omstandigheden en
de medewerking van de onderneming. Zij neemt ook het marktaandeel van
de onderneming op de productmarkt en de totale omvang van de
onderneming in aanmerking. De bovengrens van alle boetes is
vastgesteld op 10% van de totale jaarlijkse omzet van een onderneming.
a) Het kartel tussen Interbrew en Danone/Alken-Maes
De Commissie is van mening dat het prijskartel en de verdeling van de
markt tussen Interbrew en Danone/Alken-Maes een zeer ernstige inbreuk
vormt op het communautaire mededingingsrecht. Een aannemelijke boete
voor een dergelijke inbreuk bedraagt tenminste 20 miljoen EUR. Hoewel
Interbrew en Danone allebei grote, internationale ondernemingen zijn,
zal het basisbedrag van de boete voor Interbrew hoger zijn dan voor
Danone, aangezien Interbrews marktaandeel op de Belgische biermarkt
aanzienlijk groter is dan dat van Danone. Bovendien gaat het om een
kartel van middellange duur (vijf jaar). Dit heeft de Commissie ertoe
aangezet om het basisbedrag van de boete voor beide onderneming met
bijna 50% te verhogen.
Voor Danone zijn er twee verzwarende factoren die hebben geleid tot
een bijkomende verhoging van de boete met 50%.
Ten eerste is Danone of Boussois-Souchon-Neuvesel (BSN), zoals het in
die tijd werd genoemd - reeds tweemaal betrokken geweest bij
gelijkaardige inbreuken op de antitrustwetgeving (in 1974 en 1984).(4)
Het feit dat deze inbreuken betrekking hadden op een andere sector
(vlakglas) is irrelevant. De aard van de inbreuk en de identiteit van
het bedrijf zijn belangrijk. Bovendien merkt de Commissie op dat
gedurende de volledige periode waarin BSN, later Danone, deze
inbreuken pleegde, dezelfde personen als algemeen directeur van het
bedrijf optraden en dat sommige van de toenmalige directeurs van de
afdeling vlakglas actief waren in de kleinhandelsactiviteiten van
Danone tijdens de periode van het bierkartel. De Commissie acht
recidive een zeer ernstige verzwarende omstandigheid.
De tweede verzwarende omstandigheid heeft betrekking op het dreigement
van Danone dat zij Interbrew in Frankrijk in de problemen zou brengen
als laatstgenoemde niet zou ingaan op Danones verzoek 500.000 hl bier
over te dragen naar haar dochteronderneming Alken-Maes. Zoals
hierboven werd verduidelijkt, heeft dit geleid tot een toename van de
kartelactiviteiten.
Het feit dat Alken-Maes de informatie-uitwisseling met Interbrew heeft
beëindigd, wordt door de Commissie gezien als een verzachtende
omstandigheid. Daarom wordt een vermindering van 10% toegestaan.
Beide partijen hebben tijdens het onderzoek tot op zekere hoogte hun
medewerking verleend door informatie te verstrekken aan de Commissie.
De medewerking van Interbrew was echter belangrijker dan die van
Danone/Alken-Maes. Op basis hiervan krijgt Interbrew een vermindering
van 30% en Danone/Alken-Maes een vermindering van 10%.
b) Het huismerkenkartel
Aangezien het kartel beperkt was tot het kleine segment van bier van
een huismerk in België (ongeveer 5% van het bierverbruik in België),
beschouwt de Commissie het gedrag van de partijen slechts als een
ernstige inbreuk waarvoor een aannemelijke boete in principe tussen 1
miljoen EUR en 20 miljoen EUR ligt. Het kartel was van korte duur
(negen maanden).
Het feit dat deze vergaderingen werden gehouden op initiatief van
Interbrew en Alken-Maes, is een verzwarende omstandigheid. Daarom
wordt voor beide ondernemingen de boete met 30% verhoogd.
Alle partijen hebben tijdens het onderzoek met de Commissie
samengewerkt. Interbrew bracht zelfs het kartel aan het licht, maar
kan echter niet volledig van boete worden vrijgesteld op basis van de
zogenoemde clementieregeling(5)
van de Commissie omdat de onderneming heeft aangezet tot
kartelvorming. Voor haar medewerking wordt aan de onderneming een
vermindering toegekend van 50%. De andere brouwers krijgen een
vermindering van 10% voor hun medewerking.
Bestemming van de boetes
De ondernemingen beschikken over drie maanden om de opgelegde boete te
betalen. Boetes worden, als ze definitief zijn, bij de algemene
begroting van de Europese Unie geteld. De totale begroting van de EU
is vooraf bepaald en onverwachte inkomsten worden afgetrokken van de
bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting, ten voordele van de
Europese belastingbetaler.
Andere zaken
De Commissie onderzoekt ook vermoedelijke kartels op de biermarkten
van andere Europese landen. In dit kader zijn tussen januari 2000 en
januari 2001 inspecties gehouden in Frankrijk, Nederland, Italië,
Denemarken en Portugal. Op dit moment is het onmogelijk om al te
oordelen over het resultaat of het tijdschema van deze onderzoeken.
Zie ook IP/00/1740 van vandaag over de beslissing in de zaak van het
Luxemburgse bierkartel.
(1)
45.675.000 EUR voor het kartel met Danone/Alken-Maes en 812.000 EUR
voor het huismerkenkartel.
(2)
44.043.000 EUR voor de betrokkenheid van Danone en Alken-Maes bij het
kartel met Interbrew en 585.000 EUR voor de betrokkenheid van
Alken-Maes bij het huismerkenkartel.
(3)
Typische voorbeelden van nationale afnemers zijn cateringbedrijven,
luchthavens en grote cinemacomplexen.
(4)
Zie beschikkingen van de Commissie van 15 mei 1974 (P.B. L 160/1) en
23 juli 1984 (P.B. L 212/13).
(5)
PB C 207 van 18 juli 1996.