Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie N.-Afrika
en Midden-Oosten Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 5 december 2001 Auteur A. Krol / M. van Deelen
Kenmerk DAM-747/01 Telefoon 070-3485185
Blad /5 Fax 070-3486639
Bijlage(n) 2 E-mail dam@minbuza.nl
Betreft Actuele situatie in het Midden-Oosten en bezoek EU-troika
Zeer geachte voorzitter,
Ingevolge de verzoeken van de vaste kamercommissie voor Buitenlandse Zaken
wil ik u gaarne informeren over de actuele situatie in het Midden-Oosten
alsmede over het recente bezoek van de EU-troika aan het Midden-Oosten.
Conform het verzoek van de griffie zijn ook de vragen van de heer Koenders
(2010203010 en 2010203220) meegenomen in deze brief. In het onderstaande
wordt allereerst ingegaan op de actuele situatie (tot woensdag 5 december),
de verschillende reacties op de gebeurtenissen van de afgelopen dagen en de
Nederlandse en EU visie. In bijlage zijn de verslagen van de gesprekken van
de EU-delegatie naar de regio (16-19 november) en de conclusies van dat
bezoek opgenomen. De beantwoording van de op 21 november jl. toegezonden
schriftelijke vragen van de leden Weisglas en Wilders over het gesprek
tussen de EU-delegatie en premier Sharon is u reeds toegegaan.
Graag wil ik verwijzen naar mijn brief van 24 augustusjl..De daarin beschreven onderhandelingsinspanningen, die gebaseerd zijn op het Mitchell-rapport en Tenet-plan, blijven onverkort van belang. In november bevestigden President Bush en Minister van Buitenlandse Zaken Powell het belang van de uitvoering van deze rapporten en noemden in zeer duidelijke termen het politieke perspectief van een duurzame, democratische Palestijnse staat samen met garanties voor Israël om als Joodse Staat veilig binnen internationaal erkende grenzen te bestaan. Deze uitspraken komen overeen met het EU-standpunt zoals dat in de verklaring van Berlijn (1999) is vastgelegd en dat nog eens is bevestigd door minister-president Kok, premier Blair en andere Europese regeringsleiders. Tevens benoemde de Amerikaanse regering een speciale gezant, oud-generaal Zinni, die eind november met Undersecretary of State Burns naar de regio vertrok met als doel de rust te doen terugkeren en het onderhandelingsproces een nieuwe start te geven.
Actuele situatie
Sinds het uitbreken van de Al-Aqsa Intifada eind september vorig jaar is
sprake van een geweldsspiraal, waarbij Israëlische afsluitingen, incursies
in Palestijns autonoom gebied en buitengerechtelijke dodingen de aanslagen
door Palestijnse extremisten en zelfmoordacties afwisselden. Hierbij vielen
vele doden en gewonden te betreuren. Sinds het uitbreken van de intifada
zijn meer dan 1.000 doden gevallen, waarvan zo'n 80% aan Palestijnse zijde.
Met name in de aanloop naar de aankomst van Zinni in de regio op 27 november
is een nieuwe geweldsspiraal op gang gekomen. In die periode werden circa 20
Palestijnen gedood onder wie Hamas-leider Hanoud, terwijl vijf Palestijnse
kinderen om het leven kwamen toen zij per ongeluk een Israëlische booby-trap
activeerden. Israël voerde het geweld enerzijds op als reactie op
Palestijnse mortierbeschietingen van Israëlische nederzettingenen en stelde
anderzijds dat het noodzakelijk is het terrorisme zelf aan te pakken. Op 29
november en 1 en 2 december vonden achtereenvolgens Palestijnse
zelfmoordaanslagen plaats op een bus bij Hadera, in Jeruzalem en in Haifa
waarbij 29 burgerslachtoffers vielen en meer dan 200 gewonden te betreuren
waren. Beide aanslagen werden geclaimd door zowel Hamas als Islamic Jihad.
Op 3 december begon Israël grootschalige acties tegen Palestijnse doelen
waarbij o.a. de opstelplaats van President Arafat's helikopters in Gaza, het
hoofdbureau van de politie in Jenin en het vliegveld van Gaza doelwit waren.
Israël bezette opnieuw Palestijns "A-gebied". Bij de aanvallen op zowel de
Westelijke Jordaanoever als Gaza werden volgens een voorlopige balans 25
Palestijnen gedood en vielen meer dan 200 gewonden.
Positie Israël
De Palestijnse aanslagen hebben tot een verharding van de Israëlische
publieke opinie geleid. Op 3 december 2001 heeft premier Sharon verklaard
dat Israël werd meegezogen in een systematische, terroristische oorlog tegen
haar bestaan. De hoofdverantwoordelijkheid hiervoor legde hij bij president
Arafat, die het grootste obstakel tegen vrede in het Midden-Oosten werd
genoemd. Ook de Palestijnse autoriteit viel volgens Sharon in de categorie
van terroristische organisaties. Sharon stelde de Israëlische strijd tegen
Palestijnse organisaties en Arafat op één lijn met de Amerikaanse strijd
tegen het internationale terrorisme van Osama bin Laden. Hij kondigde aan
dat Israël de jacht opende op de verantwoordelijken van het geweld.
Kabinetsleden van de Arbeiderspartij zijn vertrokken uit het daaropvolgende
overleg waarin de aanpak van Sharon moest worden bekrachtigd en beraden zich
nu op hun positie. Minister van Buitenlandse Zaken Peres heeft gesteld dat
naar zijn mening Arafat zelf geen doelwit is, en in een gesprek met mij op 4
december stelde Peres dat Israël er niet verstandig aan doet de
Palestijnse Autoriteit omver te werpen.
Positie Palestijnse Autoriteit
President Arafat heeft direct na de zelfmoordaanslagen zijn afschuw kenbaar
gemaakt middels een persverklaring. De Palestijnse Autoriteit hernieuwde
haar oproep tot instelling een internationale waarnemersmacht. Hij heeft de
noodtoestand uitgeroepen (waarbij het dragen van wapens voor anderen dan de
leden van de veiligheidstroepen verboden is) en een honderdtal arrestaties
verricht. De verdachten op de Israëlische lijst zouden echter nog niet zijn
gearresteerd. De Palestijnse Autoriteit legt de schuld van de escalatie bij
Sharon die geen oplossing door onderhandelingen zou willen. Ook stelt Arafat
dat de Israëlische acties hem de middelen ontnemen om het terrorisme te
bestrijden. Duidelijk is dat de Palestijnse publieke opinie mede ten gevolge
van het gebrek aan zicht op een politieke oplossing en het voortduren van de
bezetting verzet door middel van geweld steunt. Hiermee wordt de positie van
de Palestijnse leiders die zich inzetten voor het vredesproces uitgehold en
wint het "islamistische" kamp terrein.
Reactie Verenigde Staten
President Bush beschreef de zelfmoordaanvallen als "horrific acts of
murder". De eerste reactie van Minister van Buitenlandse Zaken Powell was
dat de VS Sharon niet zal weerhouden van het verdedigen van zijn natie en
dat het moment van waarheid voor Arafat is aangebroken: Arafat moet meer
doen om het geweld te beteugelen. De VS wijst de partijen er echter ook op
dat ze er rekening mee moeten houden dat hun acties nu gevolgen hebben voor
de toekomst, waarin ze tot elkaar veroordeeld blijven. De recent in de regio
aangekomen Amerikaanse gezant Zinni heeft Arafat duidelijk gemaakt dat het
noodzakelijk is de verantwoordelijken voor de aanslag voor het gerecht te
brengen.
Reactie Arabische landen
Jordanië als Egypte hebben zowel de zelfmoordaanslagen als de Israëlische
wraakacties veroordeeld. Ook de 'Grand Sheikh' (de hoogste spirituele leider
van de soennitische gemeenschap van 1 miljard moslims) veroordeelde de
zelfmoordaanslagen tegen Israëlische burgers.
Reactie Europese Unie
Het EU-voorzitterschap gaf op 2 december een verklaring uit waarin afschuw
voor de aanslagen wordt uitgesproken, terroristische acties worden
veroordeeld, de Palestijnse Autoriteit wordt opgeroepen alles te doen om
dergelijke acties in de toekomst te voorkomen en schuldigen te arresteren en
berechten. Beide partijen worden gemaand de veiligheidssamenwerking te
hervatten. De vastbeslotenheid van de internationale gemeenschap om
terroristische acties de diplomatieke inspanningen ten behoeve van het
vredesproces niet te laten hinderen wordt bevestigd. Op 4 december volgde
een tweede verklaring van het Voorzitterschap waarin zorg voor de escalatie
van het geweld wordt uitgesproken en wordt gesteld dat het MO-conflict niet
met geweld kan worden opgelost. De verklaring wijst op het feit dat het
destabiliseren van de PA het geweld niet zal stoppen en dat politieke
dialoog de enige weg is om uit de huidige crisis te raken.
EU-Speciaal Gezant Moratinos heeft nauw contact met betrokkenen en heeft
Arafat opgeroepen Hamas aan te pakken. Moratinos heeft eveneens het
initiatief genomen tot een bijeenkomst van vertegenwoordigers van VS, VN,
Rusland en EU ter plekke. De komende Algemene Raad zal naar verwachting een
vervolgverklaring afgeven.
VN
Op 3 december j.l. kwam in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties
de resolutie 'Question of Palestine' ter stemming. In de aanloop naar de
stemming is door de EU langdurig onderhandeld met de Palestijnse
Vertegenwoordiger bij de VN over een voor alle partijen aanvaardbare tekst.
Zeker na de aanslagen van de eerste december in Israël diende de tekst in de
ogen van de EU beide partijen op te roepen het geweld te stoppen, in het
bijzonder het geweld dat tegen burgers is gericht. Helaas bleek het niet
meer mogelijk vóór stemming hierover een compromis te bereiken met de
Palestijnse Vertegenwoordiger. Bij de hieropvolgende stemming bleek
EU-eenheid niet te bewaren, en onthield Nederland, tezamen met het VK,
Duitsland en Denemarken, zich van stemming. De overige EU-lidstaten stemden
voor de resolutie, evenals het voorgaande jaar het geval was geweest.
Nederlandse positie
De Nederlandse regering schaart zich achter de EU-verklaringen en heeft
tegenover Israël afschuw uitgesproken over de zelfmoordacties en zijn
medeleven met de slachtoffers betuigd. Er kan geen misverstand bestaan over
de Nederlandse veroordeling van terroristische activiteiten, steun daarvoor
of tolerantie daartegenover. De druk op Arafat om een einde te maken aan het
geweld tegen burgers dient onverminderd te worden voortgezet. Arafat kan
meer doen om verdachten van terroristische aanslagen te arresteren.
Nederland erkent het recht van Israël op zelfverdediging; de reactie dient
echter wel proportioneel te zijn en dient te voldoen aan normen van het
internationale recht. Naar de mening van Nederland biedt destabilisatie of
ontmanteling van de Palestijnse Autoriteit geen perspectief op een
onderhandeld vredesakkoord dat beide partijen in staat moet stellen in
veiligheid, vrede en goed nabuurschap te leven. Die boodschap is ook in het
gesprek met mijn Israëlische collega van Buitenlandse Zaken op 4 december
overgebracht. Door de escalatie van wederzijds geweld dreigt de aandacht
voor de onderliggende problemen in het conflict weg te vallen. Nederland zal
zich er voor inzetten dat er op wordt toegezien dat het dagelijkse
crisismanagement de aandacht voor de onderliggende problemen niet in de weg
staat.
Meer dan ooit is duidelijk dat geweld en wedergeweld slechts tot grotere
woede en ontreddering aan beide zijden leidt. Internationale druk, waaronder
die van de EU, op de partijen blijft van groot belang met het oog op het
terugkeren naar de onderhandelingstafel. Het rapport Mitchell blijft daartoe
het middel. De gewenste uitkomst van een politieke regeling is de
totstandkoming van een democratische, levensvatbare Palestijnse staat en
garanties voor Israël om veilig en binnen internationaal erkende grenzen als
Joodse Staat in goede nabuurschap met de andere landen in de regio te
bestaan. De internationale gemeenschap moet de partijen en de andere spelers
in de regio van het belang hiervan overtuigen.
Nederland zal juist ook nu blijven aandringen dat de EU nauw contact houdt
met de VS en dat de inspanningen op gecoördineerde wijze plaatsvinden.
Vierde Geneefse Conventie
Israël heeft op 3 december de Zwitserse depositaris verzocht de voor 5
december voorziene bijeenkomst van de partijen bij de Vierde Geneefse
Conventie inzake de bescherming van burgers in oorlogstijd uit te stellen.
De depositaris vond hiervoor geen grond en heeft de bijeenkomst door laten
gaan. De slotverklaring is bijgevoegd. Namens de EU heeft het Belgische
voorzitterschap een verklaring gegeven waarin zorg over de escalatie van het
geweld wordt uitgesproken. De VS en Israël waren niet aanwezig bij de
bijeenkomst.
De Minister van Buitenlandse Zaken, BIJLAGE 1
BIJLAGE/ Troïka bezoek aan de regio
In de periode van 16 tot en met 19 november jl. bezocht een EU-delegatie,
bestaande uit de Belgische premier Verhofstadt, Minister van Buitenlandse
Zaken Michel, Commissievoorzitter Prodi, Hoge-vertegenwoordiger Solana en
Speciale Gezant Moratinos, respectievelijk Egypte, de Palestijnse Gebieden,
Israël, Syrië en Libanon. Per land zal verslag worden gedaan van de gevoerde
gesprekken, waarbij conform uw wens in het bijzonder zal worden ingegaan op
het bezoek aan Israël. Ter afsluiting zal aandacht uitgaan naar de
conclusies van de delegatie over betreffende rondreis.
Egypte
In Egypte heeft de delegatie gesprekken gevoerd met Minister-President Abeid
en met president Mubarak. Bij dit laatste gesprek was ook de Egyptische
minister van Buitenlandse Zaken Maher aanwezig. In het gesprek met president
Mubarak is de situatie in het Midden-Oosten besproken. Mubarak gaf hierbij
aan dat Sharon alleen onder grote druk van de Amerikanen stappen zal zetten
om het vredesproces weer op gang te krijgen. Tevens was Mubarak van mening
dat Israël de bezetting van de Palestijnse Gebieden gradueel moet opheffen
om een terugkeer naar de onderhandelingstafel mogelijk te maken. Mubarak
voorzag bij een eventueel wegvallen van Arafat een machtsstrijd tussen
diverse PLO-fracties. Desondanks heeft ook hij kritiek op het handelen van
Arafat.
Het gesprek met MP Abeid ging in hoofdzaak over de sinds 11 september sterk
verslechterde economische situatie. Prodi refereerde aan de beschikbaarheid
van ruime middelen onder MEDA II, en gaf aan dat de EU bereid was in geval
van een noodsituatie bijzondere aandacht te geven aan de positie van Egypte.
Abeid heeft de verwachting uitgesproken dat het EU-associatieakkoord tijdens
het lopende parlementaire jaar door Egypte zal worden geratificeerd.
Palestijnse Gebieden
De Troïka had een gesprek met President Arafat en de ministers Sha'ath,
Erekat, Masri en Tarifi. De inzet van de Troïka was om in coördinatie met de
VS beide partijen te bewegen om het Mitchell-rapport weer op tafel te
krijgen. De Palestijnen gaven aan dat de binnenlandse steun voor arrestaties
van Jihad en Hamas activisten afnam zolang er geen uitzicht werd geboden op
een duidelijk afgebakend politiek einddoel. Arafat benadrukte dat Europese
druk op Israël nodig is om haar te committeren aan een allesomvattend
vredesakkoord. Verhofstadt gaf aan dat de EU het van groot belang acht dat
de aandacht voor de totstandkoming van een "finale status framework" niet
verdampt. Tot slot drong Prodi er bij Arafat op aan om het wetsvoorstel op
onafhankelijke wetgeving te bekrachtigen.
Israël
In Israël sprak de Troika allereerst met vertegenwoordigers van de
vredescoalitie welke onder leiding stond van Yossi Sarid (Meretz). Deze
drong krachtig aan op blijvende betrokkenheid van de EU bij het vredesproces
en niet terug te deinzen voor kritiek. Vanuit de vredescoalitie werd veel
kritiek geuit op het functioneren van Arafat die door zijn optreden Sharon
in de kaart zou spelen. Verder werd gesproken over welke concessies die aan
beide zijden nodig zijn om tot een oplossing te komen.
Vervolgens sprak de Troika met minister Peres. Verhofstadt gaf aan dat de EU
niet naar de regio was gekomen om een nieuw plan te lanceren, er lag immers
momenteel een surplus aan vredesplannen op tafel. Het doel was om in
coördinatie met de VS te komen tot hervatting van het vredesoverleg. Peres
gaf aan op welke punten Israël, gezien de op dat moment geldende situatie,
actie zou kunnen ondernemen. Onderdeel hiervan was dat Israël bereid zou
zijn Gaza te verlaten op het moment dat dit onder serieuze leiding werd
gesteld. Daarnaast was in verband met de Ramadan reeds besloten de blokkades
te verlichten en toegang tot Israël te verruimen voor Palestijnse
zakenlieden. Ook Peres drong in dit gesprek aan op een blijvende
betrokkenheid van de EU in het conflict.
Het lunchgesprek dat aansluitend plaatsvond met Minister-President Sharon en
minister Peres verliep moeizaam. Sharon herhaalde zijn bekende standpunten:
er moest sprake zijn van 7 dagen rust voordat overleg hervat kon worden,
Jeruzalem zou de ongedeelde hoofdstad blijven. Hij stelde dat de Israëlische
regering zeer toegewijd was aan het Mitchell-plan. Verhofstadt bracht naar
voren dat de voorafgaande twee weken relatief rustig waren geweest en dat de
veiligheidssituatie was verbeterd. Hij benadrukte het belang dit momentum
te gebruiken om het Tenet/Mitchell traject weer op gang te krijgen. Op een
vraag van Verhofstadt over een lange termijn visie met betrekking tot een
Palestijnse staat repliceerde Sharon dat hij, in tegenstelling tot Barak,
zijn kaarten niet bij voorbaat op tafel wilde leggen. Sharon reageerde
negatief op het voorstel van de EU een verificatiemechanisme in te stellen.
Tevens eiste hij dat de EU de begrotingssteun aan de PA zou staken. Ook op
het verzoek van Prodi aan Israël om niet langer te wachten met
BTW-afdrachten aan de PA reageerde Sharon afwijzend. De laatstgenoemde
kwesties hangen samen met de beschuldiging van Sharon dat dit geld zou
kunnen worden gebruikt voor aanschaf van wapens. (Referte de schriftelijke
vragen van de leden Weisglas en Wilders.) In de afsluitende persconferentie
deed Sharon een aantal felle uitspraken. In volgend bezoek aan burgemeester
Olmert van Jeruzalem noemde deze de Belgische regering misdadig, hierbij
refererend aan de aanklacht tegen Sharon in België, hetgeen de sfeer niet
ten goede kwam. Deze klaarde overigens op tijdens een korte tete a tete
tussen Verhofstadt en Sharon aan het einde van de dag.
Syrië en Libanon
Verhofstadt, Moratinos en Prodi hebben kort Syrië en Libanon aangedaan. Met
president Assad van Syrië is gesproken over de bestrijding van het
terrorisme en over het MO-conflict. Assad toonde zich wederom bereid mee te
werken in de strijd tegen het terrorisme. Hij heeft niet duidelijk gemaakt
op welke wijze Syrië die medewerking invulling zal geven. Ook in Libanon is
in gesprekken met president Lahoud en premier Hariri benadrukt dat de EU
benadering ten opzichte van het vredesproces overeenstemt met de benadering
van de VS en Rusland en dat snel een begin moet worden gemaakt met de
implementatie van de Mitchell-aanbevelingen. Lahoud is in het kader van de
strijd tegen het terrorisme ingegaan op zijn visie over het verschil tussen
terrorisme en vrijheidsstrijd.
Conclusies
De reis door het Midden-Oosten is door Solana als intensief bestempeld, met
name het bezoek aan Israël. Moratinos stelde dat het bezoek, ondanks de
negatieve geluiden in de pers, in feite positief was geweest. De troïka had
zich ferm en constructief opgesteld en, al hadden niet al de
gesprekspartners die opstelling gewaardeerd, zij zou vrucht dragen.
Kenmerk DAM
http:\\www.minbuza.nl\content.asp?Key=423925