5 december 2001
HSL-Oost over bestaand tracé?
Francine Giskes
Reacties: f.giskes@tk.parlement.nl
Het streven van de minister van Verkeer en Waterstaat om
infrastructuurproblemen primair via betere benutting van bestaande
infrastructuur op te lossen is behartenswaardig. D66 woordvoerder
Francine Giskes vreest bij de HSL-Oost echter dat de kans op
opstoppingen op het bestaande spoor onverantwoord groot is.
Tijdens het Algemeen Overleg over de HSL-Oost heeft Francine Giskes aangegeven dat D66 weliswaar minister Netelenbos steunt in haar streven om infrastructuur-problemen primair via betere benutting van het bestaande op te lossen, maar dat nog onvoldoende overtuigend is aangetoond dat dat voor wat betreft de HSL-Oost zal lukken.
Benuttingsplan
Op het bestaande traject Utrecht-Arnhem-Duitse grens moet nu al veel
treinverkeer worden verwerkt, voor zowel personen als goederen. De
minister denkt dat ook de hogesnelheidstrein naar Frankfurt (1 per uur
in beide richtingen) op dit traject is onder te brengen als het
bestaande spoor op een aantal plaatsen wordt verbeterd. Daarom heeft
zij, samen met minister Pronk van VROM, afgezien van een
Tracé-Mer-procedure voor de aanleg van een apart nieuw spoor voor de
hogesnelheidstrein. Dat roept bij de fractie van D66 de nog de nodige
vragen op.
Het lijkt erop dat het benuttingsplan alleen kans van slagen heeft als
de behoefte aan personenvervoer op de lijn niet al te groot wordt,
niet alleen in de sfeer van de hogesnelheidstrein, maar ook van de
`gewone' treinen. Dit staakt haaks op het streven het gebruik van het
openbaar vervoer zo groot mogelijk te laten zijn. Het is D66 ook
totaal niet duidelijk in hoeverre de light-rail projecten rond Utrecht
en rond Arnhem, nu wel of niet mogelijk blijven in deze beleidskeuze.
Minister Netelenbos heeft op ons verzoek toegezegd schriftelijk met
aanvullende informatie over dit aspect te komen. Er is nog veel
onduidelijkheid over de cijfers, zowel als het gaat om het aantal
treinen en te vervoeren personen als om de kosten. Bovendien lijkt er
sprake van een verschil in opvatting over de mogelijkheden op bestaand
spoor tussen het ministerie en NS. D66 is er niet gerust op dat
technische verbeteringen in de sfeer van 25 kV en BB21 (betere
beveiliging, waardoor treinen dichter op elkaar kunnen rijden) op
korte termijn van de grond zullen komen. Ook al zegt de minister dat
die verbeteringen geen noodzakelijke voorwaarde zijn voor het
benuttingsplan, komt het D66 voor dat zonder dergelijke verbeteringen
de kans op opstoppingen op de bestaande 2 sporen onverantwoord groot
blijft. Het benuttingsplan leidt ertoe dat voor de hogesnelheidstrein
de gewenste snelheid van 200 km/uur op grote delen van het traject
Utrecht-Duitse grens niet kan worden bereikt. Op grond van de Europese
afspraken over een internationaal hogesnelheidsnet is het toegestaan
van de gewenste snelheid af te wijken als daar specifieke,
plaatsgebonden redenen voor zijn. Het is voor D66 nog maar de vraag of
niet willen aanleggen van een nieuwe lijn een voldoende `excuus' is in
dit verband. Onduidelijk is ook nog in hoeverre Nederland zich met
deze oplossing houdt aan de afspraken met Duitsland over het
grensoverschrijdend treinverkeer. Ook over deze aspecten moet volgens
D66 eerst volledige duidelijkheid bestaan, alvorens definitief te
kunnen oordelen over het voorgestelde plan.
Desgevraagd heeft de minister aangegeven dat zij zelf ook denkt dat op
termijn wel een verdubbeling van het traject Utrecht-Driebergen nodig
zal zijn, maar dat daar geen Tracé-Mer-procedure voor nodig is, alleen
het zekerstellen van de ruimtelijke reservering. Daar zullen de lokale
en provinciale overheden ter plaatse zorg voor moeten dragen. In de
betreffende regio is jarenlang door alle bestuurders met veel inzet en
creativiteit gewerkt aan mogelijke invullingen van de plannen voor een
nieuwe lijn, waarbij werd getracht van de nood een deugd te maken door
knelpunten rond de bestaande lijn in dat proces mee te nemen en op te
lossen. D66 vindt het treurig te moeten constateren dat pas op zo'n
laat moment duidelijk is geworden dat het plan voor een nieuwe lijn
niet doorgaat. Daardoor is veel energie, geld en enthousiasme
verspeeld. D66 heeft de minister opgeroepen alsnog zoveel mogelijk
gebruik te maken van de kennis en ideeën die in de regio zijn
ontwikkeld, ook als het gaat om het beter benutten van de bestaande
lijn. Pas als met de betrokkenen overeenstemming is, kan sprake zijn
van een verantwoorde oplossing. Aangezien een meerderheid van de Kamer
eenzelfde oproep heeft gedaan, zal de minister bij de Kamer terug
moeten komen met het resultaat van haar overleg in de regio. Wat D66
betreft neemt dat de vorm aan van concrete afspraken, die worden
vastgelegd incl. een financiële paragraaf.