Vlaamse overheid

PERSMEDEDELING VAN HET KABINET VAN MINISTER BERT ANCIAUX VLAAMS

MINISTER VAN CULTUUR, JEUGD, SPORT, BRUSSELSE AANGELEGENHEDEN EN

ONTWIKKELINGSSAMENWERKING 5 DECEMBER 2001

Voorontwerp van decreet: waardering én impulsen voor sociaal-cultureel volwassenenwerk

Vandaag maakt Vlaams minister van Cultuur Bert Anciaux het voorontwerp van decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk bekend. Dit decreet regelt de erkenning en subsidiëring van een honderdtal sociaal-culturele verenigingen met een landelijke uitstraling. Het gaat om verenigingen, vormingsinstellingen en bewegingen. Minister Anciaux bevestigt hiermee voluit de opdracht van het sociaal-cultureel werk om zoveel mogelijk mensen de kans te geven om zich in te zetten in hun kleine of grote omgeving en om zo allerlei nieuwe vaardigheden op te doen. Nieuw is wel dat het decreet niet meer eenzijdig voor erkenning en subsidiëring op basis van 'getallen' kiest, maar ook de kwaliteit volop naar boven wil laten drijven.
De verenigingen (zoals KAV, Bond van Grote en Jonge Gezinnen, de Federatie van Marokkaanse Verenigingen), vormingsinstellingen (zoals volkshogescholen) en bewegingen (een nieuw luik in het decreet voor organisaties, zoals Pax Christi Vlaanderen, Liga voor Mensenrechten) krijgen volop de kans om zich -binnen de sector en in de samenleving- sterk te profileren. Het sociaal-cultureel landschap staat dus voor ingrijpende veranderingen. Er is dan ook een relatief lange inlooptijd voorzien.

Het voorontwerp van decreet is in een stevig overleg met het sociaal-cultureel volwassenenwerk tot stand gekomen. Begin 2001 lanceerde de minister een uitgebreide discussienota ('Bouwstenennota') die ook op het internet kon worden geraadpleegd. In het voorjaar werd de sector uitgenodigd op een aantal hoorzittingen. Deze nota lokte vele reacties uit, positieve en negatieve, maar met de basisuitgangspunten wilde zowat iedereen voortgaan. Met vertegenwoordigers uit de sector werden de knelpunten grondig besproken. Het voorontwerp ligt nu voor advies bij de betrokken adviesorganen.

Drie uitgangspunten

Het decreet straalt een sterk geloof van minister Anciaux uit in het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Niet alleen de duizenden dagelijkse praktijken bewijzen dit, maar ook recente onderzoeken maken duidelijk dat deze organisaties een cruciale factor zijn om de democratische waarden te versterken en om de zogenaamde verzuring weg te werken. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk draagt hiertoe bij door middel van zijn culturele functie (in termen van zingeving, waarden,.), zijn educatieve functie (vooral via groepsgerichte vorming de competenties van individuen aanscherpen), zijn gemeenschapsvormende functie (versterking van het sociaal weefsel) en zijn functie maatschappelijke activering (versterken van maatschappelijk engagement en verantwoordelijkheid).

Het decreet erkent (en subsidieert) de organisaties vooral op hun kerntaken. Hierdoor zullen zij soms gestimuleerd worden om zelf ook scherpere keuzes te maken, maar dit geeft vooral kansen om zich -vaak meer dan in het verleden- duidelijker te profileren en de plaats op te eisen die ze verdienen. Bovendien bevestigt het decreet de eigen rol van alle overheidsniveaus in de ondersteuning van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Zo ondersteunt de Vlaamse overheid de verenigingen voor hun werking in Vlaanderen, de gemeentelijke overheden ondersteunen de lokale afdelingen.

In het verleden gebeurde de erkenning en subsidiëring vrij eenzijdig op basis van getallen: hoe groter het volume, hoe gemakkelijker de erkenning, hoe meer centen. Dit decreet houdt uiteraard nog wel rekening met de omvang, maar maakt van beleidsplanning en kwaliteitsbeoordeling een nieuwe ruggengraat. Dit verandert de verhouding tussen de organisaties en de overheid ook grondig: een keuze voor dialoog op basis van inhoud, voor een denken over doelstellingen in plaats van een denken over instellingen.

Landelijke verenigingen

De landelijke verenigingen worden momenteel enkel ondersteund op basis van hun aantal lokale afdelingen. Het voorontwerp van decreet blijft deze norm hanteren, maar voegt er een nieuwe aan toe: elke vereniging kan meer of minder subsidies krijgen aan de hand van een kwalitatieve beoordeling. Een adviescommissie beoordeelt de beleidsplannen voor vier jaar. Belangrijk hierbij is bijvoorbeeld de manier waarop zij lokale afdelingen of groepen begeleiden, hoe zij participatie aan het verenigingsleven stimuleren, het beleid ten aanzien van de vrijwilligers,. De minister kent telkens voor deze vierjarige periode een enveloppe toe, zodat de verenigingen ook in staat worden gesteld om op langere termijn te plannen.

De verenigingen voor migranten worden op termijn gelijkgeschakeld met de andere verenigingen. Zij krijgen ruimschoots de tijd om de huidige werking te versterken en verder uit te bouwen. Zo vergroot hun draagvlak, waardoor zij een duidelijke plaats in het sociaal- cultureel werk kunnen innemen. Het sociaal-cultureel werk stelt immers de positieve mogelijkheden van de mensen centraal: de kracht, niet de klacht. Om de aandacht voor de culturele identiteiten van de allochtonen te versterken, zorgt de minister ervoor dat in alle ondersteuningsstructuren voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, de amateurkunsten, het jeugdwerk en het lokaal cultuurbeleid de aanwezigheid van medewerkers uit de migrantengemeenschappen zichtbaar wordt gemaakt. Hiermee wordt ook op dit terrein het inclusief beleid versterkt.

Het decreet voorziet ook in een erkenning en beperkte subsidiëring van hobby- en vrijetijdsverenigingen. Zij ontwikkelen vrijetijdsactiviteiten die deelnemers vaardigheden bijbrengen of hun gevoeligheid voor cultuur en creativiteit aanscherpen.

Vormingsinstellingen

De Vlaamse regering maakt van levenslang en levensbreed leren een prioriteit. De vormingsinstellingen spelen hierin een essentiële rol. Hun kerntaak houdt in dat zij vormingsprogramma's aanbieden in de zogenaamde 'niet- formele educatie', niet gericht op diploma's of op onmiddellijke bruikbaarheid op de werkvloer. Binnen het sociaal-cultureel volwassenenwerk werken zij mee aan een brede persoonlijkheidsontplooiing gericht op de versterking van het individu en op gemeenschapsvorming. Zij dragen dus een belangrijke steen bij in het verhogen van de levenskwaliteit in het algemeen. Het nieuwe decreet voorziet in een aantal nieuwe instrumenten om deze vormingsinstellingen een nadrukkelijker positie te geven, naast de talloze aanbieders van formele (bijvoorbeeld diplomagerichte) en commerciële opleidingen. De niet-formele educatie wil immers meebouwen aan een gemeenschap van competente mensen, die zich blijvend, levenslang willen vormen, omdat dat zinvol is om meer mens te worden, niet in de eerste plaats omdat het 'nuttig' is. Daarom kiest minister Anciaux voor een open aanbod, dat voor iedereen toegankelijk is, herkenbaar, kwaliteitsvol en pluralistisch.

Het decreet onderscheidt twee soorten
vormingsinstellingen: streekgerichte volkshogescholen en gespecialiseerde vormingsinstellingen. Daarnaast worden ook vormingsinstellingen voor personen met een handicap en syndicaal vormingswerk ondersteund.

In Vlaanderen worden dertien streekgerichte volkshogescholen mogelijk gemaakt: zij zijn een bundeling van diverse regionale krachten in de vormingswereld. De volkshogeschool coördineert een gevarieerd aanbod aan vormingsprogramma's in de streek, waarmee een zo breed mogelijk publiek wordt bereikt. Doordat in één regio maar één volkshogeschool kan worden erkend, rekent dit decreet op een belangrijke aanzuigkracht: meer en een grotere diversiteit aan deelnemers, een aanbod dat nauw aansluit bij de behoeften in de streek en een gegarandeerde kwaliteit door de intense samenwerking van mensen en organisaties die op het terrein hun sporen al hebben verdiend.

De gespecialiseerde vormingsinstellingen hebben een aanbod voor heel Vlaanderen. Zij hebben veel knowhow en methodes rond een specifiek thema in huis. Een eigen, open aanbod waarop iedereen kan intekenen, vormt ook hier de kern van hun opdracht. Vanzelfsprekend zullen de volkshogescholen en gespecialiseerde vormingsinstellingen ook geregeld samenwerken om een specifiek vormingsaanbod mogelijk te maken.

Van de vorminginstellingen voor personen met een handicap verwacht het decreet een doorgedreven samenwerking. In de toekomst zullen nog maar drie federaties worden erkend, waarbij de individuele organisaties moeten aansluiten. De minister laat het hen vrij om de federatievorming zelf te organiseren, al dan niet op basis van een bepaalde methodiek, doelgroep of filosofische overtuiging.

Ook de vormingsinstellingen van de representatieve vakorganisaties worden verder erkend en gesubsidieerd, maar wel beperkt tot één per vakorganisatie. Ook hier is samenwerking dus een belangrijk uitgangspunt.

Bewegingen

Naast de gekende organisaties, ontstaan in de samenleving nieuwe bewegingen, minder op lidmaatschap gebaseerd, maar op een open en breed maatschappelijk engagement: van ad hoc tot intensief, van kort tot lang lopend,. Minister Anciaux geeft ook deze bewegingen een plaats in het sociaal-cultureel werk. Het zijn organisaties die rond een bepaald thema werken aan sensibilisatie, maatschappelijke actie en educatie (bijvoorbeeld de vredesbeweging). Zij trachten een zo ruim mogelijk publiek te overtuigen om er ook wakker van te liggen en mee op de kar te springen. Het decreet regelt een vierjaarlijkse subsidiëring van deze organisaties. De erkenning wordt voorbereid door een adviescommissie, die zich dus ook zal laten leiden door de maatschappelijke relevantie van de thema's, naast de kwaliteit, de expertise, de methodes,.

info : Koen T'Sijen, woordvoerder van
minister Anciaux - tel. (02) 553 28 11
e-mail: persdienst.anciaux@vlaanderen.be