Actueel
Van de wet afwijkende opzegtermijn nietig.
Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht
Datum actualiteit: 6-12-2001
Ontbinding arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever met
vergoeding die leidt tot verschuiving van de ingangsdatum van het
recht op WW-uitkering tot na het verstrijken van de fictieve
opzegtermijn als bedoeld in art. 16, lid 3, WW. De arbeidsovereenkomst
heeft langer dan 15 jaar geduurd, zodat de door de werkgever in acht
te nemen opzegtermijn op grond van artikel 7:672, lid 2, BW vier
maanden bedraagt. Ingevolge lid 5 van dat artikel is bekorting van die
termijn slechts mogelijk bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij
regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan. Een CAO
(of `regeling') is in casu niet van toepassing. Tussen betrokkene en
diens werkgever is bij individuele arbeidsovereenkomst een
opzegtermijn van drie maanden overeengekomen. Dat beding is in strijd
met het vijfde lid. Door betrokkene is gesteld dat de eventuele
nietigheid van het beding alleen partijen bij de arbeidsovereenkomst
aangaat en dat, zolang de nietigheid niet is ingeroepen, het Lisv uit
dient te gaan van hetgeen tussen hem en zijn werkgever is
overeengekomen. Dat standpunt acht de Raad onjuist, reeds omdat dit
zich niet verdraagt met het fictieve karakter van de onderhavige
regeling.
Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AD5983
(Zie het originele bericht)