Ministerie van Financien

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten Generaal

Datum Uw brief Ons kenmerk (Kenmerk)

7 december WJB 2001-1358 M 2001

Onderwerp

Voorstel van wet tot wijziging van de wet MOT en de WIF 1993 inzake melding en
identificatieplicht voor handelaren in zaken van grote waarde (28018).

Hierbij bied ik u, mede namens mijn ambtgenoot van Justitie, de nota naar aanleiding van het nader verslag inzake het bovenvermelde voorstel aan.

De Minister van Financiën,

28018

Wijziging van de Wet melding ongebruikelijke transacties en de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993 met het oog op het verplichtstellen van de identificatieplicht en de meldingsplicht van ongebruikelijke transacties door handelaren in zaken van grote waarde.

Nota naar aanleiding van het nader verslag

De Nederlandse Orde van Advocaten heeft erop gewezen dat de uitzonderingspositie die advocaten op grond van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet melding ongebruikelijke transacties zullen krijgen (o.m. geen meldplicht bij het geven van advies omtrent de
rechtspositie van een cliënt), ook in de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993 zou moeten worden opgenomen. Dit achterwege laten zou leiden tot onoverkomelijke problemen in de rechtspleging in Nederland.

Allereerst hecht ik eraan op te merken dat de bijzondere positie van advocaten (en notarissen) uiteraard door de regering erkend wordt en dat zij hier zorgvuldig mee omgaat. Om die reden is ook besloten om volledig aan te sluiten bij de tekst van de herziene "anti-witwas-richtlijn", en de daarin opgenomen vrijstelling van de verplichting tot het melden van gegevens, wanneer deze gegevens zijn verkregen bij het bepalen van de rechtspositie van een cliënt, dan wel bij diens vertegenwoordiging en verdediging in rechte of bij het geven van advies voor, tijdens en na een rechtsgeding of bij het geven van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, volledig te benutten.

De identificatieplicht op grond van de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993 heeft geen rechtstreekse betrekking op de verplichting tot het melden van gegevens. Slechts indien er op grond van indicatoren vastgesteld op grond van de wet MOT, een melding moet worden gedaan conform die wet, zullen de identiteitsgegevens aan het meldpunt
ongebruikelijke transacties moeten worden doorgegeven. In verband hiermee zal ook de dienstverlening ten aanzien waarvan een identificatieplicht zal gelden, overeenkomen met de bij AMvB aan te wijzen dienstverlening voor de MOT-meldingsplicht. Indien gegevens met betrekking tot een transactie op grond van de zojuist genoemde wettelijke uitzondering niet aan het meldpunt behoeven te worden gemeld, zullen dan ook in het kader van de Wet identificatie bij dienstverlening geen gegevens omtrent de identiteit van de cliënt behoeven te worden vastgelegd. Laatstgenoemde wet moet in dit opzicht derhalve worden beschouwd als een wet die louter ten dienste van de Wet MOT fungeert.

De Minister van Financiën

| In Favorieten plaatsen |