Aan de voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA Den Haag
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
6 december AFP 2001-891 M
2001
Onderwerp
Nota n.a.v. het verslag Belastingplan 2002 V-
Sociale zekerheidswetgeving (28 016)
Hierbij bieden wij u aan de nota naar aanleiding
van het verslag inzake het voorstel van wet
houdende wijziging van belastingwetten c.a.
(Belastingplan 2002 V- Sociale
zekerheidswetgeving).
De staatssecretaris van Financiën,
De staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,
28 016 Wijziging van
belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 V-
Sociale zekerheidswetgeving)
Nota naar aanleiding van het verslag
De leden van de fracties van de PvdA en het CDA
vragen waarom zo kort na het totstandkomen van
de Wet Rea reeds is gekozen voor wijzigingen in
deze wet, en missen een heldere en logische
onderbouwing van de voorgestelde wijzigingen.
De belangrijkste doelstelling van de Wet Rea,
een gemakkelijker en doelgerichtere inzet van
het reïntegratie-instrumentarium, bleek bij de
evaluatie van deze wet nog niet overtuigend
gerealiseerd. Het systeem draagt onvoldoende bij
aan een oplossing voor enkele essentiële
knelpunten. Het kabinet is daarom van mening dat
met maatregelen tot verbetering van de
uitvoering binnen de bestaande systematiek niet
kan worden volstaan en dat aanpassing van de
systematiek en versobering van het
instrumentarium noodzakelijk is. Het voorstel
van wet beoogt om een verdere vereenvoudiging
aan te brengen en de bestaande instrumenten van
plaatsings- en herplaatsingsbudget, pakket op
maat en voorziening eigen werk samen te voegen
met de bestaande regeling inzake de vrijstelling
van de korting op de basispremie WAO in een
forfaitaire premiekorting. De door ons gekozen
oplossingsrichting wordt bevestigd in het op het
wetsvoorstel ontvangen commentaar van het Lisv.
Het kabinet erkent echter ook dat de
voorgestelde wijzigingen gepaard moeten gaan met
een gedegen voorlichting aan werkgevers, en
voorbereiding door en in samenwerking met het
UWV. Daartoe heeft de afgelopen periode met
verschillende partijen intensief overleg
plaatsgevonden.
Benadrukt wordt nog eens dat de beoogde
maatregelen onderdeel uitmaken van een totaal
pakket aan beleidsvoornemens, die moeten leiden
tot een versterking van de werking van de
arbeidsmarkt. Het Belastingplan 2002, deel V, is
in dat opzicht complementair aan de voorstellen
in het Belastingplan 2002, deel I.
In het wetsvoorstel is geregeld dat de
premiekorting over het jaar 2002 bij de
eindafrekening kan worden doorgevoerd. Ook voor
het overige is in overleg met het UWV afgestemd
over de uitvoering in 2002. Het kabinet is dan
ook van mening dat in voldoende mate rekening is
gehouden met de opmerkingen in het advies van de
Raad van State over de vraag of het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(UWV) tijdig in staat zal zijn de voorgestelde
wijzigingen in organisatorisch opzicht aan te
brengen.
De leden van de fracties van de PvdA en het CDA
zijn van mening dat een vast forfaitair bedrag
als premiekorting makkelijker als "lokmiddel" is
te benutten dan een in de toekomst liggende
procentuele korting over een op dat moment nog
onbekende premiehoogte. De laatste variant kan
eventueel nog gezien worden als een positief
effect als de werknemer reeds in dienst is,
zoals bij oudere werknemers. Over de werkelijke
incentive-werking hebben deze leden grote
twijfel. Zij vragen de regering of het aantal
ontslagaanvragen voor oudere werknemers tussen
de 55 en 57 jaar het afgelopen jaar grofweg
gelijk is gebleven aan dat in voorgaande jaren.
Deze leden hebben in eigen praktijk een relatief
forse stijging waargenomen van ontslagaanvragen
bij de kantonrechter van werknemers die de 57
jaar nog net niet hadden bereikt juist omdat de
werkgever daarmee de eventuele prikkel van de
premieverhoging WW hoopt te vermijden.
Zoals reeds eerder is opgemerkt maakt de
premiekorting voor oudere werknemers onderdeel
uit van een breder pakket aan maatregelen om de
arbeidsparticipatie van oudere werknemers te
bevorderen. De effectiviteit van de
premiekorting op de basispremie voor oudere
werknemers moet dan ook in het totale pakket
worden beoordeeld.
Door de premiekorting op de basispremie die de
werkgever verschuldigd is voor oudere
werknemers, worden de loonkosten voor deze
werknemers verlaagd. De regering is van mening
dat hiermee oudere werknemers aantrekkelijker
worden gemaakt voor werkgevers.
Gegevens over het aantal ontslagaanvragen bij de
kantonrechter voor werknemers tussen de 55 en 57
jaar in 2001 zullen pas in de loop van 2002 via
de Jaarrapportage Ontslagstatistiek 2001
beschikbaar komen. Overigens is een eventuele
daling of stijging van het aantal
ontslagaanvragen het gevolg van een veelheid aan
factoren (waaronder bedrijfseconomische,
arbeidsongeschiktheid). Het effect van het
wetsvoorstel is er daar één van. Overigens geven
de WW-instroomgegevens geen aanleiding te
veronderstellen dat juist werknemers tussen 55
en 57 jaar bij voorrang worden ontslagen. De
instroomkans in de WW van personen tussen de 55
en 57,5 jaar is in de periode 1995-2000 continu
gedaald en per saldo zelfs gehalveerd van 12,1%
naar 6,1%. De instroomkansen liggen daarmee
duidelijk lager dan die voor de groep personen
ouder dan 57,5 jaar. Voor hen lag de
instroomkans in 2000 op 7,6%. Deze gegevens
geven geen aanleiding om te veronderstellen dat
de groep 55-57,5 jaar met voorrang wordt
voorgedragen voor ontslag. Overigens blijkt uit
onderzoek van het Lisv (Werkhervattingskansen
oudere werklozen, juli 2001) ook dat de kans om
binnen 1 jaar werk te hervatten voor WW-ers
tussen 55 en 57,5 jaar aanzienlijk gunstiger is
(27%) dan die voor WW-ers ouder dan 57,5 jaar
(13%).
Een algemeen nadeel is, zo menen deze leden, dat
het terugvinden van de diverse
reïntegratie-instrumenten over meerdere wetten
is verdeeld. Zij vragen of zij ervan uit mogen
gaan dat de samenwerking tussen beide
ministeries ook tot uiting zal komen in een
integrale brochure van beide ministeries
gezamenlijk voor het midden- en kleinbedrijf
waarin alle maatregelen gericht op het in dienst
nemen en het in dienst houden van "moeilijker
doelgroepen", dus van SPAK tot
reïntegratiesubsidie op grond van het eerste
ziektewetjaar, van regelingen in de fiscale
sfeer ten aanzien van scholing of toetreding tot
regelingen voor oudere werknemers, helder worden
beschreven.
Werkgevers worden thans reeds op verschillende
manieren voorgelicht over bestaande regelingen.
De belastingdienst geeft, in samenwerking met
het Lisv, het Handboek ondernemen uit waarin
zowel fiscale maatregelen als maatregelen op het
terrein van de sociale verzekeringen worden
behandeld. De handleiding loonbelasting
behandelt evens fiscale en
socialeverzekeringszaken. Het Lisv heeft de
REA-Pembawijzer uitgegeven op CD-rom en op
internet (www.reapembawijzer.nl), waarvan de
REA-subsidiewijzer onderdeel uitmaakt. Dit
programma berekent globaal voor de werkgever de
tegemoetkomingen op grond van de Wet op de
(re)integratie arbeidsgehandicapten en de Wet
vermindering afdracht loonbelasting en premie
volksverzekeringen, en geeft aan of de werkgever
in aanmerking komt voor de no riskpolis
(betaling van ziekengeld en geen doorbelasting
van de arbeidsongeschiktheidslasten indien de
werknemer ziek dan wel arbeidsongeschikt wordt
gedurende de eerste vijf jaar na
indiensttreding). Dit programma zal door het UWV
in 2002 worden geactualiseerd.
Een brochure waarin integraal de maatregelen
worden beschreven rond de
reintegratie-instrumenten is een aantrekkelijke
gedachte. Naar aanleiding van deze suggestie zal
het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid het initiatief nemen om te komen
tot interdepartementale afstemming.
Gevraagd is of invoering van de wet Poortwachter
op een later tijdstip - immers uitgesteld tot 1
april 2002 - ook gevolgen heeft voor het moment
van invoering van dit nieuwe
integratie-instrumentarium.
De inwerkingtreding van de Wet verbetering
poortwachter heeft geen gevolgen voor de
invoering van het nieuwe
reïntegratie-instrumentarium. De uitgestelde
invoering van de Wet Poortwachter heeft slechts
tot gevolg dat het bij de aanvraag om
premiekorting te voegen plan van aanpak, eerst
met ingang van 1 april 2002 behoeft te worden
overgelegd.
Met betrekking tot de toepassing van de
premiekortingen voor arbeidsgehandicapte en
oudere werknemers zijn de volgende vragen
gesteld door de leden van de fracties van de
PvdA en het CDA. Is het mogelijk voor het UWV om
de heffingskorting als vast bedrag toe te kennen
over het jaar waarop de heffingskorting
betrekking heeft? Kan een werkgever reeds in
2002 genieten van de heffingskorting of moet die
eerst zelf worden voorgeschoten? Is de
uitvoeringsorganisatie ingericht op een
automatische toekenning van de heffingskorting?
Is de automatiseringsslag voor het toekennen van
de ouderenkorting reeds gemaakt?
Momenteel zijn er twee systemen in omloop voor
het heffen van SV-premies. Drie
uitvoeringsinstellingen gebruiken een systeem
waarbij maandelijks op werknemersniveau wordt
afgerekend. Twee uitvoeringsinstellingen
gebruiken een systeem waarbij maandelijks op
werkgeversniveau een voorschot wordt geheven en
waarbij per jaar achteraf op werknemersniveau
wordt afgerekend (als gevolg van het
wetsvoorstel Walvis is het de verwachting dat in
2005 het UWV overgaat op een systeem van
maandelijkse afrekeningen op werknemersniveau).
Bij de onderdelen van het UWV die met het
maandelijkse systeem werken, krijgt de werkgever
maandelijks de premiekorting op zijn rekening in
mindering gebracht, terwijl de onderdelen die
met het jaarlijkse systeem werken, de
premiekorting pas achteraf bij de eindafrekening
in mindering wordt gebracht. Wel kunnen
werkgevers verzoeken reeds bij het maandelijkse
voorschot rekening te houden met een eventuele
premiekorting ouderen en/of een premiekorting
arbeidsgehandicapten, waarbij de werkgever dan
wel zelf een loonindicatie van die ouderen of
arbeidsgehandicapten dient op te geven.
Voor het jaar 2002 geldt een overgangssituatie. De premieheffingssystemen zullen in het jaar 2002 aangepast worden en de beschreven werkwijze zal derhalve pas na afloop van het jaar 2002 in werking treden. Dit geldt zowel voor de premiekorting ouderen als voor de premiekorting arbeidsgehandicapten. Tot die tijd zal de werkgever, behoudens de mogelijkheid van vermindering van de voorschotheffing, de premievermindering zelf moeten voorschieten.
Deze leden hebben voorts gevraagd of het
overgangsrecht voor lopende subsidies en de
toekomstige heffingskorting zodanig wordt
ingericht dat geen aanvragen tussen wal en schip
komen te vallen.
Ervan uitgaande dat met heffingskorting wordt
bedoeld de forfaitaire premiekorting op de WAO
en WW-premie dan is het antwoord dat het
overgangsrecht zodanig vorm is gegeven dat geen
aanvragen tussen wal en schip komen te vallen.
Begint een nieuwe dienstbetrekking voor 1
januari 2002, dan geldt daarvoor de oude
wetgeving. Vangt de dienstbetrekking aan op of
na 1 januari 2002, dan geldt daarvoor hetgeen in
dit wetsvoorstel wordt voorgesteld. In geval van
herplaatsing bij dezelfde werkgever is het
criterium of de werknemer de arbeid voor of na 1
januari heeft hervat dan wel of diens
arbeidsplaats voor of na die datum is
aangepast.
Daarnaast vragen deze leden of in geval van
reïntegratie van een oudere werknemer een
samenloop kan plaatsvinden van de onderscheiden
instrumenten.
Bij reïntegratie van een werknemer kunnen naast
elkaar verschillende instrumenten beschikbaar
zijn. Dit is slechts anders indien in een van de
wettelijke regelingen een uitzondering is
geformuleerd. Een werkgever die een
arbeidsgehandicapte werknemer in dienst neemt,
kan in aanmerking komen voor een premiekorting
op premie voor de WAO en de Werkloosheidswet.
Deze premiekorting bedraagt 2.042 euro (4.500
gulden) op jaarbasis gedurende drie jaar bij een
inkomen van ten minste 50% van het wettelijk
minimumloon. Indien de werknemer in het
kalenderjaar 58 jaar wordt of 58 jaar of ouder
is, krijgt de werkgever tevens jaarlijks een
korting van 2% punt op de basispremie WAO. Hij
betaalt dus voor deze werknemer 3,85%
basispremie WAO in plaats van 5,85%
(premiepercentage 2002) en krijgt daarnaast een
korting op de totale premienota van 2.042 euro.
Daarnaast kan de werkgever in aanmerking komen
voor de vermindering van afdracht van
loonheffing indien hij voldoet aan de
voorwaarden van de Wet vermindering afdracht
loonbelasting en premie volksverzekeringen met
betrekking tot werknemers met een laag loon
(niet meer dan 115% van het wettelijk
minimumloon) of langdurig werkloze werknemers
(loon niet meer dan 130% van het wettelijk
minimumloon).
Deze leden vragen tevens naar de gevolgen van
het vervallen van art 77b tot en met 77e WAO
voor werkgevers van wie een groot deel van het
personeelsbestand bestand bestaat uit reeds
eerder geïntegreerde werknemers, en werkgevers
die een deel van hun werkzaamheden hebben
uitbesteed, teneinde daarmee te kunnen voldoen
aan de WAGW verplichting. Tevens willen de leden
van deze fracties weten of er voor deze
werkgevers nog een overgangsregeling getroffen
wordt.
Het kabinet heeft er bewust voor gekozen om de
artikelen 77b tot en met 77e WAO te laten
vervallen, omdat deze voorziening (een in duur
onbeperkte premiekorting basispremie WAO) qua
aard en gevolgen niet past in de
beleidsdoelstellingen van het kabinet op het
gebied van reïntegratie. Het beleid is immers
gericht op het stimuleren van de instroom en
behoud van arbeidsgehandicapte werknemers op de
arbeidsmarkt. De eventuele kosten die daaraan
verbonden zijn worden voornamelijk in de
beginperiode gemaakt.Het
reïntegratie-instrumentarium bevat daarom een
groot aantal voorzieningen om de materiële en
immateriële belemmeringen die een rol spelen bij
het in dienst nemen van een arbeidsgehandicapte
werknemer en in dienst houden van een
arbeidsgehandicapte geworden werknemer weg te
nemen. Om onnodige en ongewenste stigmatisering
te voorkomen en werkgevers te stimuleren
blijvend te investeren in hun werknemers, is de
duur van veel voorzieningen beperkt tot een
beperkt aantal jaren na de aanvang van de
arbeidsovereenkomst, respectievelijk na
herplaatsing van de werknemer. Meer specifiek
kan in dit verband naast de nieuwe
premiekortingsregeling gedacht worden aan de no
risk polis, op grond waarvan een werkgever de
eerste 5 jaar van het dienstverband grotendeels
gevrijwaard wordt van de financiële risico's bij
ziekte of arbeidsongeschiktheid van de
arbeidsgehandicapte werknemer die in dienst is
getreden. Mede op verzoek van de Tweede Kamer
zal meer energie gestoken worden in de
voorlichting over deze en andere
tegemoetkomingen aan werkgevers. In het eerste
kwartaal van 2002 zal concreet over de
toegezegde inspanningen worden gerapporteerd.
De thans vervallende korting op de basispremie
WAO echter is in duur onbeperkt. Dat betekent
dat werkgevers voordeel ondervinden als de
arbeidshandicap van de werknemers behouden
blijft. Op grond van deze regeling is het voor
een werkgever dus aantrekkelijk wanneer een
werknemer naast zijn inkomsten uit arbeid, een
aanvulling uit een
arbeidsongeschiktheidsuitkering blijft
ontvangen. Om vergelijkbare redenen wordt ook de
korting bij het uitbesteden aan een Wsw-bedrijf
afgeschaft. Het Kabinet geeft de voorkeur aan de
situatie dat Wsw-werknemers in dienst treden bij
reguliere werkgevers; voortdurende subsidiëring
van een werkgever die werk uitbesteedt aan een
Wsw-bedrijf is daarmee niet in overeenstemming.
De aandacht van het kabinet is derhalve gericht op het bevorderen van de doorstroom uit de Wsw.
Een overgangsregeling is, gelet op het beperkte
bereik van de korting, overbodig. De korting op
de premie wordt, anders dan de REA-subsidies,
ieder jaar opnieuw aangevraagd en berekend. Een
aanspraak op deze korting is in het huidige
regiem daarom beperkt tot het jaar waarover de
premie verschuldigd is, en schept geen
automatische rechten voor de jaren die daarop
volgen.
De leden van de fracties van de PvdA en het CDA
vragen in welke sectoren en om welk soort
bedrijven naar grootte het thans gaat. Deze
leden hadden de indruk dat een aantal kleinere
bedrijven zeer bewust hun personeelsbestand
heeft aangepast aan de WAGW doelstelling en
juist deze premietegemoetkoming als meer
structurele ondersteuning ervaren voor het
eventueel ontstane productieverlies.
De totale premiekorting die jaarlijks wordt
verleend wegens het in dienst hebben van
arbeidsgehandicapte werknemers dan wel het
uitbesteden van werk aan Wsw-bedrijven bedraagt
circa 130 miljoen gulden. De premiekorting in
verband met de WSW-uitbesteding bedraagt daarvan
circa 20 miljoen gulden. Met dit bedrag is naar
schatting 100 à 150 miljoen gulden aan Wsw-omzet
gemoeid.
Het is echter niet bekend welke bedrijven (groot
of klein) gebruik maken van de huidige
premiekortingsregeling en dus ook niet welk deel
van de premiekorting neerslaat bij kleine
bedrijven. Ook is niet te zeggen of bedrijven
die van de regeling gebruik maken bewust hun
personeelsbestand daarop hebben aangepast.
Deze leden vragen daarnaast of in een aantal
rekenvoorbeelden kan worden verduidelijkt hoe
het wetsvoorstel uitwerkt voor een "klein"
bedrijf vergeleken met de bestaande regelgeving
in verschillende situaties zoals a) het in
dienst houden van een arbeidsgehandicapte
werknemer b) het in dienst nemen van
arbeidsgehandicapte werknemer. Beide situaties
zouden dan moeten worden berekend uitgaande van
zowel een werknemer die het minimumloon + 10 %
verdient als een werknemer met een loonsom van
tegen de 50.000 gulden.
Situatie a: de werkgever houdt een werknemer in
dienst die arbeidsgehandicapte is geworden
Oude regelgeving
Onderscheid wordt gemaakt al naar gelang de
werknemer in de oude functie werk hervat of in
een andere functie.
Bij hervatting in de oude functie door de
werknemer ontvangt de werkgever vergoeding voor
de werkelijk gemaakte aantoonbare kosten van
aanpassing van de arbeidsplaats of de
organisatie die noodzakelijk zijn als gevolg van
de arbeidshandicap.
Bij hervatting in een andere functie ontvangt de
werkgever een herplaatsingsbudget van 8.000
gulden (bij deeltijd een evenredig verlaagd
bedrag). Indien de kosten van herplaatsing
aantoonbaar hoger zijn dan het bedrag van het
herplaatsingsbudget, ontvangt de werkgever op
verzoek een pakket op maat. Dit pakket op maat
omvat een vergoeding van de werkelijk gemaakte
kosten, alsmede een loonkostensubsidie. Deze
loonkostensubsidie bedraagt eenderde van de
loonkosten per jaar en wordt verstrekt over een
periode van een tot drie jaar, afhankelijk van
de hoogte van de kosten. De loonkostensubsidie
bedraagt circa 12.224 gulden per jaar bij een
wettelijk minimumloon + 10%, en 16.666 gulden
per jaar bij een loon van 50.000 gulden.
De werkgever kan naast vermelde tegemoetkomingen
jaarlijks een korting krijgen op zijn
basispremie WAO indien hij in een jaar ten
minste 3% van zijn totale loonsom verloont aan
arbeidsgehandicapte werknemers. De korting is
afhankelijk van het loon van de
arbeidsgehandicapte werknemers en die van de
overige werknemers.
Voorbeelden van de korting op de basispremie
WAO:
De werkgever heeft een arbeidsgehandicapte
werknemer in dienst met een loon van 36.674
gulden per jaar (wettelijk minimumloon + 10%).
Daarnaast heeft hij tien niet
arbeidsgehandicapte werknemers in dienst met
hetzelfde loon. Hij verloont 10% van zijn
loonsom aan een arbeidsgehandicapte werknemer.
De korting op de basispremie WAO over het loon
van de arbeidsgehandicapte werknemer bedraagt
2.237 gulden en over het loon van de overige
werknemers 5.034 gulden, samen in totaal 7.271
gulden (bedragen geldend in 2001). Zou de
werkgever vijftien niet-arbeidsgehandicapte
werknemers in dienst hebben, dan verloont hij
6,67% aan arbeidsgehandicapte werknemers en
bedraagt de korting van de basispremie WAO op
het loon voor de niet-arbeidsgehandicapte
werknemers 7.830 en de totale korting daarmee
10.067 gulden.
De werkgever heeft een arbeidsgehandicapte
werknemer in dienst met een loon van 50.000
gulden per jaar. Daarnaast heeft hij tien
niet-arbeidsgehandicapte werknemers in dienst
met hetzelfde loon. Hij verloont 10% van zijn
loonsom aan een arbeidsgehandicapte werknemer.
De korting op de basispremie WAO over het loon
van de arbeidsgehandicapte werknemer bedraagt
3.050 gulden en over het loon van de overige
werknemers 6.863 gulden, samen in totaal 9.913
gulden (bedragen geldend in 2001). Zou de
werkgever vijftien niet-arbeidsgehandicapte
werknemers in dienst hebben, dan verloont hij
6,67% aan arbeidsgehandicapte werknemers en
bedraagt de korting van de basispremie WAO op
het loon voor de niet-arbeidsgehandicapte
werknemers 10.675 gulden en de totale korting
daarmee 13.725 gulden.
Opgemerkt wordt dat met deze oude
kortingsregeling niet relevant is hoe lang de
werknemer reeds arbeidsgehandicapte en de
reïntegratie reeds succesvol heeft
plaatsgevonden. De werkgever heeft er dus belang
bij dat de werknemer voortdurend als
arbeidsgehandicapte wordt aangemerkt. In dien de
werknemer voortdurend gedeeltelijk
arbeidsongeschikt blijft, maar inmiddels al
jaren succesvol is herplaatst, zou de werkgever
desalniettemin de premiekorting blijven
genieten. De disproportionaliteit van deze
tegemoetkoming is een reden om deze korting te
laten vervallen.
De werkgever kan voor de werknemer met niet meer
dan het wettelijk minimumloon + 10% bovendien
jaarlijks in aanmerking komen voor een
vermindering van de afdracht loonheffing op
grond van de Wet vermindering afdracht
loonbelasting en premie volksverzekeringen
(WVA), omdat hij voor de arbeidsgehandicapte
werknemer niet meer dan 115% van het wettelijk
minimumloon betaalt. De vermindering van de
afdracht bedraagt 4.240 gulden (bedrag geldend
in 2001).
Nieuwe regelgeving
De werkgever ontvangt in de nieuwe situatie van
het UWV een premiekorting van 2.042 euro (4.500
gulden) gedurende een jaar. Voor het verkrijgen
van deze premiekorting hoeft de werkgever niet
aan te tonen dat hij werkelijk kosten heeft
gemaakt. Er is geen onderscheid tussen de
situatie waarin de werknemer het wettelijk
minimumloon + 10% verdient en de situatie waarin
de werknemer tegen de 50.000 gulden verdient en
ook geen verschil tussen grote en kleine
werkgevers. Indien de kosten van reïntegratie
hoger zijn dan het bedrag van de premiekorting,
ontvangt de werkgever op aanvraag een subsidie
voor de aantoonbare extra kosten boven het
bedrag van de premiekorting. Er is geen
onderscheid naar grote en kleine werkgevers.
De werkgever kan voor de werknemer met niet meer
dan het wettelijk minimumloon + 10% bovendien
jaarlijks in aanmerking komen voor een
vermindering van de afdracht loonheffing op
grond van de Wet vermindering afdracht
loonbelasting en premie volksverzekeringen
(WVA), omdat hij voor de arbeidsgehandicapte
werknemer niet meer dan 115% van het wettelijk
minimumloon betaalt. De vermindering van de
afdracht bedraagt 4.240 gulden (bedrag geldend
in 2001).
De werkgever kan voorts in aanmerking komen voor
de premiekorting voor oudere werknemers. Deze
bedraagt 2% procentpunt per jaar vanaf het jaar
waarin de werknemer 58 jaar wordt. Daarmee wordt
een tegemoetkoming gegeven ten behoeve van
werknemers met een hoog
arbeidsongeschiktheidsrisico
Situatie b: de werkgever neemt een
arbeidsgehandicapte in dienst
Oude regelgeving
De werkgever ontvangt een plaatsingsbudget van
in totaal 24.000 gulden, verdeeld over 12.000
gulden in het eerste jaar, 8.000 gulden in het
tweede jaar en 4.000 gulden in het derde jaar.
Bij deeltijdarbeid worden de bedragen evenredig
verminderd. Indien de kosten van plaatsing hoger
zouden zijn dat het plaatsingsbudget, ontvangt
de werkgever in plaats van dit budget een pakket
op maat. Dit pakket op maat bestaat uit een
vergoeding van de werkelijk gemaakte aantoonbare
kosten, en kan daarnaast een loonkostensubsidie
inhouden van drie maal een derde van het
jaarsalaris. De loonkostensubsidie bedraagt dus
circa 36.674 gulden over drie jaar (12.224
gulden per jaar) bij het wettelijk minimumloon +
10% en 50.000 gulden over drie jaar bij een loon
van 50.000 gulden (16.666 gulden per jaar). Het
plaatsingsbudget dan wel het pakket op maat
wordt verleend door Arbeidsvoorziening indien de
werknemer geen uitkering heeft, door de gemeente
indien de werknemer een uitkering van de
gemeente ontvangt, en door het Lisv indien de
werknemer een uitkering vanwege het Lisv
ontvangt. Er is geen verschil tussen grote en
kleine werkgevers.
De werkgever komt ook in aanmerking voor de no
riskpolis: indien de werknemer binnen vijf jaar
na indiensttreding uitvalt door ziekte, wordt
door de uitvoeringsinstelling, ongeacht de
oorzaak, ziekengeld betaald ter hoogte van
maximaal 100% van het dagloon, waardoor de
verplichting tot loondoorbetaling wordt
gecompenseerd. Bij ongeschiktheid wegens ziekte
gedurende een jaar is de "waarde" van deze no
riskpolis gelijk aan een jaarloon (36.674
gulden, respectievelijk 50.000 gulden). Indien
de werknemer binnen vijf jaar na indiensttreding
arbeidsongeschikt wordt, worden de
arbeidsongeschiktheidslasten niet doorberekend
in de gedifferentieerde premie. De "waarde" van
de no riskpolis WAO is afhankelijk van de hoogte
van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van de
werknemer en het loon van de werkgever alsmede
zijn totale arbeidsongeschiktheidsrisico en is
niet eenvoudig in één bedrag weer te geven.
De werkgever kan naast vermelde tegemoetkomingen
jaarlijks een korting krijgen op zijn
basispremie WAO indien hij ten minste 3% van
zijn totale loonsom verloont aan
arbeidsgehandicapte werknemers.
Voor de voorbeelden van de uitkomst van deze
korting wordt verwezen naar de voorbeelden in de
situatie van in dienst houden van een
arbeidsgehandicapte werknemer.
De werkgever kan voor de werknemer met niet meer
dan het wettelijk minimumloon + 10% bovendien
jaarlijks in aanmerking komen voor een
vermindering van de afdracht loonheffing op
grond van de Wet vermindering afdracht
loonbelasting en premie volksverzekeringen
(WVA), omdat hij voor de arbeidsgehandicapte
werknemer niet meer dan 115% van het wettelijk
minimumloon betaalt. De vermindering van de
afdracht bedraagt 4.240 gulden (bedrag geldend
in 2001).
Bovendien komt hij in aanmerking voor de
afdrachtvermindering langdurig werklozen op
grond van de Wet vermindering afdracht
loonbelasting en premie volksverzekeringen voor
de werknemer met een loon van het wettelijk
minimumloon + 10% omdat deze werknemer wordt
gelijkgesteld met een langdurig werkloze en deze
niet meer verdient dan 130% van het wettelijk
minimumloon. De afdrachtvermindering geldt voor
maximaal vier jaar en bedraagt 5.060 gulden
(bedrag geldend in 2001).
De werknemer zelf ontvangt geen enkele extra
tegemoetkoming indien hij werk aanvaardt.
Nieuwe regelgeving
De werkgever ontvangt in de nieuwe situatie van
het UWV een premiekorting van 2.042 euro per
jaar gedurende drie jaar, dus totaal 6.126 euro
(13.500 gulden). Indien hij meer kosten maakt
voor reïntegratie van de arbeidsgehandicapte
geworden werknemer, kan hij bij het UWV subsidie
vragen voor de kosten voor zover ze hoger zijn
dan het bedrag van de premiekorting. De
premiekorting is, net als het plaatsingsbudget,
gelijk voor de werknemer met het wettelijk
minimumloon + 10% en de werknemer met een loon
van 50.000 gulden en is ook gelijk voor de
kleine en de grote werkgever.
De onder de oude regelgeving al geldende no
riskpolis is eveneens onverkort van toepassing.
Tevens zijn de beide afdrachtverminderingen op
grond van de Wet vermindering afdracht
loonbelasting en premie volksverzekeringen van
toepassing op de werknemer die het wettelijk
minimumloon + 10% verdient, zoals hiervoor
vermeld bij de oude regeling.
De tegemoetkomingen voor de werkgever nemen in
het wetsvoorstel af ten opzichte van de oude
regeling. Dit is een bewuste keuze van het
kabinet. Het wetsvoorstel verlegt immers de
prikkels voor reïntegratie meer van de werkgever
naar de werknemer. De werknemer die vanuit een
arbeidsongeschiktheidsuitkering werk aanvaardt,
ontvangt namelijk bij indiensttreding een
toetrederskorting. Deze bedraagt in totaal 2.269
euro (5.000 gulden), verdeeld in drie tranches
van een maal 1.361 euro en twee maal 454 euro.
De staatssecretaris van Financiën,
De staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,
| In
Favorieten
plaatsen |