Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
IZ. 2001/1970
datum
07-12-2001

onderwerp
Verslag LBR november 2001 te Brussel
TRC 2001/12241 doorkiesnummer

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Op dinsdag 20 oktober jl. vond in Brussel een vergadering plaats van de ministers van Landbouw van de Europese Unie. Zoals gebruikelijk werd tijdens de Raad de stand van zaken besproken ten aanzien van BSE. Er is intensief gediscussieerd over de voorstellen van de Commissie voor een nieuwe marktordening voor schapen en geiten. Aanvullend gaf de heer Fischler een uiteenzetting over de situatie op de rundvleesmarkt. Hierbij werd tevens ingegaan op de nationale steunmaatregelen die genomen worden door de verschillende lidstaten naar aanleiding van de BSE-crisis. Aansluitend kwam het afschaffen van exportrestituties voor slachtrunderen aan de orde. Dit onderwerp was op verzoek van Duitsland aan de agenda toegevoegd. Over het onderwerp gewasbeschermingsrichtlijn heeft de Raad conclusies aangenomen. Onder het agendapunt 'diversen' gaf de Commissie een toelichting over de resultaten van de WTO-onderhandelingen in Doha, Qatar, en over de uitvoering van onderzoeken in de suikersector.

's Avonds vond een diner plaats met de ministers van Landbouw van de lidstaten en de kandidaat-lidstaten. Onderwerp van bespreking was de stand van de uitbreidingsonderhandelingen die de EU voert met de kandidaat-lidstaten en de problemen die daarbij worden ervaren.

Voorafgaand aan de Raad heb ik individuele gesprekken gevoerd met de ministers van Landbouw uit de volgende kandidaat-lidstaten: Bulgarije, Roemenië, Malta, Hongarije, Slowakije, Tsjechië, Polen, Turkije en Litouwen. De ontmoetingen boden een goede gelegenheid om van gedachten te wisselen over de landbouwaspecten van de toetredingsonderhandelingen. Ik heb de standpunten van Nederland uiteengezet ten aanzien van de directe inkomenstoeslagen en de structuurfondsen. Van de zijde van de kandidaat-lidstaten kwam naar voren dat in het beleid geen onderscheid mag bestaan tussen de 'oude' lidstaten en 'nieuwe' lidstaten. De tweede pijler onder het GLB - het plattelandsbeleid - vonden alle gesprekspartners van groot belang.

datum
07-12-2001

kenmerk
IZ. 2001/1970

bijlage

Schapen en Geiten

Het voorstel van de Commissie tot wijziging van de marktordening voor schapen en geiten is gebaseerd op een evaluatierapport van de huidige regeling. Het belangrijkste onderdeel van de marktordening schapen en geiten vormt de ooipremie. Deze ooipremie is bedoeld om de schapenhouders een goed inkomen te garanderen. Ieder jaar wordt het verschil berekend tussen de gerealiseerde marktprijs en de basisprijs. Schapenhouders worden gecompenseerd voor dit verschil door middel van de ooipremie. In het nieuwe voorstel introduceert de Commissie één vaste ooipremie per dier van 21 Euro. De schapenhouderij draagt bij aan activiteiten in grote gebieden van Europa waar relatief weinig alternatieven bestaan, de zogenaamde benadeelde gebieden. Voor deze gebieden is in het voorstel van de Commissie een aanvullende ooipremie van 7 Euro per dier opgenomen. Op mijn suggestie is het mechanisme van de ooipremie gekoppeld aan de invoering van een I&R-systeem voor schapen en geiten.

De voorzitter kondigde vooraf aan dat ze streefde naar besluitvorming om de nieuwe marktordening per 1-1-2002 in werking te doen treden. Voor die tijd dient de Commissie nog een aantal uitvoeringsbesluiten te nemen. Over een vijftal elementen diende de Raad overeenstemming te bereiken:
1. de koppeling van de ooipremie aan Identificatie en Registratie (I&R);
2. het vervroegen van de uitbetalingsdatum van 30 juni naar 31 maart; 3. de bevoegdheden van lidstaten inzake beheer van premierechten (voeren van structuurbeleid);
4. meer flexibiliteit in uitvoering voor lidstaten door toekenning aan de lidstaten van zogenaamde nationale enveloppe, waaruit een reeks aanvullende acties kunnen worden betaald, die overigens wel van EU-wegen worden gefinancierd;
5. de hoogte van het premiebedrag.

Van Nederlandse zijde heb ik ingebracht het voorstel in grote lijnen te kunnen steunen, omdat de nieuwe marktordening een aanzienlijke vereenvoudiging is ten opzichte van de voorgaande. Het koppelen van het recht op de ooipremie aan deelname aan communautaire I&R-verplichtingen is voor mij een cruciaal onderdeel van de voorstellen. Hiermee wordt de traceerbaarheid van schapen en geiten vergroot. Dit vind ik van groot belang met het oog op de recente MKZ- en BSE-crises. Voor wat betreft het premiebedrag heb ik aangegeven dat het voorgestelde bedrag van 21 Euro het plafond moet zijn, aangezien de voorstellen budgettair neutraal dienen te zijn. Inzake het invoeren van meer flexibiliteit in de vorm van nationale enveloppen heb ik een open standpunt ingenomen. Belangrijk is echter wel dat ook in deze marktordening wordt gestreefd naar budgetneutraliteit.

Het debat dat plaatsvond, was intensief en langdurig van karakter. De meningen van de lidstaten liepen ver uiteen en na een langdurig debat bleek uiteindelijk overeenstemming niet mogelijk. Grote struikelblokken bleken met name de mate van flexibiliteit in uitvoering door de lidstaten (nationale enveloppen), de koppeling van de ooipremie aan I&R maar vooral de hoogte van het premiebedrag.

Een aantal lidstaten pleitte voor een verhoging van het bedrag voor de nationale enveloppen. Ten behoeve van een compromis was de Commissie bereid het voorgestelde bedrag van 50 miljoen Euro te verhogen naar 70 miljoen Euro.

Omwille van het bereiken van een compromis heb ik aangegeven in te kunnen stemmen - hoewel niet van harte - met een geringe verhoging van het budget. Vooral ook omdat de Commissie mijn suggestie heeft overgenomen om niet alleen een koppeling te maken tussen de ooipremie en I&R, maar ook te verklaren om met concrete voorstellen voor een aangescherpt I&R-systeem te komen.

De voorzitter toonde zich teleurgesteld over de uitkomst van de discussie. Mevrouw Neyts deelde mee dat tijdens de Raad van december dit onderwerp wederom op de agenda zal staan. In de tussenliggende periode zal op ambtelijk niveau verder overleg gevoerd worden. Het Voorzitterschap zal samen met de Commissie een gewijzigd voorstel voorleggen.

Situatie Rundvleesmarkt

De voorzitter nodigde de commissaris uit een uiteenzetting te geven over de situatie op de rundvleesmarkt. Ze gaf aan ook benieuwd te zijn naar het toegezegde overzicht van de nationale steunmaatregelen in de verschillende lidstaten. Eerder kon de heer Fischler dit overzicht niet geven omdat enkele lidstaten tot voor kort geen gegevens verstrekt hadden.

De commissaris was verheugd te kunnen melden dat er langzaam herstel optreedt in de prijzen voor rundvlees. Over de hele linie bleven de prijzen redelijk stabiel. De grootste afwijking deed zich voor bij koeien, gemiddeld in de EU 9% onder het normale niveau, na verrekening van de prijsdaling uit Agenda 2000. Het consumptieniveau ligt ruim 5% lager dan normaal. Voor wat betreft export, deelde commissaris Fischler mee dat het werk van de Commissie gericht is op het herstellen van de traditionele exportmarkten. Het oorspronkelijk niveau is nog niet bereikt, de onderhandelingen met Egypte in deze zijn belangrijk op weg naar herstel.

De Commissie gaf een overzicht van de resultaten van het onderzoek naar de verschillende steunmaatregelen en de verrekening van de BSE-testkosten. Inzake het verstrekken van overheidssteun naar aanleiding van de BSE-crisis, deelde de commissaris mee dat er grote verschillen tussen de lidstaten bestaan. De Commissie stelde vast dat er ook grote verschillen bestaan in kosten voor BSE-tests in de lidstaten. Ook de totale kosten voor het testen op BSE-incidentie in de lidstaten lopen aanzienlijk uiteen. Overigens worden de kosten veelal door de nationale overheid vergoed, zo vervolgde de heer Fischler. In totaal is 478 miljoen Euro aan inkomenssteun bij de Commissie genotificeerd. Frankrijk neemt hiervan het grootste gedeelte voor haar rekening met een bedrag van 259 miljoen Euro. Indien dit afgezet wordt tegen productiewaarden, ontstaat een ander beeld en blijkt dat België de meeste steun verleent met een percentage van ruim 6%.

Voor de overige vormen van steun voor BSE-maatregelen is een bedrag van 379 miljoen Euro bij de Commissie aangemeld. Met 121 miljoen Euro is Duitsland koploper. Uitgedrukt in productiewaarden blijkt wederom dat de Belgische overheid de producenten het meest tegemoet komt. In totaal is bij de Commissie een bedrag van 857 miljoen Euro aan overheidssteun aangemeld.

In mijn inbreng heb ik gepleit voor het harmoniseren van de BSE-testkosten en afbouwen van overheidssteun - in Nederland 61 miljoen Euro - die verleend wordt aan de producenten. Het lijkt erop dat het in stand houden van allerlei verschillende nationale maatregelen de lage rundvleesprijzen in de hand werkt. Dit zo verdeelde beleid versterkt namelijk de marktpositie van de slachterijen, die aldus de kosten voor BSE-maatregelen kunnen afwentelen op de primaire producent. Ik heb de Commissie gevraagd wat zij voornemens is te doen opdat deze meerkosten terechtkomen bij de consument.

Verschillende delegaties in de Raad waren benieuwd naar de toestand van de rundvleesmarkt in Frankrijk. De Franse minister Glavany ontkende dat er in zijn land een sectorieel akkoord bestaat met de regering. De heer Glavany stelde dat er geen protectionistische maatregelen zijn genomen, maar dat er sprake is van een privaatrechtelijk akkoord. Dit akkoord heeft geen invloed op de importen in Frankrijk, zo besloot de heer Glavany.

De commissaris liet weten dat de Commissiediensten inmiddels de 'vermeende' afspraken aan het bestuderen zijn of een akkoord privaatrechtelijk was of niet deed niet ter zake. Het ging om belemmering van de goede werking van de interne markt. De heer Fischler sloot niet uit dat de Commissie een formeel onderzoek zou starten. Op de suggestie om de communautaire opkoopregeling te verlengen, antwoordde de heer Fischler dat hij daarin zeer terughoudend is. Hij wilde verlenging ten dele afhankelijk stellen van de markt, waarbij hij de kanttekening maakte dat met deze mogelijkheid zeer restrictief omgegaan moet worden. Over mijn verzoek te komen tot harmonisatie riep de commissaris de lidstaten op om met concrete suggesties te komen.

De voorzitter concludeerde dat een waardevolle bespreking had plaatsgevonden. Voor de volgende Landbouwraad wordt dit onderwerp opnieuw geagendeerd, zodat eventuele voorstellen om te komen tot harmonisatie dan ook besproken kunnen worden.

Uitvoerrestituties voor slachtrunderen (verzoek Duitsland)

Mevrouw Künast zette uiteen dat met de uitvoer van levende slachtrunderen uit de Gemeenschap steeds weer problemen opduiken op het gebied van dierenwelzijn. Ondanks het feit dat de Commissie de regelgeving en het toezicht op naleving heeft verscherpt, blijven zich veel misstanden voordoen. In de praktijk blijkt dat niet uitgesloten kan worden dat de wetgeving op het vervoer van dieren wordt overtreden en dat dieren als gevolg daarvan onnodig leed wordt berokkend. Om die reden is Duitsland van mening dat de uitvoerrestituties voor slachtrunderen niet langer kunnen worden gehandhaafd.

Het doel dat Duitsland nastreeft, heb ik ondersteund. Voorts heb ik de Commissie verzocht verdere voorstellen voor een betere naleving uit te werken. Ik heb de Commissie eraan herinnerd dat ook het Europees Parlement duidelijke uitspraken in dit verband heeft gedaan. Ten slotte heb ik gesuggereerd om de betrokken ambtenaren van de controle- en inspectiediensten uit de lidstaten bijeen te laten komen, zodat geïnventariseerd kan worden waar de grootste knelpunten liggen. Een groot aantal lidstaten steunt het initiatief van Duitsland.

De commissaris gaf aan dat het afschaffen van exportrestituties geen afdoende antwoord is voor problemen met dierenwelzijn. Onderzoek heeft duidelijk aangetoond op welke punten verbetering mogelijk is. De omzetting naar nationale maatregelen en controles laat vaak te wensen over. Met name waar het aankomt op controle van vervoersplannen en rusttijden. Ook het afgeven van vergunningen aan transportbedrijven verloopt niet altijd volgens de voorschriften, zo liet de heer Fischler weten. Het schrappen van de restituties lost slechts gedeeltelijke deze problematiek op. Het gaat om de export van 100.000 slachtdieren per jaar uit de EU. In totaal importeert de EU 500.000 slachtrunderen. Bij vervoer van slachtkoeien tussen lidstaten gaat het om ongeveer 3.000.000 dieren. Binnen de lidstaten zelf is dat een veelvoud hiervan. De heer Fischler was van mening dat gewerkt moet worden aan een daadwerkelijke oplossing. De Commissie was inmiddels een onderzoek gestart in hoeverre nationale autoriteiten communautaire wetsbepalingen reeds omgezet hadden in nationale wetgeving. Afsluitend deelde de commissaris mee dat het bedrag voor exportrestituties dermate laag is dat daar niet veel stimulerende werking vanuit gaat.

De voorzitter concludeerde dat het met name mankeert aan het naleven van de communautaire voorschriften en de controle op deze voorschriften. Door het grote aantal diertransporten in de EU is het probleem binnen de communautaire grenzen vele malen groter dan slechts de overtredingen die geconstateerd worden bij export. De Commissie heeft toegezegd mogelijke oplossingsrichtingen verder te bestuderen en met voorstellen ter verbetering te komen.

Bovine Spongiforme Encefalopathie (BSE)

Mevrouw Neyts stelde vast dat ondanks het feit dat al veel beslissingen genomen zijn om de malaise in de rundvleessector als gevolg van de BSE-crisis op te heffen, de publieke opinie nog steeds niet omgeslagen is, getuige de marktsituatie. Het feit dat het onderwerp herhaaldelijk besproken is in de Raad heeft hier ook weinig aan kunnen veranderen. De voorzitter maakte voorts melding van de aanbevelingen van het Franse Voedsel Veiligheid Agentschap (AFSSA) inzake scrapie bij schapen. Zij nodigde de heer Glavany uit een toelichting te geven.

De heer Glavany zette uiteen dat het AFSSA met een tweetal adviezen naar buiten is gekomen. Ingeval bij een schaap scrapie is vastgesteld beveelt het AFSSA aan om alle schapen in de kudde te ruimen die ouder dan één jaar zijn.

Daarnaast wordt geadviseerd om vanaf januari 2002 strengere regels in Frankrijk te introduceren ten aanzien van SRM's. Aanbevolen wordt de ingewanden van schapen en geiten te kwalificeren als SRM. De Franse minister sloot zijn toelichting af met het verzoek aan de Commissie om het Wetenschappelijk Comité te laten kijken naar de bevindingen van het AFSSA, met het oog op nieuwe communautaire regels terzake.

In antwoord op de toelichting van de heer Glavany liet de commissaris weten dat het Wetenschappelijk Comité komt met een onderbouwde reactie op de aanbevelingen van het AFSSA. De heer Byrne deelde mee dat op korte termijn waarschijnlijk nieuwe BSE-tests beschikbaar zullen komen. Daarnaast wordt ook voortgang gemaakt met de ontwikkeling van tests die onderscheid kunnen maken tussen scrapie en BSE. Met name vanuit het Verenigd Koninkrijk bereikten hem positieve berichten. Voor wat betreft de mogelijke aanwezigheid van BSE bij schapen - buiten laboratoria - blijven nog veel vragen onbeantwoord.

In het leeftijdsprofiel van BSE-gevallen waren geen wijzigingen opgetreden. Dit onderbouwt de voorzichtige conclusies die de heer Byrne tijdens de Raad in oktober gaf, dat de maatregelen tegen BSE effect lijken te hebben. Afsluitend riep de heer Byrne de lidstaten op erop toe te zien dat de communautaire maatregelen ten aanzien van de verwerking en opslag van beendermeel en gesmolten vet worden nageleefd. Hij onderstreepte de noodzaak voor een goede controle. De Commissie maakt zich zorgen over de grote hoeveelheid in opslag. Verwerkingscapaciteit blijkt niet toereikend en daardoor ontstaat een realistisch risico op fraude. De heer Byrne noemde bijvoorbeeld de uitvoer naar ontwikkelingslanden.

De voorzitter dankte de heer Glavany en de commissaris voor de toelichting. Zij sloot het onderwerp af met de mededeling dat tijdens de Raad van december de nieuwe stand van zaken besproken zal worden.

Gewasbeschermingsrichtlijn

Naar aanleiding van het voortgangsverslag van de Commissie over de uitvoering van de Gewasbeschermingsrichtlijn legde de voorzitter de Raad ontwerpconclusies voor. De voorzitter voegde daaraan toe dat de Milieuraad - waarin de besluitvorming plaatsvindt - deze ontwerpconclusies zal integreren in haar standpunt.

Van Nederlandse zijde heb ik ingebracht het te betreuren dat in de conclusies niet benadrukt is dat het doel moet zijn dat de harmonisatie van het beleid uiterlijk in 2008 moet zijn voltooid. Uiteindelijk heb ik wel ingestemd met de conclusies van de Raad, omdat met de conclusies van de Raad toch stappen worden gezet in de door Nederland gewenste richting. Belangrijk element vind ik bijvoorbeeld dat er op Europees niveau gestreefd wordt naar een oplossing van het probleem van de kleine toepassingen.

Samen met Duitsland heb ik een verklaring ingebracht waarin duidelijk naar voren is gebracht dat we het betreuren dat de einddatum van 2008 waarbinnen het harmonisatieproces dient te zijn afgerond, niet is opgenomen.

Het verslag van de discussie zal doorgeleid worden aan de Milieuraad, besluitvorming zal ook in deze Raad plaatsvinden.

Diversen

a) WTO-onderhandelingen in Doha

De heer Fischler sprak positief over de uitkomst van de WTO-besprekingen voor een nieuwe onderhandelingsronde. Het mandaat dat de Commissie had voor landbouw kwam overeen met het mandaat van Seattle. De inhoud van dit mandaat komt er in het kort op neer dat het de inzet was om een nieuwe onderhandelingsronde tot stand te brengen, waarbij de EU bereid is tot onderhandelingen over afbouw van verstorende steun aan de landbouw, maar met de toevoeging dat ook over non-trade concerns gesproken moet worden. De commissaris vervolgde zijn betoog door in te gaan op de drie belangrijkste punten van de bespreking. Wat het eerste punt betreft, de markttoegang, zal gestreefd worden naar een algehele verlaging van de invoertarieven. Het tweede punt betreft de verdere reductie van allerlei vormen van exportsteun met als uiteindelijke doel de volledige afschaffing ervan. En als derde wordt gestreefd naar een grondige reductie van interne steun. Concepten van de blauwe box en groene box dienen daarbij volgens de EU behouden te blijven. Hierbij zal wel worden nagegaan of en in hoeverre deze maatregelen wel echt handelsverstorend zijn. Inzake ontwikkelingslanden is afgesproken dat deze (handels)voordelen moeten krijgen ten opzichte van landen met ontwikkelde economieën. Daarnaast dient een betere integratie in het handelssysteem gestimuleerd te worden.
Ten aanzien van de non-trade concerns is afgesproken dat dit onderwerp behandeld zal worden aan de hand van de papers die verschillende landen hebben ingediend.
De heer Fischler was van mening dat de tekst voldoende mogelijkheden voor de EU biedt om alle gestelde doelen na te streven.

b) Studies in de sector suiker

De Commissie lichtte toe dat tijdens de besluitvorming over de Markt Ordening Suiker overeengekomen is dat de Commissie in 2003 verslag uit zou brengen over de werking van de marktordening. Als basis hiervoor zou een aantal studies dienen. De Commissie had een tender uitgeschreven voor een tweetal studies:
1. wat zijn de gevolgen van de afschaffing van de quota; 2. welke effecten hebben concentratietendensen in de sector op de prijstransmissie (producent tot consument).

Gezien het gebrek aan inschrijvingen dreigt nu reeds het gevaar van vertraging, zo liet de commissaris weten. De Commissie zal alles in het werk stellen om toch het afgesproken tijdstraject te kunnen halen.

c) Jonge boeren

Tijdens de Informele Landbouwraad had de voorzitter de internationale organisatie voor jonge boeren verzocht een studie te presenteren over de toekomstmogelijkheden van jonge boeren in de EU. Mevrouw Neyts deelde mee deze studie onlangs ontvangen te hebben. De conclusies uit deze studie scheppen een pessimistisch beeld over de toekomstverwachtingen van jonge boeren. Uit de studie blijkt dat steeds minder jonge mensen boer willen worden. De voorzitter was ervan overtuigd dat dit een groot probleem is en derhalve passende aandacht verdient. Om die reden had het Voorzitterschap het initiatief genomen voor een bijeenkomst met het Europees Parlement, de Commissie en de overkoepelende organisatie van jonge boeren om deze ontwikkelingen te bespreken en te bezien wat de mogelijkheden zijn om het tij te keren. Mevrouw Neyts zei toe de uitkomst van deze bespreking aan de Raad mee te delen.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst


---