Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=424036


---

Ministerie van Ministerie van

1. Achtergrond
Ontplofbare oorlogsresten (ERW)
Antivoertuigmijnen
De reikwijdte van het verdrag
Maatregelen ter bevordering van de naleving van het verdrag Buitenlandse Zaken Defensie

Postbus 20061 Postbus 20701

2500 EB 's-Gravenhage 2500 ES 's-Gravenhage

Telefoon 070-3486486 Telefoon 070-3188188

Aan:

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag

I.a.a.:

de Voorzitter van de Eerste Kamer der

Staten-Generaal

Binnenhof 22

2513 AA Den Haag

Ons nummer DVB/WW-548/01 Datum 7 december 2001

Onderwerp: Tweede Toetsingsconferentie Conventionele Wapens Verdrag

Zeer geachte Voorzitter,

Met het oog op de Tweede Toetsingsconferentie van het Conventionele Wapens Verdrag (CWV), die dit jaar zal worden gehouden te Genève van 11 tot 21 december a.s., heb ik de eer u als volgt te informeren.


1. Achtergrond

---

In 1980 kwam het Conventionele Wapens Verdrag (CWV) tot stand, waarvan de volledige titel luidt: "Het Verdrag inzake het verbod of de beperking van het gebruik van bepaalde conventionele wapens die geacht worden buitensporig leed te veroorzaken of een niet-onderscheidende werking te hebben". Het verdrag zelf handelt niet over specifieke beperkingen op het gebruik van bepaalde wapens, maar beperkt zich tot algemene bepalingen, zoals de reikwijdte, de inwerkingtreding en de structuur van het verdrag.

Onder dit CWV-"paraplu-verdrag" worden in een aantal Protocollen specifieke beperkingen gesteld aan een aantal typen wapens. In 1980 werden drie protocollen overeengekomen, inzake niet-detecteerbare kleine deeltjes (Protocol I), landmijnen, valstrikmijnen en andere mechanismen (Protocol II) en brandwapens (Protocol III). Na de Eerste Toetsingsconferentie in 1995-1996 werd een protocol over blindmakende laserwapens overeengekomen (Protocol IV) en een aangepaste versie van Protocol II, met vooral meer aandacht voor antipersoneelmijnen (Geamendeerd Protocol II).

Een staat wordt partij bij het Verdrag indien hij minimaal twee Protocollen heeft geratificeerd. Er zijn thans 87 Verdragspartijen, waarvan een deel niet alle protocollen heeft geratificeerd. Nederland is partij bij het Verdrag en alle Protocollen. In EU-verband wordt in de aanloop naar de Tweede Toetsingsconferentie getracht het aantal verdragspartijen bij het CWV en de verschillende protocollen uit te breiden door in relevante hoofdsteden aandacht voor dit Verdrag te vragen.

De voorbereidingen voor de Toetsingsconferentie begonnen tijdens de "Preparatory Committee" (PrepCom) op 14 december 2000. Dit jaar zijn nog twee PrepComs gehouden (2-6 april jl. en 24-28 september jl.). Ook werd nog een extra intersessionele vergadering voor alle verdragspartijen bijeengeroepen van 27 tot 31 augustus jl. De CWV-bijeenkomsten worden voorgezeten door Australië, dat ook kandidaat is voor het voorzitterschap van de Tweede Toetsingsconferentie.

De belangrijkste onderwerpen die tijdens de Tweede Toetsingsconferentie zullen worden besproken zijn: Ontplofbare oorlogsresten (inclusief clusterbommen), antivoertuigmijnen, de uitbreiding van de reikwijdte van het verdrag tot interne conflicten, maatregelen ter bevordering van de naleving van het Verdrag en de Protocollen en de voorstellen inzake kleinkalibermunitie (wondballistiek).

Ontplofbare oorlogsresten (ERW)

---

In september 2000 vroeg het Internationale Comité voor het Rode Kruis (ICRC) tijdens een bijeenkomst in Nyon aandacht voor de problematiek die wordt veroorzaakt door "Explosive Remnants of War" (ERW) ofwel "ontplofbare oorlogsresten". De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd in een brief van 17 november 2000. (Kamerstuk buza 000632). Op 14 februari jl. zijn schriftelijke vragen beantwoord (Kamerstuk buza000094). De regering heeft daarin toegezegd te streven naar een voortrekkersrol voor Nederland bij de aanpak van de wereldomvattende ERW-problematiek. Het onderwerp ontplofbare oorlogsresten, de inzet van clusterbommen en de Toetsingsconferentie van het Conventionele Wapens Verdrag kwamen sindsdien verschillende malen aan de orde in debatten in de Tweede Kamer.

Nederland heeft direct na de ICRC-bijeenkomst in Nyon een informeel overleg met verschillende landen georganiseerd om te bezien of het mogelijk zou zijn dit onderwerp in het kader van de komende CWV-Toetsingsconferentie te agenderen. Op Nederlands initiatief is het onderwerp ERW tijdens de tweede PrepCom besproken, waarmee een plaats op de agenda van de Toetsingsconferentie verzekerd was. In maart jl. organiseerde Nederland een seminar in Den Haag waar 70 specialisten uit de hele wereld de problematiek bespraken vanuit militair, humanitair, technisch en juridisch perspectief. De conclusies van de voorzitter van het seminar zijn als werkdocument gepresenteerd tijdens de tweede PrepCom in april jl.

In april jl. heeft de Nederlandse Ontwapeningsambassadeur te Genève, Sanders, gehoor gegeven aan het verzoek van de Australische kandidaat-voorzitter van het CWV om als "Friend of the Chair" (FoC) leiding te geven aan de bijeenkomst over het onderwerp ERW. Ambassadeur Sanders heeft sindsdien twee informele seminars georganiseerd in Genève, en tijdens de intersessionele bijeenkomst en de derde PrepCom de discussies over dit onderwerp voorgezeten.

Zijn inspanningen richtten zich in de eerste plaats op het bereiken van overeenstemming over de tekst van een mandaat dat tijdens de toetsingsconferentie kan worden overeengekomen, waardoor besprekingen over ERW mogelijk zouden worden. Dit zou een eerste stap kunnen zijn op weg naar een juridisch instrument inzake ERW, zoals bijvoorbeeld een Protocol bij het CCW. Daartoe heeft ambassadeur Sanders in de eerste plaats aandacht besteed aan het vergroten van de kennis van de verdragspartijen over de ERW-problematiek, in het bijzonder de omvang en de oorzaken van het probleem en de mogelijkheden om nieuwe ERW te voorkomen en aanwezige ERW op te ruimen.

Tijdens de derde PrepCom in september jl. is gesproken over een concepttekst voor een mandaat. De regering hoopt dat daarover in december overeenstemming kan worden bereikt. Daarbij dient in het oog te worden gehouden dat besluitvorming in CWV-kader bij consensus geschiedt en dat de elementen van een ambitieuze agenda van één verdragspartij wellicht niet voor alle overige verdragspartijen haalbaar zullen blijken te zijn. Daar staat uiteraard tegenover dat consensus uiteindelijk het draagvlak voor een eventueel protocol over ERW ten goede zal komen.

De regering zet zich in voor een breed geformuleerd mandaat waarbij een groep van deskundigen wordt gevormd om alle relevante aspecten van de problematiek verder te onderzoeken en uiteindelijk aanbevelingen te doen voor een juridisch instrument. Het mandaat kan tevens een aantal deelonderwerpen van de problematiek benoemen die in ieder geval moeten worden besproken. De regering heeft zich ingezet voor een mandaat voor een dergelijk expertgroep dat ook onderhandelingen over de tekst van een dergelijk instrument toelaat, maar verschillende verdragspartijen hebben te kennen gegeven dat het nog te vroeg is voor onderhandelingen en dat daarvoor later een nieuw mandaat nodig zal zijn. De regering hoopt nu dat er in december a.s. wel overeenstemming kan worden bereikt over een mandaat dat de ruimte biedt voor zowel onderzoek als aanbevelingen door deskundigen.

De regering ziet twee hoofdcategorieën van maatregelen die genomen kunnen worden om het humanitaire leed dat ontplofbare oorlogsresten veroorzaken te kunnen verminderen. In de eerste plaats dient zoveel mogelijk te worden voorkomen dat ontplofbare oorlogsresten ontstaan, bijvoorbeeld door bij clusterbommen betere ontstekingsmechanismen te gebruiken zodat een groter percentage van de submunities werkelijk ontploft tijdens het gebruik. Ook is te denken aan het inbouwen van een mechanisme dat niet-ontplofte munitie alsnog tot ontploffing brengt of de werking van de submunitie beëindigt. De tweede hoofdcategorie van maatregelen betreft het opruimen van ERW die toch zijn ontstaan. Bezien moet worden in hoeverre het mogelijk is bepalingen overeen te komen inzake het registreren en vrijgeven van informatie over de locaties waar munitie is gebruikt en over de herkenning van deze munitie. Voorts zullen maatregelen voor het waarschuwen van de lokale bevolking moeten worden besproken. Ook zal de verantwoordelijkheid voor ERW aan de orde komen alsmede internationale hulpverlening.

Een toekomstig protocol zou zowel bepalingen kunnen bevatten over specifieke munitie, bijvoorbeeld submunitie van clusterbommen (Zwitserland heeft hier een voorstel over ingediend), alsook algemene bepalingen zoals hierboven genoemd.

De Verenigde Staten en Denemarken hebben een voorstel ingediend voor een nieuw protocol inzake antivoertuigmijnen. Daarin zou in de eerste plaats moeten worden vastgelegd dat alle antivoertuigmijnen detecteerbaar moeten zijn, bijvoorbeeld door een stukje ijzer aan deze mijnen te bevestigen. Verder zouden alle op afstand gelegde antivoertuigmijnen zichzelf na een bepaalde tijd onschadelijk moeten maken. Dat zou kunnen door de mijnen na een bepaalde tijd automatisch te laten ontploffen of door ze zichzelf na enige tijd automatisch te laten uitschakelen (neutraliseren). Wegens de grote explosieve kracht van antivoertuigmijnen verdient de tweede mogelijkheid de voorkeur.

De kans op overeenstemming hierover tijdens de Toetsingsconferentie in december a.s. is klein. Een aantal landen heeft grote bezwaren tegen de voorstellen. Daarbij wordt vooral gewezen op de hoge kosten die zouden zijn gemoeid met de aanpassing van antivoertuigmijnen. Deze zouden er in de praktijk toe kunnen leiden dat de mijnen niet meer zouden kunnen worden gebruikt door arme landen, maar wel door rijke landen. Voorts worden juridische bezwaren aangevoerd: een strikte interpretatie van artikel 8 van het CWV zou het niet toelaten dat meer protocollen over hetzelfde type wapen handelen. Antivoertuigmijnen vallen al onder (Geamendeerd) Protocol II. Aanpassing van het Geamendeerde Protocol II stuit echter op bezwaren van de Niet-Gebonden Landen die vrezen voor de verwarrende situatie die zou ontstaan indien er een geamendeerde versie van het Geamendeerde Protocol II zou worden overeengekomen.

De regering zal tijdens de Toetsingsconferentie het voorstel van de Verenigde Staten en Denemarken steunen. Indien blijkt dat er onvoldoende steun is voor dit nieuwe protocol, is de regering voorstander van verder onderzoek door deskundigen. Zij zouden wellicht ook andere voorstellen kunnen uitwerken om de gevaren van antivoertuigmijnen voor burgers verder te beperken.

De reikwijdte van het verdrag

---

De bepalingen in het verdrag en de meeste protocollen zijn slechts van toepassing op interstatelijke conflicten. Alleen het Geamendeerde Protocol II is van toepassing op zowel interstatelijke conflicten als interne gewapende conflicten. De meeste hedendaagse conflicten vallen daarmee buiten de werking van het verdrag. Het ICRC heeft in de praktijk vaak ervaren dat gewapende groepen in een binnenlands conflict zich niet gebonden achten aan de bepalingen van verdragen als die niet specifiek op binnenlandse conflicten van toepassing zijn. Het ICRC pleit daarom voor uitbreiding van de reikwijdte van het hele verdrag en alle protocollen tot alle conflicten. De Verenigde Staten heeft daartoe mede namens Nederland een voorstel ingediend. De regering stelt zich op het standpunt dat, indien om humanitaire redenen beperkingen aan het gebruik van een wapen worden opgelegd, deze bepalingen ook dienen te gelden voor alle inwoners van het eigen land.

Er bestaat brede steun voor de uitbreiding van de reikwijdte van het Verdrag en van de Protocollen. Wel moet nog overeenstemming worden bereikt over een aantal aspecten. Zo willen sommige landen alleen de reikwijdte van de bestaande protocollen verruimen. Per nieuw protocol zou vervolgens moeten worden bezien of ook daarvoor de ruimere werking zou moeten gelden. Andere landen redeneren precies andersom: in principe moet de reikwijdte van alle bestaande en toekomstige protocollen worden verruimd. Beperking van de reikwijdte van bepalingen in een nieuw protocol tot internationale conflicten zou alleen bij uitzondering mogelijk moeten zijn. De regering heeft een voorkeur voor deze tweede benadering.

Maatregelen ter bevordering van de naleving van het verdrag
---
Het CWV bevat geen bepalingen inzake de naleving. Alleen het geamendeerde Protocol II bevat enkele bepalingen inzake jaarlijks overleg tussen verdragspartijen, jaarlijkse rapportages, het vergroten van de kennis van militairen van Protocol II en de aanpassing van nationale wetgeving aan het protocol. Ook is er een bepaling over de mogelijkheid dat Verdragsstaten elkaar consulteren over de interpretatie en de toepassing van de bepalingen van het protocol.

De landen van de Europese Gemeenschap hebben tijdens de derde PrepCom gezamenlijk voorstellen ingediend ter bevordering van de naleving van het verdrag, in de overtuiging dat een nalevingsmechanisme de werking van het verdrag zal versterken. Hierbij zou kunnen worden bezien of elementen van de bepalingen inzake naleving uit andere relevante verdragen zouden kunnen worden overgenomen, bijvoorbeeld uit het Verdrag van Ottawa of uit de eerdergenoemde bepalingen in het Geamendeerde Protocol II.

Ook Zuid-Afrika heeft een voorstel inzake naleving ingediend. Dit voorstel komt neer op amendering van het CWV met de desbetreffende artikelen die nu alleen voor het Geamendeerde Protocol II gelden.

Deze voorstellen stuitten tijdens de derde PrepCom op kritiek van een aantal landen. Zo stelde China dat de universele acceptatie van het verdrag en de protocollen voorrang geniet boven verdere aanscherping van de bepalingen van het verdrag. Overigens was China wel van mening dat de voorstellen nuttige elementen bevatten. Overeenstemming over deze voorstellen tijdens de toetsingsconferentie is niet waarschijnlijk. De regering hoopt wel dat de verdragspartijen zullen overeenkomen volgend jaar verder te spreken over een nalevingsmechanisme.

De regering is voorstander van een nalevingsmechanisme dat consulatie en dialoog tussen de verdragspartijen mogelijk maakt en dat tevens mogelijkheden biedt om, bij twijfel over de naleving, feiten vast te stellen. Een dergelijk mechanisme dient effectief te zijn, zonder dat er een dure verificatieorganisatie voor moet worden opgezet. De gezamenlijke voorstellen van de landen van de Europese Gemeenschap vormen een goede balans tussen deze twee uitgangspunten. De regering is ook voorstander van een regelmatige (bijvoorbeeld jaarlijkse) bijeenkomst van verdragspartijen.

Kleinkalibermunitie (wondballistiek)

Zwitserland heeft tijdens de Tweede PrepCom een voorstel ingediend voor een protocol over kleinkalibermunitie. Volgens Zwitserland zouden verschillende typen kogels, die niet onder de definitie van dumdumkogel vallen, toch een dumdumeffect kunnen hebben. De definitie van dumdumkogel in de Haagse Verklaring van 1899 zou zijn achterhaald.

Onder de verdragspartijen bleek echter geen steun voor dit voorstel. De voornaamste kritiek betrof de technische haalbaarheid en de twijfel over de juistheid van de Zwitserse onderzoeksmethoden. Tijdens de Derde PrepCom werd duidelijk dat er geen enkele kans bestond op overeenstemming over het voorgestelde Protocol. Sommige verdragspartijen hebben aangegeven dit onderwerp na de Toetsingsconferentie niet verder te willen bespreken. De regering meent dat verder technisch onderzoek zou kunnen bijdragen tot meer algemene kennis over dit onderwerp. Mogelijk kan hiervoor een technische werkgroep worden opgericht.

DE MINISTER VAN DE MINISTER VAN

BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE,

J.J. van Aartsen Mr. F.H.G. de Grave

===