OPTA

Koninklijke KPN N.V.
Voorzitter van de Raad van Bestuur

Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer OPTA/EGM/2001/203017 Datum Onderwerp Bijlage(n) Continuering aanwijzing aanmerkelijke macht op de 1 markt voor huurlijnen o.b.v. artikel 6.4 van de Tw

Geachte heer Scheepbouwer,


1. Inleiding
Bij besluit van 15 november 2000 (met het kenmerk OPTA/EGM/2000/202723) heeft het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) Koninklijke KPN N.V. en haar groepsmaatschappijen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: KPN), aangewezen als aanbieder met aanmerkelijke macht op de nationale markt voor huurlijnen. Deze aanwijzing ziet dan ook op de gehele nationale huurlijnenmarkt. De wettelijke basis van deze aanwijzing werd gevormd door artikel 6.4, eerste lid van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw). Het besluit is per 15 december 2000 in werking getreden. In het bovengenoemde besluit heeft het college aangegeven dat de aanwijzing geldt voor onbepaalde duur. Wel beziet het college de aanwijzing een jaar na inwerkingtreding ervan, en voorts ieder jaar daarna, op de noodzaak tot continuering ervan. Dit is in overeenstemming met de Richtsnoeren aanwijzing aanmerkelijke macht op de markt (hierna: de Richtsnoeren), die het college op 12 oktober 2001 heeft gepubliceerd1.

De onderhavige brief ziet op de reguliere jaarlijkse evaluatie van het college ten aanzien van de noodzaak tot continuering van de aanwijzing van KPN als partij met aanmerkelijke macht op de nationale markt voor huurlijnen. Op basis van deze evaluatie is het college van oordeel dat er geen aanleiding is om af te zien van continuering van de aanwijzing van KPN. Het college gaat in de volgende paragraaf dieper in op de uitkomsten van het onderzoek naar de noodzaak tot continuering van de aanwijzing.


1 Richtsnoeren aanwijzing aanmerkelijke macht op de markt, Stc. d.d. 12 oktober 2001, nr. 198.




2. Uitkomsten van het onderzoek naar de noodzaak van continuering van de aanwijzing Op grond van de Richtsnoeren beziet het college jaarlijks ambtshalve of de aanwijzing van een aanbieder tot partij met aanmerkelijke marktmacht moet blijven gelden. In het kader van deze evaluatie heeft het economisch onderzoeksbureau EIM, in opdracht van het college, het marktaandeel van KPN onderzocht en een analyse uitgevoerd op basis van de aanvullende criteria van artikel 6.4, vierde lid, Tw. Het rapport van EIM2 is als bijlage bij deze brief gevoegd. Het college neemt de bevindingen en conclusies van EIM over. Voor de inhoud ervan verwijst het college kortheidshalve naar de bijlage.

Ten eerste concludeert het college dat uit het onderzoek van EIM blijkt dat het marktaandeel van KPN op de huurlijnenmarkt, gemeten in omzet, zich tussen januari 2000 en maart 2001 ruim boven 25% bevindt, namelijk 55-65% in 2000 en 55-65% over het eerste kwartaal van 2001. Daarmee is ruimschoots voldaan is aan de hoofdregel van (continuering van) aanwijzing als aanbieder met aanmerkelijke marktmacht.

Ten tweede geeft de analyse van EIM op basis van de criteria van artikel 6.4, vierde lid, Tw geen aanleiding om af te zien van continuering van de aanwijzing van KPN. De analyse wijst uit dat KPN een betere uitgangspositie heeft op de huurlijnenmarkt dan de andere aanbieders van huurlijnen. KPN is in staat om marktvoorwaarden te beïnvloeden doordat KPN zelfstandig in staat is om voorwaarden voor toegang te stellen aan een groot aantal afnemers. Daarnaast profiteert KPN van de ruime ervaring in het bieden van huurlijnen en is het aanbod van KPN duidelijk het meest gediversifieerd. KPN beschikt als enige over een fijnmazig netwerk met een hoge geografische dekkingsgraad. Daardoor is KPN de enige die op nationaal niveau huurlijnen kan aanbieden zonder gebruik te maken van capaciteit van andere aanbieders. KPN is in staat om tegen lagere kosten dan de overige aanbieders de meeste eindgebruikers te bereiken en aan te sluiten. Voor wat betreft de toegang tot financiële middelen tenslotte neemt KPN ten opzichte van haar concurrenten geen uitzonderingspositie in.

Resumerend stelt het college vast dat het marktaandeel van KPN en de analyse op basis van de criteria van artikel 6.4, vierde lid, Tw geen aanleiding geven om af te zien van continuering van de aanwijzing van KPN als aanbieder met aanmerkelijke macht op de nationale markt voor huurlijnen op basis van artikel 6.4 van de Tw. Continuering van de aanwijzing van KPN bevordert naar de mening van het college de daadwerkelijke concurrentie en het ontstaan van een meer `level playing field'.


2 EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid, 18 oktober 2001.



Bij brief van 3 oktober 2001 deelt de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit aan het college mede dat in de onderhavige beslissing tot continuering van de aanwijzing van KPN als aanmerkelijke macht op de markt voor huurlijnen, geen interpretaties van mededingingsrechtelijke begrippen worden gehanteerd die strijdig zijn met interpretaties die worden gehanteerd bij de toepassing van (artikel 24 van) de Mededingingswet.

Hoogachtend,

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT, namens het college,

prof.dr. J.C. Arnbak, voorzitter