Persbericht
10 december 2001
Op verzoek van dr. K. Dittrich deel ik u mede dat hij zich maandag 10 december in een brief aan de minister van Binnenlandse Zaken heeft teruggetrokken als kandidaat voor het burgemeesterschap van Maastricht. Aan zijn besluit ligt een persoonlijke afweging ten grondslag, waarover met de minister van Binnenlandse Zaken contact is geweest. Bijgaand ontvangt u ter informatie de tekst van de brief aan de minister.
Universiteit Maastricht
Afdeling Comunicatie
M. Schrijnemaekers
Mr. K.G. de Vries
Minister van Binnenlandse Zaken
Uw kenmerk Ons kenmerk Doorkiesnummer
Maastricht
01.054/KD/tm
10-12-2001
Zeer geachte heer De Vries,
Hierbij deel ik u mee dat ik mijn kandidatuur voor het burgemeesterschap van
Maastricht intrek. De motivering daarvoor is de volgende.
Op 15 november ben ik unaniem door de Vertrouwenscommissie en met een ruime
meerderheid door de gemeenteraad van Maastricht voorgedragen als
kandidaat-burgemeester. Wellicht aangemoedigd door geëmotioneerd verzet van
het CDA tegen een burgemeesterskandidaat van PvdA-huize, ben ik vanaf die
datum vogelvrij geweest voor uitingen van en in de media. Dat mijn
MVV-verleden opgerakeld zou worden, wekte geen verbazing. Zowel met de
Commissaris der Koningin in de provincie Limburg als met de
Vertrouwenscommissie heb ik in alle openheid over die smet op mijn
bestuurlijk blazoen gesproken. Ik had gehoopt dat deze voor mij traumatische
gebeurtenis uit 1993-1994 met enig terughoudendheid zou worden vermeld. De
behandeling die bestuur en directie van MVV destijds hebben ondergaan,
beschouw ik - en velen met mij - nog steeds als excessief, op publiciteit
gericht en volstrekt onnodig.
Ik ben daarom onaangenaam getroffen door de aandacht en de felheid waarmee
deze zaak opnieuw in de publiciteit is gebracht en gebruikt. Ronduit
gekrenkt ben ik echter door de wijze waarop twee andere zaken door een
aantal media zijn behandeld. Noch een zogenaamde bouwaffaire uit 1992-1993,
noch "gesjoemel met cijfers" uit 1989-1990, berusten op enige grond van
waarheid. Met name NRC-Handelsblad en Dagblad de Limburger hebben zich
jegens mij buitengewoon onzorgvuldig opgesteld.
Ik kan er echter niet omheen dat door de publiciteit van de laatste weken
mijn integriteit in het geding is gekomen. Weliswaar is de toon van de
berichtgeving recent gewijzigd, maar in alle publicaties wordt mijn
voordracht in verband gebracht met in elk geval één van bovengenoemde zaken.
Daarmee is mijn toekomstig functioneren als burgemeester is diskrediet
gebracht en vrees ik dat rond mijn eventuele burgemeesterschap en rond de
stad Maastricht te pas en te onpas een sfeer van verdachtmakingen kan gaan
ontstaan. Na alle commotie van de laatste weken, heb ik nu dan ook de
conclusie getrokken dat ik in een dergelijke sfeer niet goed zou kunnen
functioneren. Noch het burgemeesterschap, noch de stad Maastricht, noch mijn
gezin en ikzelf zouden zijn gebaat bij een voortdurende dreiging van
oplaaiende discussie over de noodzakelijke integriteit die past bij het ambt
van burgemeester.
Ik heb veel respect voor de wijze waarop de procedure rond de voordracht in
Maastricht is verlopen. Ik ben de Vertrouwenscommissie en de gemeenteraad
van Maastricht dankbaar voor de steun die ik heb gekregen. Ik ben de
Commissaris van de Koningin zeer erkentelijk voor de wijze waarop hij mijn
sollicitatie heeft behandeld. Ik ben uiteraard zeer blij met de talrijke
hartelijke steunbetuigingen die ik de afgelopen weken heb ontvangen. Dat
alles weegt echter niet op tegen de smet die rond mijn mogelijke
burgemeesterschap is ontstaan. Ik denk dat ik een goede burgemeester zou
zijn geweest; dat zal echter niet kunnen blijken. Het zij zo.
Met hoogachting,
dr. K. Dittrich
cc:
mr. B.J.M. baron Van Voorst tot Voorst, Commissaris der Koningin
dhr. P. Keijmis, voorzitter Vertrouwenscommissie