Ministerie van Financien

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein Verbruiksbelastingen

Besluit van 10 december 2001, nr. CPP2001/3083M

De plv. directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Vragen

Ondernemer X houdt zich ondermeer bezig met de verzorging van loonadministraties en het optreden als intermediair bij de uitvoering van de Arbo-wet voor in het buitenland gevestigde ondernemers met een vaste inrichting in Nederland. Laatstbedoelde ondernemers kunnen op grond van een tussen X en verzekeringsmaatschappij Y afgesloten
mantelovereenkomst een collectieve
loondoorbetalingsrisicoverzekering afsluiten bij Y, waarbij zij een korting van 7,5% op de gebruikelijke premie genieten onder het voorbehoud dat X niet tevens met andere verzekeraars een mantelovereenkomst sluit. De feitelijke (loondoorbetalingsrisico)verzekeringsovereenkomsten worden gesloten door tussenkomst van Z, een aan X gelieerde vennootschap die als verzekeringsadviseur wordt aangeduid in de mantelovereenkomst. Voor de verrichte werkzaamheden (advies inzake offertes, polisopmaak, incasso enz.) krijgt Z een provisie van Y. In de mantelovereenkomst is een bepaling opgenomen op grond waarvan Y aan X een aandeel in de winst verleent onder de voorwaarde dat een minimaal premievolume en een bepaald
schadepercentage wordt gehaald.


1. Is het verlenen van een winstaandeel door Y aan te merken als de vergoeding voor een prestatie van X?


2. Als sprake is van een prestatie door X, is deze dan vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel k, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet)?

Antwoorden


1. X verricht met betrekking tot het winstaandeel een prestatie aan Y binnen de tussen beide ondernemers bestaande rechtsbetrekking (de mantelovereenkomst). De prestatie bestaat uit enerzijds het verrichten van een inspanning om relaties een loondoorbetalingsrisicoverzekering bij Y te laten afsluiten en anderzijds het ervoor zorgdragen dat de daadwerkelijke activiteiten (advies inzake offertes, polisopmaak, incasso enz.) door Z worden verricht. Het door X van Y ontvangen winstaandeel vormt de vergoeding voor die prestatie.


2. Het afsluiten van een exclusieve mantelovereenkomst door X en het behalen van een bepaald premievolume en schadepercentage is niet aan te merken als een handeling ter zake van verzekeringen in de zin van artikel 11, eerste lid, onderdeel k, van de Wet. De feitelijke verzekeringsactiviteiten worden verricht door Z. X treedt ook niet op als tussenpersoon bij de te sluiten verzekeringen en is ook niet op één lijn te stellen met een dergelijke persoon. X sluit geen verzekeringen af, noch verlengt zij verzekeringen of incasseert zij premies terzake van
verzekeringen. De prestatie van X voldoet niet aan kenmerken van een vrijgestelde
verzekeringsprestatie of een daarmee samenhangende dienst verricht door een assurantietussenpersoon (of daaraan gelijk te stellen (rechts) persoon). Anders dan bij het Card Protection Plan-arrest van het Hof van Justitie (arrest van 25 februari 1999, nr. C-349/96) ontvangt X ook geen gelden van haar klanten voor het afsluiten van een collectieve verzekering. De conclusie moet dan ook luiden dat de prestaties van X niet zijn vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel k, van de Wet.

| In Favorieten plaatsen | Stuur dit door