Ministerie van Financien

De Voorzitter van de Algemene Commissie

voor Europese Zaken

van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Plein 2

2511 CR DEN HAAG

Datum Uw brief Ons kenmerk (Kenmerk)

10 december BFB 2001/1016M 2001

Onderwerp

Toezending verslag van de Ecofin Raad van 4 december 2001 te Brussel.

Hierbij zend ik u, mede namens de
Staatssecretaris, het verslag van de vergadering van de Ecofin Raad van 4 december 2001 te Brussel.

Dit verslag wordt toegezonden aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer alsmede de Voorzitters van de Algemene Commissie voor Europese Zaken en de Vaste Commissie voor Financiën van de Tweede Kamer.

DE MINISTER VAN FINANCIËN

Verslag eurogroep en Ecofin Raad van 3 en 4 december 2001 te Brussel

Op 3 en 4 december jl. kwamen in Brussel achtereenvolgens de eurogroep en de Ecofin Raad bijeen. Ook vond voorafgaand aan de eurogroep de Macro-economische dialoog plaats. Onderstaand wordt van de bijeenkomsten verslag gedaan.

Macro-economische dialoog

Tijdens de Ecofin werd zeer kort verslag gedaan van de Macro-economische dialoog. Deze werd gevoerd tussen de Raad (gerepresenteerd door de zgn. Trojka), de Commissie, de ECB en een vertegenwoordiger van monetaire autoriteiten buiten het eurogebied en sociale partners. Er is gesproken over de huidige economische situatie en hoe de sociale partners, de regeringen en de monetaire autoriteiten zouden kunnen bijdragen aan economische groei en meer werkgelegenheid.

Eurogroep

Tijdens de bijeenkomst van de eurogroep is gesproken over de economische situatie en vooruitzichten, budgettaire ontwikkelingen en de invoering van de chartale euro. Verder hebben twee landen een korte presentatie gehouden over ontwikkelingen in belasting- en
uitkeringsstelsels.

Economische en budgettaire situatie en vooruitzichten

Bij dit onderwerp is voornamelijk gesproken over de budgettaire vooruitzichten voor 2002. De economische afzwakking leidt ertoe dat in de meeste lidstaten de begrotingssaldi
verslechteren ten opzichte van eerdere ramingen. Dit hangt voor een groot deel samen met het geheel of gedeeltelijk laten werken van de automatische stabilisatoren. Commissaris Solbes gaf aan dat naar zijn verwachting in geen van de lidstaten de bovengrens van het SGP van 3% BBP volgend jaar zal worden bereikt. Uiterlijk half december zullen alle lidstaten de
geactualiseerde nationale stabiliteitsprogramma indienen. Op basis van de informatie uit deze programma's zal de Commissie in januari een rapport opstellen over de budgettaire
ontwikkelingen in lidstaten.

Invoering van de chartale euro

Zoals gebruikelijk is in de eurogroep gesproken over de voortgang die de lidstaten boeken bij de overgang naar de euro. Dit keer is in het bijzonder gesproken over het dubbel prijzen. Het dubbel prijzen, ook in het begin van 2002 wanneer zowel de euro als de nationale valuta wettig betaalmiddel zijn, draagt bij aan de transparantie en helpt de consumenten bij het maken van een prijsvergelijking.

Presentatie en bespreking belasting- en sociale zekerheidsstelsels

In de eurogroep wordt regelmatig gesproken over structurele onderwerpen, doorgaans op basis van een of enkele presentaties van lidstaten. Dit keer hebben Frankrijk en Portugal een
presentatie gehouden over hun bestaande en voorgenomen beleid inzake hun belasting- en sociale zekerheidstelsels. In de Franse presentatie is ingegaan op maatregelen die zijn gericht op het vergroten van de werkgelegenheid door het goedkoper maken van laagbetaalde arbeid en de financiële prikkels voor werknemers te verbeteren. Een van de door Frankrijk ingevoerde maatregelen is een 'earned income tax credit' (een negatieve inkomstenbelasting voor de laagste inkomensgroepen).

Ecofin Raad

Voorbereiding Europese Raad van Laken

Er staan twee onderwerpen op de agenda: Doelstellingen en werkmethoden op het terrein van de pensioenen en structurele indicatoren.

Pensioenen:

Voorzitter Reynders memoreert dat de Sociale Raad het gezamenlijk verslag van EPC/SPC heeft goedgekeurd. EPC-voorzitter Cotis verwijst naar het gezamenlijk verslag in document 14098/01. Hij benadrukt dat het subsidiariteitsbeginsel bij het pensioenbeleid volledig in acht wordt genomen. Alle lidstaten worden opgeroepen in de tweede helft van 2002 een rapport op te stellen over hun

pensioenstrategie. Op basis van deze rapporten zullen Commissie en Raad een gezamenlijk document opstellen ten behoeve van de
voorjaars-ER in 2003. De gevolgde procedure zal vervolgens

worden geëvalueerd.

Commissaris Solbes ziet dit verslag van de beide comités als een stap voorwaarts, en een verdieping van de samenwerking op basis van de ER-conclusies van Gothenburg. Hij verwijst verder naar de

afspraak dat de vergrijzing van de bevolking en de invloed daarvan op de overheidsfinanciën ook in de stabiliteits- en convergentieprogramma's van de lidstaten wordt behandeld.

Eén lidstaat spreekt grote waardering uit voor het rapport, maar wijst wel op de grote institutionele verschillen op het terrein van pensioenen en benadrukt dat wordt gehecht aan de nationale

bevoegdheden in het pensioenbeleid.

Een andere lidstaat waarschuwt voor een proliferatie van procedures en wil het aantal documenten tot een minimum beperken. De vergrijzing komt immers al aan bod in de globale richtsnoeren en in de

stabiliteitprogramma's. Bij dat laatste ziet deze lidstaat overigens niet de noodzaak om elk jaar dit thema te behandelen; het gaat immers om een lange termijn vraagstuk.

Voorzitter Reynders constateert dat het verslag van het EPC/SCP kan worden vastgesteld en openbaar gemaakt.

Indicatoren:

Voorzitter Reynders stelt vast dat de Sociale Raad en de Milieuraad zich inmiddels hebben gebogen over hun respectievelijke indicatoren. De Ecofin Raad wordt nu gevraagd de indicatoren op het terrein van macro-economie, economische structuur en R&D vast te stellen.

EPC-voorzitter Cotis bepleit een beperkte lijst voor de Europese Raad. Aan de 12 door de Ecofin Raad vastgestelde indicatoren zou het EPC er één willen toevoegen: de uitstoot van broeikasgassen gerelateerd aan de doelstelling van Kyoto. Het EPC deelt niet de visie van de Commissie om twee indicatoren te schrappen: de indicator ICT expenditure en de overheidsschuld. Ook het voornemen van de Commissie om te komen tot een zogenaamde "schoonheidswedstrijd" met
samengestelde indicatoren, wijst het EPC af omdat dit gemakkelijk leidt tot simplificatie.

Commissaris Solbes stelt vast dat Commissie en EPC het eens zijn over de algemene beginselen inzake kwaliteit en betrouwbaarheid van de indicatoren. De Commissie vindt de beknopte lijst van 13

indicatoren te beperkt, ook voor de Europese Raad. De indicatoren zouden een breder inzicht moeten verschaffen in de stand van de
economische hervormingen en er moet een evenwicht worden bewaakt tussen de verschillende deelterreinen conform de strategie van Lissabon.

Vijf lidstaten, waaronder drie grote, steunen de benadering van het EPC inzake de korte lijst, en roepen op de inhoudelijke problemen met de Commissie uit de weg te ruimen. Eén lidstaat plaatst vraagtekens bij de indicatoren inzake de potentiële output gezien de methodologische problemen met dit begrip. Een grote lidstaat, gesteund door een kleinere, roept op de Ecofin Raad in het proces van voorbereiding van de Europese Raad van Barcelona een coördinerende rol te geven.

Voorzitter Reynders concludeert dat de conclusies in document SN 4707/01 door de Raad kunnen worden vastgesteld. Voor het eind van 2002 zal de Ecofin Raad zich opnieuw uitspreken over de ontwikkeling en het gebruik van indicatoren. Commissaris Solbes neemt kennis van het gegeven dat de Raad de verkorte lijst zoals voorgesteld door het EPC wenst te handhaven.

Belastingpakket


- Voortgangsverslag groep gedragscode
De raad neemt zonder discussie kennis van het voortgangsverslag.


- Belasting op spaartegoeden

Ontwerprichtlijn spaartegoeden

Door het voorzitterschap zijn de nog openstaande punten in een document opgenomen. Na een uiteenzetting van deze punten door de voorzitter van de Groep op Hoog Niveau, oud minister Hatry, stelt voorzitter Reynders van de Ecofin Raad voor dat de Groep op Hoog Niveau naar een oplossing moet zoeken voor de technische punten in haar vergadering op 7 december a.s. Reynders wil dat de Ecofin Raad zich nu alleen maar concentreert op de politieke punten. Het betreft de volgende punten.


- de datum waarop de overgangsperiode van 7 jaar voor de bronheffingslanden begint te lopen: de datum van inwerkingtreding van de richtlijn dan wel 1-1-2004, hetgeen bijna een jaar later is;


- het overgaan op de uitwisseling van inlichtingen door de bronheffingslanden aan het einde van de overgangsperiode. In de conclusies van de Europese Raad te Feira is dit een automatisme. Twee lidstaten (met een bankgeheim) willen dit afhankelijk maken van hetgeen de derde landen na deze periode gaan doen. Dit vereist na de overgangsperiode een nieuwe beslissing. Eén lidstaat wil vlak voor het aflopen van de overgangsperiode een onderzoek naar de effectiviteit van de uitwisseling van inlichtingen. Als blijkt dat deze uitwisseling van inlichtingen onvoldoende functioneert wordt de overgangsperiode verlengd totdat een en ander wel effectief is.

Uit de discussie blijkt dat twaalf landen, waaronder Nederland, van mening zijn dat de conclusies van de Europese Raad te Feira gevolgd moeten worden voor wat na afloop van de overgangsperiode moet gebeuren, namelijk een automatische overgang naar de uitwisseling van inlichtingen door de bronheffingslanden na een periode van 7 jaar, zonder nadere voorwaarden. Het afwijken van die conclusies tast de geloofwaardigheid van de Europese Unie aan richting derde landen. Wat de begindatum van de overgangsperiode betreft zijn drie lidstaten bereid te denken over 1-1-2004.

Eén lidstaat, gesteund door de andere lidstaat met een bankgeheim, wijst er op dat in Feira een verklaring bij de conclusies is afgelegd waarin het overgaan op uitwisseling van inlichtingen afhankelijk wordt gesteld van hetgeen
overeengekomen wordt met de derde landen en met de afhankelijke en/of geassocieerde gebieden. Deze lidstaat geeft aan alleen te zullen instemmen met een richtlijn als exact bekend is wat met deze landen en gebieden overeengekomen is. Deze lidstaat is niet bereid over te gaan naar de uitwisseling van inlichtingen als deze landen en gebieden niet hetzelfde doen.

De andere lidstaat met een bankgeheim voegt er nog aan toe dat bij de definitieve
besluitvorming

vast moet staan dat de derde landen hetzij bereid zijn onmiddellijk over te gaan tot de uitwisseling van inlichtingen hetzij dat na de overgangsperiode zullen doen. Als dit niet vast staat, moet vlak voor het einde van de overgangsperiode een nieuw besluit genomen worden. Deze lidstaat roept ook nog in herinnering dat de spaartegoeden deel uitmaken van het belastingpakket, waartoe ook de gedragscode behoort. Als op de gedragscode geen voortgang geboekt wordt met het terugdraaien van schadelijke belastingregimes, dan komt er geen overeenstemming over het pakket.

Voorzitter Reynders zegt concluderend dat het voorzitterschap, gezien de discussies in de Raad, met een aangepast richtlijnvoorstel zal komen waarin geen enkele band gelegd zal worden met de derde landen en de afhankelijke en geassocieerde gebieden en na de overgangsperiode van 7 jaar automatisch wordt overgegaan op de uitwisseling van inlichtingen. Het staat lidstaten die het daar niet mee eens zijn uiteraard vrij voorbehouden te maken of verklaringen af te leggen. Het voorzitterschap wil voor de Ecofin Raad van 13 december a.s. een tekst zonder varianten. De definitieve goedkeuring van de richtlijn geschiedt eind 2002. De tekst waarover op 13 december a.s. een politiek akkoord bereikt moet worden, dient dan als uitgangspunt voor de onderhandelingen met derde landen. Op 7 december a.s. zal de Groep op Hoog Niveau Belastingpakket zich nog buigen over de nieuwe tekst waarbij met name ook nog een oplossing gevonden moet worden voor de technische punten.

Rapport van de Commissie over de discussies met derde landen

Commissaris Bolkestein meldt dat de Commissie het Commissievoorstel over de spaartegoeden naar de derde landen heeft gestuurd. Inmiddels hebben op technisch niveau inleidende besprekingen plaatsgevonden met Zwitserland en de VS. Deze landen hebben laten weten alleen maar mee te willen werken als de afhankelijke en/of geassocieerde gebieden ook mee wille werken. Bovendien willen de derde landen ook andere dossiers in de discussie betrekken. Zo koppelt Zwitserland het spaartegoedendossier aan de bereidheid van de Europese Unie met Zwitserland vooruitgang te boeken op Schengen en de Dublin-overeenkomst. De Zwitserse Federale Raad heeft inmiddels mandaten vastgesteld op deze onderdelen. Een en ander gaat nu naar het Parlement en naar de Kantons. Zwitserland heeft aangegeven bereid te zijn een bronheffing in overweging te nemen. Het bankgeheim zal het evenwel niet afschaffen. De VS hebben aangegeven eigenlijk meer geïnteresseerd te zijn in inlichtingen van de afhankelijke en/of geassocieerde gebieden dan in inlichtingen uit de EU-landen. Commissaris Bolkestein sluit af door te melden de eigenlijke onderhandelingen begin volgend jaar zullen beginnen. Dan staat hopelijk ook vast wat de EU-landen op het gebied van de spaarfiscaliteit willen.

Rapport van Nederland en het VK over de besprekingen met de afhankelijk en/of
geassocieerde gebieden

Het VK meldt dat besprekingen hebben
plaatsgevonden met de dependencies. De dependencies stellen zich zeer coöperatief op. Het VK heeft duidelijk gemaakt wat het wil, maar wel op basis van de conclusies van de Europese Raad te Feira. De dependencies hebben verzocht om geheimhouding

over de voortgang van de onderhandelingen; om deze reden is de voortgang weergegeven in een vertrouwelijk document.

Minister Zalm deelt mee dat de Nederlandse Antillen en Aruba bereid zijn mee te werken aan de uitwisseling van inlichtingen. Ze zijn geïnteresseerd in de uiteindelijk tekst van de richtlijn. Ze willen ook graag weten wat de andere dependencies in het Caribisch gebied doen.

Financiële diensten: prospectusrichtlijn

Een grote lidstaat geeft aan dat de kosten die zullen voortvloeien uit de Prospectus-richtlijn voor het MKB niet te hoog mogen zijn, conform de Europese Raad van Lissabon, die bepaald heeft dat MKB goede en goedkope toegang moet hebben tot kapitaal. De richtlijn maakt dat op dit moment niet mogelijk. De Commissie wordt gevraagd hier nogmaals zorgvuldig naar te kijken, omdat (zeker in tijden van recessie) een dergelijke uitkomst niet verstandig is. Nederland sluit zich daarbij aan. Tevens wordt door Nederland aangegeven dat shelf registration voor het MKB een zware verplichting is, hetgeen wordt gesteund door twee grote lidstaten. Eén van deze lidstaten stelt dat het wellicht als optie ingevoerd moet worden.

Rapport van de Europese Rekenkamer inzake de uitvoering van de begroting 2000

De Voorzitter van de Europese Rekenkamer (ERK), dhr. Friedmann presenteert de bevindingen van de ERK in het jaarverslag 2000, inclusief de betrouwbaarheidsverklaring. Er zijn enige positieve bevindingen, maar de voornaamste constatering luidt dat de
betrouwbaarheidsverklaring (opnieuw) niet positief is voor wat betreft de beleidsuitgaven. Friedmann benadrukt hierbij de
medeverantwoordelijkheid van de lidstaten, die feitelijk 80% van de EU-begroting uitgeven. Het forse overschot in 2000 van 11,6 mld zou moeten worden voorkomen door beter gebruik van de budgettaire procedures gedurende het jaar zelf. Bij landbouw hebben hervorming in het
geïntegreerd beheers- en controlesysteem geleid tot een beter (zij het niet volledig
bevredigend) beheer. Bij structuurfondsen zijn de door de ERK uitgevoerde controles
ontoereikend en moeten de controlesystemen doeltreffender worden. Bij OLAF zijn
kanttekeningen te plaatsen over de inbedding binnen de Commissie, die de onafhankelijke positie van OLAF (controleur van de Commissie) in gevaar kan brengen.

Commissaris Schreyer dankt de ERK voor het jaarverslag, dat zij ziet als steun voor de door de Commissie ingezette hervormingen. Het jaarverslag stoelt sterk op de bevindingen van de speciale

verslagen, die de ERK gedurende het jaar presenteert, en een goed hulpmiddel voor de Commissie vormen om verdergaande hervormingen door te voeren die gericht zijn op goed beheer. In dat verband verwijst Commissaris Schreyer naar twee speciale verslagen inzake het Gemeenschappelijk Buitenlands- en
Veiligheidsbeleid en Agentschap Wederopbouw Kosovo. Tevens wijst Commissaris Schreyer op het groenboek inzake de bescherming van de financiële belangen van de Unie, dat binnenkort gepresenteerd zal worden ten behoeve van de volgende Intergouvernementele Conferentie. Tot slot wordt gerefereerd aan de herziening van het Financieel Reglement, dat hopelijk op 1 januari 2003 in werking zal kunnen treden.

Minister Zalm wijst erop dat in de
betrouwbaarheidsverklaring van de ERK wederom concrete, gekwalificeerde foutenpercentages ontbreken. De ERK houdt, ondanks het verzoek van zowel het Europees Parlement als de Raad om openbaarmaking, deze cijfers geheim en volstaat met de vermelding "onaanvaardbaar hoog aantal fouten". Dit is niet transparant, en maakt een conclusie over stijging of daling van de fouten door de jaren heen onmogelijk. Dit is
onwenselijk.

In reactie antwoordt Friedmann dat in het verleden foutenpercentages zijn genoemd in de jaarverslagen. Deze cijfers werden echter veelal verkeerd geïnterpreteerd (direct tot fraude bestempeld), derhalve heeft de ERK afgezien van publicatie. Overigens liggen de
foutenpercentages in 2000 ongeveer gelijk aan voorgaande jaren.

Een grote lidstaat refereert aan de rol van de lidstaten en geeft toe dat bijvoorbeeld inzake de landbouwuitgaven verbeteringen in het beheer bij de regio's mogelijk zijn. Het is goed dat de ERK verbeteringen in het beheer van de Commissie heeft geconstateerd. Van belang is vooral dat de

controle op de uitgaven in de
kandidaat-lidstaten aandacht blijft krijgen.

Voorzitter Reynders concludeert dat de Raad nota heeft genomen van het jaarverslag 2000. Het Coreper zal zich nu met het onderwerp belasten, ter voorbereiding op afronding in de Ecofin Raad van maart 2002.

Galileo

Commissaris De Palacio licht toe dat de studie van Price Waterhouse Coopers (PWC) antwoord

biedt op de vragen die door de Europese Raad van Stockholm en de Transportraad van april jongstleden zijn opgeworpen. Zij constateert dat er in de Raad een ruime meerderheid aanwezig is voor het Commissievoorstel inzake de Joint Undertaking voor het beheer van het project. PWC heeft, aldus de Commissaris, aangetoond dat het Galileo-project een rendabel project is met een kosten/baten-verhouding van 1:4,6; een dergelijk gunstige verhouding ziet men vrijwel nooit bij investeringen in

infrastructuur aldus de Commissaris. De belangstelling vanuit de private sector is vanaf de ontwikkelingsfase aanwezig, en er is ook veel belangstelling van buiten de Europese Unie. Uitblijven van een besluit over de voortgang zou schadelijk zijn voor de geloofwaardigheid van de Europese Unie. PWC hanteert de aanname van grote publieke bijdragen maar de Commissaris wijst erop dat de private bijdrage in de financiering vanwege de aard van het project moeilijk voorspelbaar is. Zij wijst er verder op dat de publieke bijdrage in de exploitatiefase niet gezien moet worden als subsidie maar als een bijdrage voor geleverde diensten. Conclusie van de Commissaris is dat de levensvatbaarheid van Galileo is aangetoond; de politieke wil zou nu moeten blijken. En passant wijst zij er op dat voor de verdere beslissing naar het oordeel van de Commissie een gekwalificeerde meerderheid in de Raad volstaat. Mocht onverhoopt niet vóór het einde van het jaar zijn besloten tot de overgang naar de ontwikkelingsfase en de bijbehorende financiering uit TEN-gelden, dan zal de Commissie besluiten af te zien van het project en de dan vrijvallende TEN-gelden voor andere projecten in de infrastructuur bestemmen.

Een grote lidstaat wijst er op dat de studie van PWC aantoont dat ook in de operationele fase nog publieke middelen voor Galileo nodig zullen zijn, en dat wijkt af van eerder overeengekomen uitgangspunten van de Raad. Verder roept de PWC-studie ook andere vragen op onder meer over de beheersstructuur en het management. Twijfels heeft deze lidstaat bij de door PWC geschatte baten van cumulatief meer dan 17 miljard euro. Deze baten zouden vooral moeten komen vanuit de luchtvaart en maritieme sector. Informatie van luchtvaartmaatschappijen roept op zijn minst twijfel daarover op. Grootste zorg van deze lidstaat is dat een grote en blijvende financiering vanuit de publieke middelen noodzakelijk blijkt te zijn, en de
investeringsbedragen die daarbij voor Galileo worden geschat (6 miljard euro) lijken afgezet tegen de investeringen die voor het VS-systeem zijn

gemaakt (ruim 15 miljard euro) eerder een onder- dan een overschatting. Deze lidstaat stelt daarom dat besluitvorming op deze basis nu niet kan worden afgerond. Dit vergt een goed voorbereid debat in de Ecofin Raad. Met het oog daarop circuleert deze lidstaat een
conceptverklaring en vraagt de andere lidstaten daarvoor steun.

Een andere grote lidstaat stelt dat het huidige geschil niet over de strategische betekenis van Galileo gaat, maar over de financiering. Deze lidstaat constateert dat we in dit project steeds verder verwijderd raken van de
oorspronkelijke uitgangspunten. De PWC-studie brengt in dat verband diverse nieuwe elementen op tafel die zorgvuldige bestudering en afweging vergen. Het kan niet zo zijn dat het project voortdurende ondersteuning met publieke middelen zal vergen. Besluitvorming zal dus niet op korte termijn kunnen worden afgerond.

Vijf andere lidstaten, waaronder Nederland, sluiten zich aan bij de opvattingen van deze twee grote lidstaten. Al deze lidstaten willen eerst meer duidelijkheid over de kosten en de financiering op tafel alvorens tot
besluitvorming kan worden overgegaan.

Twee andere grote lidstaten daarentegen onderstrepen het strategische belang van het Galileo project. Eén lidstaat wijst er op dat dit type projecten altijd zal zijn omgeven met financiële risico's. De andere lidstaat benadrukt dat besluitvorming nu noodzakelijk is voor behoud van geloofwaardigheid. De tekst zoals door de eerdergenoemde grote lidstaat is voorgesteld, kan door deze twee lidstaten niet worden gesteund.

Een andere lidstaat vindt het Galileo project belangrijk om strategische redenen en is van oordeel dat de vragen die door de PWC-studie zijn opgeroepen, door de Transportraad moeten worden beoordeeld. Wel hecht deze lidstaat eraan dat de private sector een hoofdrol gaat spelen in de financiering van Galileo.

Voorzitter Reynders wil aanvankelijk volstaan met het nota nemen van de bezwaren van de diverse lidstaten en concluderen dat
besluitvorming op de a.s. Transportraad is voorzien. De eerstgenoemde grote lidstaat gaat daar evenwel niet mee akkoord en eist dat ook wordt gecommuniceerd dat 6 á 7

lidstaten met het belangrijkste element uit de voorgestelde tekst instemmen, namelijk dat een verantwoord besluit op basis van de nu beschikbare gegevens over de financiering niet mogelijk is. De voorzitter concludeert daarop dat de tekst van deze lidstaat als verklaring bij de notulen wordt gevoegd en dat de lidstaten die de verklaring ondersteunen dat aan het Secretariaat van de Raad dienen door te geven. Zes lidstaten, te weten het VK, Duitsland, Nederland, Oostenrijk, Denemarken en Zweden, hebben dat gedaan. De Voorzitter van de Ecofin Raad zal terzake verslag uitbrengen aan de voorzitter van de Transportraad.

Commissaris de Palacio herhaalt het standpunt dat de PWC-studie de haalbaarheid van het project niet in twijfel trekt. Commissaris De Palacio acht het voor de geloofwaardigheid van de Europese Unie noodzakelijk vóór het einde van dit jaar te besluiten over de ontwikkelingsfase en zij herhaalt haar dreigement dat wanneer de Raad een dergelijk besluit niet neemt de Commissie het project intrekt.

Verzekeringen voor de luchtvaartsector

EFC-voorzitter Akerholm meldt dat het EFC van oordeel is dat een einddatum moet worden vastgesteld voor het overheidsoptreden op de markt voor verzekeringen in de luchtvaartsector. Een

geloofwaardige einddatum, die in de openbaarheid wordt gebracht, zal de markt stimuleren om met oplossingen te komen. In de periode tot die einddatum moet de overheid premie in rekening brengen op een niveau afgeleid van
marktcondities. De Commissie is verantwoordelijk voor het toezicht op de regelingen met het oog op ongeoorloofde staatssteun en
concurrentievervalsing.

Commissaris De Palacio stelt dat de markt nog niet is hersteld en verwijst naar de situatie in de VS en Japan waar de overheid de dekking voor het terrorismerisico tot eind maart 2002 zal aanbieden. Pas na die periode is te verwachten dat de markt zich weer zal herstellen. De Commissaris wil de Europese
luchtvaartmaatschappijen niet in een nadelige positie plaatsen ten opzichte van VS en Japanse concurrenten. Eén lidstaat geeft aan zo snel mogelijk terug te willen naar de markt en heeft problemen met een verlenging langer dan tot het einde van dit jaar.

Diverse lidstaten geven aan een verlenging tot eind maart te kunnen accepteren, waarbij enkele wel tussentijdse evaluatiemomenten willen hebben. Een grote lidstaat geeft aan dat de Commissie meer duidelijkheid zou moeten verschaffen over de geoorloofde dekking en bijbehorende premie.

Verschillende andere lidstaten geven aan dat de Commissieopstelling voldoende duidelijk is en melden dat ook zij geen probleem hebben met een verlenging tot eind maart 2002.

In reactie op de vragen van één lidstaat, antwoordt de Commissie dat zij niet van plan is met richtsnoeren te komen. Het is de
verantwoordelijkheid van de lidstaten om de regelingen aan te melden. De Commissie zal vervolgens toetsen of er sprake is van ongeoorloofde staatssteun en zal waken over de eerlijke concurrentieverhoudingen.

Voorzitter Reynders concludeert dat onder het voorbehoud van één lidstaat er overeenstemming is over de einddatum van overheidsinterventie in de verzekering van het terrorismerisico voor luchtvaartmaatschappijen, namelijk 31 maart 2002. In de tussenliggende periode dient een premie in rekening te worden gebracht afgeleid van marktvoorwaarden. De Commissie toetst de interventies van de lidstaten.

Voorbereiding Financing for Development (FfD) Conferentie

EFC-voorzitter Akerholm adviseert het door het EFC opgestelde document over de voorbereiding van de internationale conferentie voor ontwikkelingsfinanciering in maart 2002 in Mexico door te sturen als Ecofin bijdrage voor het debat hierover in de Algemene Raad. Het document gaat niet in op alternatieve
financieringsinstrumenten zoals de Tobin tax. Deze zullen aan bod komen in de studie van de Commissie naar de gevolgen van Globalisering, waarover in de Ecofin Raad van 13 december a.s. een rapportage wordt verwacht. Een belangrijke boodschap van het EFC is dat er geen behoefte bestaat aan nieuwe internationale instituten maar dat de mogelijkheden die de bestaande instituten

bieden beter moeten worden benut en dat de coördinatie tussen bestaande instituten moet worden versterkt.

Commissaris Solbes meldt dat er twee
Commissiemededelingen in aantocht zijn: de studie naar de gevolgen van Globalisering conform het verzoek van de Ecofin Raad in Luik en een studie naar de externe aspecten van het beleid inzake duurzame ontwikkeling als uitvloeisel van de Europese Raad van Gotenburg. De Commissaris vraagt aandacht voor een adequate afstemming tussen Ecofin Raad en OS-Raad.

Minister Zalm acht de aanname van het
EFC-document door de Ecofin Raad een belangrijk politiek signaal dat de betrokkenheid van de Ecofin Raad bij ontwikkelingsfinanciering onderstreept. Hij verwelkomt de verwijzing in het document naar het recente, door de OS-Raad bereikte akkoord over de ODA-doelstelling van 0,7% BNP en roept zijn collega's op het tijdpad om deze doelstelling te realiseren na te leven. Nederland wordt hierin gesteund door een andere lidstaat.

Een grote lidstaat onderstreept het belang van goed bestuur in de ontwikkelingslanden zelf. Europa zou meer inspanningen kunnen leveren bij het openstellen van de Europese markt en het wegnemen van belemmeringen, met name in de sfeer van de landbouw. Deze lidstaat hoopt vooruitgang te boeken bij het realiseren van de
ODA-doelstelling van 0,7% maar wijst op de moeilijke budgettaire situatie.

Eén lidstaat maakt van de gelegenheid gebruik aan te kondigen dat men met een voorstel zal komen inzake een internationaal
ontwikkelings-trustfund. Dit fonds zou met name privaat kapitaal voor ontwikkeling moeten mobiliseren.

Voorzitter Reynders meldt dat tijdens de Ecofin bijeenkomsten van 13 en 14 december over het onderwerp globalisering zal worden gesproken. De EFC tekst - met een wijziging op een enkel punt
- wordt vastgesteld als een gemeenschappelijke opinie van Ecofin ministers ten behoeve van de Algemene Raad. Laatstgenoemde raad zal een definitief EU-standpunt voor de conferentie voor ontwikkelingsfinanciering in februari
vaststellen.

Dialoog met de kandidaat-lidstaten

Commissaris Solbes verwijst naar de
Pre-accession Economic Programs (PEP's) die de 13 kandidaat-lidstaten (KLS) dit jaar hebben ingediend. Zijn oordeel is dat dit een zeer nuttige exercitie is geweest maar dat de programma's aangeven dat KLS nog voor grote uitdagingen staan. Hij vraagt in dit verband aandacht voor de kwaliteit van de statistische gegevens, met als voorbeelden de wijze waarop privatiseringsopbrengsten, overheidsgaranties en oninbare belastingen in de
overheidsboekhoudingen moeten worden verwerkt teneinde aan de voorschriften van ESA 1995 te voldoen. In diezelfde context vraagt de Commissaris aandacht voor de verwerking van pensioen-

fondsen uit de particuliere sector in de nationale rekeningen. Verdere verbetering van de kwaliteit van de statistische gegevens is van groot belang voor het multilaterale toezicht in het kader van de EMU; dit is te meer urgent omdat veel KLS lidstaten de ambitie hebben om snel na toetreding ook aan de

euro te willen deelnemen. Een algemene opmerking van Commissaris Solbes is dat de indruk bestaat dat KLS het gemakkelijker hebben met beleid gericht op macro-economische stabiliteit dan met de structurele hervormingen. Het is van cruciaal belang dat de KLS hier een concrete agenda voor vastleggen en zich daaraan ook verbinden. Wat betreft de macro-economische stabiliteit is in veel KLS vooruitgang geboekt. Uitdagingen liggen vooral op het vlak van de beheersing van de inflatie (met name in Roemenië en Turkije) en duurzaamheid van de begrotingsconsolidatie (hervormingen zijn noodzakelijk, zeker nu privatiseringsopbrengsten afnemen).
Kwetsbaarheid bestaat er in vrijwel alle KLS vanwege de grote tekorten op de lopende rekening van de betalingsbalans en de corresponderende kapitaalimport. Voortgang op het terrein van hervormingen in de financiële sector moet hier tegenwicht bieden.

Van de kant van de KLS wordt door verschillende landen gereageerd. De PEP's hebben hun nut bewezen en worden in de KLS zeker niet als een zuiver technische exercitie gezien. De programma's en de bijbehorende dialoog met de Europese Unie vergroten het interne commitment aan de soms moeilijke hervormingsprocessen. Wat betreft de opmerkingen van Commissaris Solbes inzake de statistische vereisten vragen de KLS aandacht voor meer technische bijstand vanuit Eurostat. Eén van de KLS komt ook nog terug op het tijdens de lunch besproken proces van "catching up" dat de KLS moeten doormaken. Deze wijst op de enorme opgave waar de KLS voor gesteld staan: om een BNP per capita te bereiken dat het gemiddelde van de vier armste huidige EU-lidstaten benadert, zijn substantiële groeicijfers in de KLS noodzakelijk en dat vele jaren achtereen. De opmerkingen over de structurele maatregelen die de
overheidsfinanciën moeten saneren worden onderschreven maar de KLS wijzen er wel op dat het voldoen aan het communautaire acquis (bijvoorbeeld op het terrein van

milieu) zeer forse overheidsinvesteringen vergt. Natuurlijk wordt ook steun ontvangen vanuit de Europese Unie, maar voor de overheidsfinanciën biedt dat geen soelaas daar ook voor
co-financiering moet worden gezorgd.

Voorzitter Rato (die deze zitting, als inkomend Voorzitter en op verzoek van minister Reynders voorzit) memoreert als belangrijkste punten de opgaven op het terrein van hervormingen van de financiële sector en de arbeidsmarkt, de verbetering van de statistische
informatievoorziening en de beheersing van de inflatie. Vervolgens wordt geconcludeerd dat het gezamenlijk communiqué van ministers van Financiën van EU-lidstaten en KLS kan worden vastgesteld.

Eén van de KLS verzoekt de voorzitter om de frequentie van de ministeriële bijeenkomsten op te voeren naar twee maal per jaar. Vanwege praktische redenen wordt evenwel geconcludeerd dat vooralsnog volstaan wordt met één
ministeriële per jaar, voorbereid door de high level groep die twee maal per jaar bijeenkomt. Medio maart zal de high level groep weer bijeenkomen en zich dan buigen over de Commissie analyse van de macro-economische
stabiliteitsrapporten van de KLS.

Diversen


- Stand van zaken ratificatie Eigen Middelen-besluit

Een grote lidstaat heeft om agendering van het onderwerp gevraagd en wijst op de conclusies van de Europese Raad van Berlijn. Daarin is opgenomen dat het nieuwe Eigen Middelen Besluit (EMB) op 1

januari 2002 in werking moet treden. Aangezien verschillende lidstaten achterlopen bij ratificatie, is inwerkingtreding op de voorgenomen datum niet haalbaar. De lidstaten die het besluit nog niet hebben geratificeerd, worden met klem opgeroepen dit zo spoedig mogelijk te doen.

Noodgedwongen moet de begroting 2002 nu tijdelijk op het vigerende EMB worden gebaseerd, met renteverliezen voor diverse lidstaten als gevolg. Deze lidstaat gaat ervan uit dat dit een tijdelijke maatregel is en zal het niet accepteren indien een correctie middels een gewijzigde en aanvullende begroting 2002 uitblijft, waardoor de begroting 2002 op basis van het vigerende EMB zou worden uitgevoerd.

Een andere lidstaat sluit zich daarbij aan en merkt op dat tijdens de Ecofin Raad van 13 december a.s. via informatie van de
achterblijvende lidstaten duidelijk moet zijn dat snelle ratificatie haalbaar is. Indien dit niet het geval is, moeten andere maatregelen worden overwogen.

Commissaris Schreyer wijst op de extra administratieve werkzaamheden die de Commissie moet ondernemen door het niet-tijdig ratificeren door verschillende lidstaten van het EMB. Door middel van een Nota van Wijziging zal de begroting 2002 nu op het vigerende EMB worden gebaseerd, om na inwerkingtreding van het nieuwe EMB in de loop van 2002 via een gewijzigde en aanvullende begroting de afdrachten per lidstaat te wijzigen. De Commissie hoopt dat de achterblijvende lidstaten toezeggingen zullen doen de nationale ratificatieprocedures zo snel mogelijk af te handelen.

Voorzitter Reynders concludeert dat de Raad nota heeft genomen van de oproep van enkele lidstaten en de Commissie.


- BTW-regime Oostenrijk

Op voorstel van Voorzitter Reynders bevestigt Commissaris Bolkestein dat de Commissie - zonder dat Oostenrijk daar overigens enig recht aan kan ontlenen - het Oostenrijkse rapport zal onderzoeken.


- Werkmethoden Financiële diensten
Commissaris Bolkestein geeft aan dat
comitologie, als uitvloeisel van "Lamfalussy", een ingewikkeld punt is dat nu door de EP-Commissie constitutional affairs (AfCo) wordt behandeld. Als Rapporteur is EP-lid Von Wogau aangewezen die deze maand met zijn voorlopig verslag zal komen. Stemming in deze
Commissie-AfCo zal plaatsvinden in januari en de plenaire stemming in februari 2002. De Commissie heeft duidelijk aangegeven wat de grenzen zijn van wat de Commissie kan accepteren. Het probleem is dat het Europees Parlement een call-back voor technische uitvoeringsmaatregelen wil. De Commissie is van mening dat dat institutioneel op dit moment niet mogelijk is, gezien de bepalingen in de Verdragen en het Comitologie-Besluit uit 1999. Volgens de Commissie kan het dus pas geregeld worden in de Intergouvernementele Conferentie van 2004. Overigens strookt een call-back op dit moment ook helemaal niet met het Besluit uit 1999 en wordt er in de Stockholm-Resolutie in zekere zin al met het Europees Parlement rekening gehouden. Als het Europees Parlement nu een call-back eist, dan betekent dat een geweldige technische blokkade, tijdverlies en uitgebreide richtlijn, waardoor geen constructieve voortgang geboekt kan worden en het Financial Services Action Plan niet verwezenlijkt kan worden.

Commissaris Bolkestein dringt er bij EcoFin ministers expliciet op aan druk uit te oefenen op leden van het Europees Parlement om comitologie in financiële dienstenwetgeving te accepteren. Hij stelt tevens voor dat er op een Europese Raad, bijv. al die van Laken volgende week, wordt bepaald dat een call-back onderdeel zal zijn van de volgende Intergouvernementele Conferentie Het alternatief is het nu
introduceren van een "sunset clausule". Tot slot wordt aangegeven dat een nieuw
InterInstitutioneel Akkoord (IIA) geen oplossing is, vanwege de vertraging die dat zal betekenen.

Een grote lidstaat geeft aan het volledig eens te zijn met de Commissie en wil niet te veel toegeven aan het Europees Parlement. Op de vraag of de Europese Raad van Laken al moet spreken over call-back in combinatie met de
Intergouvernementele Conferentie antwoordt de Voorzitter dat dat wellicht zal gebeuren.


- Gender mainstreaming en de Globale Richtsnoeren voor het economisch beleid

Voorzitter Reynders wil voor het onderwerp "gender mainstreaming" aandacht in de globale richtsnoeren. Hij verzoekt het EFC en het EPC hieraan op passende wijze aandacht te geven in hun voorbereidingen voor de globale
richtsnoeren.


- EIB-leningen aan EFTA-landen
EIB-president Maystadt meldt dat de
schriftelijke procedure onder gouverneurs inzake een nieuw, beperkt leningmandaat van de bank voor EFTA-landen geen unanimiteit heeft opgeleverd. Eén

gouverneur heeft bezwaren, maar inmiddels is met deze delegatie een compromis uitgewerkt dat er op neer komt dat de EIB geen concrete projecten uit het nieuwe mandaat zal goedkeuren voordat over de kapitaalverhoging voor de EIB is besloten. Materieel hoeft dit volgens Maystadt geen consequenties te hebben, omdat de bank denkt voorlopig nog vooruit te kunnen met het huidige mandaat, in ieder geval tot de voorziene besluitvorming over de kapitaalverhoging in de zomer

van 2002.

Een andere lidstaat geeft echter aan niet met dit compromis in te kunnen stemmen, waarop Voorzitter Reynders constateert dat in deze vergadering geen unanimiteit kan worden bereikt. Hij stelt voor dit punt opnieuw te agenderen op 13 december a.s.


- o -

Bijlagen:


- Persbericht inzake pensioenen

- Conclusies inzake indicatoren

- Verklaring inzake Galileo
| In Favorieten plaatsen |