Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van De Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof 4 Den Haag i.a.a. De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten Generaal Directie Integratie Europa DIE/IN Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag

Datum 11 december 2001 Auteur Drs. J.W. Wiersma
Kenmerk DIE-639/01 Telefoon 070-3485712
Blad /12 Fax 070-3484086
Bijlage(n) E-mail Jacob.wiersma@minbuza.nl
Betreft Verslag van de Interne Markt-, Consumenten- en Toerismeraad d.d. 26 november 2001.
C.c.
Zeer geachte Voorzitter,

Hierbij gaat u het verslag toe van de Interne Markt-, Consumenten- en Toerismeraad van 26 november jl.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken De Staatssecretaris van Economische Zaken

Verslag Interne Markt, Consumenten- en Toerismeraad 26 november 2001

Nederland kijkt met gemengde gevoelens terug op de jongste Interne Markt-, Consumenten- en Toerismeraad (IMC&T Raad). Enerzijds bestaat tevredenheid over het feit dat de Raad zich besluitvaardig heeft betoond op een aantal dossiers, te weten gevaarlijke stoffen (azo-kleurstoffen en CMR's), verzekeringsbemiddeling en grensoverschrijdende betalingen. Met het oog op de introductie van de Euro per 1 januari volgend jaar hechtte Nederland met name aan besluitvorming op laatstgenoemd dossier. Immers, het elimineren van tariefverschillen voor nationale en grensoverschrijdende betalingstransacties zal bijdragen aan "inburgering" van de Europese eenheidsmunt.

Ronduit teleurstellend waren de resultaten van de onderhandelingen over het Gemeenschapsoctrooi. Hoewel aanzienlijke voortgang is geboekt ten aanzien van een aantal hoofdelementen van het verordeningsvoorstel, strandden de onderhandelingen uiteindelijk op het heikele punt van het talenregime. Nederland heeft gepleit voor een beperkt talenregime (Eng., Dts., Fra..) om de doelstelling van lage kosten voor het Gemeenschapsoctrooi te waarborgen. Enkele andere Lidstaten insisteerden echter op het gebruik van alle 11 officiële EU-talen, waardoor de kosten voor het Gemeenschapsoctrooi prohibitief zouden worden. Nederland kon hiermee in geen geval akkoord gaan. Overeenstemming in de Raad op dit dossier vòòr het vervallen van de Lissabon-deadline (eind 2001) lijkt vooralsnog niet haalbaar. Het Belgische Voorzitterschap heeft aangegeven het onderwerp mogelijk te willen bespreken tijdens de Europese Raad van Laken.

Hoewel ook ten aanzien van het wetgevend pakket voor overheidsaanbestedingen niet tot een akkoord kon worden gekomen, is er de achterliggende periode voldoende voortgang geboekt, zo bleek uit een stand van zaken van de Commissie en het Voorzitterschap. Hierdoor lijkt besluitvorming vòòr de Voorjaarstop van Barcelona tot de mogelijkheden behoren.

De onderwerpen Europese Coöperatieve Vennootschap en de Internationale Accounting Standaarden zijn tussentijds door het Voorzitterschap van de agenda gehaald. Vanwege tijdgebrek heeft de Raad de Strategie voor de Diensten en de Strategie voor de Interne Markt niet kunnen behandelen. Het Groenboek Consumentenbescherming is aan de agenda toegevoegd.

Toerisme

Commissaris Liikanen gaf een korte presentatie over de verbetering van samenwerking op het gebied van toerisme en over de gevolgen voor de Europese toerisme-sector van de aanslagen van 11 september.

De mededeling over de verbetering van samenwerking op het gebied van toerisme gaat in op de noodzaak van het afstemmen van het beleid op de verschillende terreinen die een toerisme-dimensie hebben. De Commissie legde hierbij de nadruk op het belang van goede samenwerking tussen lidstaten. Verschillende lidstaten gaven aan te hechten aan verdergaande Europese samenwerking op het gebied van toerisme en de noodzaak om het onderwerp op de agenda te houden. De meeste lidstaten en ook de Commissie hebben hierbij een voorkeur voor een proces van open coördinatie tussen de lidstaten. De Commissie gaf aan dat er geen communautaire financiële middelen beschikbaar zijn. De Raad heeft Coreper belast met het analyseren van de voorstellen uit de mededeling en het op korte termijn uitbrengen van verslag hierover. Het gaat hier bijvoorbeeld om harmonisatie van BTW en de fiscale aftrekbaarheid, van vrijheid van beroepsuitoefening door gidsen en reisleiders en luchtverkeersbeheer.

De notitie over de gevolgen van de aanslagen van 11 september onderkent de consequenties voor de toerisme-sector, maar stelt tevens dat de directe en indirecte gevolgen voor het toerisme in en naar Europa relatief meevallen. De genomen maatregelen, onder andere ter vergroting van de veiligheid in het luchtvervoer, zijn van belang. Ook de economische versterking van de Unie, conform de agenda van Lissabon, zal ten goede komen aan het toerisme.

Cosmetica Richtlijn

Het Voorzitterschap stuurde aan op een politiek akkoord op basis van een compromisvoorstel. In dit voorstel wordt de benadering losgelaten dat na een bepaalde datum ("cut off date") dierproeven voor cosmetische producten en ingrediënten zijn verboden. In plaats daarvan kiest het Belgische Voorzitterschap voor een partieel dierproevenverbod met daaraan gekoppeld een partieel handelsverbod. Het partiële verbod op uitvoering van dierproeven wordt van kracht voor die cosmetische ingredienten waarvoor communautair aanvaarde alternatieve testmethodes beschikbaar zijn, zodra dat het geval is. Het partiële handelsverbod strekt tot een verbod om cosmetische producten en ingrediënten binnen de EU op de markt te zetten zodra er alternatieve testmethoden voor handen zijn die in OESO-kader zijn gevalideerd.

Naar aanleiding van het Algemeen Overleg met uw Commissie (d.d. 22.11.01) stelde Nederland zich terughoudend op ten aanzien van het Voorzitterschapsvoorstel. Allereerst betreurde Nederland dat het Belgische Voorzitterschap ervoor had gekozen af te stappen van de "einddatum benadering". Voor Nederland geldt nu reeds een totaalverbod op de uitvoering van dierproeven en Nederland had graag gezien dat een gelijksoortig verbod op termijn tevens van toepassing zou worden op het gehele EU-territoir. Het Belgische voorstel ging in dit opzicht naar Nederlandse mening dus niet ver genoeg. Wel kreeg Nederland de verzekering van de Commissie dat het vigerende Nederlandse verbod mag worden gehandhaafd, hoewel voor andere Lidstaten die daarvoor kiezen slechts het partiële verbod zal gelden.

Een tweede Nederlands zorgpunt betrof het feit dat er risico's kleven aan het voorgestelde partiële handelsverbod als alternatieve testmethodes in OESO-kader worden erkend. Nederland beoordeelde het positief dat het Belgische Voorzitterschap potentiële handelsgeschillen wil voorkomen door in OESO-kader draagvlak na te streven voor alternatieve testmethodes. Niettemin kleeft ook aan het Belgische voorstel het risico dat cosmetica producerende landen die niet bij de OESO zijn aangesloten, in WTO-kader een procedure tegen de EU zullen aanspannen. Om deze reden riep Nederland de Commissie en de Lidstaten op tot een inspanningsverplichting om voor elke OESO-gevalideerde alternatieve testmethode te streven naar zo groot mogelijke mondiale erkenning. Niettemin gaf Nederland te kennen het Belgische compromis onder de aangegeven voorwaarden te zien als een "second best option". Immers, als Raad en EP niet met spoed tot besluitvorming komen, zal medio volgend jaar op basis van de huidige richtlijn een totaal handelsverbod in werking treden.

De voors en tegens van het Belgische voorstel overwegend, besloot Nederland zich uiteindelijk samen met Duitsland van stemming te onthouden. Nederland verzocht het Voorzitterschap de Nederlandse interventie op te nemen in de Raadsnotulen, hetgeen door het Voorzitterschap werd toegezegd. Ook Denemarken en Oostenrijk stemden niet met het voorstel in. Niettemin constateerde de Voorzitter een gekwalificeerde meerderheid, waarna het politiek akkoord een feit was.

In een separate brief zal nader ingegaan worden op de vragen van de leden van uw Commissie over de "dekking" van de OESO-gevalideerde, alternatieve testmethodes.

Gevaarlijke stoffen: azo-kleurstoffen, CMR's, ftalaten.

De Raad bereikte een politiek akkoord op basis van het Voorzitterschapsvoorstel. Dit voorstel voorziet in een verbod op het gebruik van azo-kleurstoffen in textiel- en leerproducten boven een maximumwaarde van 30 particles per million (ppm). Alleen Denemarken stemde tegen, Duitsland onthield zich van stemming. Beide landen hadden liever gezien dat het verbod op het gebruik van azo-kleurstoffen niet enkel zou gelden voor speelgoed vervaardigd met textiel en/of leder maar voor alle speelgoed. Om tegemoet te komen aan de Deense en Duitse zorg verklaarde Commissaris Liikanen dat de Commissie de intentie heeft volgend jaar de grootste prioriteit toe te kennen aan voorstellen om het gebruik van azo's in speelgoed vervaardigd met andere materialen aan banden te leggen.

De Raad bereikte overeenstemming over aanpassing van de bestaande Gevaarlijke Stoffen Richtlijn, ertoe strekkend dat 25 kankerverwekkende, mutagene en reprotoxische stoffen (CMR's) aan de verbodslijst van de richtlijn worden toegevoegd. Hierdoor wordt de verkoop van deze stoffen in producten bestemd voor het publiek verboden en wordt het tevens verboden deze substanties te verhandelen. Het EP heeft zijn eerste lezing nog niet afgerond. Verwacht wordt dat het EP geen substantiële amendementen zal indienen, zodat het voorstel in eerste lezing zal kunnen worden aangenomen.

De Raad nam nota van een stand van zaken bij het agendapunt weekmakers in speelgoed. De Voorzitter memoreerde dat ondanks de vele inspanningen nog geen resultaat kon worden geboekt omdat de Lidstaten het nog altijd niet eens zijn over hoe ver gegaan moet worden met het verbod op de toepassing van weekmakers in speelgoed en kinderverzorgingsartikelen. Commissaris Liikanen beaamde dit, maar betoonde zich optimistisch vanwege het beschikbaar komen van wetenschappelijke risico-beoordelingsgegevens voor de zes meest gebruikte ftalaten. Hij gaf aan te verwachten dat de Lidstaten op basis van deze gegevens op (korte) termijn in staat zullen zijn tot een akkoord te komen.

Bescherming voetgangers

De Raad heeft conclusies aangenomen over het ontwerpconvenant inzake de bescherming van voetgangers waarover door de Europese Commissie met de auto-industrie overeenstemming is bereikt. Aangezien er geen overeenstemming bestond over de wenselijkheid van een convenant versus een richtlijn heeft het Belgisch voorzitterschap een compromis nagestreefd. Dit ging in eerste instantie uit van het ontwerpconvenant met aangescherpte termijnen voor verbeteringen van de veiligheid. Uiteindelijk is het voorzitterschap met een tweede aanpast compromisvoorstel gekomen, waaruit de voorgestelde termijnen weer werden geschrapt en werd ingezet op bespoediging van de termijnen (van het oorspronkelijke convenant) op basis van een haalbaarheidsonderzoek.

Nederland stelde hiervan geen voorstander te zijn aangezien alle vastgestelde termijnen hierdoor op losse schroeven komen te staan en afhankelijk worden van een haalbaarheidsstudie. Daarom heeft Nederland een voorstel gedaan waarmee een duidelijke einddatum werd geïntroduceerd ("op zijn laatst juli 2008") voor de extra veiligheidseisen te waarborgen. Voor dit voorstel was geen steun vanuit de andere Lidstaten en ook de Commissie gaf aan niet van plan te zijn hierover met de industrie te gaan heronderhandelen en de reeds behaalde resultaten opnieuw in de waagschaal te stellen. Toen alle lidstaten aangaven in te stemmen met het convenant heeft Nederland zijn verzet opgegeven. Wel heeft een verklaring in de Raad afgelegd waarin het betreurt dat er geen specifieke streefdata meer worden genoemd, zoals eerder was voorgesteld. Nederland vindt dat de extra veiligheidseisen sneller moeten worden toegepast dan in de verbintenis met de industrie is voorzien. Nederland wees er verder op dat een vrijwillige verbintenis de invloed van het EP kan beperken waaraan vanuit democratisch oogpunt toch grote waarde wordt gehecht.

Tenslotte heeft Nederland onder dit agendapunt aandacht gevraagd bij het komende Spaanse Voorzitterschap voor de kwestie van de dode hoek van de buitenspiegels in relatie tot de verkeersveiligheid waarvoor reeds eerder in de Transportraad is gepleit.

Europese Levensmiddelenwet /Europese Voedselautoriteit (EVA)

Het EP zal tijdens zijn plenaire bijeenkomst op 12 december as. in tweede lezing over de amendementen van de EP-rapporteur stemmen. Hierop anticiperend heeft het Belgische Voorzitterschap in de periode sinds het bereiken van het Gemeenschappelijk Standpunt in september jl. nauw contact onderhouden met de EP-rapporteur om te bezien of er een vroegtijdig akkoord bereikt kan worden tussen Raad en EP. Haast is immers geboden gezien de naderende Lissabon-deadline (een operationele Voedselautoriteit per begin 2002). De pogingen van het Voorzitterschap ten spijt, heeft het EP aangegeven toch een flink aantal amendementen te zullen indienen welke deels technisch van aard en oplosbaar zijn, maar waaronder zich tevens amendementen van fundamenteler karakter bevinden. Deze betreffen met name de aanstelling van de Raad van Bestuur en de uitvoerend directeur en de betrokkenheid van het EP daarbij, alsook de zetelkwestie van de EVA. Commissaris Byrne merkte op dat de Commissie in deze cruciale fase er alles aan zal doen om het Voorzitterschap bij te staan bij het vinden van oplossingen met het EP. Een vertraging van de oprichting zou in de ogen van de burgers moeilijk zijn te verklaren en hij hoopte op een goede afloop. Zonder verdere interventies van de Lidstaten concludeerde de Voorzitter dat de Raad nota nam van de informatie van het Voorzitterschap en de Commissie.

Consumentenkrediet/overkreditering

Tijdens de Raad hebben alle lidstaten de resolutie van het Belgische Voorzitterschap ten aanzien van overkreditering onderschreven. In de resolutie wordt de Lidstaten en de Commissie verzocht de ontwikkeling van de (overmatige) schuldenlast van consumenten te volgen. Enerzijds kan door de uitwisseling van gegevens op Europees niveau de situatie in de verschillende Lidstaten geanalyseerd worden en anderzijds kunnen gegevens omtrent "best practices" uitgewisseld worden. Vervolgens wordt de Lidstaten verzocht aan deze informatie-uitwisseling deel te nemen. De meer ambitieuze, Europese aanpak van overkreditering is uit de resolutie die uiteindelijk voorlag aan de Raad verdwenen. Daarmee kon ook Nederland de resolutie onderschrijven. Commissaris Byrne onderkende de zorgen over de toenemende schuldenlast bij consumenten en benadrukte dat hij reeds een herziening van de richtlijn consumentenkrediet voorbereid waarin dit element wordt behandeld. Enkele lidstaten benadrukten het specifieke belang van preventie, en gaven aan uit te kijken naar de voorgestelde wijzigingen van de richtlijn Consumentenkrediet. Nederland ondersteunt de aandacht die zal worden geschonken aan de schuldenproblematiek bij consumenten in de richtlijn consumentenkrediet, maar het wijst een algehele Europese aanpak van de hand.

Consument en Interne Markt

De Raad heeft nota genomen van het verslag door de Voorzitter van het jaarlijks overleg van de Commissie met vertegenwoordigers van consumentenorganisaties dat op 18 en 19 oktober jl. plaatshad. De bijeenkomst stond in het teken van de rol van consumentenorganisaties in de interne markt. Spanje kondigde aan dat tijdens het komende Spaanse Voorzitterschap de Europese dag van de Consument zal worden gehouden op 15 mei 2002.

Groenboek Consumentenbescherming

De Raad heeft het Groenboek consumentenbescherming positief ontvangen. Het Groenboek heeft tot doel een uitgebreide openbare raadpleging op gang te brengen over de toekomstige ontwikkeling van de consumentenbescherming in de EU. Het gaat hier om regelgeving voor de economische positie van de consument, dus niet om de gezondheids- en veiligheidsaspecten van het consumentenbeleid.

Commissaris Byrne gaf een toelichting op het groenboek. Consumentenbeleid is in zijn ogen niet alleen consumentenbescherming, maar ook een goede werking van markten, waardoor kwaliteit en prijszetting kunnen worden verbeterd ten faveure van de consument. Commissaris Byrne sprak de wens uit dat op de middellange termijn de consument in heel Europa dezelfde waarborgen kan genieten. Teneinde de interne markt verder te openen meent hij dat een horizontale kaderrichtlijn nodig is om de specifieke product- of sectorgebonden regels aan te vullen.

Nederland benadrukte het belang van zelfregulering en co-regulering en riep op ervoor te waken dat met nieuwe regelgeving nieuwe belemmeringen kunnen worden gecreëerd. Nederland heeft aangegeven de voorstellen nader te zullen bestuderen en interessant te vinden, maar vooralsnog twijfels te hebben bij de toegevoegde waarde van een algemene Europese bepaling ter voorkoming van oneerlijke handelspraktijken.

Gemeenschapsoctrooi

De Raad heeft tijdens meer dan zes uur durende beraadslagingen getracht tot een akkoord te komen over het Gemeenschapsoctrooi. Het Belgisch voorzitterschap heeft daartoe voorafgaande aan maar ook nog tijdens de Raad zijn uiterste best gedaan. Uiteindelijk zijn de Belgische voornemens gestrand, waardoor verwezenlijking van de Lissabon- doelstelling -- invoering van het Gemeenschapsoctrooi ultimo 2001 -- ernstige vertraging heeft opgelopen.

Commissaris Bolkestein liet zich in scherpe bewoordingen uit over het onvermogen van de Raad om het hogere belang van versterking van de Europese concurrentiekracht te laten prevaleren boven nationale belangen. De horde die uiteindelijk onneembaar bleek, betrof het talenregime. Daarnaast bleek evenmin overeenstemming mogelijk over de rol van de Nationale Octrooibureau's (NOB's).

Het Voorzitterschap legde een voorstel voor een talenregime op tafel waarbij een octrooi in één van de drie EOB-talen (Eng., Dts., Fra.) wordt verleend, maar pas geldig wordt wanneer de conclusies (onderdeel van het octrooischrift waarin de exclusieve rechten precies staan omschreven) in alle overige EG-talen zijn vertaald. Voor de meeste lidstaten, waaronder Nederland, was dit voorstel onacceptabel vanwege de hoge vertaalkosten die ermee zijn gemoeid. Voor Griekenland, Spanje, Italië en Portugal was het Belgische voorstel juist onacceptabel omdat deze Lidstaten de rol van hun eigen landstaal in het voorgestelde talenregime te beperkt vonden. Geen van de alternatieven die in de loop van de dag door de Voorzitter ter tafel werden gelegd, bleken voor alle delegaties aanvaardbaar (besluitvorming geschiedt bij unanimiteit).

Ook de rol van de NOB's kon niet worden opgelost. Met name voor Frankrijk en Duitsland is het bezwaarlijk dat NOB's uit een land waar een EOB-taal wordt gesproken, in aanmerking komen voor uitbesteding van werk in het kader van het GO-systeem. Het Verenigd Koninkrijk daarentegen vindt een rol voor het Engelse NOB binnen het GO-systeem van essentieel belang, ook om overbelasting van het EOB te voorkomen. Het Belgische compromisvoorstel voorzag in een ruimere rol voor NOB's uit landen waar geen EOB-taal wordt gesproken, terwijl de hoeveelheid werk die aan de overige NOB's kan worden uitbesteed door kwantitatieve limieten aan banden wordt gelegd.

Nederland kon het Belgische compromis ten aanzien van de NOB's aanvaarden. Wel benadrukte Nederland dat kwaliteitscriteria gelijkelijk voor alle NOB's dienen te gelden en dat een neutrale instantie toezicht dient te houden op de kwaliteit van het (uitbesteedde) werk dat NOB's in het kader van het GO-systeem leveren. Aan de nationale rol van NOB's verandert overigens niets.

Nadat bleek dat een algeheel akkoord niet mogelijk was, sloot de Belgische Voorzitter behandeling van dit agendapunt af met de opmerking het GO alleen op de agenda van Europese Raad van Laken te willen zetten als de Lidstaten meer compromisbereidheid aan de dag leggen.

Verzekeringsbemiddeling

Het Commissievoorstel voor een richtlijn voor verzekeringsbemiddelaars beoogt een interne markt te creëren voor Europese
verzekeringstussenpersonen, waarbij tegelijkertijd wordt gestreefd naar een hoog niveau van consumentenbescherming. Het voorstel voorziet onder meer in geharmoniseerde regels voor beroepsbekwaamheid en integriteit van verzekeringstussenpersonen, aanscherping van de informatieverplichtingen aan verzekeringnemers en de invoering van een systeem van wederzijdse erkenning tussen Lidstaten voor de toelating van elkaars tussenpersonen op hun respectieve markten.

Voorafgaand aan de Raadsbijeenkomst hadden de Lidstaten reeds op hoofdlijnen overeenstemming bereikt over het voorstel. Het punt betreffende de uitzonderingsmogelijkheid voor bepaalde categorieën verzekeringsbemiddelaars werd met name door Duitsland bepleit in verband met de in die Lidstaat veel voorkomende "tied agents" (= tussenpersonen die de facto gelieerd zijn aan één en dezelfde verzekeringsaanbieder en derhalve veeleer beschouwd kunnen worden als werknemer van de verzekeraar dan als tussenpersoon in de strikte zin des woords). De oplossing hiervoor is gevonden door in de tekst van de richtlijn op te nemen dat voor de "tied agent" een lichter regime mag gelden, mits de verzekeringsaanbieder zich volledig garant stelt voor de "tied agent".

Ander beslispunt dat aan de Raad voorlag betrof de maximum dekking voor de beroepsaansprakelijkheidsverzekering voor tussenpersonen. Nederlandse inzet op dit punt was dat voorkomen moet worden dat de richtlijn kostenverhogend werkt. In dit licht vond Nederland het voorstel om de maximaal verplichte dekking vast te stellen op EUR 2.000.000 op jaarbasis te hoog. Een dergelijk bedrag zou kleinere tussenpersonen van de markt kunnen dwingen. Hoewel Nederland inzette op een maximumdekking van EUR 1.000.000 kon het uiteindelijk in de geest van een compromis akkoord gaan met een bedrag van EUR 1.500.000. Daarop constateerde Voorzitter een ruime gekwalificeerde meerderheid voor een politiek akkoord.

Overheidsopdrachten (zie bijlage 1)

De Raad heeft kennisgenomen van het voortgangsverslag van de Commissie over het wetgevingspakket voor overheidsaanbestedingen. Het Europees Parlement heeft medebeslissingsbevoegdheid, de Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid. Het EP heeft zijn eerste lezing nog niet afgerond.

Het pakket behelst een richtlijnvoorstel voor de klassieke aanbestedingen (diensten leveringen en werken) en een richtlijnvoorstel voor de nutssectoren ( water- en energievoorziening en vervoer). Het Belgisch Voorzitterschap had voor deze Raad aanvankelijk ingezet op een gemeenschappelijk standpunt ten aanzien van eerstgenoemd richtlijnvoorstel. Het moest hier echter op terugkomen omdat er nog steeds geen consensus is bereikt over een aantal kernelementen ervan. Daarnaast heeft een aantal Lidstaten aangegeven dat eerst voortgang geboekt moet worden ten aanzien van de nutssectorenrichtlijn voordat tot besluitvorming kan worden gekomen over de klassieke aanbestedingsrichtlijn. Dit vanwege de verwantschap in de materie die beide richtlijnvoorstellen behandelen. Vermeld zij dat het Europees Parlement zijn eerste lezing nog niet heeft afgerond.

Hoewel het behalen van de Lissabondoelstelling -- akkoord op het wetgevend pakket als geheel vòòr eind 2001 -- niet meer tot de mogelijkheden behoort, zijn de vooruitzichten om spoedig onder Spaans Voorzitterschap tot afronding te komen niet ongunstig. Commissaris Bolkestein riep de aanwezige bewindspersonen op het onderhandelingsproces een politieke impuls te geven opdat de Raad vòòr de Voorjaarstop van Barcelona tot een politiek akkoord kan komen. De Commissaris dankte het Belgische Voorzitterschap voor de aanzienlijke voortgang die het achterliggende halfjaar op dit dossier is geboekt. Tegelijkertijd gaf hij aan dat nog overeenstemming bereikt moet worden over een drietal sleutel-elementen van het voorstel voor de klassieke aanbestedingen, te weten uitsluiting van (veroordeelde) inschrijvers, elektronische veilingen en de mogelijkheid om sociale- en milieuoverwegingen een rol te laten spelen bij het aanschaffingsbeleid van overheden.

Behalve Griekenland dat zich in algemene termen uitliet over het voortgangsverslag van de Commissie, intervenieerde geen der andere Lidstaten, waarna de Voorzitter behandeling van dit onderwerp afsloot.

Grensoverschrijdende betalingen

Aan de Raad lag een Belgisch compromisvoorstel voor, dat uitging van gelijkschakeling van nationale en grensoverschrijdende tarieven per juli 2002 voor pinnen en elektronische betalingen en voor bankovermakingen per juli 2003. Op basis van het Belgische compromisvoorstel wordt het bankwezen in vergelijking met het oorspronkelijke Commissievoorstel enige maanden respijt gegund om de benodigde betalingsinfrastructuur op orde te brengen.

Ter inleiding zette Commissaris Bolkestein uiteen welk belang met voorliggend voorstel gemoeid was. Hij wees op de overgang naar de Euro per 1 januari van het volgend jaar en betoogde dat het onuitlegbaar zou zijn aan de burger dat met de introductie van de eenheidsmunt nog steeds tarieven in rekening worden gebracht voor grensoverschrijdende geldtransacties. Ook wees hij op het feit dat de banken zich de afgelopen 12 jaar onvoldoende hebben ingespannen zelf met alternatieve voorstellen te komen die regelgeving overbodig zouden maken. Hoewel niet op alle punten ideaal, gaf hij aan te kunnen instemmen met het compromis dat door het Voorzitterschap was voorgelegd. Tijdens de tafelronde spitste de discussie zich toe op de data waarop de gelijkschakeling van tarieven geëffectueerd zou moeten worden. De data die de ronde deden, varieerden van 1 januari 2002 tot 1 juli 2004. In dit verband zij vermeld dat het Europees Parlement, dat op dit dossier medebeslissingsbevoegdheid heeft, een amendement op het Commissievoorstel had ingediend dat ertoe strekte de inwerkingtredingdata vast te stellen op maart 2002 respectievelijk maart 2003, enkele maanden later dan het oorspronkelijke Commissievoorstel, maar aanzienlijk vroeger dan de inwerkingtredingdata zoals voorgesteld door de Europese Federatie van Banken (EFB).

In zijn interventie gaf staatssecretaris Benschop namens Nederland te kennen de algemene doelstelling van het Commissievoorstel, het aanzienlijk reduceren van de tarieven voor grensoverschrijdende betalingstransacties, van harte te onderschrijven. Hij meende dat de banken ruimschoots de tijd hebben gehad om met alternatieve voorstellen te komen, maar dat deze tot dan toe niet in staat waren gebleken met concrete en aanvaardbare alternatieven te komen. Gezien de effecten die de dreiging van een verordening nu toch bleek te sorteren (zie het voorstel van de EFB) sloot Nederland zich niettemin aan bij een Duits voorstel om de banken bij wijze van "allerlaatste kans" de mogelijkheid te bieden met eigen initiatieven te komen. Harde voorwaarde was wel dat deze zouden leiden tot substantiële en controleerbare gelijkschakeling van tarieven langs een verifieerbaar en ambitieus tijdpad. Mocht geen der andere Lidstaten de alternatieve voorstellen ondersteunen, dan zou Nederland akkoord gaan met voorliggend voorstel. Dit bleek aan het einde van de tafelronde uiteindelijk het geval. Nadat alle delegaties hadden geïntervenieerd, concludeerde de Voorzitter dat er een ruime gekwalificeerde meerderheid, inclusief Nederland, bestond voor het voorliggende compromis waarna een politiek akkoord een feit was. Verwacht wordt dat het akkoord de goedkeuring van het EP in tweede lezing zal kunnen wegdragen.

Diensten van Algemeen Belang

De Raad nam conclusies aan over de Commissierapportage van 17 oktober jl. inzake diensten van algemeen belang (DAB). De Commissierapportage zal tezamen met de Raadsconclusies aan de Europese Raad van Laken worden voorgelegd.

De Europese Raad van Nice (dec. 2000) heeft de Commissie ertoe opgeroepen grotere transparantie en rechtszekerheid te creëren over de vraag hoe staatssteun- en mededingingsregels toegepast moeten worden op ondernemingen die belast zijn met uitvoering van DAB. Het gaat hierbij met name om de vraag of compensatie verstrekt aan een dergelijke onderneming, al dan niet aangemerkt moet worden als staatssteun.

In zijn conclusies verwelkomt de Raad de Commissierapportage en ondersteunt hij de tweefasenaanpak die de Commissie hierin voorstelt. Deze strekt ertoe dat de Commissie in samenwerking met de Lidstaten eerst een raamwerk met richtsnoeren vaststelt voor staatssteun die verstrekt wordt aan ondernemingen belast met DAB (fase 1). Vervolgens zal de Commissie "...in het licht en afhankelijk van..." de ervaring die met deze richtsnoeren wordt opgedaan, een verordening voorstellen voor een zogenaamde "groepsvrijstelling" (fase 2). Op basis van een dergelijke groepsvrijstelling behoeft compensatie verstrekt aan een onderneming onder voorwaarden niet meer als staatssteun bij de Commissie te worden aangemeld. De Commissie zal verslag uitbrengen aan de Europese Raad van Kopenhagen (najaar 2002) welke voortgang is geboekt.

De Raad stemde tevens in met het voornemen van de Commissie meer aandacht te schenken aan de evaluatie van diensten van algemeen belang in het kader van bestaande rapportageverplichtingen. Zo zal de Commissie in haar sectorale rapportages -- bijvoorbeeld over de telecomsector -- meer aandacht besteden aan DAB en de universele dienst. Ook zal de Commissie in het kader van het jaarlijkse Cardiff-proces een horizontale evaluatie van de kwaliteit van DAB introduceren.

Commissaris Bolkestein lichtte het rapport toe en benadrukte het belang voor de consument van een hoge kwaliteit van DAB tegen een redelijke prijs. Daarnaast benadrukte hij dat het al dan niet opstellen van een groepsvrijstelling afhankelijk is van de ervaringen die worden opgedaan met de richtsnoeren. Er is volgens de Commissie dus geen sprake van een automatisme tussen de eerste en tweede fase. Tot slot legden Nederland en Duitsland een gezamenlijke verklaring af waarin zij erop wezen dat liberalisering en mededinging een positief effect hebben op de kwaliteit van diensten, inclusief DAB. Deze verklaring werd gesteund door Finland en het Verenigd Koninkrijk.

Gezamenlijk programma van de drie Voorzitterschappen (Bel., Spa., Den.)

De Raad nam kennis van een korte presentatie van het Voorzitterschap over het gezamenlijke programma van het huidige Belgische en de twee aanstaande Voorzitterschappen, respectievelijk het Spaanse en het Deense. Doelstelling daarvan is de Raad te informeren over de algemene prioriteiten en richting van de agenda van de IMC&T raad voor het komende jaar. Als aanstaand Voorzitter wees Spanje op het belang van het toepassen van de interne markt beginselen in alle relevante sectoren zodat, vooral in deze tijd van economische onzekerheid, de markten zo goed mogelijk kunnen functioneren.

Kwaliteit van regelgeving

Commissaris Bolkestein gaf een toelichting op de plannen van de Commissie om de kwaliteit van de Europese regelgeving te verbeteren. Aan de Europese Raad van Laken van 14 en 15 december as. zal de Commissie een consultatief document voorleggen dat vooral op vier punten zal ingaan: vereenvoudiging van de bestaande communautaire wetgeving, het instellen van een impact assessment procedure , het verbeteren van de wetgevingscultuur binnen de Unie en de problematiek van de omzetting van communautaire wetgeving. Een en ander zou dan na Laken, in samenwerking met de andere Europese instellingen, nader moeten worden uitgewerkt in een concreet actieplan dat in juni 2002 klaar moet zijn.

Vervolgens werd door de voorzitter van de High Level groep die een onderzoek heeft gedaan naar de kwaliteit van de Europese regelgeving, de Franse staatsraad Mandelkern, een korte toelichting gegeven op het eindrapport.

In de hierop volgende gedachtewisseling toonden de lidstaten zich eensgezind in de lof op dit uitvoerige rapport, in de nadruk op het grote belang van dit beleidsterrein en in de kritische opmerkingen in de richting van de Commissie die er niet in geslaagd is om voor Laken een concreet actieplan voor te leggen. Vrijwel alle lidstaten wensen een versnelling van het proces en velen steunden het voorstel van staatssecretaris Ybema om voor de Europese Raad van Barcelona een concreet actieplan gereed te hebben.

Scoreboard Interne Markt

De Commissie heeft een presentatie gegeven van de negende versie van het "Scoreboard voor de Interne Markt". De hoofddoelstelling van het scoreboard is inzicht verschaffen in de mate waarin de lidstaten Europese richtlijnen hebben omgezet in nationale wetgeving. Verder besteedt het negende scoreboard aandacht aan het grote aantal inbreukprocedures (zo'n 1500 op dit moment) op interne marktgebied. Het scoreboard signaleert ook dat er veel problemen zijn ten aanzien van standaardisatie van bouwproducten en machines. Tenslotte worden in het Scoreboard de uitkomsten gepresenteerd van een enquête onder het Europese bedrijfsleven over de kwaliteit van de regelgeving.

Uit het Commissiedocument blijkt dat Nederland ten opzichte van de vorige versie van het scoreboard (mei 2001) voor wat betreft de omzetting van richtlijnen is gestegen van een vijfde plaats naar een gedeelde vierde plaats (samen met Spanje). Nederland heeft zijn omzettingsdeficit weten terug te brengen van 2% tot 1,3%. Uit het nieuwe scoreboard blijkt dat het gemiddelde van de 15 lidstaten nu op 2% ligt. In Stockholm hebben de Europese regeringsleiders de Lidstaten opgeroepen hun interim-omzettingsdeficit niet later dan de Voorjaarstop in 2002 terug te brengen tot 1,5%. De drie Scandinavische lidstaten presteren het best met omzettingstekorten beneden de 1%.Griekenland en Frankrijk staan op een gedeelde laatste plaats met een omzettingstekort van 3%.

Diversen - Gegevensbescherming

Dit punt was opgebracht onder diversen op verzoek van Zweden. Zweden had de Commissie gevraagd een presentatie te geven over de implementatie en het functioneren tot dusver van de richtlijn gegevensbescherming. Deze richtlijn inzake de bescherming van persoonsgegevens is in werking getreden op 25 oktober 1998. De richtlijn is nog steeds niet door alle lidstaten (Duitsland, Ierland, Luxemburg) geïmplementeerd. In Nederland is dit wel gebeurd per 1 september 2001.

Zweden is van mening dat de reikwijdte van de richtlijn te ruim is en daardoor een onnodige belemmering vormt voor de vrijheid van informatie. Bovendien zouden de regels in Zweedse ogen overbodige bureaucratische rompslomp met zich meebrengen. De Commissie zou voor 24 oktober 2001 aan de Raad en het EP verslag uitbrengen over de toepassing van richtlijn en eventuele wijzigingsvoorstellen indienen. Commissaris Bolkestein merkte op dat het Verslag van de Commissie pas in de loop van volgend jaar zal verschijnen, omdat het merendeel van de lidstaten de richtlijn te laat heeft geïmplementeerd.

Bijlage 1: Wetgevend pakket overheidsaanbestedingen

Tijdens het Algemeen Overleg op 22 november jl. stelden enkele leden van uw Commissie vragen over de relatie tussen onderhavige aanbestedingsrichtlijnen en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). Naar aanleiding daarvan, breng ik graag het volgende onder uw aandacht.

De Europese Commissie is recentelijk gekomen met een tweetal interpretatieve mededelingen over de mogelijkheden die Europese regels bieden om via aanbestedingen invulling te geven aan doelstellingen van milieu- en sociaal beleid. De Commissie is van mening dat de Europese aanbestedingsregels overheden daarvoor voldoende aanknopingspunten bieden. Substantiële aanpassing daarvan is volgens haar dan ook niet nodig. Overheden hebben met name in de definitiefase van een overheidsopdracht de mogelijkheid sociale- en milieu-criteria een rol te laten spelen. Overheden kunnen namelijk zelf bepalen welke dienst dan wel product ze wensen aan te schaffen. Zo kan gekozen worden voor de aanschaf van milieu- dan wel sociaal verantwoorde producten of diensten als groene stroom of gerecycleerd papier. Daarnaast hebben overheden de mogelijkheid om additionele uitvoeringsvoorwaarden op milieu- en sociaal gebied aan een geselecteerde inschrijver op te leggen, zoals de inzet van werklozen of leden van minderheidsgroeperingen bij de uitvoering van een opdracht. Deze additionele uitvoeringsvoorwaarden dienen wel in de aankondiging van de opdracht te worden vermeld.

Gediscussieerd wordt nog over de rol van milieu-keurmerken in het selectie- en gunningproces. Een aantal Lidstaten, met name Denemarken en Zweden, zou graag zien dat er een groter belang wordt gehecht aan milieukeurmerken als proeve van geschiktheid van een inschrijver. Volgens deze landen zou een verwijzing naar een keurmerk in het aanbestedingsbestek moeten volstaan zonder nadere omschrijving van de inhoud ervan in het aanbestedingsbestek. Nederland onderschrijft de achterliggende doelstelling dat keurmerken dienstig kunnen zijn bij het selectie- en gunningproces, maar vanwege de grote verscheidenheid aan (internationale) milieu-keurmerken is Nederland van mening dat niet volstaan kan worden met louter een algemene verwijzing naar een bepaald keurmerk. In plaats daarvan dienen de criteria daarvan nauwkeurig te worden omschreven in het aanbestedingsbestek dan wel de aankondiging, opdat òòk bedrijven die weliswaar niet beschikken over het desbetreffende eko-label maar materieel wel aan de vereisten ervan voldoen, in aanmerking kunnen komen voor selectie en gunning.

Kenmerk
Blad /1

===
AFMELDEN
Mail naar mailto:dvl-afmelden@minbuza.nl indien u zich nu wilt afmelden.

WIJZIGEN
Wijzig uw huidige abonnement door het via http://www.minbuza.nl/bestel.asp te overschrijven.

Met vriendelijke groet,
Redactie BZ-internetsite