Reactie College op rapport 'Plannen op Achterstand' Rekenkamer te weinig oog voor context onderwijsachterstandenbeleid
Het College van B. en W. vindt een aantal van de kritische kanttekeningen van de Rekenkamer Rotterdam op het Rotterdams Onderwijsachterstandenbeleid in de periode 1998-2002 terecht. Deels had het gemeentebestuur deze al onderkend. Veel van de aanbevelingen van de Rekenkamer zijn reeds verwerkt in de opstelling van het Onderwijsachterstandenplan voor 2002-2006. Het College is echter ook van mening dat nuancering van het rapport 'Plannen op Achterstand' op zijn plaats is. De Rekenkamer heeft te weinig rekening gehouden met de context waarin het onderwijsachterstandenbeleid tot stand is gekomen.
De gemeente geeft jaarlijks zo'n 25 miljoen gulden uit aan bestrijding
van onderwijsachterstanden. Het Rotterdams Onderwijs Achterstandenplan
(ROAP) 1998-2002 is tot stand gekomen na uitvoerige probleemanalyse.
Maar dat is te weinig systematisch en kritisch gebeurd. Daarin is het
College het eens met de Rekenkamer. Ook zijn de activiteiten van de
scholen door de gemeente onvoldoende getoetst. Het College vindt
echter dat de Rekenkamer te weinig oog heeft voor de context waarin
het onderwijsachterstandenplan is opgesteld en uitgevoerd. Bij aanvang
van het onderwijsachterstandenbeleid waren er namelijk geen duidelijke
richtlijnen of criteria door het Rijk aangeven. Het ministerie van
OC&W zag het onderwijsachterstandenbeleid als groeimodel, waarin geen
meetbare doelstellingen, prioriteiten of onderlinge verbanden werden
aangeven. Pas na een aantal jaren werden meetbare onderwijsresultaten
van belang. Deze landelijke beleidslijnen zijn nu ook uitdrukkelijk
uitgangspunt in het Rotterdams Onderwijs Achterstanden Plan 2002-2006.
Verder wijst het College erop dat bestrijding van achterstanden in het
onderwijs niet alleen een zaak is van de gemeente, maar ook van
deelgemeenten, schoolbesturen, scholen en instellingen voor
onderwijsondersteuning. Alleen effectieve samenwerking leidt tot een
succesvol onderwijsachterstandenbeleid.
Bovendien hanteert de Rekenkamer volgens het College een te strikt
analytische benadering van het beleid en houdt er onvoldoende rekening
mee dat beleidsprocessen vrijwel nooit lineair en chronologisch
verlopen.
Het College is het eens met de Rekenkamer dat de uitbetaling van de
laatste 15 procent aan scholen voor bestrijding van
onderwijsachterstanden voor het jaar 1999-2000 onjuist is verricht.
Intussen zijn echter maatregelen genomen om beter te sturen op de
verantwoording van financiële middelen.
Het College van B. en W. is van mening dat blijvende inspanningen
nodig zijn om de leerprestaties van de Rotterdamse leerlingen te
vergroten en constateert een lichte vooruitgang in de leerprestaties.
Het is de bedoeling deze leerwinst in de toekomst zichtbaar te maken.