Ministerie van Justitie

Moord en doodslag in 1998

P.R. Smit, S. van der Zee, W. van der Heide, F. Heide

Onderzoeksnotities 2001/8 Bestelwijze

Samenvatting

Moord en doodslag zijn misdrijven die sterk tot de verbeelding spreken
en die veel aandacht in de media krijgen. Toch is de hoeveelheid wetenschappelijk onderzoek naar moord en doodslag beperkt, ondermeer omdat uitgebreide, structureel verzamelde informatie over dit onderwerp tot nu toe niet voorhanden was. Om in deze lacune te voorzien heeft het WODC samen met de dienst Nationale Recherche Informatie (dNRI) van het KLPD een databestand Moord en Doodslag gecreëerd en in eerste instantie gevuld met gedetailleerde informatie over alle moorden uit 1998. Deze notitie beschrijft de structuur en de soort informatie die in dit bestand bijgehouden wordt en rapporteert over de bevindingen van het jaar 1998.

Opbouw en structuur van het bestand

Bij het opzetten van het bestand is gebruik gemaakt van verschillende bronnen. Er bestaat al een bestand waarin door het KLPD summiere informatie over levensdelicten wordt bijgehouden. Deze gegevens zijn overgenomen en ingevoerd in het nieuwe bestand, samen met gegevens uit de eveneens door het KLPD bijgehouden bestand ViCLAS: het Violent Crime Linkage Analysis System. De informatie in ViCLAS heeft betrekking op ernstige zedenzaken en moordzaken met een seksueel, bizar of psychotisch motief. Vervolgens zijn
de gegevens aangevuld met informatie uit krantenknipsels en interviews met rechercheurs die betrokken zijn geweest bij de moorden in 1998. Tenslotte
is vervolgings- en berechtingsinformatie gehaald uit het bestand OMdata, waarin het Openbaar Ministerie alle strafzaken die door het OM of door de rechter in eerste aanleg afgedaan zijn registreert.

Voor dit onderzoek is gekozen voor een structurering van de gegevens over de moordzaken in informatie over de omstandigheden van het misdrijf, informatie over dader en slachtoffer en informatie over de relatie tussen deze twee. De informatie over de feitelijke gang van zaken tijdens de moord wordt onder het begrip gebeurtenis geschaard; een voorval waarbij één of meer mensen opzettelijk of door grove schuld een handeling verrichten of nalaten waardoor één of meer mensen van het leven worden beroofd, hetzij direct hetzij enige tijd later. Slachtoffer is het tweede begrip; een slachtoffer is een persoon die overlijdt ten gevolge van een gebeurtenis zoals hierboven is omschreven. Eén gebeurtenis kan één of meer slachtoffers kennen. Het derde begrip is dader: een persoon van wie bij politie en Justitie het vermoeden bestaat dat deze betrokken was bij een of meer gebeurtenissen. Het vierde en laatste begrip is de relatie tussen dader en slachtoffer. Het kan bijvoorbeeld gaan om een liefdesrelatie, een vriendschap of een familierelatie.

Uit de literatuur over moord en doodslag wordt duidelijk dat er geen uniforme strategie bestaat om moorden in te delen in betekenisvolle homogene groepen. Dit komt doordat moord een complex fenomeen is met veel variabelen en doordat verschillende onderzoeken verschillende doelstellingen kunnen hebben. Omdat het bij toekomstig onderzoek wenselijk kan zijn andere indelingen te maken, is gezocht naar een indeling met een algemeen karakter. Uiteindelijk is een indeling ontstaan die voornamelijk een mengvorm is van een indeling naar motief en een indeling naar relatie. De categorieën zijn: Liquidatie, Drugsdeal, Crimineel-overig, Zeden, Roofmoord, Intimi, Ruzie-bekenden, Ruzie-onbekenden, Anders, Psychotisch en Onbekend.

Om opgenomen te worden in het bestand moet een gebeurtenis zich hebben afgespeeld op Nederlands grondgebied in het jaar 1998 en moet het gaan om gebeurtenissen zoals die staan omschreven in de artikelen 287 tot en met 292 van het Wetboek van Strafrecht. Euthanasie, hulp bij zelfdoding, abortus en dood door schuld vallen zodoende buiten het bereik van dit onderzoek. Alleen voltooide delicten komen in aanmerking en de daders, de mededaders of de medeplichtigen moeten ook daadwerkelijk strafbaar hebben gehandeld. Dit betekent dat daders die uit noodweer hebben gehandeld zijn uitgezonderd, maar ontoerekeningsvatbare daders en reeds overleden daders niet. Vrijgesproken daders en daders waartegen een veroordeling wegens moord of doodslag is geëist en die uiteindelijk voor een ander delict zijn veroordeeld, zoals dood door schuld, zijn buiten het analysebestand gelaten. Dit heeft uiteindelijk voor het jaar 1998 geresulteerd in 202 gebeurtenissen, 225 slachtoffers en 230 daders.

Moord en doodslag in 1998

De meest voorkomende moorden zijn die in de categorie Intimi. Het blijkt dat één op de drie moorden direct te maken heeft met een familierelatie of andere intieme relatie tussen slachtoffer en dader. Moorden die veel belangstelling wekken, maar die in 1998 niet vaak voorkomen, zijn zedenmoorden en moorden naar aanleiding van een ruzie tussen onbekenden. Het aantal moorden met een criminele achtergrond is wel aanzienlijk (21%). Dan is nog een redelijk groot aantal slachtoffers om het leven gekomen in verband met een vermogensdelict. Meervoudige moorden zijn betrekkelijk uitzonderlijk in 1998. Van de in totaal 202 gebeurtenissen is bij 185 gebeurtenissen slechts één slachtoffer betrokken. Dertien gebeurtenissen hebben betrekking op twee slachtoffers. Tenslotte zijn bij twee gebeurtenissen vier slachtoffers omgebracht.

Bij de moorden in 1998 in Nederland zijn veel vuur- en steekwapens gebruikt; 40% van de slachtoffers is om het leven gebracht met een vuurwapen en 27% is door middel van een mes of een ander steekwapen gedood. Op de derde plaats komen moorden waarbij geen wapen is gebruikt, gevolgd door slagwapens, fysieke kracht en wurgtuigen. Het gebruik van vuurwapens is het afgelopen decennia sterker toegenomen dan het gebruik van steekwapens. Vuurwapens zijn vooral populair bij mannen en bij moorden met een criminele achtergrond, maar zelfs bij de moorden uit de categorie Intimi hanteert een aanzienlijk aantal daders een vuurwapen. Van de 67 daders die een vuurwapen gebruiken, zijn er 41 eerder met Justitie in aanraking geweest. Etnische niet-Nederlanders gebruiken vaker dan etnische Nederlanders een vuur- of steekwapen. Vrouwelijke moordenaars plegen hun moorden vaker met steekwapens dan met slagwapens of vuurwapens.

Als gekeken wordt naar de geografische verdeling van de moorden in 1998 dan lijkt het vooral een randstedelijk verschijnsel te zijn. In de politieregios Amsterdam-Amstelland en Rotterdam-Rijnmond vallen de meeste doden.
Het landelijke gemiddelde is 1,6 slachtoffers per 100.000 inwoners. Veelvoorkomende pleegplaatsen zijn de straat en de woningen van slachtoffers. Vooral de moorden waar vrouwen als dader of als slachtoffer bij betrokken zijn, spelen zich binnenshuis af. Meer dan de helft van het totale aantal slachtoffers is binnenshuis vermoord en weer meer dan de helft daarvan vindt de dood in eigen huis. Dit geldt het sterkst voor etnische Nederlanders. Zij worden twee keer zo vaak binnenshuis vermoord als etnische niet-Nederlanders. Van deze laatste groep wordt nagenoeg de helft op straat of in horecagelegenheden vermoord. Uit de verdeling van de moorden over de maanden van het jaar blijkt dat zowel de warmere maanden als de koudere maanden hoog scoren, met uitzondering van december. Juni, juli, november en januari zijn de topmaanden. De meeste moorden vinden s avonds of s nachts plaats en dan vooral in het weekend. Bij deze moorden speelt het gebruik van alcohol dikwijls een rol.

De meeste daders zijn tussen de twintig en de veertig jaar oud met een piek tussen de vijfentwintig en dertig jaar. Deze piek doet zich tevens voor bij de slachtoffers, hoewel de leeftijdsverdeling bij hen wat gelijkmatiger is. Onder zowel de daders als de slachtoffers zijn mannen oververtegenwoordigd. Er zijn 230 daders waarvan er twintig vrouw zijn en 225 slachtoffers waaronder 59 vrouwen. De gemiddelde leeftijd van de vrouwelijke daders is iets lager dan die van de mannen, namelijk 29,7 jaar tegenover 32,1. Vrouwelijke slachtoffers zijn daarentegen gemiddeld wat ouder dan de mannelijke slachtoffers, namelijk 38,1 jaar tegenover 34,6 jaar. Vrouwelijke daders zijn vaak verslaafd aan drugs en degenen voor wie dat niet geldt, leiden ten tijde van de moord aan een psychose. Bijna alle zedenslachtoffers zijn vrouw en bij de categorie Intimi zijn eveneens veel vrouwelijke slachtoffers te vinden. Van alle daders heeft 63% een buitenlandse achtergrond en precies 50% van alle slachtoffers is van etnisch buitenlandse herkomst. Nederlanders zijn vaker slachtoffer van roofmoorden, zedenmisdrijven of van psychotische daders. Buitenlandse slachtoffers zijn daarentegen sterk in de meerderheid bij de moorden binnen het criminele circuit.

Het percentage werklozen is hoog, vooral bij de daders. Werkloze slachtoffers worden in veel gevallen vermoord door werkloze daders. Onder de etnisch niet-Nederlandse daders bevinden zich twee keer zoveel crimineel actieve daders dan onder de etnische Nederlanders. Van 43% van de daders is bekend dat ze eerder in aanraking met justitie zijn geweest. Dit hoge aandeel geldt voor daders uit alle categorieën. Van de daders is 7% aan alcohol verslaafd en iets meer dan 18 % houdt er een drugsverslaving op na. Ten tijde van de moord is 19% van de daders onder invloed van alcohol en 6% onder invloed van drugs. Onder slachtoffers komen alcohol- en drugverslavingen veel minder vaak voor. Slechts 7% is verslaafd aan drugs en 5% aan alcohol. De percentages van slachtoffers die gedurende de moord onder invloed verkeerden, zijn eveneens lager: 4% (drugs) en 14% (alcohol). Er is verschil in het voorkomen van alcoholverslavingen tussen etnische Nederlanders en etnisch niet-Nederlanders. Alcoholverslaving lijkt een typisch etnisch Nederlands verschijnsel te zijn.

Ruim een kwart van de slachtoffers zijn intieme bekenden van hun moordenaar en tweederde deel van het totale aantal slachtoffers kent hun moordenaar. Moorden gepleegd door onbekenden komen in 1998 niet zo vaak voor. Kinderen worden hoofdzakelijk door hun ouders van het leven beroofd en niet door onbekenden. Bij moorden tussen familieleden en intieme bekenden gaat het hoofdzakelijk om partners of ex-partners of echtgenoten en ex-echtgenoten die elkaar ombrengen.

Bij moorden die behoren tot de categorieën Intimi en Ruzie-bekenden meldt de dader zich dikwijls zelf bij de politie. De moorden uit de categorie Ruzie-bekenden komen eveneens geregeld aan het licht door tips of meldingen van familie, vrienden of getuigen of door de vondst van een lichaam. Daders die een moord hebben gepleegd die behoort tot de categorie Crimineel melden zichzelf zelden. De meeste van dergelijke moorden komen boven water door een tip of een melding van getuigen aan de politie. Ook komen veel moorden ter kennis van de politie doordat een lichaam is aangetroffen, bijvoorbeeld in het water of in bossages.

De moordenaars van 176 slachtoffers zijn gevonden. In ongeveer de helft van de opgehelderde moorden wordt dezelfde dag nog een verdachte bekend. Na een week is dit percentage gestegen tot 75% en na een maand tot 87%. De moorden van de categorieën Intimi en Ruzie-bekenden en
-onbekenden zijn allemaal opgehelderd. Meer dan de helft van de moorden met een criminele achtergrond is niet opgehelderd, terwijl dat bij meer dan de helft van de roofmoorden wel het geval is. Het ophelderingspercentage bij de doodsoorzaak steek- of snijwonden is met 90% hoog. Ongeveer de helft van alle verdachten bekent. Het percentage bekenners is het hoogst in de categorie Intimi. Bij moorden met een criminele achtergrond en bij Roofmoorden liggen de percentages een stuk lager. Etnisch buitenlandse daders bekennen in het algemeen wat minder vaak dan de etnisch Nederlandse daders.

Van de 230 daders hebben er 62 geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf gekregen. Het kan zijn dat de dader is ontslagen van rechtsvervolging omdat het feit hem niet kan worden toegerekend wegens gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing van zijn geestesvermogens. Of het is mogelijk dat de strafzaak nog niet is afgelopen of dat de dader zelf om het leven is gekomen. De overige 168 daders moeten wel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf ondergaan. De grootste groep daders moet een straf uitzitten variërend van vier tot tien jaar. Er is in 1998 geen levenslange gevangenisstraf uitgesproken. Wel is een kleine groep daders veroordeeld tot een straf van langer dan twaalf jaar. Gemiddeld is een straf opgelegd van 82,9 maanden. Daders die een Roofmoord hebben begaan of een moord met een criminele achtergrond zijn duidelijk zwaarder gestraft dan de andere daders. Moorden onder intimi of bekenden worden het minst zwaar bestraft.

In 1998 hebben ruim 1500 mensen zichzelf van het leven hebben beroofd, ruim 1000 mensen zijn overleden als gevolg van een verkeersongeluk en bijna 2000 mensen zijn slachtoffer geworden van een dodelijk privé-ongeval. Moord is daarmee vergeleken een betrekkelijk zeldzame doodsoorzaak. De relatieve cijfers van moord over de afgelopen jaren ontlopen elkaar niet veel. Hetzelfde geldt voor de relatieve cijfers van de landen van de Europese Unie. Bij deze conclusie moet de kanttekening worden gemaakt dat definities en registratiepraktijken per land kunnen verschillen.

De categorieën nader belicht

Met zeventig slachtoffers in 1998 is de categorie moorden die begaan zijn in de relatie- of familiesfeer (de categorie Intimi) het grootst. Vrouwen zijn in deze categorie ruim vertegenwoordigd, vergeleken met de categorieën Ruzie-(on)bekenden en Crimineel. Steekwonden zijn de meest voorkomende doodsoorzaken en alcoholgebruik lijkt een aanzienlijke rol te spelen bij de moorden onder intimi. Veel moorden vinden plaats in het weekend. Er valt binnen deze categorie een onderverdeling te maken tussen relatiemoorden, gezinsmoorden, kindermoorden, oudermoorden, relatiegerelateerde moorden, moorden begaan uit eerwraak, moorden tussen andere familieleden en moorden onder vrienden. De relatiemoorden, dat wil zeggen de moorden tussen echtgenoten of geliefden vormen het leeuwendeel. Een andere grote groep vormen de kindermoorden. In 1998 zijn in totaal zeventien minderjarigen vermoord. Drie daarvan zijn slachtoffer van een zedenmoord en de overigen zijn vermoord door hun ouders.

Bij de categorie Ruzie-bekenden gaat het om moorden waarbij dader en slachtoffer elkaar kennen, maar geen familie- of andere intieme relatie hebben. Soms is sprake van een jarenlange vriendschap tussen hen, soms zijn het vage kennissen. Deze moorden horen samen met de moorden uit de categorieën Ruzie-onbekenden en Crimineel tot het exclusieve domein van mannen; mannen die een confrontatie met elkaar aangaan of mannen die op deze wijze conflicten beslechten. Met name bij confrontatiemoorden is er flink wat alcohol voorafgegaan aan de dodelijke ruzie. Het zijn impulsieve moorden om in de regel ogenschijnlijk triviale redenen. Conflictmoorden lijken wat minder impulsief. Het fatale geweld wordt bij dergelijke moorden door - in de regel gemarginaliseerde - mannen gebruikt om geschillen over geld of de eigendom van goederen op te lossen.

De zeven moorden uit de categorie Ruzie-onbekenden zijn moorden die mogelijk kunnen worden geschaard onder het verschijnsel zinloos geweld. Tenminste, als met deze term wordt gedoeld op geweld gepleegd tussen onbekenden binnen het publieke domein zonder een duidelijke aanleiding of een duidelijk motief. Het gaat echter wel om zeer uiteenlopende soorten gebeurtenissen.

In 1998 zijn negen Zedenmoorden begaan op acht vrouwen en op een jongen van elf jaar. Er wordt gesproken van een zedenmoord als de dader het slachtoffer voor, na of tijdens de moord seksueel heeft misbruikt of een poging daartoe heeft gedaan of de dader seksueel contact met het slachtoffer wilde en deze dat weigert. De kans dat iemand bij een zedenmisdrijf om het leven komt is gezien de totale omvang van het aantal zedenmisdrijven per jaar erg klein. Zowel de gebeurtenissen op zich als de daders en de slachtoffers zijn uitermate verschillend.

Ook de kans om gedood te worden in verband met vermogensdelicten (Roofmoord) is gering in vergelijking met het totale aantal gepleegde vermogensdelicten in een jaar. Onder de 23 slachtoffers in 1998 bevindt zich ook een inbreker die door één van zijn slachtoffers van het leven is beroofd. Woningovervallen of woninginbraken vormen het grootste deel van de vermogensdelicten in kwestie en er is ook een autodiefstal en een straatroof bij. Net als bij de zedenmoorden en de moorden uit de categorie Intimi bevinden zich onder de slachtoffers veel vrouwen.

In deze onderzoeksnotitie wordt een onderscheid gemaakt tussen drie categorieën moorden met een criminele achtergrond namelijk Liquidaties, Drugsdeals en Crimineel-overig. De grenzen tussen de categorieën zijn vaag. Ook bij de categorieën Liquidaties en Crimineel-overig is vaak sprake van een verband met drugs. Sommige moorden uit de categorieën Drugsdeal en Crimineel overig zouden liquidaties kunnen zijn, alleen zijn er niet voldoende gegevens bekend om dat met zekerheid te kunnen zeggen. Het totale aantal criminele moorden bedraagt 39. Er zijn geen vrouwelijke daders, maar er is wel een vrouwelijk slachtoffer. De meeste van deze moorden worden met vuurwapens gepleegd in de grote steden door etnisch buitenlandse daders op etnisch buitenlandse slachtoffers.

Na classificatie blijven 23 moorden over in de categorie Onbekend die weinig meer met elkaar gemeen hebben dan dat ze doorgaans niet zijn opgehelderd en dat het onduidelijk is wat zich nu precies heeft voorgedaan. Het gaat om negentien mannelijke slachtoffers en vier vrouwen. Meestal komen de moorden ter kennis van de politie door de vondst van een lijk of delen daarvan. Deze moorden zijn raadsels die waarschijnlijk nooit worden opgelost.

WODC- informatiedesk / e-mail: wodc-informatiedesk@best-dep.minjus.nl Redacteur: Hans van Netburg

Laatst gewijzigd: 12-12-2001