Meer beweging door trapveldjes en schoolpleinen 12- 12, 2001 Nederlanders bewegen te weinig. De feiten leren dat er in alle geledingen van de samenleving sprake is van bewegingsarmoede en overgewicht. Een tekort aan beweging is ongezond; na roken is lichamelijke inactiviteit de grootste risicofactor op het ontstaan van ziektes. PvdA-kamerlid Bert Middel vindt dat daar wat aan moet gebeuren, en wel op een zo jong mogelijke leeftijd.
Middel: `Mensen zouden een actievere en een meer bewuste levensstijl
moeten hanteren. Dit moet aangemoedigd worden, niet alleen via
campagnes maar vooral door middel van het bevorderen van sport en
beweging op school en werk.' Volgens het kamerlid beginnen de
problemen al op jonge leeftijd. `Kinderen zitten een groot gedeelte
van de dag achter de computer en velen van hen worden met de auto naar
school gebracht. Eenderde van de kinderen tussen de 7 en 9 in
Amsterdam komt nooit buiten en mede door het gebrek aan
lichaamsbeweging wordt er een verdubbeling verwacht van het aantal te
zware scholieren,' aldus Middel.
Middel vindt dat deze bewegingsarmoede aangepakt moet worden. Omdat
beweging belangrijk is voor een goede gezondheid is hij van mening dat
er zo veel mogelijk kinderen op een zo jong mogelijke leeftijd bereikt
worden. Elk kind moet gemakkelijk toegang tot sport en spel hebben.
Enthousiasme van kinderen voor sport ontstaat vooral wanneer ze het
zelf een keertje kunnen uitproberen. Helaas vormen de kosten van
contributies hierbij een belemmering. Daarom is de PvdA van mening dat
ieder kind de mogelijkheid moet krijgen een keertje mee te doen door
middel van een `probeerbon'. Met zo'n `probeerbon' in de hand kunnen
kinderen zelf een aantal malen mee doen met een sport die hen zelf
leuk lijkt.
Verder is Middel van mening dat er meer aandacht en ruimte komen voor
sportfaciliteiten en sportaccommodaties. Middel: `In elke wijk horen
trap- en speelveldjes thuis, Zo kunnen groepen kinderen en jongeren
voetballen of spelen en elkaar ontmoeten. Ook kan de jeugd tot bewegen
gezet worden wanneer scholen, sportverenigingen, buurten en
vrijwilligers tot elkaar gebracht worden. Hiertoe moet een
gecombineerde functie van sportleerkracht van de (brede buurt)school
en sportbuurtwerker ingesteld worden. Ook moeten gymzalen,
schoolpleinen en sporthallen buiten schooltijd opengesteld zijn. Het
zijn, naast kinderen, overigens ook ouderen en gehandicapten die meer
moeten gaan bewegen. Ook dat vereist meer accommodaties, zodat mensen
aangepast kunnen sporten.'
Partij van de Arbeid