Directoraat-Generaal Belastingdienst, Team
particulieren en formeel recht
Besluit van 12 december 2001, nr. DGB2001/1499M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft
namens de staatssecretaris van Financiën het
volgende besloten.
Algemeen
Per 1 december 1998 is de Wet Schuldsanering
Natuurlijke Personen (Wsnp) in werking getreden.
Deze wet, die is ondergebracht in titel III van
de Faillissementswet, heeft als hoofddoel het in
het leven roepen van een regeling waarmee kan
worden tegengegaan dat een natuurlijke persoon
die in een problematische financiële situatie is
terechtgekomen tot in lengte van jaren met zijn
schulden wordt achtervolgd. Als uitgangspunt bij
de verwezenlijking van dit doel geldt dat
bevrediging van schuldeisers geen voorwaarde kan
zijn voor het bieden van uitzicht aan een
natuurlijke persoon om als het ware weer met een
schone lei verder te kunnen gaan.
Een belangrijk nevendoel van de wet is dat door
het bestaan van een wettelijke
schuldsaneringsregeling de bereidheid van
schuldeisers tot het treffen van regelingen in
onderling overleg of tot het aangaan van een
minnelijk akkoord met de schuldenaar wordt
bevorderd. Van het bestaan van een wettelijke
schuldsaneringsregeling moet in dat opzicht een
stimulerende werking uitgaan. De bestaande
praktijk van hulp en dienstverlening door
instellingen als gemeentelijke sociale diensten,
Gemeentelijke Kredietbanken en particuliere
instellingen worden door de voorgestelde
schuldsaneringsregeling niet doorkruist of
bemoeilijkt.
In het kwijtscheldingsbeleid is destijds op het
hiervoor genoemde nevendoel (stok achter de deur
voor schuldeisers) ingespeeld door het in de
Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 opnemen
van de artikelen 19a en 22a. Daarmee is de
mogelijkheid tot kwijtschelding van
belastingschulden aanmerkelijk verruimd voor
personen op wie de wettelijke
schuldsaneringsregeling van toepassing is
verklaard (gerechtelijke akkoorden) alsmede voor
personen die in aanmerking komen voor de
wettelijke schuldsaneringsregeling maar die hun
schuldeisers - als het ware vooruitlopend daarop
- een akkoord aanbieden (buitengerechtelijk
akkoord).
De genoemde regeling biedt met name soulaas aan
natuurlijke personen die in staat zijn hun
schuldeisers een akkoord aan te bieden tegen
finale kwijting. Daartoe is veelal een vorm van
voorfinanciering vereist. In de praktijk blijkt
echter in een groot aantal gevallen dat
kredietinstellingen niet bereid zijn deze groep
van schuldenaren de daartoe benodigde middelen
te verstrekken. Geconstateerd is dan ook dat het
thans geldende fiscale beleid dat erop gericht
is te voorkomen dat schuldenaren onnodig de
wettelijke schuldsaneringsregeling "in worden
gedreven", voor deze schuldenaren in zekere zin
tekort schiet.
Minnelijk schuldsaneringsplan
In verband met het voorgaande wordt met ingang
van 1 januari 2002 in de Leidraad Invordering
1990 een regeling geïntroduceerd waardoor
schuldenaren die niet in de gelegenheid zijn hun
schuldeisers een akkoord aan te bieden en die
zich onder begeleiding stellen van een
schuldhulpverlener die lid of geassocieerd lid
is van de Nederlandse Vereniging van
Volkskrediet uitzicht wordt geboden op een
schone lei. Aan deze regeling is voorshands
vormgegeven door aanvulling van het
uitstelbeleid. In afwijking van het geldende
uitstelbeleid, dat uitgaat van een
uitsteltermijn voor particulieren van ten
hoogste twaalf maanden, kan aan de betreffende
belastingschuldigen onder de in de Leidraad
Invordering 1990 gestelde voorwaarden uitstel
van betaling worden verleend voor een periode
van drie jaar. Aan het eind van die periode zal
kwijtschelding worden verleend op de voet van
artikel 19a Uitvoeringsregeling Invorderingswet
1990. Het daartoe te sluiten akkoord zal daarbij
worden gefinancierd uit het door de
schuldhulpverlener gedurende de looptijd van het
uitstel gevormde fonds.
Wijzigingen in het uitstelbeleid per 1 januari
2002
Aan artikel 25 Leidraad Invordering 1990 zal per
1 januari 2002 de volgende paragraaf worden
toegevoegd.
§ 13A. Uitstel van betaling gedurende de periode
van schuldbemiddeling
Uitstel voor een periode van 36 maanden
1. De ontvanger verleent uitstel van betaling
voor een periode van maximaal 36 maanden
gedurende de periode van schuldbemiddeling
indien:
a. een overeenkomst van schuldbemiddeling in
de zin van de Gedragscode Schuldregeling van de
Nederlandse Vereniging van Volkskrediet tot
stand is gekomen;
b. de schuldhulpverlener lid of geassocieerd
lid is van de Nederlandse Vereniging voor
Volkskrediet;
c. de schuldbemiddeling betrekking heeft op
natuurlijke personen, niet zijnde ondernemers;
d. redelijkerwijs mag worden
aangenomen dat de belastingschuldige, afgezien
van de daarvoor te vervullen formaliteiten, in
aanmerking zou komen voor de wettelijke
schuldsaneringsregeling natuurlijke personen;
e. bij het eind van de schuldhulpbemiddeling
een betaling zal worden verricht van ten minste
dezelfde omvang als kan worden verkregen indien
in het kader van een wettelijke schuldsanering
in rechte een saneringsplan zou worden
vastgesteld.
In dit verband wordt opgemerkt dat tussentijdse
betalingen gedurende het uitstel zoveel als
mogelijk is dienen te worden voorkomen, tenzij
sprake is van substantiële bedragen.
Met betrekking tot de voorwaarde onder c wordt
opgemerkt dat de betreffende regeling ook van
toepassing is op een natuurlijk persoon die zijn
bedrijf of zelfstandige beroepsuitoefening heeft
gestaakt en aannemelijk is dat die
belastingschuldige in de toekomst geen bedrijf
of niet zelfstandig een beroep meer zal
uitoefenen.
Voorts wordt opgemerkt dat, gelet op de onder d
gestelde voorwaarde, nu de wettelijke
schuldsaneringsregeling ook betrekking kan
hebben op belastingaanslagen, waarvan in
beginsel geen kwijtschelding wordt verleend,
zoals belastingaanslagen
motorrijtuigenbelasting, de onderhavige regeling
ook van toepassing is op die belastingaanslagen.
Met andere woorden ook voor belastingaanslagen
waarvan in beginsel geen kwijtschelding wordt
verleend, kan in dit kader gedurende 36 maanden
uitstel van betaling worden verleend. In dit
verband wordt verwezen naar art. 26, § 2a, lid
14, van deze leidraad.
De belastingaanslagen die in de uitstelregeling
kunnen worden opgenomen zijn de aanslagen die
betrekking hebben op de (materieel)
verschuldigde belasting tot aan het moment van
het verzoek tot schuldhulpbemiddeling.
Zodra de ontvanger door een schuldhulpverlener
schriftelijk op de hoogte is gesteld van het
verzoek tot schuldbemiddeling in de zin van dit
lid, worden, gedurende de behandeling van dat
verzoek door die hulpverlener, geen
dwanginvorderingsmaatregelen genomen en worden
lopende invorderingsmaatregelen zo nodig, in
overleg met de schuldhulpverlener, opgeschort.
Eventuele gelegde beslagen vervallen zodra het
voormelde uitstel is verleend.
Gedurende het uitstel is verrekening mogelijk
van belastingaanslagen waarvoor uitstel van
betaling is verleend met teruggaven die
betrekking hebben op belasting die (materieel)
is ontstaan tot aan de dag waarop de
schriftelijke mededeling van
schuldhulpbemiddeling is ontvangen.
Als sprake is van een verleend uitstel van
betaling in het kader van een
schuldhulpbemiddeling handelt de ontvanger in
voorkomende gevallen gedurende de periode van
uitstel als ware sprake van een wettelijke
schuldsaneringsregeling.
De ontvanger trekt het uitstel in indien:
- de schuldbemiddeling wordt beëindigd;
- de schuldenaar nieuw opkomende
belastingschulden, die (materieel) betrekking
hebben op belasting verschuldigd na het verzoek
tot schuldbemiddeling, onbetaald laat;
- de schuldenaar overigens zijn lopende
fiscale verplichtingen niet nakomt; of
- de schuldenaar tracht zijn schuldeisers te
benadelen.
Indien de ontvanger uitstel van betaling heeft
verleend voor de periode van de
schuldbemiddeling op grond van dit lid wordt de
kennisgeving van de schuldhulpverlener na afloop
van die schuldbemiddeling aangemerkt als het
aanbieden van een buitengerechtelijk akkoord in
de zin van artikel 19a van de regeling. Zie in
dit verband artikel 26, § 2a, lid 16a, van deze
leidraad.
Wijzigingen in het kwijtscheldingsbeleid per 1
januari 2002
Na artikel 26, § 2a, lid 16, wordt per 1 januari
2002 een nieuw lid ingevoegd, dat komt te
luiden:
Gevolgen schuldbemiddeling
16a. Indien de ontvanger uitstel van betaling
heeft verleend voor de periode van de
schuldbemiddeling in de zin van artikel 25, §
13A, van deze leidraad, wordt de kennisgeving
van de schuldhulpverlener na afloop van die
schuldbemiddeling aangemerkt als het aanbieden
van een buitengerechtelijk akkoord in de zin van
artikel 19a van de regeling.
Dit akkoord is voor inwilliging vatbaar indien
is gebleken dat:
- de schuldenaar aan zijn verplichtingen
voortvloeiend uit de overeenkomst van
schuldbemiddeling heeft voldaan;
- aan de in artikel 19a van de regeling
gestelde voorwaarden is voldaan. In dit verband
worden betalingen die hebben plaatsgevonden
nadat de schriftelijke mededeling van
schuldhulpbemiddeling is ontvangen, geacht
onderdeel uit te maken van het te ontvangen deel
van de belastingschuld of de belastingschulden.
Verrekening van teruggaven maken geen deel uit
van het te ontvangen deel van de belastingschuld
of de belastingschulden.
Bijlage
Tekst Gedragscode Schuldregeling NVVK
1. In de Gedragscode Schuldregeling van de
Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK)
wordt verstaan onder:
Problematische schuldsituatie: de situatie
waarin van een natuurlijke persoon
redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal
kunnen voortgaan met het betalen van zijn
schulden of waarin hij heeft opgehouden te
betalen, bepaald op basis van de in bijlage 1
opgenomen criteria;
Schuldregeling: het geheel van activiteiten in
het kader van het regelen van schulden.
Schuldregeling is een verzamelnaam en omvat
schuldsanering en/of schuldbemiddeling;
Schuldsanering: het volledig oplossen van een
schuldenpakket door middel van het verstrekken
van een saneringskrediet;
Schuldbemiddeling: het volledig oplossen van een
schuldenpakket door het bemiddelen tot een
regeling met schuldeisers zonder zelf krediet te
verstrekken;
Budget: het volgens de NVVK-norm berekende
bedrag dat de schuldenaar nodig heeft voor
levensonderhoud en vaste lasten;
Aflossingscapaciteit: het volgens de NVVK-norm
berekende bedrag dat de schuldenaar aan zijn
schuldeisers voor de aflossing van zijn schulden
ter beschikking kan stellen; derhalve al hetgeen
de schuldenaar ter beschikking krijgt boven het
conform de NVVK-norm vastgestelde budget;
Kredietbank: een rechtspersoonlijkheid bezittend
lichaam en/of gemeentelijk bedrijf als bedoeld
in de Gemeentewet, dat is opgericht krachtens
een daartoe strekkend besluit van de
gemeenteraad en tevens lid is van de NVVK,
alsmede de overige leden van de NVVK;
Totale schuldenlast: de nog te verschijnen
termijnen alsmede de achterstallige termijnen
van een lening vermeerderd met de eventuele
reeds verschenen rente, alsmede andere
achterstallige betalingsverplichtingen;
Preferentie: voorrecht voortvloeiend uit pand, hypotheek en andere in de wet aangegeven gronden. Voorrechten ontstaan alleen uit de wet;
Vaste Commissie Kwaliteitszorg: de krachtens artikel 14 van het Huishoudelijk Reglement van de NVVK door het Bestuur ingestelde commissie, belast met de controle op de naleving van de bepalingen van de Gedragscode Schuldregeling.
2. Voordat de kredietbank een verzoek tot
schuldregeling in behandeling neemt, informeert
zij de aanvrager: voor wie een schuldregeling is
bedoeld, wat deze inhoudt en wat de
consequenties zijn.
3. Een verzoek tot schuldregeling kan
uitsluitend worden ingediend met gebruikmaking
van een volledig ingevuld en door de aanvrager
ondertekend aanvraagformulier.
4. Na een analyse van de totale financiële
situatie van de schuldenaar op basis van het in
artikel 3 vermelde aanvraagformulier stelt de
kredietbank vast of er sprake is van een
problematische schuldsituatie en besluit ,
indien zulks het geval is, tot het al dan niet
opzetten van een schuldregeling.
5. Indien de kredietbank besluit geen
schuldregeling op te zetten, informeert zij
terstond de schuldenaar schriftelijk onder
vermelding van de reden(en) die tot dat besluit
hebben geleid. Zo mogelijk adviseert zij de
schuldenaar hoe deze in de gegeven
omstandigheden kan handelen.
6. Indien de kredietbank besluit een
schuldregeling op te zetten, informeert zij de
schuldenaar en de schuldeisers schriftelijk
binnen een termijn van vier weken na het besluit
dienaangaande.
De kredietbank vraagt de schuldeisers een
gespecificeerde schriftelijke opgave van het
netto-saldo van hun vordering(en) op dat moment,
berekend vervolgens de geldende contracts- of
leveringsvoorwaarden. De kredietbank informeert
daarbij de schuldeisers dat van hen wordt
verlangd dat zij gedurende de
behandelingsperiode het schuldenpakket niet
verder verhogen met (vertragings)rente en/of
(invorderings)kosten.
7. De kredietbank verleent alleen
medewerking aan een schuldregeling, indien die
leidt tot een structurele oplossing van de
totale schuldpositie.
8.1. In geval van een schuldsanering is voor
delging van de schulden beschikbaar: het
netto-bedrag dat vrij komt bij een
saneringskrediet ter grootte van de
aflossingscapaciteit van de schuldenaar
gedurende maximaal drie jaar.
8.2. Indien met het saneringskrediet de
schulden niet volledig kunnen worden betaald,
doet de kredietbank de schuldeisers een voorstel
tegen finale kwijting (percentagevoorstel),
waarbij de schuldeisers zich vooraf met deze
finale kwijting akkoord moeten verklaren.
8.3. Een schuldsanering wordt vastgelegd in
een door de schuldenaar te ondertekenen
kredietovereenkomst.
9.1. In geval van schuldbemiddeling begroot
de kredietbank de aflossingscapaciteit van de
schuldenaar gedurende maximaal drie jaar, onder
aftrek van de kosten als bedoeld in artikel 12,
en baseert daarop een bemiddelingsvoorstel aan
de schuldeisers.
9.2. De kredietbank reserveert de door de
schuldenaar ingebrachte aflossingscapaciteit. De
schuldeisers ontvangen aan het einde van de
periode van schuldbemiddeling of tussentijds
indien de door de schuldenaar ingebrachte
middelen dat rechtvaardigen, een uitkering.
9.3. Van de schuldenaar wordt verlangd dat
deze gedurende de periode van schuldbemiddeling
aantoonbare inspanningen verricht om zijn
inkomsten te vergroten en dat hij de kredietbank
terstond informeert over wijzigingen in zijn
financiële omstandigheden.
9.4. Tenminste één maal per jaar en aan het
einde van de periode van schuldbemiddeling
bepaalt de kredietbank de aflossingscapaciteit
van de schuldenaar opnieuw, waarbij rekening
wordt gehouden met wijzigingen in de inkomens-
en vermogenspositie van de schuldenaar.
De kredietbank controleert daarbij of de
schuldenaar in de verstreken periode zijn
aflossingscapaciteit volledig heeft ingebracht.
9.5. Van de schuldeisers wordt verlangd, dat zij finale kwijting verlenen, nadat de schuldenaar gedurende de overeengekomen periode aan zijn verplichtingen heeft voldaan.
9.6. Een schuldbemiddeling wordt vastgelegd
in een door de schuldenaar te ondertekenen
overeenkomst waarin naast de regeling van de
schuldbemiddeling ook de verplichtingen van de
schuldenaar zijn opgenomen.
10.1. Alle schuldregelingen door de
kredietbanken worden gedaan op basis van
gelijkberechtiging van schuldeisers.
10.2. Vorderingen waaraan zekerheden zijn
verbonden, worden als concurrente vorderingen
erkend ná uitwinning van de zekerheid.
10.3. De betaling aan de schuldeisers geschiedt
naar evenredigheid van hun vordering, met dien
verstande, dat de schuldeisers met een
wettelijke preferentie een twee keer zo hoog
percentage als de concurrente schuldeisers
ontvangen tot maximaal het beloop van hun
vordering.
11. Een schuldregeling wordt altijd als een
"S-melding" ("SK" voor saneringskrediet en "SB"
voor schuldbemiddeling) bij de Stichting Bureau
Krediet Registratie (BKR) aangemeld.
12. De kredietbanken zijn gerechtigd de
kosten van schuldbemiddeling tot een door de
Algemene Ledenvergadering van de NVVK vast te
stellen percentage over de in het kader van een
bemiddeling aan de schuldeisers doorbetaalde
aflossingscapaciteit, in mindering te brengen.
De kosten voor de behandeling van de aanvraag
voor een schuldregeling mogen niet aan de
schuldenaar en/of de schuldeisers in rekening
worden gebracht.
13. In het kader van een schuldregeling
komen uitkeringen uit gemeentelijke en
particuliere fondsen aan of ten behoeve van de
schuldenaar alle schuldeisers op basis van
gelijkberechtiging ten goede, tenzij de
uitkerende instantie op grond van de
doelstellingen van het fonds uitdrukkelijk
anders bepaalt.
14.1. Indien de toepassing van de Gedragscode
Schuldregeling door de kredietbank naar de
mening van de schuldeiser tot structurele
problemen leidt, kan deze een klacht indienen
bij het Dagelijks Bestuur van de NVVK.
14.2. Het Dagelijks Bestuur kan de Vaste
Commissie Kwaliteitszorg verzoeken ter zake een
nader onderzoek in stellen.
De kredietbank is te allen tijde verplicht de
Vaste Commissie Kwaliteitszorg op verzoek inzage
te geven in haar dossiers, zulks met in
achtneming van de uitgangspunten van de Wet
persoonsregistratie.
14.3. Het door het Dagelijks Bestuur genomen
besluit, zulks met inachtneming van het advies
van de Vaste Commissie Kwaliteitszorg, is
bindend voor de kredietbank.
15. De Gedragscode Schuldregeling is bindend
voor de kredietbanken en de overige leden van de
NVVK die zich met schuldregeling bezighouden.