Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
DL. 2001/5415
datum
12-12-2001

onderwerp
Voortgang mestbeleid
TRC 2001/12179 doorkiesnummer

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Hierbij informeer ik u naar aanleiding van uw bovengenoemde brief over de laatste stand van zaken bij de implementatie van het mestbeleid. Daarnaast zal ik ingaan op de toezeggingen die ik in het Algemeen Overleg van 22 november jl. heb gedaan.

datum
12-12-2001

kenmerk
DL. 2001/5415

bijlage

Derogatieverzoek
Bij brief van 22 oktober jl. heeft mijn ambtgenoot van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer uw Kamer mede namens mij geïnformeerd over de stand van zaken in het overleg met de Europese Commissie over de derogatie. Bijgesloten bij die brief was het document met statements en aanbevelingen van het internationale Expert-panel dat de onderbouwing van de derogatie heeft bekeken. Die aanbevelingen vormen voor de Commissie uitgangspunt in het overleg.

Het overleg tussen de Commissie en Nederland wordt op ambtelijk en politiek niveau gevoerd. Nog deze maand hebben mijn ambtgenoot van VROM en ik contact met de Commissie. Inzet van het kabinet is om overeenstemming te bereiken met de Commissie over het Nederlandse mest- en mineralenbeleid. Streven is de Nederlandse derogatie te behandelen in de vergadering van het Nitraatcomité in het voorjaar van 2002.
In de vergadering van 6 december jl. heeft het Nitraatcomité voor het eerst ingestemd met een voorstel van de Europese Commissie voor een derogatie van de Nitraatrichtlijn, i.c. de Deense derogatie. De Deense derogatie houdt in dat melkveebedrijven die ten minste 70% van hun grond betelen met gewassen met een hoge stikstofopname, gemiddeld over het bedrijf maximaal 230 kg stikstof per hectare uit dierlijke mest kunnen aanwenden. Deze opstelling van Europese Commissie en Nitraatcomité bevestigt dat het principe van een derogatie, dat is vastgelegd in de Nitraatrichtlijn, ook in de praktijk kan functioneren. Om te bewerkstelligen dat het Nitraatcomité spoedig instemt met de Nederlandse derogatie, informeert Nederland de andere lidstaten zo goed mogelijk over inhoud en onderbouwing van de Nederlandse derogatie.

Stand van zaken mestafzetovereenkomsten
Op 10 december 2001 waren bij Bureau Heffingen ongeveer 5500 mestafzetovereenkomsten binnen. Het gaat hierbij vooral om afzetovereenkomsten tussen erkende tussenpersonen en akkerbouwbedrijven. Daarnaast waren er op 10 december 2001 73 ondernemingen erkend. Het gaat hierbij om 51 tussenpersonen, 17 exporteurs, 4 mestverwerkers en 1 producent. Er is hiermee nu bij Bureau Heffingen voor 45 mln kg stikstof aan afzetruimte voor producenten binnen. Dit is bijna 50% van de benodigde afzetruimte. De overige 50% van de afzetruimte zal door erkende tussenpersonen worden gesloten.
De erkende tussenpersonen hebben deze hectares in principe al beschikbaar, maar zetten deze contracten nog niet om in concrete afzetovereenkomsten. De reden hiervoor is dat er nog relatief weinig veehouders afzetovereenkomsten met deze tussenpersonen hebben gesloten. Als de tussenpersonen zich, vooruitlopend op de contracten met de veehouders, contractueel vastleggen met akkerbouwers lopen zij grote financiële risico's. Zij hebben dan immers al betaald voor de afzetruimte zonder dat zij zekerheid hebben over de inkomsten van de kant van veehouders. Zodra veehouders afzetovereenkomsten met tussenpersonen sluiten zullen de tussenpersonen de resterende 50% van de benodigde afzetruimte contracteren.

De producenten hebben nog relatief weinig gebruik gemaakt van deze ontstane afzetruimte. Er zijn nog veel producenten die een mestafzetovereenkomst moeten sluiten. Producenten wachten nog af met het opsturen van afzetovereenkomsten naar Bureau Heffingen. Van de productie, die door veehouders moet worden gecontracteerd, is nog slechts 5% bij Bureau Heffingen binnen.
Hiervoor is een aantal oorzaken aan te wijzen. In de eerste plaats is mij uit contacten met een aantal grote intermediairs gebleken dat veel veehouders inmiddels wel hebben getekend, maar dat deze afzetovereenkomsten nog niet door de intermediairs naar Bureau Heffingen zijn doorgestuurd. Deze overeenkomsten komen dus de komende dagen.
Daarnaast zien veel veehouders tegen de hoge prijzen die worden gevraagd voor de mestafzetovereenkomsten. Op dit moment dalen de prijzen echter. Er wordt al gesproken over een halvering ten opzichte van de oorspronkelijk genoemde prijzen.

Afgelopen maand heb ik er veel aan gedaan om een soepele introductie van het stelsel mogelijk te maken. Ik heb intensief overlegd met het landbouwbedrijfsleven en mestintermediairs om alle praktische knelpunten zo snel mogelijk op te lossen. Recent heb ik in diverse vakbladen en alle regionale dagbladen advertenties geplaatst om boeren op te roepen hun afzetruimte op tijd te regelen. Bovendien is in mijn opdracht de voorlichtingscampagne 'Aan de slag met mest' van start gegaan.

Diverse enquêtes geven aan dat het merendeel van de veehouders voor het einde van het jaar over mestafzetovereenkomsten zal beschikken. Een beperkt percentage zal volgens de enquêtes ook begin volgend jaar nog geen afzetovereenkomst hebben. Tegen deze groep zal handhavend worden opgetreden, indien dit ook in werkelijkheid het geval is.

Ik zeg u toe u voor het algemeen overleg van 20 december a.s. nogmaals te informeren over de laatste stand van zaken met betrekking tot de invoering van het stelsel van mestafzetovereenkomsten.

Bezwaar en beroep tegen het stelsel van mestafzetovereenkomsten Volgens berichten in de media zou een enkele belangenorganisatie zijn leden oproepen om een bezwaarschrift in te dienen tegen het stelsel van mestafzetovereenkomsten. Daarbij zou zijn aangegeven dat het indienen van een bezwaarschrift vóór 1 januari ertoe zou leiden dat geen mestafzetovereenkomsten ter voldoening aan het jaarplafond en het dagplafond behoeven te worden ingestuurd, zolang geen reactie van het ministerie is ontvangen.

Ik wil er met nadruk op wijzen dat een en ander beslist op een misverstand berust. Tegen het stelsel van mestafzetovereenkomsten kan geen bezwaar en beroep worden aangetekend. Het gaat hier om bij en krachtens de Meststoffenwet gestelde algemeen verbindende voorschriften waartegen op grond van de Algemene wet bestuursrecht geen bezwaar en beroep mogelijk is. Bezwaar en beroep kan uitsluitend worden ingesteld tegen individuele op rechtsgevolg gerichte besluiten. Daarvan is hier geen sprake. Ook de feitelijke terugmelding van het Bureau Heffingen over hetgeen ten aanzien van een bedrijf aan mestplaatsingsruimte is geregistreerd na ingang van de ingezonden mestafzetovereenkomsten is niet voor bezwaar en beroep vatbaar. Eventuele bezwaarschriften die worden ingediend zijn derhalve kennelijk niet ontvankelijk. Overigens hebben bezwaarschriften sowieso geen opschortende werking.

Bedrijven die op 1 januari 2002 onvoldoende mestplaatsingsruimte hebben en het dagplafond overschrijden zijn derhalve in overtreding, ongeacht of zij een bezwaarschrift hebben ingediend of niet. Tegen hen zal langs het spoor van dwangsom of bestuursdwang en in voorkomend geval langs het strafrechtelijke spoor worden opgetreden.

Handhaving
De afgelopen periode is de aanpak van de handhaving samen met het Openbaar Ministerie verder uitgewerkt. De mestproducenten staan daarbij centraal. De handhaving geschiedt langs een bestuursrechtelijk en een strafrechtelijk spoor.

Bij de controle van het dagplafond ligt de nadruk op het bestuursrechtelijke spoor, meer bepaald de toepassing van de last onder dwangsom en van bestuursdwang. Gekoppeld aan het dagplafond voor de mestproducent bieden deze instrumenten een adequaat middel om al bij aanvang van het productiejaar tegen overproductie op te treden. Concreet zal het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij het volgende traject volgen:
* Eind december van dit jaar ontvangt elke bij het Bureau Heffingen geregistreerde overschotproducent die geen mestafzetovereenkomst heeft ingestuurd een brief waarin wordt gewaarschuwd voor de consequenties.
* Half januari nemen de bedrijfscontroles een aanvang. * Uiterlijk het begin van de vierde week worden de eerste vooraankondigingen naar eventuele overtreders uitgestuurd. In de vooraankondiging wordt het voornemen tot oplegging van een last onder dwangsom aangekondigd en de overtreder wordt maximaal 14 dagen (10 werkdagen) gegeven om diens zienswijze naar voren te brengen.
* Tenzij komt vast te staan dat betrokkene de eerste overtreding niet heeft begaan, zal onmiddellijk aansluitend een last worden aangezegd. De last strekt tot het verder voorkomen van nieuwe overtredingen. Daarbij wordt een termijn van 14 dagen (10 werkdagen) gegund. Bij elke nieuwe na verloop van deze termijn geconstateerde overschrijding van het dagplafond verbeurt de veehouder van rechtswege de in de last genoemde dwangsom. Deze zal consequent worden ingevorderd.

De dwangsom wordt uitgedrukt in een bedrag per kilogram stikstof waarmee het dagplafond wordt overschreden. Het bedrag zal worden geënt op 200% van de som van het economisch voordeel en de bespaarde kosten van het niet-sluiten van afzet-overeenkomsten. De bedragen worden gebaseerd op het voordeel over één kwartaal. Een overschrijding van het dagplafond door een varkenshouder met 7.100 kilogram stikstof (equivalent aan 1000 vleesvarkens) komt dan op een bedrag in de orde van grootte van 30.000 euro te staan. Een varkenshouder zonder grond en afzetovereenkomsten zal dus per overtreding een dwangsom van 30.000 euro moeten betalen. Bij elke volgende overtreding zal opnieuw voor elke kilogram stikstof overschrijding de dwangsom worden verbeurd. Dit tot een maximum van een bedrag dat is geënt op 200% van het verwachte economisch voordeel op jaarbasis en de bespaarde kosten voor de mestafzetovereenkomst. Dit maximum wordt in de last vastgelegd.

Het komt mij voor dat van deze aanpak - waaronder begrepen het doorzetten van de last onder dwangsom óók als de overtreding na de eerste controle ongedaan wordt gemaakt - en van de in het geding zijnde bedragen, voldoende prikkel zal uitgaan om overtredingen te voorkomen, respectievelijk binnen de kortst mogelijke tijd ongedaan te maken. In voorkomend geval zal ik ten aanzien van hardnekkige overtreders niet schromen om over te gaan op de toepassing van bestuursdwang. Ook het strafrecht kan dan een probaat middel zijn: bij overtreding van het dagplafond zijn dezelfde straffen aan de orde als bij overtreding van het jaarplafond.

De controle op het jaarplafond loopt uitsluitend volgens het strafrechtelijke spoor. Controle op de naleving van het jaarplafond, opsporing en vervolging vinden plaats na afloop van het jaar, dus voor het eerst in 2003. Sanctionering loopt via de Wet op de economische delicten. Overschrijding van het jaarplafond wordt beschouwd als zeer laakbaar gedrag en is ingedeeld in de zwaarste categorie economische delicten, waarop de sanctie staat van gevangenisstraf van maximaal 6 jaar of een boete van fl. 100.000,--, eventueel op te hogen tot fl. 1 mln ingeval sprake is van recidive of als het feit door een rechtspersoon is begaan. Ook bijkomende straffen, zoals het geheel of gedeeltelijk stilleggen van een bedrijf, kunnen worden opgelegd.

Uiteraard zullen ook de agrarische mestafnemers, de erkende tussenpersonen, mestverwerkers en exporteurs in de handhavingsaanpak worden betrokken. Bij de mestafnemers bestaat een vergelijkbare mogelijkheid tot bestuurlijke handhaving als bij mestproducenten, met het strafrecht als ultimum remedium. Bij de tussenpersonen, mestverwerkers en exporteurs is een heel scala beschikbaar, variërend van strafrechtelijke boetes tot intrekking van de erkenning. Gegeven de centrale functie die deze doelgroep vervult in het stelsel van mestafzetovereenkomsten zal deze doelgroep speciale aandacht krijgen.

Champignonsubstraatbedrijven
Vanuit de champignonsubstraatbedrijven zijn problemen aangekaart ten aanzien van de wijze waarop zij erkend kunnen worden als mestverwerker in het kader van het stelsel van mestafzet-overeenkomsten. Inmiddels is er een voor de sector bevredigende oplossing gevonden. Champignonsubstraatbedrijven kunnen worden erkend op basis van de totale hoeveelheid stikstof en mineralen die buiten de Nederlandse landbouw wordt afgezet. De erkende hoeveelheid bedraagt maximaal de hoeveelheid dierlijke mest die aantoonbaar op het bedrijf wordt aangevoerd.

Algemeen Overleg 22 november 2001
Op 22 november jl. heb ik met u over de mestproblematiek gesproken. Tijdens dit overleg heb ik enkele toezeggingen gedaan, waarover ik u nader wil informeren:
1. de vermestingsnormen;
2. het waarborgfonds versus calamiteitenfonds; 3. schadevergoeding ten gevolge van boer-boertransport.

Ad 1) de vermestingsnormen
Naar aanleiding van een vraag van mevrouw Vos (GroenLinks) tijdens het AO op 22 november jl. bevestig ik dat de evaluatie meststoffenwet 2002 ook ingaat op de haalbaarheid van de milieukwaliteitsdoelen van de Vierde nota waterhuishouding en het NMP-4, voorzover die doelen betrekking hebben op mest en mineralen.

Ad 2) waarborgfonds versus calamiteitenfonds
Tijdens het Algemeen Overleg van 22 november jl. vroeg de heer Waalkens (PvdA) naar de wijze waarop invulling is gegeven aan diens subamendement.

In artikel 9 van het Besluit erkenning tussenpersonen, mestverwerkers en exporteurs Meststoffenwet is - ter uitwerking van artikel 58aka van de Meststoffenwet - als voorwaarde voor erkenning van de tussenpersoon gesteld dat deze voorziet in een zekerheid die hij aanspreekt ingeval hij na de erkenningverlening niet in staat is te voldoen aan zijn wettelijke verplichtingen, waaronder het afnemen van de hoeveelheid mest waartoe hij zich bij mestafzetovereenkomst heeft verplicht. De vereiste zekerheid kan volgens artikel 9 behalve door aansluiting bij een waarborgfonds ook worden geboden door a) een waarborgsom, b) een borgtocht, c) een verzekerings-bijeenkomst, d) met andere ondernemingen gesloten extra mestafzetovereenkomsten op grond waarvan de mest onomkeerbaar op die ondernemingen kan worden verwerkt, e) met andere landbouwbedrijven gesloten extra mestafzetovereenkomsten op grond waarvan de mest naar die bedrijven kan worden afgevoerd, of f) een combinatie van de genoemde vormen van zekerheid. Vergelijkbare zekerheden worden op grond van artikel 58ae van de Meststoffenwet gevraagd van de te erkennen mestverwerkers en exporteurs, ter waarborging van de nakoming van de voor hen geldende specifieke verplichtingen.

Het waarborgfonds is een samenwerkingsverband met een bepaalde omvang waarbij de aangesloten erkende tussenpersonen, mestverwerkers en exporteurs zich over en weer verplichten tot het volledig overnemen van elkaars verplichtingen; dit waarborgfonds moet verder over een financiële reserve beschikken. Ook de waarborgsom, de borgtocht en de verzekerde som en de contractueel verzekerde extra afzetmogelijkheden moeten aan minimumeisen voldoen.

De waarborgsom, de borgtocht en de verzekering behalve door de tussenpersoon, mestverwerker of exporteur, kunnen ook door het Bureau Heffingen worden aangesproken ter vergoeding van extra kosten die de mestproducent moet maken voor de mestafzet of ter financiering van de kosten die het bureau zelf maakt voor de milieuverantwoorde verwijdering van de mest. Een en ander is in de Regeling erkenning tussenpersonen, mestverwerkers en exporteurs Meststoffenwet uitgewerkt.

Van een afzonderlijk calamiteitenfonds buiten de genoemde zekerheden is geen sprake. Het staat de sector uiteraard altijd vrij om in gezamenlijkheid een dergelijk fonds op te richten. Op dat punt ligt er geen bijzondere verantwoordelijkheid voor de rijksoverheid. De meerwaarde van een dergelijk fonds naast de genoemde zekerheden is niet geheel duidelijk, ook niet in het licht van de huidige situatie op de mestmarkt, die voldoende ruimte voor mestafzet verzekert.

Ad 3) Schadevergoeding ten gevolge van boer-boertransport Over de schade die bij mestdistributeurs is ontstaan ten gevolge van de versoepelde regels voor bemonstering en analyse bij boer-boertransport heb ik besloten tot een beperkte opkoopregeling van de apparatuur. In overleg met Cumela Nederland zal deze opkoopregeling nader worden uitgewerkt.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst


---