Raad voor de Transportveiligheid

RAAD V D TRANSPORTVEILIGHEID

Doorgeschoten landing PH-SAV op Midden-Zeeland 8 maart 1999

PERSBERICHT 13 december 2001

Raad voor de Transportveiligheid onderzocht doorgeschoten landing op Midden-Zeeland
Meer duidelijkheid gevraagd over 'toestemming om te landen'

De manier waarop vliegers toestemming krijgen om te landen op kleine luchthavens zou nader moeten worden omschreven in regelgeving. Deze aanbeveling richt de Raad voor de Transportveiligheid, onder voorzitterschap van mr. Pieter van Vollenhoven, tot de Minister van Verkeer en Waterstaat in een rapport dat is gemaakt naar aanleiding van een mislukte landing op het vliegveld Midden-Zeeland, op 8 maart 1999. Uit het onderzoek dat de Raad heeft uitgevoerd naar dit ongeval is gebleken dat de vlieger tegen het advies van de havenmeester de landing heeft ingezet en bovendien een andere landingsbaan koos dan was aangegeven. Verder is geland op drievijfde van de baan, terwijl onder de gegeven omstandigheden voor een veilige landing minimaal de gehele lengte van de baan nodig was.

De Raad voor de Transportveiligheid signaleert dat onduidelijkheid bestaat over het begrip 'Prior Permission Required'. Dat wil letterlijk zeggen dat in dit geval op een vliegveld niet mag worden geland zonder voorafgaande toestemming. Deze vermelding, die (zoals in het onderzochte geval) kan voorkomen op een informatiebulletin voor vliegers (een zgn. 'NOTAM'), heeft geen formele status. Daarom wil de Raad dat het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, in overleg met de brancheorganisatie van luchthavenexploitanten, het begrip 'Prior Permission Required' nader vastlegt in regelgeving, opdat bij 'PPR' ook daadwerkelijk de toestemming moet worden gevraagd en worden gekregen om te mogen landen.

Bij de mislukte landing op 8 maart 1999 werd het toestel, een Piper Navajo Chieftain met registratie PH-SAV, zwaar beschadigd.