Den Haag 13 december 2001
Vragen van de leden Rehwinkel en Van Oven (beiden PvdA) aan de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
1. Heeft U kennisgenomen van het verbod van de radicale islamitische
organisatie Hilafet Devleti (de Kalifaatsstaat) door de Duitse minister van
Binnenlandse Zaken Otto Schily? Heeft U eveneens kennisgenomen van het
verbod van de met de Kalifaatsstaat verbonden stichting Dienaren aan Islam
en negentien deelorganisaties?
2. Herinnert U zich de passage in het BVD-rapport 'De politieke Islam
in Nederland' uit 1998, dat in ons land de Stichting Dienaar aan Islam werd
opgericht om eventueel tegoeden van de beweging onder te brengen, indien de
Duitse regering mocht overgaan tot een verbod van deze radicaal islamitische
beweging die streeft naar een gewelddadige islamitische omwenteling in
Turkije? (1)
3. Is U bekend dat de Duitse regering uitdrukkelijk als financiële
ruggegraat voor de activiteiten van de Kalifaatstaat in de afgelopen jaren
de Nederlandse Stichting Dienaar aan Islam noemt? Is U eveneens bekend dat
van deze stichting wordt gezegd dat deze de interne veiligheid en ernstige
(in het bijzonder de buitenlands-politieke) belangen van de Bondsrepubliek
Duitsland heeft geschaad? (2)
4. Hoe moet in dit licht de opvatting van de BVD uit 1998 worden
beoordeeld: 'Voorts staat in Dordrecht nog de Stichting Dienaar aan Islam
geregistreerd, doch deze leidt een volkomen inactief bestaan.'? Is het
oordeel van een 'volkomen inactief bestaan' achteraf gezien juist, terwijl
in 1998 de omvang van de zgn. Kaplan-organisatie in Nederland op ongeveer
200 moslims werd geschat die actief waren en bovendien met elkaar
rivaliseerden? (3)
5. Zijn na 1998 tegoeden van de beweging de Kalifaatsstaat bij de
Stichting Dienaar aan Islam in Nederland ondergebracht?
6. Hoe zal de Nederlandse regering, na de verboden in Duitsland, de
Stichting Dienaar aan Islam tegemoet treden?
7. Zijn er in de afgelopen jaren tussen de Duitse en Nederlandse
overheid contacten geweest over de Kalifaatsstaat en daarmee verbonden
stichtingen en organisaties? Zo ja, wat hielden deze in?
8. Is het juist dat de beweging ook in andere landen is verboden? Zo
ja, welke zijn dat? Is het mogelijk dat, waar in Nederland geen verbod
geldt, er sprake kan zijn van een 'aanzuigende werking'?
9. Bent U bereid het initiatief te nemen tot een (verdergaande)
Europese aanpak van radicale islamitische organisaties?
(1) BVD-rapport 'De politieke Islam in Nederland', 26 juni 1998
(2) Bekendmaking Duitse ministerie van Binnenlandse Zaken, 12 december 2001
(3) BVD-rapport 1998