Den Haag, 13 december 2001
VRAGEN VAN HET LID REHWINKEL (PvdA) AAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR
EN WETENSCHAPPEN
1. Deelt u de mening dat buitenlandse studenten, die in het studiejaar
2000-2001 hun studie in Nederland begonnen zijn, mede op grond van de folder
van de IB Groep ervan uit konden gaan dat zij gedurende hun studie recht
hebben op volledige restitutie van het collegegeld en dat onder andere
studiekeuze en uitgavenpatroon hierop konden zijn gebaseerd? (1)
2. Wat is de reden dat de getroffen overgangsregeling alleen van toepassing
is verklaard voor studenten die vóór het studiejaar 2000-2001 begonnen zijn
met studeren, en niet voor studenten die in het studiejaar 2000-2001
begonnen zijn, terwijl de nieuwe regeling voor collegegeldrestitutie pas in
het studiejaar 2001-2002 is ingegaan?
3. Bent u, gelet op het feit dat zowel studenten die vóór 2000-2001 als
studenten die in 2000-2001 zijn begonnen over dezelfde informatie beschikten
en gelet op het feit dat de nieuwe regeling het studiejaar 2001-2002 is
ingegaan, alsnog bereid buitenlandse studenten die in het studiejaar
2000-2001 begonnen zijn met hun studie op te nemen in de overgangsregeling
en hen hierover te informeren?
4. Kan inzicht worden verschaft in de stand van zaken met betrekking tot de
door de invoering van de nieuwe regeling vrijkomende middelen, die volgens
de begroting voor het jaar 2000 blijvend voor internationalisering zouden
worden ingezet?
(1) Vergoeding lesgeld of collegegeld voor EER-studenten 2000-2001,
folder van de IB Groep. De folder noemt het bedrag van 1731 gulden (het
bedrag volgens de nieuwe vergoedingsregeling, twaalf maal het bedrag van de
basisbeurs voor thuiswonenden), maar het bijgevoede inlegvel corrigeert dat
tot 2874 gulden, ofwel de hoogte volgens de oude regeling, die van het
volledige collegegeld. Tevens geldt de volledige vergoeding volgens dat
inlegvel 'tot en met de maand waarin je 34 wordt'.