Partij van de Arbeid

Den Haag, 13 december 2001

VRAGEN VAN HET LID KOENDERS (PvdA) AAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1. Bent u door de Amerikaanse regering op de hoogte gesteld van het voornemen het ABM-verdrag eenzijdig op te zeggen of hebben signalen hierover u alleen via de media bereikt?

2. Vindt u het niet op zijn minst vreemd, zeker gezien de ontwikkelingen sinds 11 september, dat het erop lijkt dat de Verenigde Staten zich weinig gelegen laten liggen aan de houding van onder meer de Europese bondgenoten met betrekking tot de eenzijdige opzegging van het verdrag en de plannen rond NMD? Hoe verklaart u deze positie in het licht van gelijkwaardiger transatlantische betrekkingen?

3. Op welke wijze hebben Nederland en de Europese Unie vóór en na 11 september de bedenkingen bij de Amerikaanse opstelling overgebracht en heeft u de indruk dat dit enig effect heeft gehad?

4. Bent u van mening dat het verwoorden van twijfel en bezwaren op een gegeven moment onvoldoende kan blijken te zijn als de Verenigde Staten volharden in unilateralisme op het terrein van internationale wapenbeheersingsregimes?

5. Ziet u een rol weggelegd voor de NAVO-lidstaten in de discussie over het voornemen tot opzegging van het ABM-verdrag en de noodzaak te komen tot verifieerbare wapenbeheersingsafspraken en een coöperatief kader voor een nieuw veiligheidssysteem?

6. Wat zijn de consequenties van de relatie NAVO/Rusland?

7. Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden en in elk geval ruim vóór de aanvang van het reces?