http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=424236
---
Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie Directie Zuid-Oost en
Oost-Europa
voor Buitenlandse Zaken van de Afdeling Westelijke Balkan
Tweede Kamer der Staten-Generaal Bezuidenhoutseweg 67
Binnenhof 4 Postbus 20061
Den Haag 2500 EB Den Haag
Datum 14 december 2001 Behandeld J. Wijnands, DZO/WB
Kenmerk DZO-126/01 Telefoon (070) 3484949
Blad 1/7 Fax (070) 3485329
Bijlage(n) geen E-mail jcs.wijnands@minbuza.nl
Betreft Balkan
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bieden wij u hierbij de reactie aan op uw verzoek van 14 november jl.
(kenmerk BUZA 2001/102) om een brief over de uitkomst van de verkiezingen in
Kosovo, met het oog op het Algemeen Overleg inzake de Balkan op 20 december
2001. Naast de stand van zaken in Kosovo zijn in deze brief ook de laatste
ontwikkelingen omtrent Macedonië en de grondwettelijke relatie tussen Servië
en Montenegro opgenomen, alsmede een passage over de internationale strijd
tegen het terrorisme.
Kosovo
Sinds het einde van de crisis in 1999 wordt Kosovo bestuurd door een
VN-administratie (UNMIK), waarbij de lokale bevolking tot nog toe werd
betrokken via tijdelijke bestuursstructuren zoals de Joint Interim
Administrative Structure (JIAS). Met de afkondiging van het zgn.
Constitutional Framework for Self-Government in Kosovo afgelopen zomer en de
algemene verkiezingen van 17 november jl. is een nieuwe fase ingeluid in
Kosovo. In deze fase zal de UNMIK-structuur blijven bestaan, maar zal UNMIK
een eerste stapje terug doen om de Kosovaarse bevolking in staat te stellen
meer bestuursverantwoordelijkheid op zich te nemen. Hierbij gaat het vooral
om het opzetten en ontwikkelen van openbaar bestuur en het verzorgen van
daarbij behorende publieke diensten, variërend van post en telecommunicatie
tot gezondheidszorg. Daartoe is op 17 november jl. een eigen parlement
(Assemblee) gekozen, zal er een president worden benoemd en een regering
worden gevormd van negen ministers (met elk een eigen ministerie), waaronder
tenminste twee niet-Albanese ministers, waarvan één Serviër. De Assemblee
krijgt geen wezenlijke bevoegdheden op het gebied van justitie, financiën en
buitenlands beleid en UNMIK zal bij monde van Speciaal Vertegenwoordiger van
de SGVN Haekkerup een veto-recht houden op alle besluiten van de nieuwe
Kosovaarse autoriteiten.
De verkiezingen van 17 november zijn naar het algemeen oordeel van de
waarnemersmissie van de Raad van Europa vrij en eerlijk verlopen. Er was
geen sprake van noemenswaardige incidenten en veel lof ging uit naar de
OVSE-missie in Kosovo, die onder leiding van de Nederlander Everts
verantwoordelijk was voor de organisatie van deze verkiezingen. De opkomst
in Kosovo lag rond de 63%, terwijl de opkomst onder de Servisch ontheemden
die gestemd hebben in Servië en Montenegro uitkwam op 57%. De LDK, de partij
van de relatief gematigde Rugova, kwam - net als bij de
gemeenteraadsverkiezingen van vorig jaar - als winnaar uit de bus. De
verwachting is dat Rugova door de Assemblee tot president van Kosovo zal
worden gekozen, een overwegend ceremoniële (maar politiek gevoelige)
functie. Met 47 (van de 120) zetels heeft de LDK echter geen absolute
meerderheid gehaald en zal dus voor de vorming van een regering een coalitie
moeten aangaan met één of meer andere partijen. De PDK van voormalig
UCK-rebellenleider Thaci heeft 26 zetels verworven en de AAK van Haradinaj 8
zetels. De Servische coalitiepartij "Povratak" (Terugkeer) heeft - bovenop
de tien gegarandeerde zetels voor de Servische minderheid - 12 zetels
bemachtigd, en komt daarmee op een totaal van 22 zetels in de Assemblee.
Het succesvolle verloop van de verkiezingen vormt een belangrijke stap voorwaarts bij de verwezenlijking van zelfbestuur in Kosovo, zoals voorzien in VNVR-resolutie 1244. Een belangrijk punt van zorg van de internationale gemeenschap is steeds geweest de positie van de Servische minderheid in Kosovo. Van groot belang voor de (multi-etnische) toekomst van Kosovo is derhalve de relatief hoge opkomst van deze groep, die daartoe op het laatste moment ook was aangemoedigd vanuit Belgrado. Met de verworven 22 zetels vormen de Serviërs geen blokkerende minderheid, maar zijn zij een factor waarmee rekening moet worden gehouden in de Kosovaarse politiek. Gesproken kan worden van een faire vertegenwoordiging van deze gemeenschap in de context van het hedendaagse Kosovo, temeer daar mag worden aangenomen dat de Servische minderheid inmiddels minder dan 10% van de totale Kosovaarse bevolking vormt. Een andere belangrijke ontwikkeling in dit verband betreft de onlangs bereikte overeenstemming tussen UNMIK en Belgrado over samenwerking op het gebied van o.a. veiligheid, terugkeer van vluchtelingen en opheldering van het lot van vermisten. De Regering voelt zich door deze ontwikkelingen gesterkt in haar opvatting dat de door de internationale gemeenschap met VNVR-resolutie 1244 ingeslagen weg de juiste is.
Met de thans aangebroken nieuwe interimfase is er nog geen definitieve
politieke oplossing voor de status van Kosovo. Discussie daarover is pas aan
de orde als er sprake is van een stabielere situatie in Kosovo en de tijd
rijp is voor een dialoog tussen de Kosovaren en de autoriteiten in Belgrado.
Bekend is dat vrijwel alle Kosovo-Albanezen (incl. de meer gematigden
waaronder Rugova) onafhankelijkheid van Kosovo zien als de uiteindelijk te
bereiken politieke hoofddoelstelling. Rugova liet zich hierover daags na de
verkiezingen in klare taal uit. De internationale gemeenschap, en UNMIK in
het bijzonder, zal zich krachtig verzetten tegen ieder misbruik van de
verkiezingsuitslag of van de nieuwe Kosovaarse instituties om
onafhankelijkheid af te dwingen. De nadruk moet thans liggen op
(inter-etnische) samenwerking en verwezenlijking van de voorziene autonomie,
niet op de finale status van Kosovo. De taak voor de nieuwe Kosovaarse
autoriteiten is nu de verdere opbouw van een stabiel en effectief bestuur;
zij zullen zich hierbij op vele terreinen moeten bewijzen. Onder de
prioriteiten op de politieke agenda staan o.a. misdaadbestrijding,
bescherming van minderheden, terugkeer van vluchtelingen en het doorvoeren
van privatiseringen.
Nederland heeft in de afgelopen jaren voor Kosovo speciale aandacht gehad,
omdat dit gebied één van de sleutels vormt voor stabiliteit op de Balkan. De
Regering is van mening dat in afwachting van een definitieve oplossing voor
de status van Kosovo de internationale gemeenschap haar huidige rol, met
name via UNMIK en KFOR, dient voort te zetten. Nederland was tot nog toe één
van de grootste bilaterale donoren, o.a. via ruimhartige begrotingssteun aan
UNMIK (NLG 55 miljoen sinds 1999). Inmiddels is er over de gehele linie
sprake van sterk afnemende donorbijdragen t.b.v. Kosovo, vooral vanwege de
verbeterde humanitaire situatie en het feit dat UNMIK steeds beter in staat
is haar begroting te financieren uit zelf gegenereerde inkomsten
(belastingen, importheffingen etc.). De Regering juicht deze ontwikkeling
("ownership") zeer toe en hoopt dat de nieuwe Kosovaarse instituties voor
zelfbestuur deze trend zullen kunnen doorzetten. Als gevolg van deze
ontwikkeling vermindert ook Nederland haar hulp aan Kosovo aanzienlijk.
Terwijl er in 2001 voor Kosovo ca. NLG 60 miljoen beschikbaar was, zal de
Nederlandse bijdrage voor 2002 naar verwachting ca. NLG 20 miljoen omvatten.
Het zal daarbij vooral gaan om ondersteuning van projecten in de sfeer van
versterking van de (lokale) overheid en de sociale sector, opbouw van de
rechtsstaat, economische wederopbouw en milieu.
Macedonië
De kern van het Framework Agreement (Ohrid, 13 augustus jl.) betrof de
overeengekomen versterking van de positie van de etnisch Albanese minderheid
in Macedonië. De daartoe benodigde grondwetswijziging werd eerst op 16
november jl. door het Macedonische parlement goedgekeurd. Dit
goedkeuringsproces had overeenkomstig het politiek akkoord al begin oktober
afgerond moeten zijn, doch verscheidene factoren leidden tot aanzienlijke
vertraging, waaronder de roep om een referendum over de grondwetsherziening
en de wijziging van de in Ohrid overeengekomen tekst voor de préambule van
de grondwet. De nieuwe préambule benadrukt thans dat Macedonië bestaat uit
"...the citizens of the Republic of Macedonia, the Macedonian people, as
well as citizens living within its borders who are part of the Albanian
people, the Turk people, the Vlach people, the Serb people, the Roma people
and others...".
Voorts heeft President Trajkovski daags na instemming door het Macedonische
parlement met de grondwetsherziening schriftelijk duidelijkheid verschaft
over de reikwijdte van de amnestie-regeling voor ex-NLA-strijders. Zij die
uiterlijk op 26 september jl. hun wapens vrijwillig hadden ingeleverd en
zich niet schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden die in aanmerking
komen voor behandeling door het ICTY, zal amnestie worden verleend. Het zijn
de Macedonische autoriteiten die in voorkomende gevallen zullen moeten
aantonen dat iemand die een strafbaar feit heeft gepleegd in de periode van
het gewapend conflict niet behoorde tot de NLA. Inmiddels is aan President
Trajkovski door het Ministerie van Justitie een lijst overhandigd met 88
namen van personen die gevangen zitten of tegen wie criminele aanklachten
lopen. Trajkovski heeft inmiddels aan 33 personen gratie verleend. Het ICTY
en de Macedonische autoriteiten hebben tijdens het bezoek aan Macedonië van
Openbaar Aanklager Del Ponte op 20 en 21 november jl. afspraken gemaakt over
de betrokkenheid van het ICTY bij de identificatie van oorlogsmisdaden. Het
ICTY is inmiddels begonnen met een formeel vooronderzoek in Ljuboten
(optreden politie) en Trebos (mogelijke slachtoffers van NLA); het onderzoek
zal enige maanden in beslag nemen.
Op 21 november jl. verliet de SDSM, de partij die binnen de regering van
nationale eenheid steeds een matigende rol had gespeeld, de
regeringscoalitie. De SDSM die zich in mei 2001 door de internationale
gemeenschap liet overhalen om toe te treden tot de regering van nationale
eenheid, gaf als reden op dat nu de grondwetsherziening een feit was van
haar niet kon worden verlangd langer deel uit te maken van een regering
waarin zij zich niet thuis voelde. De regeringscoalitie bestaat nu uit de
VMRO-DPMNE van premier Georgievski, de twee grote etnisch Albanese partijen
(DPA en PDP) en een aantal kleinere liberale en conservatieve slavisch
Macedonische partijen; de coalitie kan nog steeds rekenen op een
parlementaire meerderheid. Inmiddels is besloten dat de vervroegde
parlementsverkiezingen in Macedonië niet zoals in het Framework Agreement
was voorzien uiterlijk 27 januari 2002 zullen plaatsvinden, maar eind april
2002.
In het kader van de normalisering van de situatie in het land is van belang
dat het gehele grondgebied weer onder controle komt van het reguliere
bestuur en de politie. De autoriteiten in Skopje streven ernaar om dit eind
januari 2002 te hebben bereikt. De terugkeer van politie verloopt volgens
een met de OVSE en de NAVO afgesproken en zorgvuldig opgesteld schema.
Politieteams van gemengde etnische samenstelling trekken de betrokken
gebieden binnen onder begeleiding van OVSE-waarnemers en eenheden van Task
Force Fox. Naarmate de ex-NLA-strijders meer vertrouwen krijgen in de
afspraken uit het Framework Agreement en de amnestieregeling zal deze
operatie naar verwachting steeds soepeler verlopen.
Ten behoeve van de uitvoering van het Framework Agreement hebben de EU en de
OVSE waarnemers naar Macedonië gestuurd. Er zijn thans ongeveer 50
EUMM-waarnemers en 115 OVSE "confidence building monitors" ontplooid.
Momenteel heeft Nederland drie EUMM'ers in het veld en zijn er zes
Nederlanders actief in de OVSE-missie. Behalve met waarneming zal de OVSE
zich op de langere termijn ook bezig gaan houden met politie-training en
-assistentie, bevordering van vrije media en het uitwerken van
minderheden-regimes. In dat kader heeft de OVSE een politiemissie opgezet,
die bestaat uit enkele tientallen politie-adviseurs en -instructeurs, ten
behoeve van de voorziene uitbreiding van het Macedonische politiekorps met
1000 etnisch Albanese agenten. Deze politiemissie is nog niet geheel
operationeel; Nederland is voornemens hierin deel te nemen.
Het mandaat van Task Force Fox, de NAVO-troepenmacht ter bescherming van de
waarnemers in Macedonië, is op 6 december jl. met drie maanden verlengd (tot
eind maart 2002). Daartoe had President Trajkovski op 3 december jl. een
verzoek ingediend bij SG NAVO. De veiligheid van de waarnemers is primair
een verantwoordelijkheid van de Macedonische regering zelf. Duitsland zal de
"lead nation" blijven van deze operatie. Vooralsnog wordt niet verwacht dat
er een beroep zal worden gedaan op Nederland om een militaire bijdrage te
leveren aan deze operatie. De aanwezigheid van de NAVO-troepenmacht lijkt
ook een dempende, positieve invloed te hebben op de algemene
veiligheidssituatie in Macedonië (al behoort dit niet tot het takenpakket
van Task Force Fox). Het aantal veiligheidsincidenten is momenteel klein en
zeer lokaal van aard.
De organisatoren van de voorziene donorconferentie voor Macedonië (Europese
Commissie en Wereldbank) hebben steeds drie voorwaarden gesteld voor het
doorgaan van deze conferentie: een akkoord tussen Skopje en IMF, aanvaarding
door het Macedonische parlement van de in het Framework Agreement
overeengekomen grondwetsherziening en aanname van een wet inzake lokaal
zelfbestuur. Terwijl aan die eerste twee voorwaarden inmiddels is voldaan,
is de ontwerp-wet inzake lokaal bestuur door het parlement teruggestuurd
naar de regering. De etnisch Albanese partijen hebben grote moeite met de in
de ontwerp-wet voorziene beperkte rol van lokale overheden ten aanzien van
onderwijs en gezondheidszorg en met het ontbreken van een financiële
paragraaf. Op hun beurt hebben de Slavisch Macedonische partijen met name
problemen met de mogelijkheid die het wetsvoorstel biedt aan lokale
overheden om zelf regionale verbanden aan te gaan en om samen te werken met
lokale overheden in omliggende gebieden (dus ook Albanië en Kosovo).
Verscheidene parlementsleden, zowel etnisch Albanese als slavisch
Macedonische, hebben aangegeven e.e.a. te zien als een eerste stap naar een
federale staat. Aangezien dus niet aan alle gestelde voorwaarden is voldaan,
besloten de Commissie en de Wereldbank dat een donorconferentie dit jaar
niet meer kon plaatsvinden. De VS had aanvaarding van deze wet eveneens als
harde voorwaarde gesteld voor deelname aan een donorconferentie. Als nieuwe
tijdstip voor de conferentie wordt thans gedacht aan januari 2002.
De Regering is van mening dat Macedonië de steun van de internationale
gemeenschap hard nodig heeft. De Macedonische economie, die zich in 2000
weer min of meer had hersteld van de gevolgen van de Kosovo-crisis, heeft
door het gewapende conflict met de NLA ernstige schade geleden. Om de
economie weer op de rails te krijgen en het vertrouwen van investeerders te
herstellen is internationale financiële steun onontbeerlijk. In dit verband
is van belang dat de Macedonische autoriteiten en het IMF begin december
overeenstemming bereikten over een Staff Monitored Programme (SMP) dat op 1
januari 2002 van start zal gaan. Het IMF schat de "financing gap" voor 2001
en 2002 gezamenlijk op USD 173 miljoen. Hierin zijn echter nog niet de
kosten van implementatie van het Framework Agreement meegenomen. Het gaat
hierbij om hoge incidentele, maar ook structurele, kosten zoals de invoering
van meertaligheid in gebieden waar een minderheid tenminste 20 % van de
bevolking uitmaakt, uitbreiding van het politiekorps met etnisch Albanese
agenten, proportionele vertegenwoordiging in overheidsorganen en de
invoering van lokaal zelfbestuur. Binnenkort zal de Europese Commissie een
rapport over de voorziene kosten uitbrengen, mede op basis van een in
opdracht van Nederland verrichte studie. Nederland pleit ervoor dat de
voorbereidingen voor de conferentie doorgaan zodat deze spoedig na
aanvaarding van de wet inzake lokaal bestuur alsnog kan worden
georganiseerd. Zoals bekend heeft tweede ondergetekende tijdens haar bezoek
aan Macedonië in september jl. reeds aangekondigd in principe de Nederlandse
hulpinspanning in 2001, 2002 en 2003 te zullen verdubbelen tot een totaal
van NLG 100 miljoen (per jaar).
Gegeven de ernstige situatie waarin de Macedonische economie zich bevindt
heeft de Wereldbank, vooruitlopend op een donorconferentie, reeds nu een
Emergency Economic Recovery Credit te verstrekken. Nederland heeft besloten
tot cofinanciering hiervan met een bijdrage van USD 25 miljoen. Al eerder
leverde Nederland via multilaterale organisaties o.a. concrete bijdragen
voor het herstel van de infrastructuur en de rehabilitatie van gebouwen. Zo
werd 6,7 Meuro beschikbaar gesteld voor de rehabilitatie van huizen, 0,8
Meuro voor veevoer en 0,5 Meuro voor de inrichting van scholen. De algemene
verwachting is dat de nog circa 50.000 vluchtelingen en ontheemden zullen
terugkeren wanneer de reconstructie-werkzaamheden verder gevorderd zijn en
zichtbare resultaten kunnen worden getoond m.b.t. de herintegratie van
ex-NLA-strijders in de Macedonische samenleving.
FRJ / relatie Servië-Montenegro
De politieke situatie in de FRJ staat voor een groot deel in het teken van
de vraag naar de toekomstige status van Montenegro. Terwijl Belgrado inzet
op handhaving van (enige vorm van) de Federatie, streven de Montenegrijnse
autoriteiten naar een unie van twee onafhankelijke staten (incl. eigen
VN-zetel). Zoals bekend leverden de vervroegde parlementsverkiezingen van
april dit jaar slechts een zeer nipte meerderheid op voor de
pro-onafhankelijkheidspartijen o.l.v. President Djukanovic (DPS). Als gevolg
hiervan werd het voor afgelopen zomer voorziene referendum over
onafhankelijkheid uitgesteld. Vervolgens zijn de voorziene besprekingen
tussen Servië en Montenegro over de toekomstige constitutionele verhouding
lange tijd uitgebleven. Eerst op 26 oktober jl. vonden
Federaal-Servisch-Montenegrijnse besprekingen plaats, die echter werden
beëindigd zonder enig resultaat. Op basis van een recent bezoek aan Servië
en Montenegro heeft HV Solana besloten om een actieve faciliterende rol te
gaan spelen in deze kwestie teneinde alsnog een serieuze dialoog over de
toekomst van de Federatie van de grond te krijgen. Een dergelijke dialoog
zou in zijn ogen voor het einde van dit jaar moeten aanvangen en eind
februari 2002 tot resultaten moeten leiden.
De EU heeft een duidelijke voorkeur voor handhaving van de Federatie in
enige vorm, m.n. in het belang van de regionale stabiliteit (in het
bijzonder vanwege de gevolgen van afscheiding van Montenegro voor de
statuskwestie van Kosovo). Eerste ondergetekende heeft deze boodschap
onlangs persoonlijk aan de Montenegrijnse minister van buitenlandse zaken
Lukovac overgebracht tijdens diens bezoek aan Nederland. Hierbij heeft hij
Lukovac opgeroepen alsnog een serieuze dialoog met Belgrado aan te gaan om
te komen tot een oplossing die gebaseerd is op een gezamenlijke constitutie.
Hierbij zouden partijen desgewenst kunnen rekenen op (technische)
ondersteuning van o.a. de OVSE/ODIHR en de Raad van Europa (Venice
Commission). De Regering is van mening dat juist gezien de noodzaak van
nauwe (economische) samenwerking in de regio en de toenemende
integratie-tendens binnen Europa, afscheiding een onnodige en onlogische
stap in de verkeerde richting zou betekenen.
Internationale strijd tegen terrorisme
Tenslotte kan nog worden vermeld dat de bestrijding van terrorisme n.a.v. de
aanslagen op 11 september jl. zich ook uitstrekt tot de Balkan. In de
slotverklaring van de Europese Conferentie van 20 oktober 2001, waaraan de
landen van de Westelijke Balkan voor het eerst deelnamen, verplichten de
vijf staten (Albanië, Bosnië, FRJ, Kroatië en Macedonië) zich om volledig
mee te werken in de strijd tegen het internationale terrorisme. Nederland
heeft in Brussel o.a. bepleit dat deze landen ook assistentie moeten krijgen
om te voldoen aan de verplichting van VNVR-resolutie 1373, ondermeer bij het
nemen van maatregelen ter bestrijding van de financiering van het
terrorisme. Ook wil Nederland dat in toekomstige Stabilisatie- en
Associatieovereenkomsten volwaardige anti-terrorisme clausules worden
opgenomen.
De Minister De Minister voor
van Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
===