Persbericht drs Wim van Velzen
Brussel, 28 november 2001
Tijdens de mini-plenaire in Brussel spraken de Raad, de Commissie
en het Parlement zich uit over de toekomst van de Europese Unie,
die hoog op de agenda zal staan bij de EU Top in Laken op 14 en 15
december 2001.
Raad
Als eerste sprak namens de Raad de Belgische minister van
Buitenlandse Zaken Louis Michel, die het belang benadrukte van de
uitbreiding, het Europees veiligheids- en defensiebeleid, de strijd
tegen het terrorisme, de justitiële ruimte en de algemene situatie
en vooruitzichten van de Europese Unie.
De komende IGC zal worden voorbereid door een Conventie, waaraan de
regeringen van de lidstaten, de Commissie, de nationale parlementen
en het Europees Parlement deel zullen nemen. Ook de
kandidaat-landen zullen hierbij betrokken worden. De voorzitter van
de Conventie wordt in Laken benoemd. De deelname van het
voorzitterschap staat vast, maar in hoeverre de twee volgende
voorzitterschappen bij de conventie betrokken zullen worden, is nog
een open vraag. De "civil society" zal geraadpleegd worden via
vertegenwoordigende organisaties op nationaal en Europees niveau.
Het idee van een forum is losgelaten.
Het werk van de conventie begint zo snel mogelijk onder het Spaanse
voorzitterschap en zal afgerond moeten worden voor de Europese top
van juni 2003. Nog niet vast staat hoeveel tijd er zit tussen de
afronding van de conventie en het begin van de IGC.
Het Belgisch voorzitterschap deelt de opvatting van de Parlements-rapporteurs Leinen en Mendez de Vigo over de onderwerpen die de Conventie moet behandelen en die redelijk open moeten blijven: de doelstellingen en de inhoud van het EU-beleid, de verdeling van de bevoegdheden tussen de EU en de lidstaten, de democratische legitimiteit, de slagvaardigheid van de EU.
Het Belgisch voorzitterschap vindt dat de agenda niet van te voren
geheel ingeperkt mag worden en dat de Conventie zelf haar agenda
moet beheren.
Verder vindt het Belgisch voorzitterschap net als
Parlement-rapporteur Kaufmann over het witboek over goed bestuur,
dat de civil society weliswaar nauwer bij de werking van de EU
betrokken kan worden, maar dat dat niet ten koste mag gaan van de
centrale rol van de vertegenwoordigende en politiek
verantwoordelijke organen.
Het probleem met het operationaal maken van het EVDB is dat men bij
een veto van een lid van de NAVO weliswaar tot het uitroepen kan
overgaan, maar dan niet over de reële middelen beschikt. Handiger
is het waarschijnlijk als de EU per geval beslist over de reactie
op een crisis tegen het licht van de beschikbare militaire en
civiele middelen.
De onderhandelingen met de uitbreidingslanden vlotten goed.
Tegelijkertijd is er hernieuwde aandacht voor de uitvoering van het
acquis communautaire. In Laken hebben de regeringsleiders de kans
om de kandidaatlanden duidelijk te maken dat het tijdschema van
Nice en Goteborg volledig zal worden nagekomen, dat de uitbreiding
onomkeerbaar is en dat tussen nu en 2004 tien nieuwe lidstaten
kunnen worden toegelaten, dat de Commissie in 2002 voorstellen zal
doen over de landbouw, het cohesiebeleid en de begroting, dat een
roadmap gemaakt zal worden voor landen die niet kunnen deelnemen
aan de eerste uitbreidingsgolf, en dat 250 miljoen euro beschikbaar
is voor de versterking van de instellingen in de kandidaatlanden.
In Laken zal het belang van een Europese justitiële ruimte bekrachtigd worden, door een nieuwe dynamiek voor het asiel- en immigratiebeleid aan te brengen, de politiële en justitiële samenwerking te versterken, het principe van wederzijdse erkenning te bekrachtigen. Meer concreet hoopt Michel in Laken op een akkoord over het Europees aanhoudingsbevel, de definitie en bestraffing van terrorisme, de bevriezing van tegoeden en bewijsmateriaal, en een gemeenschappelijke lijst van terroristische organisaties.
Commissie
Commissievoorzitter Romano PRODI is van mening dat we in een
belangrijke fase zitten in het proces van Europese eenwording.
Maatschappelijke ontwikkelingen, burgers die steeds meer vragen van
Europa, de noodzaak van efficiëntere besluitvorming leiden ertoe
dat in zijn opvatting de Unie verder moet gaan dan in Nice was
voorzien. De democratische dimensie moet worden versterkt en hij
spreekt dan ook zijn tevredenheid uit over de uitgebreide
voorbereiding, voorafgaande aan een nieuwe IGC en het feit dat
steeds meer lidstaten instemmen met een dergelijke aanpak.
De Commissie is het in grote lijnen eens met het rapport Leinen en Mendez de Vigo. Voor zover dat mogelijk is, vindt ook de Commissie dat alle onderwerpen aan de orde moeten komen en niet slechts de vier die in Nice zijn vestgesteld. De Commissie is echter van mening dat de voorzitter van de Conventie door de Europese Raad dient te worden aangewezen zodat de samenwerking met de Raad ook beter zal verlopen. De Commissie is het eens met het Parlement dat de voorzitter van de Conventie ook deelneemt aan de IGC zelf. De Commissie is om effectiviteitsredenen geen voorstander van een groot presidium zoals door het Parlement voorgesteld. Evenmin gelooft de Commissie dat een unaniem eindoordeel van de Conventie noodzakelijk is omdat dit teveel het ambitieniveau naar beneden bij zal stellen. De Commissie ondersteunt het Parlement in zijn wens dat de Conventie in ieder geval zijn werkzaamheden moet hebben afgerond voordat de campagne voor de Europese verkiezingen begint.
Hervorming van het Europese openbaar bestuur en een verbetering van
de werking van de Unie is volgens Commissievoorzitter Prodi van
groot belang. Ook op dit punt komen de ideeën van Commissie en
Parlement vrij goed overeen. Hij kan instemmen met een
interinstitutionele dialoog, zij het dat de betrokkenheid van de
Raad wenselijk is. De begrotingsprocedure moet ook in zijn ogen
eenvoudiger.
Van enige vermindering van democratische legitimiteit, en daarmee
de rol van het Parlement, kan volgens hem uiteraard geen sprake
zijn. Wel wijst hij erop dat de Commissie met kennis van zaken
besluiten moet kunnen nemen en dat daarom overleg met
vertegenwoordigers uit alle lagen van de bevolking van belang is.
Een zekere rationalisering en structurering van die dialoog is, zo
erkent hij, wel wenselijk. De Commissie wil op geen enkele wijze de
rol van het Parlement als mede-wetgever ondermijnen. Het gebruik
maken van nieuwe wettelijke instrumenten moet volgens hem dan ook
het resultaat zijn van een gemeenschappelijk overleg tussen de drie
instellingen. Het door het Parlement voorgestelde terugroeprecht
van door de Commissie aangenomen uitvoeringsmaatregelen beschouwt
de Commissie niet als de beste methode. Maar de Commissie is
alleszins bereid om na te denken over betere methoden bij voorkeur
binnen het kader van het toekomstig interinstitutioneel overleg.
Nog twee punten onderstreept de Commissievoorzitter. Het is in zijn ogen van groot belang dat de kandidaatlanden deel kunnen nemen aan de Conventie en ook aan allerlei programma's en activiteiten van de Unie. De Commissievoorzitter is voorts van mening dat de actieve diplomatieke rol van de Unie in de huidige internationale crisis moet worden voortgezet met de nodige politieke wil en vastberadenheid. Met name de uitvoering van het mandaat van Tampere is volgens hem van groot belang omdat daarmee veel zorgen bij de burger over veiligheid kunnen worden weggenomen.
Parlement
De co-rapporteurs Jo LEINEN en Iñigo MÉNDEZ DE VIGO (EVP/ED) komen
tot de conclusie dat op meerdere punten een herziening van het
Verdrag noodzakelijk is. Dit zijn achtereenvolgens de vormgeving
van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, dat
onder de communautaire pijler moet vallen, erkenning van de
rechtspersoonlijkheid van de Unie, opneming in het Verdrag van het
handvest van grondrechten, opheffing van het democratisch tekort en
invoering van een gemeenschappelijk beleid voor politie, justitie
en strafrechtzaken. Ook op het institutionele vlak zijn wijzigingen
nodig om de Unie democratischer en doeltreffender te laten
functioneren. De rapporteurs pleiten o.m. voor een vereenvoudiging
van de wetgevingsprocedures, opheffing van het onderscheid tussen
verplichte en niet-verplichte uitgaven, zodat het Parlement
medezeggenschap over de hele begroting heeft, en verkiezing van de
Commissievoorzitter door het Parlement.
De Conventie die de Verdragsherziening gaat voorbereiden moet een
afspiegeling vormen van het Europees politiek pluralisme. Daarin
moet het EP een vergelijkbare positie hebben als andere deelnemers
en moeten ook vertegenwoordigers van kandidaatlanden aan tafel
kunnen plaatsnemen. De Conventie moet autonoom kunnen beslissen en
in volledige openheid kunnen werken. Idealiter zou de Conventie
onmiddellijk moeten beginnen na de Top van Laken en haar
werkzaamheden op een zodanig tijdstip beëindigen dat de IGC kan
worden afgerond eind 2003 onder Italiaans voorzitterschap.
Als rapporteur is Sylvia-Yvonne KAUFMANN is erg ingenomen met het initiatief van de Commissie om onvoorwaardelijk en kritisch het Europese bestuur aan een nader onderzoek te onderwerpen. Niettemin spreekt zij op een aantal punten haar zorg uit.
Ze waarschuwt de Commissie dat, ongeacht mogelijke wijzigingen in
de opzet en methode van het Europees bestuur, het nimmer zo kan
zijn dat de rol van het Parlement, met name bij wetgeving, zou
worden beknot. Per slot van rekening is het Parlement de enige
instelling die rechtstreeks door de Europese burgers wordt gekozen.
De rapporteur spreekt dan ook vertrouwen uit in de bestaande
communautaire methode, waarbinnen een institutioneel evenwicht is
verzekerd en dat het beste middel om is vooruitgang te boeken bij
de integratie. Democratische legitimering van het Europees bestuur
en de besluitvorming acht de rapporteur een groot goed en deze is
alleen te bereiken met politieke meningsvorming via parlementaire
beraadslaging. Politieke verantwoordelijkheid kan in haar ogen dan
ook niet vervangen worden door technische begrippen als
`efficiëntie' of `coherentie'.
Kritisch is de rapporteur ten aanzien van de rol van de "civil
society". In haar ogen is de georganiseerde civil society
onvermijdelijk per sector georganiseerd en kan deze geen eigen
democratische legitimering bezitten. Zij vindt daarom dat de
raadpleging van actoren in algemene zin met als doel
wetgevingsvoorstellen te verbeteren altijd alleen maar een
aanvulling op en geen vervanging van de procedures en beslissingen
van wetgevende en democratisch gelegitimeerde instellingen kan
zijn.
Eenzelfde geluid laat zij horen met betrekking tot zelfstandige
regelgevende organen zoals het Bureau voor de harmonisatie binnen
de interne markt of het Communautair Bureau voor de plantenrassen.
Een toenemende overheveling van EU-bestuursbevoegdheden naar
Europese agentschappen met beslissingsbevoegdheden kan afbreuk doen
aan het medebeslissingsrecht en de politieke controle door het
Parlement en de Raad en is daarom alleen acceptabel voor zuiver
technische beslissingen zonder politieke dimensie.
Alle door de Europese Commissie in het Witboek aangekondigde voorstellen en maatregelen zullen, zodra deze beschikbaar zijn, zorgvuldig door het Parlement worden bestudeerd.