European Union

Information and consultation of employees / Agreement Press Release: Brussels (17-12-2001) - Press: 479 - Nr: 15424/01
---
Brussel,
17 december 2001

15424/01 (Presse 479)

PERSMEDEDELING

Onderwerp :BEMIDDELINGSCOMITE PARLEMENT RAAD

Overeenstemming maakt de weg vrij van de instelling van een algemeen kader

betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers

In het kader van het Bemiddelingscomité ( 1) hebben het Europees Parlement en de Raad vandaag overeenstemming bereikt over de voorgestelde richtlijn tot instelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap. In de richtlijn worden minimumeisen vastgesteld voor de informatie en de raadpleging van de werknemers in ondernemingen en vestigingen die in één enkele lidstaat werkzaam zijn.

Het akkoord moet door beide instellingen worden bevestigd, door het parlement middels een stemming in plenaire zitting (absolute meerderheid van de uitgebrachte stemmen), en in de Raad via formele aanneming (met gekwalificeerde meerderheid), waarna de richtlijn definitief zal zijn aangenomen.

In de tekst waarover in de bemiddelingsprocedure overeenstemming is bereikt, wordt de nadruk met name gelegd op de maatregelen die moeten worden getroffen bij overtreding van de met de richtlijn opgelegde verplichtingen, op het bevorderen van de sociale dialoog en op de wijze waarop de werknemers worden geïnformeerd. Daarnaast is de overgangsperiode voor de lidstaten zonder algemeen, permanent en statutair systeem voor de informatie en de raadpleging van de werknemers of werknemersvertegenwoordigers op de werkplek met één jaar ingekort, waarmee de bijkomende periode bovenop de normale overgangsperiode van drie jaar terug is gebracht van vier tot drie jaar.

Achtergrond

De richtlijn is, naar keuze van de individuele lidstaten, van toepassing op:


· ondernemingen die in een lidstaat ten minste 50 werknemers in dienst hebben, of

· vestigingen die in een lidstaat ten minste 20 werknemers in dienst hebben.

Onder "ondernemingen" wordt verstaan openbare of particuliere ondernemingen die een economische activiteit uitoefenen. Onder "vestiging" wordt verstaan een bedrijfseenheid of een ander onderdeel van een onderneming waar een economische activiteit wordt uitgeoefend. Laatstgenoemd begrip kan overeenkomstig de nationale wetten en praktijken worden omschreven.

Het recht op informatie en raadpleging behelst:


· informatie over de recente en vermoedelijke ontwikkeling van de activiteiten van de onderneming of de vestiging en van de economische situatie;

· informatie en raadpleging over de situatie, de structuur en de vermoedelijke ontwikkeling van de werkgelegenheid binnen de onderneming, alsmede over de eventuele geplande anticiperende maatregelen, met name in geval van bedreiging van de werkgelegenheid;

· informatie en raadpleging over beslissingen die zouden kunnen leiden tot ingrijpende veranderingen met betrekking tot de arbeidsorganisatie of de arbeidsovereenkomsten.

De informatie geschiedt op een tijdstip, op een wijze en met een inhoud die het de werknemersvertegenwoordigers mogelijk maken een adequate studie te verrichten en in voorkomend geval de raadpleging voor te bereiden.

Raadpleging geschiedt:


· op een tijdstip, met middelen en met een inhoud die passend zijn;

· op het relevante niveau van directie en vertegenwoordiging;

· op basis van de door de werkgever te verstrekken gegevens en het advies dat de werknemersvertegenwoordigers mogen uitbrengen;
· op zodanige wijze dat de werknemersvertegenwoordigers met de werkgever kunnen vergaderen en een met redenen omkleed antwoord op hun eventuele advies kunnen krijgen;

· teneinde tot een akkoord te komen over de beslissingen die tot de bevoegdheden van de werkgever behoren.

De praktische regelingen voor de informatie en de raadpleging dienen overeenkomstig de nationale wetten en praktijken te worden vastgesteld en uitgevoerd. De lidstaten kunnen het ook aan de sociale partners toevertrouwen om deze regelingen vrijelijk via onderhandelingen in een akkoord vast te leggen.

De lidstaten dienen te voorzien in passende maatregelen voor het geval deze richtlijn door de werkgevers of werknemersvertegenwoordigers niet wordt nageleefd; zij zorgen ervoor dat er passende administratieve of gerechtelijke procedures bestaan om de in deze richtlijn opgenomen verplichtingen te doen naleven. De lidstaten voorzien eveneens in passende sancties bij overtreding van deze richtlijn. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

De richtlijn is ook bedoeld als aanvulling op de twee bestaande richtlijnen die bepalingen bevatten over informatie en raadpleging in de specifieke situaties van collectief ontslag en overgang van ondernemingen, en op de richtlijn inzake de Europese ondernemingsraad, die van toepassing is op ondernemingen met meer dan 1000 werknemers die in twee of meer lidstaten bedrijvig zijn.


---
Footnotes:
( 1)
Het Bemiddelingscomité bestaat uit 30 leden: 15 leden van het Europees Parlement en 15 vertegenwoordigers van de Raad. De vergadering van 17 december 2001 waarop dit punt zonder debat werd aangenomen - werd gezamenlijk voorgezeten door de heer Renzo IMBENI, vice-voorzitter van het Europees Parlement en mevrouw Isabelle DURANT, vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer van België.

---