European Commission

DOC/01/18

Conclusies van het Voorzitterschap Europese Raad van Laken 14 en 15 december 2001

1. Op het moment dat de Europese Unie haar eenheidsmunt invoert, de uitbreiding onomkeerbaar wordt en een belangrijk debat over de toekomst van de Unie wordt aangegaan, heeft de Europese Raad tijdens zijn bijeenkomst van 14 en 15 december 2001 te Laken nieuwe impulsen gegeven om de dynamiek van de eenmaking te versterken.

2. De werkzaamheden van de Europese Raad werden voorafgegaan door een gedachtewisseling met de voorzitter van het Europees Parlement, mevrouw Nicole Fontaine, over de voornaamste agendapunten.

I. TOEKOMST VAN DE UNIE

Verklaring van Laken

3. Overeenkomstig de conclusies van Nice heeft de Europese Raad de in bijlage I opgenomen verklaring aangenomen. Die verklaring en de perspectieven die zij biedt, vormen voor de burger een beslissende stap naar een eenvoudiger Unie, die sterker staat bij het nastreven van haar wezenlijke doelstellingen en die nadrukkelijker in de wereld aanwezig is. Om te zorgen voor een zo breed en zo transparant mogelijke voorbereiding van de komende Intergouvernementele Conferentie, heeft de Europese Raad besloten een Conventie bijeen te roepen met als voorzitter de heer V. Giscard d'Estaing en als vice-voorzitters de heren G. Amato en J.L. Dehaene. Alle kandidaat-lidstaten zullen aan de Conventie deelnemen. Parallel aan de werkzaamheden van de Conventie zal een Forum het mogelijk maken om het reeds begonnen openbaar debat over de toekomst van de Unie te structureren en te verruimen.
4. Parallel aan de werkzaamheden van de Conventie kunnen zonder wijziging van de Verdragen reeds een aantal maatregelen worden genomen. In dat verband is de Europese Raad verheugd over het witboek van de Commissie inzake Europese governance, alsmede over het voornemen van de secretaris-generaal van de Raad om vóór de bijeenkomst van de Europese Raad in Barcelona voorstellen te doen om de structuren en de werking van de Raad aan te passen aan de uitbreiding. De Europese Raad zal daaruit operationele conclusies trekken tijdens zijn bijeenkomst in Sevilla. Tot slot begroet de Europese Raad met instemming het eindrapport van de adviesgroep op hoog niveau (de groep Mandelkern) betreffende de kwaliteit van de regelgeving, alsmede de mededeling van de Commissie betreffende de vereenvoudiging van de regelgeving, die tijdens de eerste helft van 2002 tot een concreet actieplan moet leiden. Overgang naar de euro

5. De invoering op 1 januari 2002 van de eurobiljetten en
-muntstukken vormt het hoogtepunt van een historisch proces dat van cruciaal belang is voor de opbouw van Europa. Alle nodige maatregelen zijn genomen om de materiële invoering van de euro te doen slagen. Het gebruik van de euro op de internationale financiële markten zal erdoor worden vergemakkelijkt. De eurozone vormt voortaan voor de deelnemende landen een zone van stabiliteit en beschermt hen tegen speculatie en hevige financiële schommelingen. De eurozone versterkt de interne markt en draagt bij tot het behoud van gezonde basisparameters die een duurzame groei bevorderen. De euro brengt de burgers voorts dichter bij de Unie, doordat hij een concrete en zichtbare uiting van het Europese project is. In dat verband is de Europese Raad verheugd over de recente aanneming door de Raad en het Europees Parlement van een besluit dat ertoe strekt de kosten voor grensoverschrijdende betalingen in euro's aanzienlijk te verlagen.

Gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid
6. De Europese Raad heeft de in bijlage II opgenomen operationeelverklaring van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, evenals het verslag van het voorzitterschap, aangenomen. Dankzij de verdere uitwerking van het EVDB, de versterking van de civiele en militaire vermogens, en de instelling binnen de Unie van de passende structuren, en ingevolge de conferenties betreffende de militaire en de politievermogens die op 19 november 2001 in Brussel zijn gehouden, is de Unie voortaan bij machte crisisbeheersingsoperaties uit te voeren. De Unie is vastbesloten spoedig de regelingen met de NAVO af te ronden. Deze regelingen zullen de vermogens van de Europese Unie bij het uitvoeren van de crisisbeheersingsoperaties voor het gehele spectrum van Petersbergtaken opvoeren. Ook de uitvoering van de regelingen van Nice met de partners zal de middelen van de Unie om crisisbeheersingsoperaties uit te voeren, versterken. Door de ontwikkeling van de beschikbare middelen en vermogens zal de Unie geleidelijk aan steeds complexere operaties aankunnen.

Uitbreiding

7. Het Commissiedocument "Een geslaagde uitbreiding", de periodieke verslagen en de herziene partnerschappen voor de toetreding vormen een stevig kader voor het welslagen van het toetredingsproces, dat nu onomkeerbaar is. In Berlijn heeft de Europese Raad het financiële kader bepaald voor een uitbreiding.
8. Gedurende de jongste maanden is bij de onderhandelingen aanzienlijke vooruitgang geboekt en kon de achterstand op bepaalde punten worden ingelopen. De Europese Unie is vastbesloten de toetredingsonderhandelingen met de kandidaat-lidstaten die er klaar voor zijn tegen eind 2002 tot een goed einde te brengen, zodat deze landen in 2004 als lidstaat kunnen deelnemen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement. De kandidaturen zullen ook in de toekomst op hun eigen merites beoordeeld worden, overeenkomstig het differentiatiebeginsel. De Europese Raad is het eens met het verslag waarin de Commissie oordeelt dat, als het huidige tempo van de onderhandelingen en de hervormingen in de kandidaat-lidstaten wordt aangehouden, Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië klaar zijn. Hij waardeert de inspanningen van Bulgarije en Roemenië en moedigt hen aan om op dezelfde weg verder te gaan. Om deze landen specifieke bijstand te kunnen verlenen, is een nauwkeurig omschreven kader met een tijdschema en een aangepast draaiboek nodig, met als doelstelling om in 2002 met deze landen onderhandelingen over alle hoofdstukken te openen.
9. De kandidaat-lidstaten moeten hun inspanningen energiek voortzetten, in het bijzonder om hun bestuurlijke en justitiële capaciteit op het vereiste niveau te brengen. De Commissie zal in juni 2002 in Sevilla aan de Europese Raad verslag uitbrengen over de uitvoering van het actieplan betreffende de versterking van de instellingen.

10. Het in Nice door de Europese Raad opgestelde draaiboek blijft volledig van toepassing. De Commissie zal vanaf het begin van 2002 voorstellen voor gemeenschappelijke standpunten indienen over de hoofdstukken landbouw, regionaal beleid en budgettaire bepalingen op basis van het huidige acquis en van de in Berlijn overeengekomen beginselen. De werkzaamheden inzake de opstelling van de toetredingsverdragen zullen tijdens het eerste halfjaar van 2002 beginnen.

11. De Europese Raad is verheugd over de recente ontmoetingen tussen de leiders van de Griekse en de Turkse gemeenschap op Cyprus en moedigt hen aan hun werkzaamheden voort te zetten om onder auspiciën van de Verenigde Naties tot een alomvattende oplossing te komen conform de desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

12. Turkije heeft wat het voldoen aan de politieke criteria voor de toetreding betreft vooruitgang geboekt, in het bijzonder door de recente grondwetswijziging. De opening van toetredingsonderhandelingen met Turkije komt aldus dichterbij. Turkije wordt aangemoedigd verder vorderingen te boeken om te voldoen aan zowel de economische als de politieke criteria, met name op het stuk van de mensenrechten. De pretoetredingsstrategie voor Turkije moet een nieuwe fase vormen in de analyse van de stand van de voorbereiding met het oog op de afstemming op het acquis.
II. MAATREGELEN VAN DE UNIE NA DE AANSLAGEN VAN 11 SEPTEMBER IN DE VERENIGDE STATEN
Maatregelen van de Unie in Afghanistan


13. De Raad is verheugd over de ondertekening, op 5 december jl. in Bonn, van het akkoord houdende de voorlopige regelingen die in Afghanistan van toepassing zijn in afwachting van het herstel van permanente staatsinstellingen. De Raad roept alle Afghaanse groepen op om dit akkoord uit te voeren.

14. De Europese Raad heeft toegezegd te zullen deelnemen aan de inspanningen van de internationale gemeenschap om de stabiliteit in Afghanistan te herstellen op basis van de resultaten van de Conferentie van Bonn en de desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. In dit verband moedigt hij de ontplooiing van een internationale veiligheidsmacht aan, met als taak om op basis van een resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties bij te dragen aan de veiligheid van de Afghaanse en internationale bestuursorganen in Kabul, en aan de oprichting en opleiding van een nieuwe Afghaanse strijd- en politiemachten. De lidstaten van de Europese Unie beraden zich over hun bijdrage aan deze macht. De deelneming van de lidstaten van de Unie aan deze internationale macht zal een sterk signaal zijn van hun wil om in grotere mate hun verantwoordelijkheden op het gebied van crisisbeheersing op te nemen en bij te dragen aan de stabilisatie van Afghanistan.


15. Gelet op de dringende noden van het Afghaanse volk blijft humanitaire hulp een absolute prioriteit. De aanvoer van de hulpgoederen, met name voor vluchtelingen en ontheemden, moet worden aangepast aan de ontwikkelingen en moet zo doeltreffend en gecoördineerd mogelijk worden verricht. De Unie heeft reeds een bedrag van 352 miljoen euro aan humanitaire hulp bijgedragen of toegezegd, waarvan 103 miljoen van de communautaire begroting afkomstig zijn.
16. Meer dan twintig jaar oorlog en politieke instabiliteit hebben de structuren van de Afghaanse maatschappij te gronde gericht, de werking van de instellingen en de overheid volledig ontwricht en voor oneindig menselijk leed gezorgd. De Europese Unie zal het Afghaanse volk en zijn nieuwe leiders helpen bij de wederopbouw van het land en bij het bewerken van een zo spoedig mogelijke terugkeer naar de democratie. Daarbij moet bijzondere aandacht worden besteed aan de situatie van de vrouw. Voor de rehabilitatie en de wederopbouw is sterke internationale samenwerking en coördinatie noodzakelijk. De Europese Unie heeft de heer Klaus-Peter Klaiber als een speciale vertegenwoordiger voor Afghanistan onder het gezag van de hoge vertegenwoordiger voor het GBVB aangewezen. De Unie zal op 21 december eerstkomend in Brussel medevoorzitter zijn van de eerste vergadering van de stuurgroep om de politieke vernieuwing in Afghanistan te steunen en de inspanningen van de donorlanden beter te coördineren met het oog op de geplande ministeriële conferentie in Tokyo in januari 2002. Tijdens deze vergaderingen zal de Unie zich ertoe verbinden om naast met name de Verenigde Staten, de Arabische landen en Japan, de behoeften te dekken.
Bestrijding van het terrorisme

17. De Europese Unie herhaalt dat zij bij de bestrijding van het terrorisme met volledige inachtneming van de individuele vrijheden ten volle solidair is met het Amerikaanse volk en met de internationale gemeenschap. De uitvoering van het actieplan dat op 21 september is goedgekeurd, verloopt volgens het vastgestelde tijdschema. De geboekte vooruitgang wijst erop dat de doelstellingen zullen worden bereikt. Het akkoord over het Europees arrestatiebevel is een beslissende stap voorwaarts. De gemeenschappelijke definitie van strafbare terroristische activiteiten, de opstelling van lijsten van terroristische organisaties, personen, groeperingen en entiteiten, de samenwerking tussen gespecialiseerde diensten en de ingevolge Resolutie nr. 1373 van de VN-Veiligheidsraad aangenomen regelgeving betreffende de bevriezing van vermogensbestanddelen, zijn allemaal concrete maatregelen in het kader van de bestrijding van het terrorisme. De Europese Raad verzoekt de Raad en de Commissie om spoedig een programma op te stellen ter verbetering van de samenwerking tussen de lidstaten wat betreft de dreiging van aanslagen met biologische en chemische wapens; deze samenwerking zal plaatsvinden in het kader van het Europees Agentschap voor civiele bescherming.


18. De Europese Unie beraadt zich met het oog op een snelle en gecoördineerde reactie van alle lidstaten over maatregelen om de gevolgen van de aanslagen van 11 september voor de luchtvaartsector te ondervangen. De Europese Raad is verheugd over de vaststelling van een gemeenschappelijk standpunt van de Raad betreffende de verordening met betrekking tot de beveiliging van de luchtvaart.

III. ECONOMISCHE EN SOCIALE ONTWIKKELINGEN EN DUURZAME ONTWIKKELING

Algemene economische situatie en vooruitzichten
19. De economie van de EU maakt een periode van vertraagde groei en onzekerheid door, die het gecombineerde effect is van een algemene vertraging en een daling van de vraag. In de loop van 2002 wordt evenwel een geleidelijk herstel verwacht. De beschikbare inkomens stijgen als gevolg van de afnemende inflatie en de belastingverlagingen in verscheidene landen. Het begrotingsbeleid is erop gericht de overheidsfinanciën gezond te houden. Dit heeft aanleiding gegeven tot een daling van de lange rente, hetgeen de vraag op peil zal helpen houden. Dankzij de vorderingen die inzake het begrotingsevenwicht reeds zijn gemaakt in het kader van het Stabiliteits- en groeipact, kan het begrotingsbeleid de vertraging positief beïnvloeden met behulp van de automatische stabilisatoren, en kan het evenwicht als doel op middellange termijn worden aangehouden. Het vertrouwen moet steunen op een coherente uitvoering van de strategie voor het economisch beleid, die is vastgesteld in de globale richtsnoeren voor het economisch beleid (GREB's) en waarvan macro-economische stabiliteit en structurele hervormingen, gericht op het scheppen van werkgelegenheid en versterking van het groeipotentieel van de Unie, de hoofdthema's zijn. De Europese Raad heeft zijn goedkeuring gehecht aan het verslag van de Raad ECOFIN over belasting op rente van spaargelden.

20. De Europese Raad is ingenomen met het resultaat van de ministeriële conferentie in Doha, waar het startsein is gegeven voor een nieuwe ronde van mondiale handelsbesprekingen, waarbij wordt uitgegaan van een evenwicht tussen liberalisering en regulering, rekening wordt gehouden met de belangen van de ontwikkelingslanden en hun ontwikkelingscapaciteit wordt bevorderd. De Unie is vastbesloten de sociale en de milieudimensie van deze onderhandelingsronde te bevorderen.

Strategie van Lissabon

21. Tijdens de Europese Raad van Barcelona op 15 en 16 maart 2002 zullen wij de balans opmaken van onze vooruitgang op weg naar het strategische doel van Lissabon dat erin bestaat vóór 2010 de meest dynamische kenniseconomie van de wereld te worden, met volledige werkgelegenheid en verhoogde sociale coherentie, en zullen wij concrete stappen overeenkomen met betrekking tot de prioritaire acties die wij moeten ondernemen om die strategie te verwezenlijken. Door de vertraging in de groei is het nu meer dan ooit van belang de structurele hervormingen, waartoe in Lissabon en Stockholm is besloten, uit te voeren en te laten zien dat onze agenda voor economische en sociale aangelegenheden en voor duurzame ontwikkeling nog steeds van belang is voor de burgers en het bedrijfsleven van Europa. We moeten de structurele indicatoren gebruiken die wij zijn overeengekomen om onze vooruitgang te evalueren en onze activiteit te focussen. Om de Europese Raad een volledig beeld van de situatie te geven en de coherentie van zijn beslissingen te waarborgen, moeten de diverse voorbereidingsprocessen convergeren naar de Europese voorjaarstop.
22. Na de bijeenkomst van de Europese Raad van Stockholm is op de diverse onderdelen van de strategie van Lissabon vooruitgang geboekt. Na dertig jaar discussie is er een akkoord over de Europese vennootschap. Er is overeenstemming bereikt over de liberalisering van de postdiensten en over het pakket telecommunicatierichtlijnen. De vaststelling van een aantal economische en sociale structurele indicatoren, ook inzake kwaliteit van de arbeid, armoedebestrijding en sociale uitsluiting, en van kernindicatoren voor duurzame ontwikkeling zal een duidelijker beeld geven van de prestaties van elke lidstaat. De Commissie zal zich hierop baseren voor het syntheserapport dat zij in januari 2002 zal indienen.

Werkgelegenheid

23. De strategie van Lissabon heeft tot doel, de Unie in staat te stellen opnieuw volledige werkgelegenheid te bereiken. De inspanningen moeten worden opgevoerd om vóór 2010 de in Lissabon overeengekomen arbeidsparticipatiegraad (70%) te halen. Dit moet het hoofddoel van de Europese werkgelegenheidsstrategie zijn. De sociale partners hebben tijdens de top van 13 december 2001 verklaard de sociale dialoog te willen ontwikkelen door samen vóór de bijeenkomst van de Europese Raad in 2002 een meerjarig werkprogramma op te stellen. Zij hebben voorts benadrukt dat het driepartijenoverleg over de verschillende aspecten van de strategie van Lissabon moet worden ontwikkeld en beter moet worden gecoördineerd. Er is overeengekomen voortaan vóór elke voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad een dergelijke sociale top te houden.

24. De Europese Raad onderschrijft het in de Raad bereikte akkoord over de werkgelegenheidsrichtsnoeren 2002, de individuele aanbevelingen aan de lidstaten en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheidssituatie in de lidstaten. Deze besluiten tonen aan dat de Unie, ondanks de wereldwijde vertraging van de economie, vast van plan is haar inspanningen voor de structurele hervorming van de arbeidsmarkt voort te zetten en haar doelstellingen inzake volledige werkgelegenheid en kwaliteit van de arbeid te blijven nastreven.

Concreet gestalte geven aan het Europees sociaal model
25. Wat de sociale wetgeving betreft, neemt de Raad met voldoening kennis van het politiek akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement over de richtlijnen inzake de informatie en raadpleging van werknemers en de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever. Hij onderstreept hoe belangrijk het is dat sociale conflicten, en vooral grensoverschrijdende sociale conflicten, kunnen worden voorkomen en opgelost met behulp van vrijwillige bemiddelingsmechanismen, waarvoor de Commissie wordt verzocht een discussienota in te dienen.

26. De Europese Raad neemt met voldoening nota van de conclusies van de Raad en van het gezamenlijk verslag van de Raad en de Commissie over de diensten van algemeen belang, waarvan de kwaliteit en het belang voor het concurrentievermogen op communautair niveau zullen worden geëvalueerd. De Europese Raad moedigt de Commissie aan een kader vast te stellen voor de staatssteun aan bedrijven die met diensten van algemeen belang belast zijn.

27. De Europese Raad neemt met belangstelling kennis van de integratie van het beginsel van gelijke kansen voor mannen en vrouwen in de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en in het Europees-mediterrane partnerschap, alsook van de lijst van indicatoren voor loonongelijkheid tussen mannen en vrouwen.
28. Het eerste gezamenlijk verslag inzake sociale integratie en de omschrijving van een reeks gemeenschappelijke indicatoren zijn belangrijke elementen van het in Lissabon vastgestelde beleid om de armoede uit te roeien en sociale integratie, met inbegrip van volksgezondheid en huisvesting, te bevorderen. De Europese Raad onderstreept de noodzaak om het statistisch instrumentarium te versterken en verzoekt de Commissie de kandidaat-lidstaten geleidelijk bij dit proces te betrekken.

29. De Europese Raad neemt nota van het politiek akkoord over de uitbreiding van de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels tot onderdanen van derde landen en verzoekt de Raad zo spoedig mogelijk de nodige maatregelen te nemen.

30. De Europese Raad heeft nota genomen van het gezamenlijk verslag van het Comité voor sociale bescherming en het Comité voor economische politiek over de pensioenen. De toereikendheid van de pensioenen, de betaalbaarheid en de modernisering van de pensioenstelsels en de verbetering van de toegang tot aanvullende pensioenen zijn buitengewoon belangrijk om aan de veranderende behoeften tegemoet te kunnen komen. De Europese Raad verzoekt de Raad voor een vergelijkbare aanpak te opteren wanneer in het licht van de Commissiemededeling het verslag over de volksgezondheid en de ouderenzorg wordt opgesteld. Er moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de gevolgen van de Europese integratie voor de stelsels voor gezondheidszorg van de lidstaten.

Onderzoek en ontwikkeling

31. De Europese Raad heeft er in Lissabon aan herinnerd dat het van belang is innovatie te bevorderen, met name door de invoering van een Gemeenschapsoctrooi, dat eind 2001 beschikbaar had moeten zijn. De Europese Raad verzoekt de Raad Interne Markt op 20 december bijeen te komen om, op basis van het document van het voorzitterschap en de andere bijdragen van de lidstaten, een akkoord uit te werken over een soepel instrument dat zo weinig mogelijk kosten met zich meebrengt en daarbij het non-discriminatiebeginsel tussen de bedrijven van de lidstaten te eerbiedigen en een hoog kwaliteitsniveau te garanderen.
32. De Europese Raad is verheugd dat de Raad een gemeenschappelijk standpunt over het zesde kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling heeft vastgesteld, dat bedoeld is om de Europese onderzoeksruimte te versterken.

33. De Europese Raad verklaart andermaal dat hij strategisch belang hecht aan het Galileo-project en hij is ingenomen met het in Edinburgh door het Europees Ruimte-Agentschap genomen besluit om dat project voor 550 miljoen euro te financieren. De Europese Raad verzoekt de Raad zijn werkzaamheden voort te zetten opdat vóór maart 2002 een besluit kan worden genomen over de financiering van de ontwikkelingsfase en vóór juni 2002 een verordening kan worden aangenomen, rekening houdend met het auditverslag van Price Waterhouse Cooper.

Duurzame ontwikkeling en levenskwaliteit

34. De Raad heeft met voldoening nota genomen van de aanneming door de Raad van de kernindicatoren op milieugebied, die de economische en sociale structurele indicatoren aanvullen, met het oog op het volgende syntheserapport van de Commissie. Op basis hiervan zal de Europese Raad tijdens de volgende voorjaarsbijeenkomst in Barcelona de strategie voor duurzame ontwikkeling een eerste maal evalueren.

35. De Europese Raad is ingenomen met de resultaten van de conferentie van Marrakesh over klimaatverandering. De Unie is vastbesloten haar uit het Protocol van Kyoto voortvloeiende verbintenissen na te komen en herhaalt dit protocol in werking te willen zien treden vóór de wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg, waar de Europese Unie voornemens is zich op het hoogste politieke niveau te laten vertegenwoordigen.
36. De Europese Unie heeft zich ingespannen om de verwachtingen van de burger inzake volksgezondheid, consumentenbescherming, veiligheid en levenskwaliteit in te lossen. De Europese Raad is met name bijzonder verheugd over de instelling van de Europese Voedselautoriteit, het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart en het Europees Agentschap voor de veiligheid van de zeevaart. De Commissie zal zo spoedig mogelijk een voorstel indienen ter instelling van een Europees agentschap voor de veiligheid van het spoorverkeer. De Europese Raad merkt op dat verscheidene teksten zijn goedgekeurd met het oog op een betere bescherming van de consument op het gebied van productveiligheid, schuldenlast, normen voor bloedproducten en het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de menselijke geneeskunde. IV. VERSTERKING VAN DE RUIMTE VAN VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHTVAARDIGHEID

37. De Europese Raad bevestigt dat hij belang hecht aan de in Tampere vastgestelde beleidslijnen en doelstellingen en neemt er nota van dat, hoewel bepaalde vorderingen konden worden geconstateerd, nieuwe impulsen en richtsnoeren nodig zijn om de achterstand op sommige gebieden in te halen. Frequentere zittingen van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken zullen de werkzaamheden helpen bespoedigen. Tevens is het van belang dat de besluiten van de Unie snel in het nationale recht worden omgezet en dat de sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Maastricht gesloten overeenkomsten zonder uitstel worden bekrachtigd. Een werkelijk gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid
38. Ondanks zekere vorderingen, zoals bijvoorbeeld het Europees Vluchtelingenfonds, de Eurodac-verordening en de richtlijn inzake tijdelijke bescherming, blijkt de vooruitgang minder snel en minder wezenlijk dan verwacht. Daarom moet er een nieuwe aanpak worden ontwikkeld.

39. De Europese Raad verbindt zich ertoe om, op basis van de conclusies van Tampere, zo spoedig mogelijk een gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid goed te keuren dat het noodzakelijke evenwicht bewaart tussen de bescherming van de vluchtelingen volgens de beginselen van het Verdrag van Genève van 1951, het legitieme streven naar een beter leven en de opvangcapaciteit van de Unie en haar lidstaten.

40. Om tot een werkelijk gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid te komen, zijn de volgende instrumenten vereist:


- integratie van het beleid inzake migratiestromen in het extern beleid van de Europese Unie. In het bijzonder moeten er met de betrokken landen Europese overnameovereenkomsten worden gesloten op grond van een nieuwe prioriteitenlijst en een duidelijk actieplan. De Europese Raad verzoekt dat op basis van de mededeling van de Commissie over illegale immigratie en mensenhandel een actieplan wordt uitgewerkt;
- de ontwikkeling van een Europees systeem voor de uitwisseling van informatie over asiel, migratie en de landen van oorsprong; de uitvoering van Eurodac en een verordening voor een efficiëntere toepassing van de Overeenkomst van Dublin, met snelle en doeltreffende procedures;


- de bepaling van gemeenschappelijke normen inzake asielprocedures, opvang en gezinshereniging, met inbegrip van versnelde procedures waar zulks gerechtvaardigd is. Die normen moeten er rekening mee houden dat de asielzoekers bijstand moet worden verstrekt;
- de vaststelling van specifieke programma's inzake de bestrijding van discriminatie en racisme.


41. De Europese Raad verzoekt de Commissie om uiterlijk op 30 april 2002 gewijzigde voorstellen in te dienen betreffende de asielprocedures, de gezinshereniging en de verordening Dublin II. Voorts wordt de Raad verzocht vaart te zetten achter zijn werkzaamheden met betrekking tot de andere ontwerpen, die betrekking hebben op de normen inzake de opvang, de definitie van het begrip "vluchteling" en de vormen van subsidiaire bescherming.

Efficiëntere controle van de buitengrenzen


42. Een beter beheer van de controle van de buitengrenzen van de Unie zal bijdragen tot de bestrijding van het terrorisme, de illegale immigratiekanalen en de mensenhandel. De Europese Raad verzoekt de Raad en de Commissie de mechanismen te bepalen voor samenwerking tussen de diensten die belast zijn met de controle aan de buitengrenzen en de voorwaarden te bestuderen waaronder het mogelijk is een gemeenschappelijk mechanisme of gemeenschappelijke diensten te creëren voor de controle van de buitengrenzen. Hij verzoekt de Raad en de lidstaten maatregelen te nemen om een gemeenschappelijk identificatiesysteem voor visa tot stand te brengen en na te gaan of het mogelijk is om gemeenschappelijke consulaire posten te creëren.

Eurojust en justitiële en politiële samenwerking in strafzaken


43. Het besluit betreffende de oprichting van Eurojust en de instelling van de instrumenten die nodig zijn voor politiële samenwerking - Europol, waarvan de bevoegdheden versterkt zijn, de Europese Politieacademie en de Task Force van de hoofden van politie - vormen een belangrijke vooruitgang. De Raad wordt verzocht het Groenboek van de Commissie over een Europees officier van justitie onverwijld te onderzoeken, waarbij rekening moet worden gehouden met de diversiteit van de juridische systemen en tradities. De Europese Raad roept op spoedig een Europees netwerk op te richten met het oog op de bevordering van de opleiding van magistraten, waardoor het vertrouwen tussen de personen die bij justitiële samenwerking betrokken zijn, zal toenemen.

Bestrijding van de drugshandel


44. De Europese Raad wijst op het belang van een intensievere bestrijding van de drugshandel en op de urgentie van de aanneming van het Commissievoorstel terzake vóór eind mei 2002. Hij behoudt zich het recht voor nieuwe initiatieven te ontplooien in het licht van het tussentijdse verslag van de Commissie over de toepassing van het actieplan van de Unie inzake drugsbestrijding.

Harmonisatie van de wetgevingen, wederzijdse erkenning van beslissingen en Europees arrestatiebevel

45. Het kaderbesluit inzake de bestrijding van de mensenhandel, het Europees arrestatiebevel alsmede de gemeenschappelijke definitie van terroristische daden en de minimumstraffen zijn een belangrijke stap vooruit. De inspanningen om de problemen die samenhangen met de verschillen tussen de rechtsstelsels te overwinnen, moeten worden voortgezet, met name door de erkenning van rechterlijke beslissingen op zowel civiel- als strafrechtelijk gebied te bevorderen. Zo is bij de harmonisatie van het familierecht beslissende vooruitgang geboekt dankzij de afschaffing van de intermediaire procedures voor de erkenning van bepaalde beslissingen en in het bijzonder voor het grensoverschrijdende omgangsrecht ten aanzien van kinderen. V. EXTERNE BETREKKINGEN
Midden-Oosten

46. De Europese Raad heeft de verklaring in bijlage III aangenomen.
Westelijke Balkan

47. De Europese Unie heeft zich volledig gekweten van haar taak, de landen van de regio aan te moedigen en bij te staan om hun inspanningen in het kader van het Stabilisatie- en Associatieproces voort te zetten. Het vooruitzicht op toetreding en de bijstand die de Unie verleent zijn van fundamenteel belang voor de bevordering van dat proces, waarbij de rechten van de mens, de democratische beginselen en de internationaal erkende grenzen moeten worden geëerbiedigd. De Europese Raad verheugt zich over de benoeming van Dr. Erhard Busek tot bijzonder coördinator van het Stabiliteitspact en en bedankt diens voorganger, de heer Bodo Hombach, voor zijn grote bijdrage aan de stabiliteit in de regio.

48. De Europese Unie zal blijven meewerken aan het herstel en de stabiliteit van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, met name door aan te dringen op de volledige uitvoering van het Akkoord van Ohrid. De Europese Raad is verheugd over de verkiezingen van 17 november in Kosovo, die het begin van het proces van voorlopige autonomie ten gunste van alle gemeenschappen en van de stabiliteit hebben ingeluid, overeenkomstig Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Hij geeft de Hoge Vertegenwoordiger voor het GBVB opdracht de dialoog tussen Belgrado en Podgorica te bevorderen opdat via onderhandelingen een oplossing kan worden gevonden voor het statuut van een democratisch Montenegro binnen een democratische Federale Republiek Joegoslavië.
Afrika

49. De Europees-Afrikaanse ministeriële bijeenkomst van oktober heeft de solidariteit van de Unie met het Afrikaanse continent bevestigd, alsmede haar gehechtheid aan het proces van dialoog dat in mei 2000 in Caïro op gang is gebracht. De Europese Raad neemt met grote belangstelling kennis van het Nieuw Partnerschap voor de ontwikkeling van Afrika, dat in juli door verscheidene Afrikaanse staatshoofden is aangekondigd en waaruit hun vastberadenheid blijkt om de beginselen van behoorlijk bestuur, de Afrikaanse eigen inbreng en de mensenrechten te integreren in het ontwikkelingsbeleid van de Afrikaanse regeringen. In dat verband is de Europese Raad verheugd over de resultaten van de conferentie.

50. De Europese Raad herhaalt zijn volledige steun voor de Akkoorden van Lusaka en Arusha, de enige die de landen van de regio tot een duurzame overeenstemming en een echte stabilisatie kunnen brengen. In die context stelt hij het op prijs dat de Commissie zich er in het vooruitzicht van de hervatting van de intercongolese dialoog toe verbonden heeft het nationaal indicatief programma voor de Democratische Republiek Congo in januari 2002 in Brussel te ondertekenen, hetgeen een krachtig signaal is voor de inzet van de Unie ten gunste van alle Congolezen.

51. De Europese Raad betoont zich andermaal ernstig bezorgd over de verslechterende situatie in Zimbabwe en roept de Zimbabwaanse regering dringend op onverwijld alle maatregelen te nemen die de situatie kunnen verbeteren, met name met het oog op het overleg dat de komende dagen uit hoofde van artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou zal plaatsvinden.

Rusland

52. De Top van Brussel van 3 oktober 2001 heeft belangrijke richtsnoeren vastgesteld voor de concrete uitvoering van het Strategisch Partnerschap van de Unie en Rusland: de uitwerking van het concept van een gemeenschappelijke Europese economische ruimte; de versterking van de energiedialoog; de specifieke situatie van Kaliningrad, in het bijzonder vraagstukken betreffende het verkeer en de doorreis van personen, handelsvraagstukken, met inbegrip van de toetreding van Rusland tot de Wereldhandelsorganisatie. De Europese Unie heeft zich ertoe verbonden haar betrekkingen met Rusland nog aan te halen en verwacht op al deze punten aanzienlijke vooruitgang. De dialoog over de politieke en veiligheidsvraagstukken moet worden verdiept en uitgebreid en tot meer concrete resultaten leiden. Een en ander zou gestalte moeten krijgen in gezamenlijke initiatieven inzake thema's van gemeenschappelijk belang (Westelijke Balkan, Nabije Oosten). Ook moet meer structuur worden aangebracht in de samenwerking tussen de Unie en Rusland op basis van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst op het gebied van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, de drugssmokkel, het terrorisme en de illegale immigratie.

Ontwikkelingssamenwerking

53. De Europese Unie is van oordeel dat betere vooruitzichten op groei en ontwikkeling een meer solide basis kunnen bieden voor vrede en veiligheid. De Europese Raad verzoekt de Commissie en de Raad verslag uit te brengen over de manier waarop de coördinatie van het Europese en het internationale beleid ter bevordering van de ontwikkeling kan worden verbeterd, zulks als bijdrage aan de Conferentie van Monterrey en de Wereldtop van Johannesburg.
54. De Europese Raad is ingenomen met de verbintenis van de Raad om de middelen en het tijdsschema te bestuderen waarmee ieder van de lidstaten het VN-doel van 0,7% van het BNP voor officiële ontwikkelingshulp kan bereiken, en met 's Raads verbintenis te blijven ijveren voor de verbetering van de
ontwikkelingssamenwerkingsinstrumenten, vooral in de landen die getroffen worden door crises of conflicten.
55. De Europese Raad onderstreept de noodzaak om de voor ontwikkelingshulp beschikbare financiële middelen sneller uit te betalen. Voorts verzocht hij de Raad en de Commissie onderzoek te doen naar de oprichting van een Europees-mediterrane ontwikkelingsbank.

56. Het heeft de Europese Raad verheugd dat op 30 oktober jl. een conferentie over de gevolgen van de mondialisering is gehouden en dat de Commissie is opgedragen de financiële aspecten daarvan te analyseren, in het bijzonder schuldverlichting en alternatieve methoden van ontwikkelingsfinanciering.

57. In afwachting van een algeheel akkoord over de vestigingsplaatsen van de agentschappen zullen het Agentschap voor de voedselveiligheid en Eurojust in respectievelijk Brussel en Den Haag met hun activiteiten kunnen starten. In geval een Europese officier van justitie wordt ingesteld, wordt zijn vestigingsplaats vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in het Besluit van 8 april 1965.

VI. DIVERSE BESLISSINGEN

58. Het dramatisch ongeval in de Sint-Gothardtunnel, dat volgde op dat in de Mont Blanctunnel, bewijst andermaal de urgentie van maatregelen om het goederenvervoer over de weg over te hevelen naar het spoor. De Commissie zal zo spoedig mogelijk kadervoorstellen indienen voor respectievelijk het in rekening brengen van het gebruik van infrastructuur en voor de veiligheid van tunnels. In afwachting daarvan verzoekt de Europese Raad de Commissie een voorsel in te dienen voor de verlenging van het ecopuntensysteem van Protocol nr. 9 bij de Toetredingsakte van Oostenrijk op passende wijze kan worden verlengd, zodat het hoofdstuk vervoer van de toetredingsonderhandelingen voor de jaarwisseling kan worden afgerond.

59. De Europese Raad verbindt zich ertoe een hoog niveau van beveiliging van kerncentrales in de Unie te handhaven. Hij beklemtoont de noodzaak van toezicht op de veiligheid en de beveiliging van kerncentrales. Hij vraagt om periodieke verslagen van de deskundigen op het gebied van atoomenergie van de lidstaten, die hiertoe nauwe contacten moeten onderhouden met de Commissie.
Ratificatie van het nieuwe besluit over de eigen middelen
60. De Europese Raad heeft met bezorgdheid kennis genomen van het feit dat het nieuwe besluit over de eigen middelen in enkele lidstaten nog niet is geratificeerd. Hij onderstreept dat het van belang is dat in dit verband de in de besluiten van de Europese Raad van Berlijn vermelde termijnen worden gerespecteerd en verzoekt de lidstaten met klem de ratificatieprocedures zo snel mogelijk af te ronden, zodat het nieuwe besluit over de eigen middelen onverwijld in werking kan treden.

61. De Europese Raad heeft kennis genomen van de documenten en verslagen die hem zijn voorgelegd en van de daarin opgenomen conclusies die door de Raad zijn aangenomen (zie bijlage IV). Hij verzoekt de instellingen deze zo spoedig mogelijk in concrete maatregelen te vertalen en daarbij in voorkomend geval ten volle rekening te houden met de in deze conclusies aangegeven beleidsrichtsnoeren.

EUROPESE RAAD VAN LAKEN 14 EN 15 DECEMBER 2001

BIJLAGEN

Bijlage I Verklaring van Laken over de toekomst van de Europese Unie blz. 2

Bijlage II Operationeelverklaring van het gemeenschappelijk Europees

veiligheids- en defensiebeleid blz. 10

Bijlage III Verklaring over de toestand in het Midden-Oosten blz. 13

Bijlage IV Aan de Europese Raad van Laken voorgelegde documenten blz. 15

BIJLAGE I

DE TOEKOMST VAN DE EUROPESE UNIE VERKLARING VAN LAKEN

I. EUROPA OP EEN KRUISPUNT VAN WEGEN

Eeuwenlang hebben volkeren en staten gepoogd door oorlog en wapens de controle te verwerven over het Europese continent. Verzwakt door twee bloedige oorlogen en door het verzwakken van haar positie in de wereld, groeide het besef dat alleen in vrede en door overleg de droom van een sterk en eengemaakt Europa kon worden verwezenlijkt. Om de demonen van het verleden definitief te verslaan, werd begonnen met een gemeenschap van kolen en staal. Later werden daar andere economische activiteiten aan toegevoegd, zoals landbouw. Uiteindelijk werd een heuse eengemaakte markt van goederen, personen, diensten en kapitalen tot stand gebracht waar in 1999 een eenheidsmunt werd aan toegevoegd. Op 1 januari 2002 wordt de Euro een dagelijkse realiteit voor 300 miljoen Europese burgers.

De Europese Unie kwam dus geleidelijk tot stand. Aanvankelijk ging het vooral om een economisch en technisch samenwerkingsverband. Twintig jaar geleden werd met de eerste rechtstreekse verkiezing van het Europees Parlement de democratische legitimiteit, die tot dan toe enkel berustte bij de Raad, aanzienlijk versterkt. De jongste tien jaar werd een politieke unie in de steigers gezet en kwam er samenwerking tot stand op het vlak van de sociale politiek, tewerkstelling, asiel, migratie, politie, justitie, buitenlandse politiek en een gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid.

De Europese Unie is een succes. Al meer dan een halve eeuw leeft Europa in vrede. Samen met Noord-Amerika en Japan behoort de Unie tot de drie meest welvarende regio's van de planeet. En door onderlinge solidariteit en een rechtvaardige verdeling van de vruchten van de economische ontwikkeling, nam het welvaartspeil in de zwakkere regio's van de Unie geweldig toe en haalden zij een groot deel van hun achterstand in.

Vijftig jaar na haar ontstaan bevindt de Unie zich evenwel op een kruispunt van wegen, een scharniermoment in haar bestaan. De eenmaking van Europa is nakend. De Unie staat op het punt zich uit te breiden met meer dan tien, vooral Centraal- en Oost-Europese lidstaten en zo één van de zwartste bladzijden uit de Europese geschiedenis definitief om te slaan: de Tweede Wereldoorlog en de kunstmatige opdeling van Europa daarna. Eindelijk is Europa op weg om zonder bloedvergieten één grote familie te worden, een ware mutatie die vanzelfsprekend een andere aanpak vraagt dan vijftig jaar geleden, toen zes landen het voortouw namen.

De Europese democratische uitdaging

Tegelijkertijd wordt de Unie geconfronteerd met een dubbele uitdaging, de ene binnen, de andere buiten haar grenzen.

Binnen de Unie moeten de Europese instellingen nader tot de burger komen. De burgers scharen zich ongetwijfeld achter de grote doelstellingen van de Unie, maar ze zien niet altijd een verband tussen deze objectieven en het dagelijkse optreden van de Unie. Ze vragen de Europese instellingen minder logheid en starheid en vooral meer efficiëntie en transparantie. Velen vinden ook dat de Unie zich meer moet inlaten met hun concrete bekommernissen en niet tot in de details moet tussenkomen in zaken die van nature beter aan de verkozenen van de lidstaten en de regio's kunnen worden overgelaten. Sommigen ervaren dit zelfs als een bedreiging van hun identiteit. Maar misschien nog belangrijker: de burgers vinden dat alles veel te veel boven hun hoofd bedisseld wordt en willen een betere democratische controle.

Europa's nieuwe rol in een geglobaliseerde wereld

Buiten haar grenzen wordt de Europese Unie dan weer geconfronteerd met een snel muterende, geglobaliseerde wereld. Na de val van de Muur van Berlijn zag het er even naar uit dat we voor lange tijd in een stabiele wereldorde zouden leven, vrij van conflicten. De rechten van de mens zouden er de grondslag van vormen. Maar nauwelijks enkele jaren later is die zekerheid zoek. 11 september heeft onze ogen brutaal geopend. De tegenkrachten zijn niet verdwenen. Religieus fanatisme, etnisch nationalisme, racisme, terrorisme zetten zich door. Regionale conflicten, armoede, onderontwikkeling blijven er een voortdurende voedingsbodem voor.

Wat is de rol van Europa in deze gewijzigde wereld? Moet Europa niet, nu het eindelijk één is, een leidende rol gaan spelen in een nieuwe planetaire orde, die van een mogendheid die én in staat is een stabiliserende rol op wereldvlak te spelen én een lichtbaken te zijn voor tal van landen en volkeren? Europa als het continent van de humane waarden, de Magna Charta, de Bill of Rights, de Franse revolutie, de val van de Muur van Berlijn. Het continent van de vrijheid, de solidariteit, de diversiteit vooral, wat het respect inhoudt voor andermans talen, culturen en tradities. De enige grens die de Europese Unie trekt, is de democratie en de mensenrechten. De Unie staat enkel open voor landen die fundamentele waarden respecteren, zoals vrije verkiezingen, eerbied voor de minderheden, respect voor de rechtsstaat.

Nu de Koude Oorlog voorbij is en we leven in een geglobaliseerde maar tegelijkertijd ook heel versplinterde wereld, moet Europa zijn verantwoordelijkheid opnemen bij het besturen van de globalisering. De rol die het moet spelen, is deze van een mogendheid die resoluut ten strijde trekt tegen elk geweld, elke terreur, elk fanatisme, maar die ook de ogen niet sluit voor het schrijnende onrecht in de wereld. Kortom, een mogendheid die de verhoudingen in de wereld zodanig wil wijzigen dat ze niet enkel voor de rijke maar ook voor de armste landen voordeel opleveren. Een mogendheid die de mondialisering ethisch wil omkaderen, dat wil zeggen inbedden in solidariteit en duurzame ontwikkeling.

De verwachtingen van de Europese burger

Het beeld van een democratisch en mondiaal geëngageerd Europa sluit wonderwel aan bij wat de burger wil. Menigmaal heeft hij te kennen gegeven dat hij een grotere rol van de Unie wenst in zaken van justitie en veiligheid, het bestrijden van grensoverschrijdende criminaliteit, het beheersen van migratiestromen, het opvangen van asielzoekers en vluchtelingen uit perifere conflictzones. Resultaten vraagt hij ook op het vlak van tewerkstelling en de strijd tegen de armoede en de sociale uitsluiting, en op dat van de economische en sociale samenhang. Een gezamenlijke aanpak eist hij inzake milieuvervuiling, klimaatswijzigingen, voedselveiligheid. Kortom, allemaal grensoverschrijdende vraagstukken waarvan hij instinctmatig aanvoelt dat die slechts door onderlinge samenwerking kunnen worden gekeerd. Net zoals hij ook méér Europa wil in buitenlandse, veiligheids- en defensieaangelegenheden, met andere woorden meer en beter gecoördineerde actie bij het bestrijden van de brandhaarden in en rond Europa en in de rest van de wereld.

Tegelijkertijd vindt diezelfde burger dat de Unie te bureaucratisch optreedt op tal van andere domeinen. Bij het coördineren van de economische, financiële of fiscale omgeving moet de goede werking van de interne markt en de eenheidsmunt het uitgangspunt blijven, zonder dat de eigenheid van lidstaten in het gedrang komt. Nationale en regionale verschillen zijn vaak het gevolg van geschiedenis of traditie. Zij kunnen verrijkend zijn. Met andere woorden, waar het naast "goed bestuur" om gaat, is het creëren van nieuwe opportuniteiten, geen nieuwe rigiditeiten. Waar het op aan komt, is meer resultaten, betere antwoorden op concrete vragen en niet een Europese superstaat of Europese instellingen die zich met alles en nog wat in laten.

Kortom de burger vraagt een duidelijke, doorzichtige, doeltreffende, democratisch gestuurde communautaire aanpak. Een aanpak die Europa doet uitgroeien tot een lichtbaken dat richting aan de toekomst van de wereld kan geven. Een aanpak die concrete resultaten oplevert in de zin van meer jobs, meer levenskwaliteit, minder criminaliteit, degelijk onderwijs en betere gezondheidszorgen. Het lijdt geen twijfel dat Europa zich daartoe moet herbronnen en hervormen.

II. DE UITDAGINGEN EN HERVORMINGEN IN EEN VERNIEUWDE UNIE

De Unie moet democratischer, transparanter en efficiënter worden. En zij moet een antwoord vinden op drie fundamentele uitdagingen: Hoe de burgers, in de eerste plaats de jongeren, nader tot het Europese project en de Europese instellingen te brengen? Hoe het politieke leven en de Europese politieke ruimte te structureren in een uitgebreide Unie? Hoe de Unie uitbouwen tot een stabiliserende factor en een lichtbaken in de nieuwe multipolaire wereld? Om hierop een antwoord te geven, moeten een aantal gerichte vragen worden gesteld.

Een betere verdeling en omschrijving van de bevoegdheden in de Europese Unie

De burger koestert vaak verwachtingen tegenover de Europese Unie die deze niet altijd inlost. En omgekeerd heeft de burger soms de indruk dat de Unie te veel onderneemt op terreinen waar haar tussenkomst niet steeds onontbeerlijk is. Het komt er dus op aan de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten te verduidelijken, te vereenvoudigen en ze bij te stellen in het licht van de nieuwe uitdagingen waarvoor de Unie staat. Dit kan zowel leiden tot een terugkeer van taken naar de lidstaten als tot het toekennen van nieuwe opdrachten aan de Unie of het uitbreiden van bestaande bevoegdheden, waarbij steeds rekening moet worden gehouden met de gelijkheid van de lidstaten en hun onderlinge solidariteit.

Een eerste reeks van vragen die moet gesteld worden is hoe we de indeling van de bevoegdheden doorzichtiger kunnen maken. Kunnen we daartoe een duidelijker onderscheid doorvoeren tussen drie soorten bevoegdheden: de exclusieve bevoegdheden van de Unie, de bevoegdheden van de lidstaten en de gedeelde bevoegdheden van de Unie én de lidstaten? Op welk niveau worden de bevoegdheden op de meest efficiënte wijze uitgeoefend? Hoe hierbij het subsidiariteitsbeginsel toe te passen? En dient niet verduidelijkt te worden dat elke bevoegdheid die niet door de Verdragen aan de Unie wordt toegekend, tot de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten behoort? En wat zijn de gevolgen hiervan?

De volgende reeks vragen hebben tot doel om, binnen dit vernieuwde kader én met respect van het "acquis communautaire", na te gaan of er geen herschikkingen van bevoegdheden moeten plaats grijpen. Op welke manier kunnen de verwachtingen van de burger hierbij als leidraad worden genomen? Welke opdrachten levert dit op voor de Unie? En omgekeerd, welke taken kunnen we beter aan de lidstaten overlaten? Hoe moet het Verdrag op de verschillende beleidsgebieden gewijzigd worden? Hoe bijvoorbeeld een meer coherent gemeenschappelijk buitenlands beleid en defensiebeleid te ontwikkelen? Moeten de Petersbergtaken worden bijgewerkt? Willen we de politiële en strafrechtelijke samenwerking op een meer geïntegreerde leest schoeien? Hoe kunnen we het economisch beleid beter coördineren? Hoe kunnen we de samenwerking intensifiëren op het vlak van sociale insluiting, milieu, gezondheid, voedselveiligheid? Moeten anderzijds het dagelijks beheer en de uitvoering van het beleid van de Unie niet nadrukkelijker overgelaten worden aan de lidstaten en, waar hun grondwet dit zo regelt, aan de regio's? Moeten zij geen garanties krijgen dat aan hun bevoegdheden niet zal worden geraakt?

Tenslotte stelt zich de vraag hoe te verzekeren dat de hertekende bevoegdheidsverdeling niet leidt tot een sluipende bevoegdheidsuitbreiding van de Unie of tot een inbraak in de exclusieve bevoegdheidsterreinen van de lidstaten en, waar het zo geregeld is, regio's. Hoe er tegelijkertijd over te waken dat de Europese dynamiek niet stilvalt? Ook in de toekomst moet de Unie immers kunnen reageren op nieuwe uitdagingen en ontwikkelingen en moet zij nieuwe beleidsdomeinen kunnen aftasten. Moeten de artikelen 95 en 308 van het Verdrag daartoe worden herbekeken in het licht van het "acquis jurisprudentiel"?

De vereenvoudiging van de instrumenten van de Unie

Niet alleen de vraag wie wat doet, is belangrijk. Even belangrijk is de vraag hoe de Unie optreedt, welke instrumenten zij hanteert. De opeenvolgende verdragswijzigingen hebben in elk geval geleid tot een proliferatie van instrumenten. En gaandeweg evolueerden richtlijnen steeds meer in de richting van gedetailleerde wetgeving. De centrale vraag luidt dan ook of de verschillende instrumenten van de Unie niet beter moeten worden omschreven en of hun aantal niet moet worden verminderd.

Met andere woorden, moet een onderscheid worden ingevoerd tussen wetgevende en uitvoerende maatregelen? Dient het aantal wetgevende instrumenten herleid te worden: rechtstreekse normen, kaderwetgeving en niet afdwingbare instrumenten (adviezen, aanbevelingen, open coördinatie)? Is het wenselijk of niet om vaker een beroep te doen op kaderwetgeving, die aan de lidstaten meer bewegingsruimte geeft bij het bereiken van de beleidsdoelstellingen? Voor welke bevoegdheden zijn open coördinatie en wederzijdse erkenning de meest geschikte instrumenten? Blijft het proportionaliteitsprincipe het uitgangspunt?

Meer democratie, transparantie en efficiëntie in de Europese Unie

De Europese Unie put haar legitimiteit uit de democratische waarden die zij uitdraagt, de doelstellingen die zij nastreeft en de bevoegdheden en instrumenten waarover zij beschikt. Maar het Europese project put ook zijn legitimiteit uit democratische, transparante en efficiënte instellingen. Ook de nationale parlementen dragen bij tot de legitimering van het Europese project. In de Verklaring betreffende de toekomst van de Unie, die aan het Verdrag van Nice is gehecht, is onderstreept dat hun rol in het Europese bestel moet worden onderzocht. Meer algemeen stelt zich de vraag welke initiatieven we kunnen nemen om een Europese publieke ruimte te ontwikkelen.

De eerste vraag luidt evenwel hoe we de democratische legitimiteit en de transparantie van de huidige instellingen kunnen vergroten, een vraag die geldt voor de drie instellingen.

Hoe kunnen de autoriteit en de doeltreffendheid van de Europese Commissie worden versterkt? Hoe dient de voorzitter van de Commissie te worden aangeduid, door de Europese Raad, door het Europees Parlement of door een rechtstreekse verkiezing door de burger? Moet de rol van het Europees Parlement worden versterkt? Breiden we het medebeslissingsrecht al dan niet uit? Moet de manier waarop we de leden van het Europees Parlement verkiezen, herbekeken worden? Is een Europese kiesomschrijving nodig of blijven nationaal bepaalde kiesomschrijvingen aangewezen? Kunnen beide systemen worden gecombineerd? Moet de rol van de Raad worden versterkt? Dient de Raad op dezelfde manier op te treden in zijn wetgevende en zijn uitvoerende capaciteit? Moeten, met het oog op meer transparantie, de zittingen van de Raad, althans in zijn wetgevende opdracht, openbaar worden? Moet de burger meer toegang hebben tot de documenten van de Raad? Hoe tenslotte het evenwicht en de wederzijdse controle tussen de instellingen te verzekeren?

Een tweede vraag, die ook verband houdt met de democratische legitimiteit, betreft de rol van de nationale parlementen. Moeten zij vertegenwoordigd zijn in een nieuwe instelling, naast de Raad en het Europees Parlement? Moeten zij een rol spelen op die domeinen van het Europese optreden waar het Europees Parlement niet bevoegd is? Moeten zij zich concentreren op de bevoegdheidsverdeling tussen Unie en lidstaten, bijvoorbeeld door een voorafgaande controle op het respect van het beginsel van de subsidiariteit?

De derde vraag luidt hoe we de efficiëntie van de besluitvorming en de werking van de instellingen kunnen verbeteren in een Unie van zowat dertig lidstaten. Hoe kan de Unie haar doelstellingen en prioriteiten beter bepalen en een betere uitvoering ervan waarborgen? Is er nood aan meer beslissingen met gekwalificeerde meerderheid? Hoe de medebeslissingsprocedure tussen Raad en Europees Parlement te vereenvoudigen en te versnellen? Wat met de semestriële rotatie van het voorzitterschap van de Unie? Wat is de rol van het Europees Parlement? Wat met de rol en de structuur van de verschillende Raden? Hoe ook de coherentie van het Europees buitenlands beleid te vergroten? Hoe de synergie te versterken tussen de Hoge Vertegenwoordiger en de bevoegde Commissaris? Moet de externe vertegenwoordiging van de Unie op internationale fora verder worden uitgebouwd?

De weg naar een grondwet voor de Europese burgers.

Op dit ogenblik kent de Europese Unie vier Verdragen. De doelstellingen, de bevoegdheden en de beleidsinstrumenten van de Unie liggen over deze Verdragen verspreid. Met het oog op meer transparantie is een vereenvoudiging onontbeerlijk.

Vier reeksen van vragen kunnen daarbij worden gesteld. Een eerste betreft de vereenvoudiging van de bestaande Verdragen zonder dat de inhoud ervan gewijzigd wordt. Moet het onderscheid tussen de Unie en de Gemeenschappen worden herzien? Wat met de opdeling in drie pijlers?

Vervolgens stellen zich de vragen naar een mogelijke herschikking van de verdragen. Moet een onderscheid worden doorgevoerd tussen een basisverdrag en de andere verdragsbepalingen? Moet deze splitsing worden doorgevoerd? Kan dit leiden tot een onderscheid tussen de wijziging- en ratificatieprocedures van het basisverdrag en de andere verdragsbepalingen?

Voorts moet worden nagedacht of het Handvest van de Grondrechten in het basisverdrag moet worden opgenomen en moet men zich afvragen of de Europese Gemeenschap niet moet toetreden tot het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

Tot slot stelt zich de vraag of deze vereenvoudiging en herschikking op termijn niet zou kunnen leiden tot het aannemen in de Unie van een constitutionele tekst. Wat zouden de basiselementen kunnen zijn van zo'n grondwet? De waarden die de Unie koestert, de fundamentele rechten en plichten van de burger, de verhouding van de lidstaten in de Unie?
III. DE BIJEENROEPING VAN EEN CONVENTIE OVER DE TOEKOMST VAN EUROPA

Om een zo breed en transparant mogelijke voorbereiding van de volgende Intergouvernementele Conferentie te waarborgen, heeft de Europese Raad besloten een Conventie bijeen te roepen die uit de belangrijkste deelnemers aan het debat over de toekomst van de Unie bestaat. In het licht van wat voorafgaat, zal deze Conventie tot taak hebben de wezenlijke problemen die de toekomstige ontwikkeling van de Unie met zich meebrengt te bespreken en de verschillende mogelijke oplossingen te onderzoeken.

De Europese Raad heeft de heer V. Giscard d'Estaing tot voorzitter van de Conventie benoemd en de heren G. Amato en J.L. Dehaene tot vice-voorzitter.

Samenstelling

Naast de voorzitter zal de Conventie bestaan uit 15 vertegenwoordigers van de staatshoofden of regeringsleiders van de lidstaten (1 per lidstaat), 30 leden van de nationale parlementen (2 per lidstaat), 16 leden van het Europees Parlement en 2 vertegenwoordigers van de Commissie. De kandidaat-lidstaten zullen ten volle aan de besprekingen van de Conventie deelnemen. Zij zullen op dezelfde voorwaarden als de lidstaten vertegenwoordigd zijn (één vertegenwoordiger van de regering en twee leden van het nationale parlement) en aan de beraadslagingen deelnemen zonder evenwel een consensus die zich aftekent tussen de lidstaten, te kunnen verhinderen.

De leden van de Conventie kunnen zich enkel laten vervangen door plaatsvervangers indien ze niet aanwezig zijn. De plaatsvervangers worden op dezelfde manier aangeduid als de effectieve leden.

Het presidium van de Conventie zal bestaan uit de voorzitter van de Conventie, de twee vice-voorzitters van de Conventie en negen uit de Conventie voortkomende leden (de vertegenwoordigers van alle regeringen die tijdens de Conventie het voorzitterschap van de Raad bekleden, twee vertegenwoordigers van de nationale parlementen, twee vertegenwoordigers van de Europese Parlementsleden en twee vertegenwoordigers van de Commissie).

Als waarnemers zullen worden uitgenodigd: drie vertegenwoordigers van het Economisch en Sociaal Comité samen met drie vertegenwoordigers van de Europese sociale partners; namens het Comité van de Regio's, zes vertegenwoordigers (door het Comité van de Regio's aan te wijzen uit de regio's, de steden en de regio's met wetgevende bevoegdheid); de Europese Ombudsman. De President van het Hof van Justitie en de voorzitter van de Rekenkamer zullen op uitnodiging van het Presidium voor de Conventie het woord kunnen voeren.

Duur van de besprekingen

De Conventie zal op 1 maart 2002 haar openingszitting houden. Bij die gelegenheid zal zij haar Presidium benoemen en haar werkwijze vaststellen. De besprekingen zullen na één jaar worden afgerond, op een zodanig tijdstip dat de voorzitter van de Conventie de resultaten ervan aan de Europese Raad kan voorleggen.

Werkwijze

De voorzitter zal het begin van de besprekingen van de Conventie voorbereiden door lessen te trekken uit het openbaar debat. Het Presidium zal een stuwende rol spelen en een eerste basis voor de werkzaamheden van de Conventie aandragen.

Het Presidium kan de diensten van de Commissie en de deskundigen van zijn keuze raadplegen over elk technisch vraagstuk dat naar zijn oordeel nader moet worden onderzocht. Het kan hiertoe ad hoc groepen in het leven roepen.

De Raad zal zich op de hoogte blijven stellen van de stand van de besprekingen van de Conventie. De voorzitter van de Conventie zal aan elke Europese Raad mondeling verslag over de voortgang van de besprekingen uitbrengen, wat zal toelaten om bij diezelfde gelegenheid de mening van de staatshoofden en regeringsleiders te vernemen.

De Conventie zal in Brussel vergaderen. De debatten van de Conventie en alle officiële documenten zijn openbaar. De Conventie zal van de elf werktalen van de Unie gebruikmaken.

Slotdocument

De Conventie zal de verschillende vraagstukken bestuderen. Zij zal een slotdocument opstellen dat ofwel verschillende opties met vermelding van de steun waarop deze konden rekenen, ofwel aanbevelingen in geval van consensus kan bevatten.

Samen met het resultaat van de nationale debatten over de toekomst van de Unie zal het slotdocument het uitgangspunt vormen voor de besprekingen in de Intergouvernementele Conferentie, die de uiteindelijke beslissingen zal nemen.

Forum

Om het debat te verbreden en alle burgers erbij te betrekken, zal een Forum worden opengesteld voor organisaties die de civiele samenleving vertegenwoordigen (sociale partners, bedrijfsleven, niet-gouvernementele organisaties, academische kringen, enz.). Het zal een gestructureerd netwerk van organisaties betreffen die regelmatig over de besprekingen van de Conventie zullen worden geïnformeerd. Hun bijdragen zullen aan het debat worden toegevoegd. Zij zullen op een door het Presidium vast te stellen wijze kunnen worden gehoord of geraadpleegd over specifieke vraagstukken.

Secretariaat

Het Presidium zal worden bijgestaan door een secretariaat van de Conventie, dat door het secretariaat-generaal van de Raad zal worden verzorgd. Hierin kunnen deskundigen van de Commissie en het Europees Parlement worden opgenomen.
BIJLAGE II
OPERATIONEELVERKLARING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK EUROPEES VEILIGHEIDS- EN DEFENSIEBELEID
A) In Nice en in Göteborg heeft de Europese Raad zich ertoe verbonden de Europese Unie snel operationeel te maken en uiterlijk tijdens de Europese Raad van Laken het besluit daartoe te nemen. De buitengewone Europese Raad van 21 september heeft deze doelstelling bevestigd: "slechts door het GBVB verder uit te bouwen en het EVDB zo snel mogelijk operationeel te maken zal de Unie het efficiëntst functioneren".
Dankzij de verdere ontwikkeling van het EVDB, de versterking van zowel de civiele als de militaire vermogens en de oprichting van passende structuren binnen de Unie, is de Unie voortaan in staat bepaalde crisisbeheersingsoperaties uit te voeren. Door de ontwikkeling van de middelen en de vermogens waarover de Unie zal beschikken, zal zij gaandeweg steeds complexere operaties aankunnen. Bij besluiten over het gebruik van dit vermogen zal steeds rekening worden gehouden met de specifieke omstandigheden van elke situatie, waarbij de beschikbare middelen en vermogens een doorslaggevende factor zullen vormen.

B) Dit vermogen om op te treden vloeit voort uit de aanzienlijke vooruitgang die is geboekt sinds de Europese Raden van Keulen en Helsinki.

VERMOGENS

Dankzij de Conferenties over de militaire vermogens en de politievermogens is vooruitgang geboekt op weg naar de verwezenlijking van de vermogensdoelstellingen. De lidstaten hebben vrijwillige bijdragen geformuleerd op basis van nationale besluiten. Het ontwikkelen van militaire vermogens impliceert niet dat een Europees leger wordt opgericht. De Europese NAVO-leden die geen lid zijn van de EU en andere kandidaat-lidstaten van de Europese Unie hebben verklaard omvangrijke extra bijdragen te zullen leveren op het gebied van leger en politie ter verbetering van de Europese vermogens.

STRUCTUREN EN PROCEDURES

Op basis van het goedgekeurde oefeningenbeleid en -programma heeft de Unie een aanvang gemaakt met het uittesten van haar structuren en procedures voor de militaire en civiele aspecten van crisisbeheersingsoperaties. De Europese Unie heeft crisisbeheersingsstructuren en -procedures vastgesteld waardoor zij analyses en plannen kan maken, besluiten kan nemen, alsmede militaire crisisbeheersingsoperaties op gang kan brengen en uitvoeren, wanneer de NAVO als dusdanig niet optreedt.

REGELINGEN TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE NAVO

Het crisisbeheersingsvermogen van de Unie is versterkt door de ontwikkeling van overleg, samenwerking en transparantie tussen beide organisaties bij de crisisbeheersing in de Westelijke Balkan.

REGELINGEN MET DE PARTNERS

Er is voortgewerkt aan de toepassing van de regelingen met de Europese NAVO-leden die geen lid zijn van de Unie en andere kandidaat-lidstaten van de Europese Unie, alsmede met Canada, Rusland en Oekraïne. C) Er moet nog aanzienlijke vooruitgang worden geboekt om de Unie in staat te stellen crisisbeheersingsoperaties voor het gehele spectrum van de Petersbergtaken uit te voeren, met inbegrip van de meest veeleisende operaties inzake omvang, termijn waarbinnen menskracht kan worden ingezet en complexiteit. EVENWICHTIGE ONTWIKKELING VAN DE MILITAIRE EN CIVIELE VERMOGENS Een doeltreffende crisisbeheersing door de Unie vereist een evenwichtige ontwikkeling van de militaire en civiele vermogens: dit impliceert een nauwe coördinatie tussen zowel alle civiele als militaire middelen en instrumenten die ter beschikking staan van de Unie.
Teneinde de Unie in staat te stellen gaandeweg complexere operaties uit te voeren, moeten de militaire vermogens versterkt worden overeenkomstig het Europees actieplan dat ertoe strekt de geconstateerde lacunes aan te vullen en moet het oefeningenbeleid worden toegepast. Het belang van de aanneming van het mechanisme voor de ontwikkeling van de militaire vermogens zij gememoreerd, met name om onnodige overlappingen te vermijden, en voor de betrokken lidstaten, rekening te houden met het defensieplanningsproces van de NAVO en met het plannings- en toetsingsproces (PARP)van het Partnerschap voor de Vrede. Het Politieactieplan zal worden uitgevoerd om de Unie in staat te stellen snel politieoperaties uit te voeren. De Unie zal blijven werken aan het ontwikkelen van middelen om de concrete doelstellingen te bereiken, en ze uit te voeren op de volgende prioritaire gebieden: rechtsstaat, civiel bestuur en civiele bescherming.
Met het oog op deze doelstellingen zal de Unie, en in het bijzonder, de bevoegde ministers, nieuwe oplossingen en samenwerkingsvormen trachten te vinden, om overeenkomstig dit verslag en met optimale gebruikmaking van de middelen de noodzakelijke vermogens te ontwikkelen.
AFRONDING VAN DE REGELINGEN MET DE NAVO
De Unie denkt de veiligheidsregelingen met de NAVO af te ronden en overeenkomsten te sluiten over de garantie voor toegang tot de operationele planning van het Bondgenootschap, de vermoedelijke beschikbaarheid van vooraf bepaalde middelen en vermogens van de NAVO en de identificatie van een reeks van aan de EU beschikbaar gestelde commando-opties. Deze overeenkomsten zijn essentieel voor het EVDB en zullen de beschikbare vermogens van de Unie aanzienlijk doen toenemen.
UITVOERING VAN DE REGELINGEN MET DE PARTNERS De volledige uitvoering van de regelingen van Nice met de 15 en de 6, de aanvullende bijdrage van deze landen aan de civiele en militaire vermogens en hun deelname aan crisisbeheersingsoperaties volgens deze regelingen (met name door de instelling, in geval van een operatie, van het Comité van contribuanten) zullen het vermogen van de Europese Unie tot uitvoering van crisisbeheersingsoperaties aanmerkelijk versterken.

BIJLAGE III

Verklaring over de toestand in het Midden-Oosten

In deze bijzonder ernstige situatie moet iedereen zijn verantwoordelijkheid onder ogen zien: het is absoluut noodzakelijk dat er een einde komt aan het geweld.

De vrede kan alleen gebaseerd zijn op de resoluties nr. 242 en 338 van de Verenigde Naties en op de volgende beginselen: de herbevestiging en de volledige erkenning van het onherroepelijke recht van Israël om binnen internationaal erkende grenzen in vrede en veiligheid te leven;
de totstandbrenging van een leefbare en democratische Palestijnse staat, alsmede de beëindiging van de bezetting van de Palestijnse gebieden.

Om te kunnen onderhandelen en het terrorisme uit te roeien en om vrede te stichten, heeft Israël de Palestijnse Autoriteit en haar gekozen president, Yasser Arafat, nodig als partner. Haar vermogen om het terrorisme te bestrijden mag niet worden verzwakt. De Europese Unie roept de Palestijnse Autoriteit nogmaals op, alles in het werk te stellen om terreurdaden te voorkomen.

De Europese Unie memoreert dat de partijen om de volgende verbintenissen is verzocht:
de Palestijnse Autoriteit: de ontmanteling van de terroristische netwerken van Hamas en de Islamitische Jihad, inclusief de arrestatie en vervolging van alle verdachten; een openbare oproep in het Arabisch tot het staken van de gewapende Intifada; de Israëlische regering: terugtrekking van haar strijdkrachten en stopzetting van de standrechtelijke executies; opheffing van de afsluiting van gebieden en alle aan het Palestijnse volk opgelegde beperkingen; bevriezing van de bouw van nieuwe nederzettingen en stopzetting van de operaties tegen de Palestijnse infrastructuur.

De uitvoering van deze verbintenissen vergt een vastberaden optreden van zowel de Palestijnse Autoriteit als Israël.

De onmiddellijke en onvoorwaardelijke uitvoering van het plan-Tenet voor een staakt-het-vuren en van de aanbevelingen van de Commissie-Mitchell zijn de enige uitweg voor een hervatting van de politieke dialoog.

De Europese Unie blijft ervan overtuigd dat de invoering van een onpartijdig toezichtsmechanisme in het belang van beide partijen is. Zij is bereid actief aan een dergelijk mechanisme deel te nemen.

Een vastberaden en onderling optreden van de Europese Unie, de Verenigde Naties, de Verenigde Staten, de Russische Federatie en de meest betrokken Arabische landen is onontbeerlijk en dringend. De Europese Raad heeft de hoge vertegenwoordiger Javier Solana opdracht gegeven hiertoe voort te gaan met de nodige contacten.

De Europese Unie hecht veel belang aan een economisch herstelprogramma voor Palestina als ondersteuning van het vredesproces.

De Europese Unie zal zich blijven inzetten om ervoor te zorgen dat de twee staten, Israël en Palestina, in vrede en veiligheid kunnen samenleven.

Een algehele vrede in het Midden-Oosten is slechts mogelijk als ook Syrië en Libanon daarbij betrokken zijn.

BIJLAGE IV

AAN DE EUROPESE RAAD VAN LAKEN

VOORGELEGDE DOCUMENTEN
Strategiedocument en verslag van de Commissie over de door elk van de kandidaat-lidstaten op de weg naar toetreding geboekte vooruitgang

(14117/01)

Conclusies van de Raad (Algemene Zaken) van 10 december 2001 over de uitbreiding

(15059/01 + REV 1 (en))
Verslag van het voorzitterschap over de acties van de Europese Unie naar aanleiding van de aanslagen in de Verenigde Staten

(14919/1/01 REV 1)

Verslag van het voorzitterschap over het EVDB

(15193/01 + COR 1 (de))
Verslag van het voorzitterschap over de evaluatie van de uitvoering van de conclusies van Tampere

(14926/01 + COR 1 (fr) + COR 2 (it))
Mededeling van de Commissie over de halfjaarlijkse bijwerking van het scorebord van de vorderingen op het gebied van de totstandbrenging van een ruimte van "vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid" in de Europese Unie (tweede halfjaar 2001)

(13554/01)
Conclusies van de Raad (Interne Markt, Consumentenzaken en Toerisme) betreffende diensten van algemeen belang

(14866/01)

Verslag van de Commissie over diensten van algemeen belang

(13235/01)

Verslag van het voorzitterschap over de vorderingen op het gebied van het belastingpakket

(14976/01)

Verslag van het voorzitterschap over de belasting van energieproducten

(13778/1/01 REV 1)

Verslag van het voorzitterschap over de interne markt voor elektriciteit en gas

(14943/01 + COR 1 (fr,es))

Verslag van de Raad (ECOFIN) over de economische situatie

(15232/01)
Verslag van de Raad (ECOFIN) aan de Europese Raad over de belasting op rente van spaargelden
(15325/01 + COR 1 (fr))
Conclusies van de Raad over de milieutechnische sleutelindicatoren voor duurzame ontwikkeling gericht op het meten van de vorderingen bij de uitvoering van de strategie van de EU voor duurzame ontwikkeling
(14589/01 + COR 1 (en))
Conclusies van de Raad (Milieu) over de strategie voor duurzame ontwikkeling (follow-up van de milieuaspecten van Göteborg)

(15280/01)

Conclusies van de Raad (Milieu) over internationaal milieubeheer

(15281/01)

Gezamenlijk verslag (Raad/Commissie) over de werkgelegenheid 2001

(13421/01)
Besluit van de Raad (Werkgelegenheid en Sociaal beleid) betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor 2002
(14912/01 + COR (en))
Aanbeveling van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad inzake de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten
(14911/01)
Conclusies van de Raad (Werkgelegenheid en Sociaal Beleid): Werkgelegenheids- en sociaal beleid: een kader voor het investeren in kwaliteit (indicatoren voor de kwaliteit van de arbeid) (14913/01 + ADD 1)
Mededeling van de Commissie: Werkgelegenheids- en sociaal beleid: een kader voor het investeren in kwaliteit - Verslag van het Comité voor de werkgelegenheid
(14263/01)
Gezamenlijk verslag van het Comité voor sociale bescherming en het Comité voor economische politiek inzake doelstellingen en werkmethoden op pensioengebied
(14098/01 + COR 1 (nl))
Mededeling van de Commissie inzake de ontwikkeling van de sociale bescherming op de lange termijn: veilige en houdbare pensioenen (10672/01)
Verslag van het Comité sociale bescherming over de indicatoren op het gebied van armoede en sociale uitsluiting (13509/01 + ADD 1 REV 2)
Gezamenlijk verslag van de Commissie en de Raad inzake sociale integratie
(15223/01 +COR 1 (it) + COR 2 (fr) + COR 3 (fi) + ADD 1 + ADD 2) Conclusies van de Raad (Werkgelegenheid en Sociaal Beleid) over het voorstel voor een verordening betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels: parameters voor de modernisering van Verordening (EEG) nr. 1408/71

(15045/01 + COR 1 (en))
Conclusies van de Raad (Werkgelegenheid en Sociaal Beleid) over het voorstel voor een verordening betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels: uitbreiding van Verordening (EEG) nr. 1408/71 tot onderdanen van derde landen (rechtsgrondslag)

(15056/01)
Mededeling van de Commissie: Artikel 299, lid 2: Tenuitvoerlegging van de strategie voor de duurzame ontwikkeling van de ultraperifere regio's - Balans van de geboekte vooruitgang en werkprogramma, met indicatief tijdschema

(15246/01)

Rapport van de Groep Mandelkern over de vereenvoudiging van de regelgeving

(14654/01)

Mededeling van de Commissie "Vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving"

(15225/01)

Verslag van de Commissie: de wetgeving verbeteren 2001

(15181/01)
Voorbereiding van de Raad op de uitbreiding: interimverslag van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger

(15100/01)
Verslag van de Raad (Algemene Zaken) over de uitvoering van de gemeenschappelijke strategie van de Europese Unie ten aanzien van Oekraïne

(15195/01)