DOC/01/18
Conclusies van het Voorzitterschap Europese Raad van Laken 14 en 15
december 2001
1. Op het moment dat de Europese Unie haar eenheidsmunt invoert, de
uitbreiding onomkeerbaar wordt en een belangrijk debat over de
toekomst van de Unie wordt aangegaan, heeft de Europese Raad
tijdens zijn bijeenkomst van 14 en 15 december 2001 te Laken
nieuwe impulsen gegeven om de dynamiek van de eenmaking te
versterken.
2. De werkzaamheden van de Europese Raad werden voorafgegaan door
een gedachtewisseling met de voorzitter van het Europees
Parlement, mevrouw Nicole Fontaine, over de voornaamste
agendapunten.
I. TOEKOMST VAN DE UNIE
Verklaring van Laken
3. Overeenkomstig de conclusies van Nice heeft de Europese Raad de in
bijlage I opgenomen verklaring aangenomen. Die verklaring en de
perspectieven die zij biedt, vormen voor de burger een beslissende
stap naar een eenvoudiger Unie, die sterker staat bij het
nastreven van haar wezenlijke doelstellingen en die nadrukkelijker
in de wereld aanwezig is. Om te zorgen voor een zo breed en zo
transparant mogelijke voorbereiding van de komende
Intergouvernementele Conferentie, heeft de Europese Raad besloten
een Conventie bijeen te roepen met als voorzitter de heer V.
Giscard d'Estaing en als vice-voorzitters de heren G. Amato en
J.L. Dehaene. Alle kandidaat-lidstaten zullen aan de Conventie
deelnemen. Parallel aan de werkzaamheden van de Conventie zal een
Forum het mogelijk maken om het reeds begonnen openbaar debat over
de toekomst van de Unie te structureren en te verruimen.
4. Parallel aan de werkzaamheden van de Conventie kunnen zonder
wijziging van de Verdragen reeds een aantal maatregelen worden
genomen. In dat verband is de Europese Raad verheugd over het
witboek van de Commissie inzake Europese governance, alsmede over
het voornemen van de secretaris-generaal van de Raad om vóór de
bijeenkomst van de Europese Raad in Barcelona voorstellen te doen
om de structuren en de werking van de Raad aan te passen aan de
uitbreiding. De Europese Raad zal daaruit operationele conclusies
trekken tijdens zijn bijeenkomst in Sevilla. Tot slot begroet de
Europese Raad met instemming het eindrapport van de adviesgroep op
hoog niveau (de groep Mandelkern) betreffende de kwaliteit van de
regelgeving, alsmede de mededeling van de Commissie betreffende de
vereenvoudiging van de regelgeving, die tijdens de eerste helft
van 2002 tot een concreet actieplan moet leiden.
Overgang naar de euro
5. De invoering op 1 januari 2002 van de eurobiljetten en
-muntstukken vormt het hoogtepunt van een historisch proces dat
van cruciaal belang is voor de opbouw van Europa. Alle nodige
maatregelen zijn genomen om de materiële invoering van de euro te
doen slagen. Het gebruik van de euro op de internationale
financiële markten zal erdoor worden vergemakkelijkt. De eurozone
vormt voortaan voor de deelnemende landen een zone van stabiliteit
en beschermt hen tegen speculatie en hevige financiële
schommelingen. De eurozone versterkt de interne markt en draagt
bij tot het behoud van gezonde basisparameters die een duurzame
groei bevorderen. De euro brengt de burgers voorts dichter bij de
Unie, doordat hij een concrete en zichtbare uiting van het
Europese project is. In dat verband is de Europese Raad verheugd
over de recente aanneming door de Raad en het Europees Parlement
van een besluit dat ertoe strekt de kosten voor
grensoverschrijdende betalingen in euro's aanzienlijk te verlagen.
Gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid
6. De Europese Raad heeft de in bijlage II opgenomen
operationeelverklaring van het gemeenschappelijk veiligheids- en
defensiebeleid, evenals het verslag van het voorzitterschap,
aangenomen. Dankzij de verdere uitwerking van het EVDB, de
versterking van de civiele en militaire vermogens, en de
instelling binnen de Unie van de passende structuren, en ingevolge
de conferenties betreffende de militaire en de politievermogens
die op 19 november 2001 in Brussel zijn gehouden, is de Unie
voortaan bij machte crisisbeheersingsoperaties uit te voeren. De
Unie is vastbesloten spoedig de regelingen met de NAVO af te
ronden. Deze regelingen zullen de vermogens van de Europese Unie
bij het uitvoeren van de crisisbeheersingsoperaties voor het
gehele spectrum van Petersbergtaken opvoeren. Ook de uitvoering
van de regelingen van Nice met de partners zal de middelen van de
Unie om crisisbeheersingsoperaties uit te voeren, versterken. Door
de ontwikkeling van de beschikbare middelen en vermogens zal de
Unie geleidelijk aan steeds complexere operaties aankunnen.
Uitbreiding
7. Het Commissiedocument "Een geslaagde uitbreiding", de periodieke
verslagen en de herziene partnerschappen voor de toetreding vormen
een stevig kader voor het welslagen van het toetredingsproces, dat
nu onomkeerbaar is. In Berlijn heeft de Europese Raad het
financiële kader bepaald voor een uitbreiding.
8. Gedurende de jongste maanden is bij de onderhandelingen
aanzienlijke vooruitgang geboekt en kon de achterstand op bepaalde
punten worden ingelopen. De Europese Unie is vastbesloten de
toetredingsonderhandelingen met de kandidaat-lidstaten die er
klaar voor zijn tegen eind 2002 tot een goed einde te brengen,
zodat deze landen in 2004 als lidstaat kunnen deelnemen aan de
verkiezingen voor het Europees Parlement. De kandidaturen zullen
ook in de toekomst op hun eigen merites beoordeeld worden,
overeenkomstig het differentiatiebeginsel. De Europese Raad is het
eens met het verslag waarin de Commissie oordeelt dat, als het
huidige tempo van de onderhandelingen en de hervormingen in de
kandidaat-lidstaten wordt aangehouden, Cyprus, Estland, Hongarije,
Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië
klaar zijn. Hij waardeert de inspanningen van Bulgarije en
Roemenië en moedigt hen aan om op dezelfde weg verder te gaan. Om
deze landen specifieke bijstand te kunnen verlenen, is een
nauwkeurig omschreven kader met een tijdschema en een aangepast
draaiboek nodig, met als doelstelling om in 2002 met deze landen
onderhandelingen over alle hoofdstukken te openen.
9. De kandidaat-lidstaten moeten hun inspanningen energiek
voortzetten, in het bijzonder om hun bestuurlijke en justitiële
capaciteit op het vereiste niveau te brengen. De Commissie zal in
juni 2002 in Sevilla aan de Europese Raad verslag uitbrengen over
de uitvoering van het actieplan betreffende de versterking van de
instellingen.
10. Het in Nice door de Europese Raad opgestelde draaiboek blijft
volledig van toepassing. De Commissie zal vanaf het begin van 2002
voorstellen voor gemeenschappelijke standpunten indienen over de
hoofdstukken landbouw, regionaal beleid en budgettaire bepalingen
op basis van het huidige acquis en van de in Berlijn
overeengekomen beginselen. De werkzaamheden inzake de opstelling
van de toetredingsverdragen zullen tijdens het eerste halfjaar van
2002 beginnen.
11. De Europese Raad is verheugd over de recente ontmoetingen
tussen de leiders van de Griekse en de Turkse gemeenschap op
Cyprus en moedigt hen aan hun werkzaamheden voort te zetten om
onder auspiciën van de Verenigde Naties tot een alomvattende
oplossing te komen conform de desbetreffende resoluties van de
Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
12. Turkije heeft wat het voldoen aan de politieke criteria voor
de toetreding betreft vooruitgang geboekt, in het bijzonder door
de recente grondwetswijziging. De opening van
toetredingsonderhandelingen met Turkije komt aldus dichterbij.
Turkije wordt aangemoedigd verder vorderingen te boeken om te
voldoen aan zowel de economische als de politieke criteria, met
name op het stuk van de mensenrechten. De pretoetredingsstrategie
voor Turkije moet een nieuwe fase vormen in de analyse van de
stand van de voorbereiding met het oog op de afstemming op het
acquis.
II. MAATREGELEN VAN DE UNIE NA DE AANSLAGEN VAN 11 SEPTEMBER IN DE
VERENIGDE STATEN
Maatregelen van de Unie in Afghanistan
13. De Raad is verheugd over de ondertekening, op 5 december jl. in
Bonn, van het akkoord houdende de voorlopige regelingen die in
Afghanistan van toepassing zijn in afwachting van het herstel van
permanente staatsinstellingen. De Raad roept alle Afghaanse groepen op
om dit akkoord uit te voeren.
14. De Europese Raad heeft toegezegd te zullen deelnemen aan de
inspanningen van de internationale gemeenschap om de stabiliteit
in Afghanistan te herstellen op basis van de resultaten van de
Conferentie van Bonn en de desbetreffende resoluties van de
Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. In dit verband moedigt
hij de ontplooiing van een internationale veiligheidsmacht aan,
met als taak om op basis van een resolutie van de Veiligheidsraad
van de Verenigde Naties bij te dragen aan de veiligheid van de
Afghaanse en internationale bestuursorganen in Kabul, en aan de
oprichting en opleiding van een nieuwe Afghaanse strijd- en
politiemachten. De lidstaten van de Europese Unie beraden zich
over hun bijdrage aan deze macht. De deelneming van de lidstaten
van de Unie aan deze internationale macht zal een sterk signaal
zijn van hun wil om in grotere mate hun verantwoordelijkheden op
het gebied van crisisbeheersing op te nemen en bij te dragen aan
de stabilisatie van Afghanistan.
15. Gelet op de dringende noden van het Afghaanse volk blijft
humanitaire hulp een absolute prioriteit. De aanvoer van de
hulpgoederen, met name voor vluchtelingen en ontheemden, moet worden
aangepast aan de ontwikkelingen en moet zo doeltreffend en
gecoördineerd mogelijk worden verricht. De Unie heeft reeds een bedrag
van 352 miljoen euro aan humanitaire hulp bijgedragen of toegezegd,
waarvan 103 miljoen van de communautaire begroting afkomstig zijn.
16. Meer dan twintig jaar oorlog en politieke instabiliteit hebben de
structuren van de Afghaanse maatschappij te gronde gericht, de
werking van de instellingen en de overheid volledig ontwricht en
voor oneindig menselijk leed gezorgd. De Europese Unie zal het
Afghaanse volk en zijn nieuwe leiders helpen bij de wederopbouw
van het land en bij het bewerken van een zo spoedig mogelijke
terugkeer naar de democratie. Daarbij moet bijzondere aandacht
worden besteed aan de situatie van de vrouw. Voor de rehabilitatie
en de wederopbouw is sterke internationale samenwerking en
coördinatie noodzakelijk. De Europese Unie heeft de heer
Klaus-Peter Klaiber als een speciale vertegenwoordiger voor
Afghanistan onder het gezag van de hoge vertegenwoordiger voor het
GBVB aangewezen. De Unie zal op 21 december eerstkomend in Brussel
medevoorzitter zijn van de eerste vergadering van de stuurgroep om
de politieke vernieuwing in Afghanistan te steunen en de
inspanningen van de donorlanden beter te coördineren met het oog
op de geplande ministeriële conferentie in Tokyo in januari 2002.
Tijdens deze vergaderingen zal de Unie zich ertoe verbinden om
naast met name de Verenigde Staten, de Arabische landen en Japan,
de behoeften te dekken.
Bestrijding van het terrorisme
17. De Europese Unie herhaalt dat zij bij de bestrijding van het
terrorisme met volledige inachtneming van de individuele vrijheden
ten volle solidair is met het Amerikaanse volk en met de
internationale gemeenschap. De uitvoering van het actieplan dat op
21 september is goedgekeurd, verloopt volgens het vastgestelde
tijdschema. De geboekte vooruitgang wijst erop dat de
doelstellingen zullen worden bereikt. Het akkoord over het
Europees arrestatiebevel is een beslissende stap voorwaarts.
De gemeenschappelijke definitie van strafbare terroristische
activiteiten, de opstelling van lijsten van terroristische
organisaties, personen, groeperingen en entiteiten, de
samenwerking tussen gespecialiseerde diensten en de ingevolge
Resolutie nr. 1373 van de VN-Veiligheidsraad aangenomen
regelgeving betreffende de bevriezing van vermogensbestanddelen,
zijn allemaal concrete maatregelen in het kader van de bestrijding
van het terrorisme. De Europese Raad verzoekt de Raad en de
Commissie om spoedig een programma op te stellen ter verbetering
van de samenwerking tussen de lidstaten wat betreft de dreiging
van aanslagen met biologische en chemische wapens; deze
samenwerking zal plaatsvinden in het kader van het Europees
Agentschap voor civiele bescherming.
18. De Europese Unie beraadt zich met het oog op een snelle en
gecoördineerde reactie van alle lidstaten over maatregelen om de
gevolgen van de aanslagen van 11 september voor de
luchtvaartsector te ondervangen. De Europese Raad is verheugd over
de vaststelling van een gemeenschappelijk standpunt van de Raad
betreffende de verordening met betrekking tot de beveiliging van
de luchtvaart.
III. ECONOMISCHE EN SOCIALE ONTWIKKELINGEN EN DUURZAME ONTWIKKELING
Algemene economische situatie en vooruitzichten
19. De economie van de EU maakt een periode van vertraagde groei en
onzekerheid door, die het gecombineerde effect is van een algemene
vertraging en een daling van de vraag. In de loop van 2002 wordt
evenwel een geleidelijk herstel verwacht. De beschikbare inkomens
stijgen als gevolg van de afnemende inflatie en de
belastingverlagingen in verscheidene landen. Het begrotingsbeleid
is erop gericht de overheidsfinanciën gezond te houden. Dit heeft
aanleiding gegeven tot een daling van de lange rente, hetgeen de
vraag op peil zal helpen houden. Dankzij de vorderingen die inzake
het begrotingsevenwicht reeds zijn gemaakt in het kader van het
Stabiliteits- en groeipact, kan het begrotingsbeleid de vertraging
positief beïnvloeden met behulp van de automatische
stabilisatoren, en kan het evenwicht als doel op middellange
termijn worden aangehouden. Het vertrouwen moet steunen op een
coherente uitvoering van de strategie voor het economisch beleid,
die is vastgesteld in de globale richtsnoeren voor het economisch
beleid (GREB's) en waarvan macro-economische stabiliteit en
structurele hervormingen, gericht op het scheppen van
werkgelegenheid en versterking van het groeipotentieel van de
Unie, de hoofdthema's zijn. De Europese Raad heeft zijn
goedkeuring gehecht aan het verslag van de Raad ECOFIN over
belasting op rente van spaargelden.
20. De Europese Raad is ingenomen met het resultaat van de
ministeriële conferentie in Doha, waar het startsein is gegeven
voor een nieuwe ronde van mondiale handelsbesprekingen, waarbij
wordt uitgegaan van een evenwicht tussen liberalisering en
regulering, rekening wordt gehouden met de belangen van de
ontwikkelingslanden en hun ontwikkelingscapaciteit wordt
bevorderd. De Unie is vastbesloten de sociale en de milieudimensie
van deze onderhandelingsronde te bevorderen.
Strategie van Lissabon
21. Tijdens de Europese Raad van Barcelona op 15 en 16 maart 2002
zullen wij de balans opmaken van onze vooruitgang op weg naar het
strategische doel van Lissabon dat erin bestaat vóór 2010 de meest
dynamische kenniseconomie van de wereld te worden, met volledige
werkgelegenheid en verhoogde sociale coherentie, en zullen wij
concrete stappen overeenkomen met betrekking tot de prioritaire
acties die wij moeten ondernemen om die strategie te
verwezenlijken. Door de vertraging in de groei is het nu meer dan
ooit van belang de structurele hervormingen, waartoe in Lissabon
en Stockholm is besloten, uit te voeren en te laten zien dat onze
agenda voor economische en sociale aangelegenheden en voor
duurzame ontwikkeling nog steeds van belang is voor de burgers en
het bedrijfsleven van Europa. We moeten de structurele indicatoren
gebruiken die wij zijn overeengekomen om onze vooruitgang te
evalueren en onze activiteit te focussen. Om de Europese Raad een
volledig beeld van de situatie te geven en de coherentie van zijn
beslissingen te waarborgen, moeten de diverse
voorbereidingsprocessen convergeren naar de Europese voorjaarstop.
22. Na de bijeenkomst van de Europese Raad van Stockholm is op de
diverse onderdelen van de strategie van Lissabon vooruitgang
geboekt. Na dertig jaar discussie is er een akkoord over de
Europese vennootschap. Er is overeenstemming bereikt over de
liberalisering van de postdiensten en over het pakket
telecommunicatierichtlijnen. De vaststelling van een aantal
economische en sociale structurele indicatoren, ook inzake
kwaliteit van de arbeid, armoedebestrijding en sociale
uitsluiting, en van kernindicatoren voor duurzame ontwikkeling zal
een duidelijker beeld geven van de prestaties van elke lidstaat.
De Commissie zal zich hierop baseren voor het syntheserapport dat
zij in januari 2002 zal indienen.
Werkgelegenheid
23. De strategie van Lissabon heeft tot doel, de Unie in staat te
stellen opnieuw volledige werkgelegenheid te bereiken. De
inspanningen moeten worden opgevoerd om vóór 2010 de in Lissabon
overeengekomen arbeidsparticipatiegraad (70%) te halen. Dit moet
het hoofddoel van de Europese werkgelegenheidsstrategie zijn. De
sociale partners hebben tijdens de top van 13 december 2001
verklaard de sociale dialoog te willen ontwikkelen door samen vóór
de bijeenkomst van de Europese Raad in 2002 een meerjarig
werkprogramma op te stellen. Zij hebben voorts benadrukt dat het
driepartijenoverleg over de verschillende aspecten van de
strategie van Lissabon moet worden ontwikkeld en beter moet worden
gecoördineerd. Er is overeengekomen voortaan vóór elke
voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad een dergelijke sociale
top te houden.
24. De Europese Raad onderschrijft het in de Raad bereikte akkoord
over de werkgelegenheidsrichtsnoeren 2002, de individuele
aanbevelingen aan de lidstaten en het gezamenlijk verslag over de
werkgelegenheidssituatie in de lidstaten. Deze besluiten tonen aan
dat de Unie, ondanks de wereldwijde vertraging van de economie,
vast van plan is haar inspanningen voor de structurele hervorming
van de arbeidsmarkt voort te zetten en haar doelstellingen inzake
volledige werkgelegenheid en kwaliteit van de arbeid te blijven
nastreven.
Concreet gestalte geven aan het Europees sociaal model
25. Wat de sociale wetgeving betreft, neemt de Raad met voldoening
kennis van het politiek akkoord tussen de Raad en het Europees
Parlement over de richtlijnen inzake de informatie en raadpleging
van werknemers en de bescherming van de werknemers bij insolventie
van de werkgever. Hij onderstreept hoe belangrijk het is dat
sociale conflicten, en vooral grensoverschrijdende sociale
conflicten, kunnen worden voorkomen en opgelost met behulp van
vrijwillige bemiddelingsmechanismen, waarvoor de Commissie wordt
verzocht een discussienota in te dienen.
26. De Europese Raad neemt met voldoening nota van de conclusies
van de Raad en van het gezamenlijk verslag van de Raad en de
Commissie over de diensten van algemeen belang, waarvan de
kwaliteit en het belang voor het concurrentievermogen op
communautair niveau zullen worden geëvalueerd. De Europese Raad
moedigt de Commissie aan een kader vast te stellen voor de
staatssteun aan bedrijven die met diensten van algemeen belang
belast zijn.
27. De Europese Raad neemt met belangstelling kennis van de
integratie van het beginsel van gelijke kansen voor mannen en
vrouwen in de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en
in het Europees-mediterrane partnerschap, alsook van de lijst van
indicatoren voor loonongelijkheid tussen mannen en vrouwen.
28. Het eerste gezamenlijk verslag inzake sociale integratie en de
omschrijving van een reeks gemeenschappelijke indicatoren zijn
belangrijke elementen van het in Lissabon vastgestelde beleid om
de armoede uit te roeien en sociale integratie, met inbegrip van
volksgezondheid en huisvesting, te bevorderen. De Europese Raad
onderstreept de noodzaak om het statistisch instrumentarium te
versterken en verzoekt de Commissie de kandidaat-lidstaten
geleidelijk bij dit proces te betrekken.
29. De Europese Raad neemt nota van het politiek akkoord over de
uitbreiding van de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels
tot onderdanen van derde landen en verzoekt de Raad zo spoedig
mogelijk de nodige maatregelen te nemen.
30. De Europese Raad heeft nota genomen van het gezamenlijk
verslag van het Comité voor sociale bescherming en het Comité voor
economische politiek over de pensioenen. De toereikendheid van de
pensioenen, de betaalbaarheid en de modernisering van de
pensioenstelsels en de verbetering van de toegang tot aanvullende
pensioenen zijn buitengewoon belangrijk om aan de veranderende
behoeften tegemoet te kunnen komen. De Europese Raad verzoekt de
Raad voor een vergelijkbare aanpak te opteren wanneer in het licht
van de Commissiemededeling het verslag over de volksgezondheid en
de ouderenzorg wordt opgesteld. Er moet bijzondere aandacht worden
geschonken aan de gevolgen van de Europese integratie voor de
stelsels voor gezondheidszorg van de lidstaten.
Onderzoek en ontwikkeling
31. De Europese Raad heeft er in Lissabon aan herinnerd dat het van
belang is innovatie te bevorderen, met name door de invoering van
een Gemeenschapsoctrooi, dat eind 2001 beschikbaar had moeten
zijn. De Europese Raad verzoekt de Raad Interne Markt op 20
december bijeen te komen om, op basis van het document van het
voorzitterschap en de andere bijdragen van de lidstaten, een
akkoord uit te werken over een soepel instrument dat zo weinig
mogelijk kosten met zich meebrengt en daarbij het
non-discriminatiebeginsel tussen de bedrijven van de lidstaten te
eerbiedigen en een hoog kwaliteitsniveau te garanderen.
32. De Europese Raad is verheugd dat de Raad een gemeenschappelijk
standpunt over het zesde kaderprogramma voor onderzoek en
ontwikkeling heeft vastgesteld, dat bedoeld is om de Europese
onderzoeksruimte te versterken.
33. De Europese Raad verklaart andermaal dat hij strategisch
belang hecht aan het Galileo-project en hij is ingenomen met het
in Edinburgh door het Europees Ruimte-Agentschap genomen besluit
om dat project voor 550 miljoen euro te financieren. De Europese
Raad verzoekt de Raad zijn werkzaamheden voort te zetten opdat
vóór maart 2002 een besluit kan worden genomen over de
financiering van de ontwikkelingsfase en vóór juni 2002 een
verordening kan worden aangenomen, rekening houdend met het
auditverslag van Price Waterhouse Cooper.
Duurzame ontwikkeling en levenskwaliteit
34. De Raad heeft met voldoening nota genomen van de aanneming door de
Raad van de kernindicatoren op milieugebied, die de economische en
sociale structurele indicatoren aanvullen, met het oog op het
volgende syntheserapport van de Commissie. Op basis hiervan zal de
Europese Raad tijdens de volgende voorjaarsbijeenkomst in
Barcelona de strategie voor duurzame ontwikkeling een eerste maal
evalueren.
35. De Europese Raad is ingenomen met de resultaten van de
conferentie van Marrakesh over klimaatverandering. De Unie is
vastbesloten haar uit het Protocol van Kyoto voortvloeiende
verbintenissen na te komen en herhaalt dit protocol in werking te
willen zien treden vóór de wereldtop over duurzame ontwikkeling in
Johannesburg, waar de Europese Unie voornemens is zich op het
hoogste politieke niveau te laten vertegenwoordigen.
36. De Europese Unie heeft zich ingespannen om de verwachtingen
van de burger inzake volksgezondheid, consumentenbescherming,
veiligheid en levenskwaliteit in te lossen. De Europese Raad is
met name bijzonder verheugd over de instelling van de Europese
Voedselautoriteit, het Europees Agentschap voor de veiligheid van
de luchtvaart en het Europees Agentschap voor de veiligheid van de
zeevaart. De Commissie zal zo spoedig mogelijk een voorstel
indienen ter instelling van een Europees agentschap voor de
veiligheid van het spoorverkeer. De Europese Raad merkt op dat
verscheidene teksten zijn goedgekeurd met het oog op een betere
bescherming van de consument op het gebied van productveiligheid,
schuldenlast, normen voor bloedproducten en het verstandig gebruik
van antimicrobiële stoffen in de menselijke geneeskunde.
IV. VERSTERKING VAN DE RUIMTE VAN VRIJHEID, VEILIGHEID EN
RECHTVAARDIGHEID
37. De Europese Raad bevestigt dat hij belang hecht aan de in
Tampere vastgestelde beleidslijnen en doelstellingen en neemt er
nota van dat, hoewel bepaalde vorderingen konden worden
geconstateerd, nieuwe impulsen en richtsnoeren nodig zijn om de
achterstand op sommige gebieden in te halen. Frequentere zittingen
van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken zullen de werkzaamheden
helpen bespoedigen. Tevens is het van belang dat de besluiten van
de Unie snel in het nationale recht worden omgezet en dat de sinds
de inwerkingtreding van het Verdrag van Maastricht gesloten
overeenkomsten zonder uitstel worden bekrachtigd.
Een werkelijk gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid
38. Ondanks zekere vorderingen, zoals bijvoorbeeld het Europees
Vluchtelingenfonds, de Eurodac-verordening en de richtlijn inzake
tijdelijke bescherming, blijkt de vooruitgang minder snel en
minder wezenlijk dan verwacht. Daarom moet er een nieuwe aanpak
worden ontwikkeld.
39. De Europese Raad verbindt zich ertoe om, op basis van de
conclusies van Tampere, zo spoedig mogelijk een gemeenschappelijk
asiel- en immigratiebeleid goed te keuren dat het noodzakelijke
evenwicht bewaart tussen de bescherming van de vluchtelingen
volgens de beginselen van het Verdrag van Genève van 1951, het
legitieme streven naar een beter leven en de opvangcapaciteit van
de Unie en haar lidstaten.
40. Om tot een werkelijk gemeenschappelijk asiel- en
immigratiebeleid te komen, zijn de volgende instrumenten vereist:
- integratie van het beleid inzake migratiestromen in het extern
beleid van de Europese Unie. In het bijzonder moeten er met de
betrokken landen Europese overnameovereenkomsten worden gesloten
op grond van een nieuwe prioriteitenlijst en een duidelijk
actieplan. De Europese Raad verzoekt dat op basis van de
mededeling van de Commissie over illegale immigratie en
mensenhandel een actieplan wordt uitgewerkt;
- de ontwikkeling van een Europees systeem voor de uitwisseling
van informatie over asiel, migratie en de landen van oorsprong; de
uitvoering van Eurodac en een verordening voor een efficiëntere
toepassing van de Overeenkomst van Dublin, met snelle en
doeltreffende procedures;
- de bepaling van gemeenschappelijke normen inzake asielprocedures,
opvang en gezinshereniging, met inbegrip van versnelde procedures
waar zulks gerechtvaardigd is. Die normen moeten er rekening mee
houden dat de asielzoekers bijstand moet worden verstrekt;
- de vaststelling van specifieke programma's inzake de
bestrijding van discriminatie en racisme.
41. De Europese Raad verzoekt de Commissie om uiterlijk op 30 april
2002 gewijzigde voorstellen in te dienen betreffende de
asielprocedures, de gezinshereniging en de verordening Dublin II.
Voorts wordt de Raad verzocht vaart te zetten achter zijn
werkzaamheden met betrekking tot de andere ontwerpen, die betrekking
hebben op de normen inzake de opvang, de definitie van het begrip
"vluchteling" en de vormen van subsidiaire bescherming.
Efficiëntere controle van de buitengrenzen
42. Een beter beheer van de controle van de buitengrenzen van de Unie
zal bijdragen tot de bestrijding van het terrorisme, de illegale
immigratiekanalen en de mensenhandel. De Europese Raad verzoekt de
Raad en de Commissie de mechanismen te bepalen voor samenwerking
tussen de diensten die belast zijn met de controle aan de
buitengrenzen en de voorwaarden te bestuderen waaronder het mogelijk
is een gemeenschappelijk mechanisme of gemeenschappelijke diensten te
creëren voor de controle van de buitengrenzen. Hij verzoekt de Raad en
de lidstaten maatregelen te nemen om een gemeenschappelijk
identificatiesysteem voor visa tot stand te brengen en na te gaan of
het mogelijk is om gemeenschappelijke consulaire posten te creëren.
Eurojust en justitiële en politiële samenwerking in strafzaken
43. Het besluit betreffende de oprichting van Eurojust en de
instelling van de instrumenten die nodig zijn voor politiële
samenwerking - Europol, waarvan de bevoegdheden versterkt zijn, de
Europese Politieacademie en de Task Force van de hoofden van politie -
vormen een belangrijke vooruitgang. De Raad wordt verzocht het
Groenboek van de Commissie over een Europees officier van justitie
onverwijld te onderzoeken, waarbij rekening moet worden gehouden met
de diversiteit van de juridische systemen en tradities. De Europese
Raad roept op spoedig een Europees netwerk op te richten met het oog
op de bevordering van de opleiding van magistraten, waardoor het
vertrouwen tussen de personen die bij justitiële samenwerking
betrokken zijn, zal toenemen.
Bestrijding van de drugshandel
44. De Europese Raad wijst op het belang van een intensievere
bestrijding van de drugshandel en op de urgentie van de aanneming van
het Commissievoorstel terzake vóór eind mei 2002. Hij behoudt zich het
recht voor nieuwe initiatieven te ontplooien in het licht van het
tussentijdse verslag van de Commissie over de toepassing van het
actieplan van de Unie inzake drugsbestrijding.
Harmonisatie van de wetgevingen, wederzijdse erkenning van
beslissingen en Europees arrestatiebevel
45. Het kaderbesluit inzake de bestrijding van de mensenhandel, het
Europees arrestatiebevel alsmede de gemeenschappelijke definitie
van terroristische daden en de minimumstraffen zijn een
belangrijke stap vooruit. De inspanningen om de problemen die
samenhangen met de verschillen tussen de rechtsstelsels te
overwinnen, moeten worden voortgezet, met name door de erkenning
van rechterlijke beslissingen op zowel civiel- als strafrechtelijk
gebied te bevorderen. Zo is bij de harmonisatie van het
familierecht beslissende vooruitgang geboekt dankzij de
afschaffing van de intermediaire procedures voor de erkenning van
bepaalde beslissingen en in het bijzonder voor het
grensoverschrijdende omgangsrecht ten aanzien van kinderen.
V. EXTERNE BETREKKINGEN
Midden-Oosten
46. De Europese Raad heeft de verklaring in bijlage III
aangenomen.
Westelijke Balkan
47. De Europese Unie heeft zich volledig gekweten van haar taak,
de landen van de regio aan te moedigen en bij te staan om hun
inspanningen in het kader van het Stabilisatie- en
Associatieproces voort te zetten. Het vooruitzicht op toetreding
en de bijstand die de Unie verleent zijn van fundamenteel belang
voor de bevordering van dat proces, waarbij de rechten van de
mens, de democratische beginselen en de internationaal erkende
grenzen moeten worden geëerbiedigd. De Europese Raad verheugt zich
over de benoeming van Dr. Erhard Busek tot bijzonder coördinator
van het Stabiliteitspact en en bedankt diens voorganger, de heer
Bodo Hombach, voor zijn grote bijdrage aan de stabiliteit in de
regio.
48. De Europese Unie zal blijven meewerken aan het herstel en de
stabiliteit van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië,
met name door aan te dringen op de volledige uitvoering van het
Akkoord van Ohrid. De Europese Raad is verheugd over de
verkiezingen van 17 november in Kosovo, die het begin van het
proces van voorlopige autonomie ten gunste van alle gemeenschappen
en van de stabiliteit hebben ingeluid, overeenkomstig Resolutie
1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Hij geeft de
Hoge Vertegenwoordiger voor het GBVB opdracht de dialoog tussen
Belgrado en Podgorica te bevorderen opdat via onderhandelingen een
oplossing kan worden gevonden voor het statuut van een
democratisch Montenegro binnen een democratische Federale
Republiek Joegoslavië.
Afrika
49. De Europees-Afrikaanse ministeriële bijeenkomst van oktober
heeft de solidariteit van de Unie met het Afrikaanse continent
bevestigd, alsmede haar gehechtheid aan het proces van dialoog dat
in mei 2000 in Caïro op gang is gebracht. De Europese Raad neemt
met grote belangstelling kennis van het Nieuw Partnerschap voor de
ontwikkeling van Afrika, dat in juli door verscheidene Afrikaanse
staatshoofden is aangekondigd en waaruit hun vastberadenheid
blijkt om de beginselen van behoorlijk bestuur, de Afrikaanse
eigen inbreng en de mensenrechten te integreren in het
ontwikkelingsbeleid van de Afrikaanse regeringen. In dat verband
is de Europese Raad verheugd over de resultaten van de
conferentie.
50. De Europese Raad herhaalt zijn volledige steun voor de
Akkoorden van Lusaka en Arusha, de enige die de landen van de
regio tot een duurzame overeenstemming en een echte stabilisatie
kunnen brengen. In die context stelt hij het op prijs dat de
Commissie zich er in het vooruitzicht van de hervatting van de
intercongolese dialoog toe verbonden heeft het nationaal
indicatief programma voor de Democratische Republiek Congo in
januari 2002 in Brussel te ondertekenen, hetgeen een krachtig
signaal is voor de inzet van de Unie ten gunste van alle
Congolezen.
51. De Europese Raad betoont zich andermaal ernstig bezorgd over
de verslechterende situatie in Zimbabwe en roept de Zimbabwaanse
regering dringend op onverwijld alle maatregelen te nemen die de
situatie kunnen verbeteren, met name met het oog op het overleg
dat de komende dagen uit hoofde van artikel 96 van de Overeenkomst
van Cotonou zal plaatsvinden.
Rusland
52. De Top van Brussel van 3 oktober 2001 heeft belangrijke
richtsnoeren vastgesteld voor de concrete uitvoering van het
Strategisch Partnerschap van de Unie en Rusland: de uitwerking van
het concept van een gemeenschappelijke Europese economische
ruimte; de versterking van de energiedialoog; de specifieke
situatie van Kaliningrad, in het bijzonder vraagstukken
betreffende het verkeer en de doorreis van personen,
handelsvraagstukken, met inbegrip van de toetreding van Rusland
tot de Wereldhandelsorganisatie. De Europese Unie heeft zich ertoe
verbonden haar betrekkingen met Rusland nog aan te halen en
verwacht op al deze punten aanzienlijke vooruitgang. De dialoog
over de politieke en veiligheidsvraagstukken moet worden verdiept
en uitgebreid en tot meer concrete resultaten leiden. Een en ander
zou gestalte moeten krijgen in gezamenlijke initiatieven inzake
thema's van gemeenschappelijk belang (Westelijke Balkan, Nabije
Oosten). Ook moet meer structuur worden aangebracht in de
samenwerking tussen de Unie en Rusland op basis van de
Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst op het gebied van de
bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, de drugssmokkel,
het terrorisme en de illegale immigratie.
Ontwikkelingssamenwerking
53. De Europese Unie is van oordeel dat betere vooruitzichten op groei
en ontwikkeling een meer solide basis kunnen bieden voor vrede en
veiligheid. De Europese Raad verzoekt de Commissie en de Raad
verslag uit te brengen over de manier waarop de coördinatie van
het Europese en het internationale beleid ter bevordering van de
ontwikkeling kan worden verbeterd, zulks als bijdrage aan de
Conferentie van Monterrey en de Wereldtop van Johannesburg.
54. De Europese Raad is ingenomen met de verbintenis van de Raad
om de middelen en het tijdsschema te bestuderen waarmee ieder van
de lidstaten het VN-doel van 0,7% van het BNP voor officiële
ontwikkelingshulp kan bereiken, en met 's Raads verbintenis te
blijven ijveren voor de verbetering van de
ontwikkelingssamenwerkingsinstrumenten, vooral in de landen die
getroffen worden door crises of conflicten.
55. De Europese Raad onderstreept de noodzaak om de voor
ontwikkelingshulp beschikbare financiële middelen sneller uit te
betalen. Voorts verzocht hij de Raad en de Commissie onderzoek te
doen naar de oprichting van een Europees-mediterrane
ontwikkelingsbank.
56. Het heeft de Europese Raad verheugd dat op 30 oktober jl. een
conferentie over de gevolgen van de mondialisering is gehouden en
dat de Commissie is opgedragen de financiële aspecten daarvan te
analyseren, in het bijzonder schuldverlichting en alternatieve
methoden van ontwikkelingsfinanciering.
57. In afwachting van een algeheel akkoord over de
vestigingsplaatsen van de agentschappen zullen het Agentschap voor
de voedselveiligheid en Eurojust in respectievelijk Brussel en Den
Haag met hun activiteiten kunnen starten. In geval een Europese
officier van justitie wordt ingesteld, wordt zijn vestigingsplaats
vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in het Besluit van 8 april
1965.
VI. DIVERSE BESLISSINGEN
58. Het dramatisch ongeval in de Sint-Gothardtunnel, dat volgde op dat
in de Mont Blanctunnel, bewijst andermaal de urgentie van
maatregelen om het goederenvervoer over de weg over te hevelen
naar het spoor. De Commissie zal zo spoedig mogelijk
kadervoorstellen indienen voor respectievelijk het in rekening
brengen van het gebruik van infrastructuur en voor de veiligheid
van tunnels. In afwachting daarvan verzoekt de Europese Raad de
Commissie een voorsel in te dienen voor de verlenging van het
ecopuntensysteem van Protocol nr. 9 bij de Toetredingsakte van
Oostenrijk op passende wijze kan worden verlengd, zodat het
hoofdstuk vervoer van de toetredingsonderhandelingen voor de
jaarwisseling kan worden afgerond.
59. De Europese Raad verbindt zich ertoe een hoog niveau van
beveiliging van kerncentrales in de Unie te handhaven. Hij
beklemtoont de noodzaak van toezicht op de veiligheid en de
beveiliging van kerncentrales. Hij vraagt om periodieke verslagen
van de deskundigen op het gebied van atoomenergie van de
lidstaten, die hiertoe nauwe contacten moeten onderhouden met de
Commissie.
Ratificatie van het nieuwe besluit over de eigen middelen
60. De Europese Raad heeft met bezorgdheid kennis genomen van het
feit dat het nieuwe besluit over de eigen middelen in enkele
lidstaten nog niet is geratificeerd. Hij onderstreept dat het van
belang is dat in dit verband de in de besluiten van de Europese
Raad van Berlijn vermelde termijnen worden gerespecteerd en
verzoekt de lidstaten met klem de ratificatieprocedures zo snel
mogelijk af te ronden, zodat het nieuwe besluit over de eigen
middelen onverwijld in werking kan treden.
61. De Europese Raad heeft kennis genomen van de documenten en
verslagen die hem zijn voorgelegd en van de daarin opgenomen
conclusies die door de Raad zijn aangenomen (zie bijlage IV). Hij
verzoekt de instellingen deze zo spoedig mogelijk in concrete
maatregelen te vertalen en daarbij in voorkomend geval ten volle
rekening te houden met de in deze conclusies aangegeven
beleidsrichtsnoeren.
EUROPESE RAAD VAN LAKEN 14 EN 15 DECEMBER 2001
BIJLAGEN
Bijlage I Verklaring van Laken over de toekomst van de Europese
Unie blz. 2
Bijlage II Operationeelverklaring van het gemeenschappelijk Europees
veiligheids- en defensiebeleid blz. 10
Bijlage III Verklaring over de toestand in het Midden-Oosten blz. 13
Bijlage IV Aan de Europese Raad van Laken voorgelegde documenten blz.
15
BIJLAGE I
DE TOEKOMST VAN DE EUROPESE UNIE VERKLARING VAN LAKEN
I. EUROPA OP EEN KRUISPUNT VAN WEGEN
Eeuwenlang hebben volkeren en staten gepoogd door oorlog en wapens de
controle te verwerven over het Europese continent. Verzwakt door twee
bloedige oorlogen en door het verzwakken van haar positie in de
wereld, groeide het besef dat alleen in vrede en door overleg de droom
van een sterk en eengemaakt Europa kon worden verwezenlijkt. Om de
demonen van het verleden definitief te verslaan, werd begonnen met een
gemeenschap van kolen en staal. Later werden daar andere economische
activiteiten aan toegevoegd, zoals landbouw. Uiteindelijk werd een
heuse eengemaakte markt van goederen, personen, diensten en kapitalen
tot stand gebracht waar in 1999 een eenheidsmunt werd aan toegevoegd.
Op 1 januari 2002 wordt de Euro een dagelijkse realiteit voor 300
miljoen Europese burgers.
De Europese Unie kwam dus geleidelijk tot stand. Aanvankelijk ging het
vooral om een economisch en technisch samenwerkingsverband. Twintig
jaar geleden werd met de eerste rechtstreekse verkiezing van het
Europees Parlement de democratische legitimiteit, die tot dan toe
enkel berustte bij de Raad, aanzienlijk versterkt. De jongste tien
jaar werd een politieke unie in de steigers gezet en kwam er
samenwerking tot stand op het vlak van de sociale politiek,
tewerkstelling, asiel, migratie, politie, justitie, buitenlandse
politiek en een gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid.
De Europese Unie is een succes. Al meer dan een halve eeuw leeft
Europa in vrede. Samen met Noord-Amerika en Japan behoort de Unie tot
de drie meest welvarende regio's van de planeet. En door onderlinge
solidariteit en een rechtvaardige verdeling van de vruchten van de
economische ontwikkeling, nam het welvaartspeil in de zwakkere regio's
van de Unie geweldig toe en haalden zij een groot deel van hun
achterstand in.
Vijftig jaar na haar ontstaan bevindt de Unie zich evenwel op een
kruispunt van wegen, een scharniermoment in haar bestaan. De eenmaking
van Europa is nakend. De Unie staat op het punt zich uit te breiden
met meer dan tien, vooral Centraal- en Oost-Europese lidstaten en zo
één van de zwartste bladzijden uit de Europese geschiedenis definitief
om te slaan: de Tweede Wereldoorlog en de kunstmatige opdeling van
Europa daarna. Eindelijk is Europa op weg om zonder bloedvergieten één
grote familie te worden, een ware mutatie die vanzelfsprekend een
andere aanpak vraagt dan vijftig jaar geleden, toen zes landen het
voortouw namen.
De Europese democratische uitdaging
Tegelijkertijd wordt de Unie geconfronteerd met een dubbele uitdaging,
de ene binnen, de andere buiten haar grenzen.
Binnen de Unie moeten de Europese instellingen nader tot de burger
komen. De burgers scharen zich ongetwijfeld achter de grote
doelstellingen van de Unie, maar ze zien niet altijd een verband
tussen deze objectieven en het dagelijkse optreden van de Unie. Ze
vragen de Europese instellingen minder logheid en starheid en vooral
meer efficiëntie en transparantie. Velen vinden ook dat de Unie zich
meer moet inlaten met hun concrete bekommernissen en niet tot in de
details moet tussenkomen in zaken die van nature beter aan de
verkozenen van de lidstaten en de regio's kunnen worden overgelaten.
Sommigen ervaren dit zelfs als een bedreiging van hun identiteit. Maar
misschien nog belangrijker: de burgers vinden dat alles veel te veel
boven hun hoofd bedisseld wordt en willen een betere democratische
controle.
Europa's nieuwe rol in een geglobaliseerde wereld
Buiten haar grenzen wordt de Europese Unie dan weer geconfronteerd met
een snel muterende, geglobaliseerde wereld. Na de val van de Muur van
Berlijn zag het er even naar uit dat we voor lange tijd in een
stabiele wereldorde zouden leven, vrij van conflicten. De rechten van
de mens zouden er de grondslag van vormen. Maar nauwelijks enkele
jaren later is die zekerheid zoek. 11 september heeft onze ogen
brutaal geopend. De tegenkrachten zijn niet verdwenen. Religieus
fanatisme, etnisch nationalisme, racisme, terrorisme zetten zich door.
Regionale conflicten, armoede, onderontwikkeling blijven er een
voortdurende voedingsbodem voor.
Wat is de rol van Europa in deze gewijzigde wereld? Moet Europa niet,
nu het eindelijk één is, een leidende rol gaan spelen in een nieuwe
planetaire orde, die van een mogendheid die én in staat is een
stabiliserende rol op wereldvlak te spelen én een lichtbaken te zijn
voor tal van landen en volkeren? Europa als het continent van de
humane waarden, de Magna Charta, de Bill of Rights, de Franse
revolutie, de val van de Muur van Berlijn. Het continent van de
vrijheid, de solidariteit, de diversiteit vooral, wat het respect
inhoudt voor andermans talen, culturen en tradities. De enige grens
die de Europese Unie trekt, is de democratie en de mensenrechten. De
Unie staat enkel open voor landen die fundamentele waarden
respecteren, zoals vrije verkiezingen, eerbied voor de minderheden,
respect voor de rechtsstaat.
Nu de Koude Oorlog voorbij is en we leven in een geglobaliseerde maar
tegelijkertijd ook heel versplinterde wereld, moet Europa zijn
verantwoordelijkheid opnemen bij het besturen van de globalisering. De
rol die het moet spelen, is deze van een mogendheid die resoluut ten
strijde trekt tegen elk geweld, elke terreur, elk fanatisme, maar die
ook de ogen niet sluit voor het schrijnende onrecht in de wereld.
Kortom, een mogendheid die de verhoudingen in de wereld zodanig wil
wijzigen dat ze niet enkel voor de rijke maar ook voor de armste
landen voordeel opleveren. Een mogendheid die de mondialisering
ethisch wil omkaderen, dat wil zeggen inbedden in solidariteit en
duurzame ontwikkeling.
De verwachtingen van de Europese burger
Het beeld van een democratisch en mondiaal geëngageerd Europa sluit
wonderwel aan bij wat de burger wil. Menigmaal heeft hij te kennen
gegeven dat hij een grotere rol van de Unie wenst in zaken van
justitie en veiligheid, het bestrijden van grensoverschrijdende
criminaliteit, het beheersen van migratiestromen, het opvangen van
asielzoekers en vluchtelingen uit perifere conflictzones. Resultaten
vraagt hij ook op het vlak van tewerkstelling en de strijd tegen de
armoede en de sociale uitsluiting, en op dat van de economische en
sociale samenhang. Een gezamenlijke aanpak eist hij inzake
milieuvervuiling, klimaatswijzigingen, voedselveiligheid. Kortom,
allemaal grensoverschrijdende vraagstukken waarvan hij instinctmatig
aanvoelt dat die slechts door onderlinge samenwerking kunnen worden
gekeerd. Net zoals hij ook méér Europa wil in buitenlandse,
veiligheids- en defensieaangelegenheden, met andere woorden meer en
beter gecoördineerde actie bij het bestrijden van de brandhaarden in
en rond Europa en in de rest van de wereld.
Tegelijkertijd vindt diezelfde burger dat de Unie te bureaucratisch
optreedt op tal van andere domeinen. Bij het coördineren van de
economische, financiële of fiscale omgeving moet de goede werking van
de interne markt en de eenheidsmunt het uitgangspunt blijven, zonder
dat de eigenheid van lidstaten in het gedrang komt. Nationale en
regionale verschillen zijn vaak het gevolg van geschiedenis of
traditie. Zij kunnen verrijkend zijn. Met andere woorden, waar het
naast "goed bestuur" om gaat, is het creëren van nieuwe
opportuniteiten, geen nieuwe rigiditeiten. Waar het op aan komt, is
meer resultaten, betere antwoorden op concrete vragen en niet een
Europese superstaat of Europese instellingen die zich met alles en nog
wat in laten.
Kortom de burger vraagt een duidelijke, doorzichtige, doeltreffende,
democratisch gestuurde communautaire aanpak. Een aanpak die Europa
doet uitgroeien tot een lichtbaken dat richting aan de toekomst van de
wereld kan geven. Een aanpak die concrete resultaten oplevert in de
zin van meer jobs, meer levenskwaliteit, minder criminaliteit,
degelijk onderwijs en betere gezondheidszorgen. Het lijdt geen twijfel
dat Europa zich daartoe moet herbronnen en hervormen.
II. DE UITDAGINGEN EN HERVORMINGEN IN EEN VERNIEUWDE UNIE
De Unie moet democratischer, transparanter en efficiënter worden. En zij moet een antwoord vinden op drie fundamentele uitdagingen: Hoe de burgers, in de eerste plaats de jongeren, nader tot het Europese project en de Europese instellingen te brengen? Hoe het politieke leven en de Europese politieke ruimte te structureren in een uitgebreide Unie? Hoe de Unie uitbouwen tot een stabiliserende factor en een lichtbaken in de nieuwe multipolaire wereld? Om hierop een antwoord te geven, moeten een aantal gerichte vragen worden gesteld.
Een betere verdeling en omschrijving van de bevoegdheden in de
Europese Unie
De burger koestert vaak verwachtingen tegenover de Europese Unie die
deze niet altijd inlost. En omgekeerd heeft de burger soms de indruk
dat de Unie te veel onderneemt op terreinen waar haar tussenkomst niet
steeds onontbeerlijk is. Het komt er dus op aan de
bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten te
verduidelijken, te vereenvoudigen en ze bij te stellen in het licht
van de nieuwe uitdagingen waarvoor de Unie staat. Dit kan zowel leiden
tot een terugkeer van taken naar de lidstaten als tot het toekennen
van nieuwe opdrachten aan de Unie of het uitbreiden van bestaande
bevoegdheden, waarbij steeds rekening moet worden gehouden met de
gelijkheid van de lidstaten en hun onderlinge solidariteit.
Een eerste reeks van vragen die moet gesteld worden is hoe we de
indeling van de bevoegdheden doorzichtiger kunnen maken. Kunnen we
daartoe een duidelijker onderscheid doorvoeren tussen drie soorten
bevoegdheden: de exclusieve bevoegdheden van de Unie, de bevoegdheden
van de lidstaten en de gedeelde bevoegdheden van de Unie én de
lidstaten? Op welk niveau worden de bevoegdheden op de meest
efficiënte wijze uitgeoefend? Hoe hierbij het subsidiariteitsbeginsel
toe te passen? En dient niet verduidelijkt te worden dat elke
bevoegdheid die niet door de Verdragen aan de Unie wordt toegekend,
tot de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten behoort? En wat zijn de
gevolgen hiervan?
De volgende reeks vragen hebben tot doel om, binnen dit vernieuwde
kader én met respect van het "acquis communautaire", na te gaan of er
geen herschikkingen van bevoegdheden moeten plaats grijpen. Op welke
manier kunnen de verwachtingen van de burger hierbij als leidraad
worden genomen? Welke opdrachten levert dit op voor de Unie? En
omgekeerd, welke taken kunnen we beter aan de lidstaten overlaten? Hoe
moet het Verdrag op de verschillende beleidsgebieden gewijzigd worden?
Hoe bijvoorbeeld een meer coherent gemeenschappelijk buitenlands
beleid en defensiebeleid te ontwikkelen? Moeten de Petersbergtaken
worden bijgewerkt? Willen we de politiële en strafrechtelijke
samenwerking op een meer geïntegreerde leest schoeien? Hoe kunnen we
het economisch beleid beter coördineren? Hoe kunnen we de samenwerking
intensifiëren op het vlak van sociale insluiting, milieu, gezondheid,
voedselveiligheid? Moeten anderzijds het dagelijks beheer en de
uitvoering van het beleid van de Unie niet nadrukkelijker overgelaten
worden aan de lidstaten en, waar hun grondwet dit zo regelt, aan de
regio's? Moeten zij geen garanties krijgen dat aan hun bevoegdheden
niet zal worden geraakt?
Tenslotte stelt zich de vraag hoe te verzekeren dat de hertekende
bevoegdheidsverdeling niet leidt tot een sluipende
bevoegdheidsuitbreiding van de Unie of tot een inbraak in de
exclusieve bevoegdheidsterreinen van de lidstaten en, waar het zo
geregeld is, regio's. Hoe er tegelijkertijd over te waken dat de
Europese dynamiek niet stilvalt? Ook in de toekomst moet de Unie
immers kunnen reageren op nieuwe uitdagingen en ontwikkelingen en moet
zij nieuwe beleidsdomeinen kunnen aftasten. Moeten de artikelen 95 en
308 van het Verdrag daartoe worden herbekeken in het licht van het
"acquis jurisprudentiel"?
De vereenvoudiging van de instrumenten van de Unie
Niet alleen de vraag wie wat doet, is belangrijk. Even belangrijk is
de vraag hoe de Unie optreedt, welke instrumenten zij hanteert. De
opeenvolgende verdragswijzigingen hebben in elk geval geleid tot een
proliferatie van instrumenten. En gaandeweg evolueerden richtlijnen
steeds meer in de richting van gedetailleerde wetgeving. De centrale
vraag luidt dan ook of de verschillende instrumenten van de Unie niet
beter moeten worden omschreven en of hun aantal niet moet worden
verminderd.
Met andere woorden, moet een onderscheid worden ingevoerd tussen
wetgevende en uitvoerende maatregelen? Dient het aantal wetgevende
instrumenten herleid te worden: rechtstreekse normen, kaderwetgeving
en niet afdwingbare instrumenten (adviezen, aanbevelingen, open
coördinatie)? Is het wenselijk of niet om vaker een beroep te doen op
kaderwetgeving, die aan de lidstaten meer bewegingsruimte geeft bij
het bereiken van de beleidsdoelstellingen? Voor welke bevoegdheden
zijn open coördinatie en wederzijdse erkenning de meest geschikte
instrumenten? Blijft het proportionaliteitsprincipe het uitgangspunt?
Meer democratie, transparantie en efficiëntie in de Europese Unie
De Europese Unie put haar legitimiteit uit de democratische waarden die zij uitdraagt, de doelstellingen die zij nastreeft en de bevoegdheden en instrumenten waarover zij beschikt. Maar het Europese project put ook zijn legitimiteit uit democratische, transparante en efficiënte instellingen. Ook de nationale parlementen dragen bij tot de legitimering van het Europese project. In de Verklaring betreffende de toekomst van de Unie, die aan het Verdrag van Nice is gehecht, is onderstreept dat hun rol in het Europese bestel moet worden onderzocht. Meer algemeen stelt zich de vraag welke initiatieven we kunnen nemen om een Europese publieke ruimte te ontwikkelen.
De eerste vraag luidt evenwel hoe we de democratische legitimiteit en
de transparantie van de huidige instellingen kunnen vergroten, een
vraag die geldt voor de drie instellingen.
Hoe kunnen de autoriteit en de doeltreffendheid van de Europese
Commissie worden versterkt? Hoe dient de voorzitter van de Commissie
te worden aangeduid, door de Europese Raad, door het Europees
Parlement of door een rechtstreekse verkiezing door de burger? Moet de
rol van het Europees Parlement worden versterkt? Breiden we het
medebeslissingsrecht al dan niet uit? Moet de manier waarop we de
leden van het Europees Parlement verkiezen, herbekeken worden? Is een
Europese kiesomschrijving nodig of blijven nationaal bepaalde
kiesomschrijvingen aangewezen? Kunnen beide systemen worden
gecombineerd? Moet de rol van de Raad worden versterkt? Dient de Raad
op dezelfde manier op te treden in zijn wetgevende en zijn uitvoerende
capaciteit? Moeten, met het oog op meer transparantie, de zittingen
van de Raad, althans in zijn wetgevende opdracht, openbaar worden?
Moet de burger meer toegang hebben tot de documenten van de Raad? Hoe
tenslotte het evenwicht en de wederzijdse controle tussen de
instellingen te verzekeren?
Een tweede vraag, die ook verband houdt met de democratische
legitimiteit, betreft de rol van de nationale parlementen. Moeten zij
vertegenwoordigd zijn in een nieuwe instelling, naast de Raad en het
Europees Parlement? Moeten zij een rol spelen op die domeinen van het
Europese optreden waar het Europees Parlement niet bevoegd is? Moeten
zij zich concentreren op de bevoegdheidsverdeling tussen Unie en
lidstaten, bijvoorbeeld door een voorafgaande controle op het respect
van het beginsel van de subsidiariteit?
De derde vraag luidt hoe we de efficiëntie van de besluitvorming en de
werking van de instellingen kunnen verbeteren in een Unie van zowat
dertig lidstaten. Hoe kan de Unie haar doelstellingen en prioriteiten
beter bepalen en een betere uitvoering ervan waarborgen? Is er nood
aan meer beslissingen met gekwalificeerde meerderheid? Hoe de
medebeslissingsprocedure tussen Raad en Europees Parlement te
vereenvoudigen en te versnellen? Wat met de semestriële rotatie van
het voorzitterschap van de Unie? Wat is de rol van het Europees
Parlement? Wat met de rol en de structuur van de verschillende Raden?
Hoe ook de coherentie van het Europees buitenlands beleid te
vergroten? Hoe de synergie te versterken tussen de Hoge
Vertegenwoordiger en de bevoegde Commissaris? Moet de externe
vertegenwoordiging van de Unie op internationale fora verder worden
uitgebouwd?
De weg naar een grondwet voor de Europese burgers.
Op dit ogenblik kent de Europese Unie vier Verdragen. De doelstellingen, de bevoegdheden en de beleidsinstrumenten van de Unie liggen over deze Verdragen verspreid. Met het oog op meer transparantie is een vereenvoudiging onontbeerlijk.
Vier reeksen van vragen kunnen daarbij worden gesteld. Een eerste betreft de vereenvoudiging van de bestaande Verdragen zonder dat de inhoud ervan gewijzigd wordt. Moet het onderscheid tussen de Unie en de Gemeenschappen worden herzien? Wat met de opdeling in drie pijlers?
Vervolgens stellen zich de vragen naar een mogelijke herschikking van
de verdragen. Moet een onderscheid worden doorgevoerd tussen een
basisverdrag en de andere verdragsbepalingen? Moet deze splitsing
worden doorgevoerd? Kan dit leiden tot een onderscheid tussen de
wijziging- en ratificatieprocedures van het basisverdrag en de andere
verdragsbepalingen?
Voorts moet worden nagedacht of het Handvest van de Grondrechten in
het basisverdrag moet worden opgenomen en moet men zich afvragen of de
Europese Gemeenschap niet moet toetreden tot het Europees Verdrag voor
de rechten van de mens.
Tot slot stelt zich de vraag of deze vereenvoudiging en herschikking
op termijn niet zou kunnen leiden tot het aannemen in de Unie van een
constitutionele tekst. Wat zouden de basiselementen kunnen zijn van
zo'n grondwet? De waarden die de Unie koestert, de fundamentele
rechten en plichten van de burger, de verhouding van de lidstaten in
de Unie?
III. DE BIJEENROEPING VAN EEN CONVENTIE OVER DE TOEKOMST VAN EUROPA
Om een zo breed en transparant mogelijke voorbereiding van de volgende
Intergouvernementele Conferentie te waarborgen, heeft de Europese Raad
besloten een Conventie bijeen te roepen die uit de belangrijkste
deelnemers aan het debat over de toekomst van de Unie bestaat. In het
licht van wat voorafgaat, zal deze Conventie tot taak hebben de
wezenlijke problemen die de toekomstige ontwikkeling van de Unie met
zich meebrengt te bespreken en de verschillende mogelijke oplossingen
te onderzoeken.
De Europese Raad heeft de heer V. Giscard d'Estaing tot voorzitter van
de Conventie benoemd en de heren G. Amato en J.L. Dehaene tot
vice-voorzitter.
Samenstelling
Naast de voorzitter zal de Conventie bestaan uit 15 vertegenwoordigers
van de staatshoofden of regeringsleiders van de lidstaten (1 per
lidstaat), 30 leden van de nationale parlementen (2 per lidstaat), 16
leden van het Europees Parlement en 2 vertegenwoordigers van de
Commissie. De kandidaat-lidstaten zullen ten volle aan de besprekingen
van de Conventie deelnemen. Zij zullen op dezelfde voorwaarden als de
lidstaten vertegenwoordigd zijn (één vertegenwoordiger van de regering
en twee leden van het nationale parlement) en aan de beraadslagingen
deelnemen zonder evenwel een consensus die zich aftekent tussen de
lidstaten, te kunnen verhinderen.
De leden van de Conventie kunnen zich enkel laten vervangen door
plaatsvervangers indien ze niet aanwezig zijn. De plaatsvervangers
worden op dezelfde manier aangeduid als de effectieve leden.
Het presidium van de Conventie zal bestaan uit de voorzitter van de
Conventie, de twee vice-voorzitters van de Conventie en negen uit de
Conventie voortkomende leden (de vertegenwoordigers van alle
regeringen die tijdens de Conventie het voorzitterschap van de Raad
bekleden, twee vertegenwoordigers van de nationale parlementen, twee
vertegenwoordigers van de Europese Parlementsleden en twee
vertegenwoordigers van de Commissie).
Als waarnemers zullen worden uitgenodigd: drie vertegenwoordigers van
het Economisch en Sociaal Comité samen met drie vertegenwoordigers van
de Europese sociale partners; namens het Comité van de Regio's, zes
vertegenwoordigers (door het Comité van de Regio's aan te wijzen uit
de regio's, de steden en de regio's met wetgevende bevoegdheid); de
Europese Ombudsman. De President van het Hof van Justitie en de
voorzitter van de Rekenkamer zullen op uitnodiging van het Presidium
voor de Conventie het woord kunnen voeren.
Duur van de besprekingen
De Conventie zal op 1 maart 2002 haar openingszitting houden. Bij die
gelegenheid zal zij haar Presidium benoemen en haar werkwijze
vaststellen. De besprekingen zullen na één jaar worden afgerond, op
een zodanig tijdstip dat de voorzitter van de Conventie de resultaten
ervan aan de Europese Raad kan voorleggen.
Werkwijze
De voorzitter zal het begin van de besprekingen van de Conventie
voorbereiden door lessen te trekken uit het openbaar debat. Het
Presidium zal een stuwende rol spelen en een eerste basis voor de
werkzaamheden van de Conventie aandragen.
Het Presidium kan de diensten van de Commissie en de deskundigen van
zijn keuze raadplegen over elk technisch vraagstuk dat naar zijn
oordeel nader moet worden onderzocht. Het kan hiertoe ad hoc groepen
in het leven roepen.
De Raad zal zich op de hoogte blijven stellen van de stand van de
besprekingen van de Conventie. De voorzitter van de Conventie zal aan
elke Europese Raad mondeling verslag over de voortgang van de
besprekingen uitbrengen, wat zal toelaten om bij diezelfde gelegenheid
de mening van de staatshoofden en regeringsleiders te vernemen.
De Conventie zal in Brussel vergaderen. De debatten van de Conventie
en alle officiële documenten zijn openbaar. De Conventie zal van de
elf werktalen van de Unie gebruikmaken.
Slotdocument
De Conventie zal de verschillende vraagstukken bestuderen. Zij zal een
slotdocument opstellen dat ofwel verschillende opties met vermelding
van de steun waarop deze konden rekenen, ofwel aanbevelingen in geval
van consensus kan bevatten.
Samen met het resultaat van de nationale debatten over de toekomst van
de Unie zal het slotdocument het uitgangspunt vormen voor de
besprekingen in de Intergouvernementele Conferentie, die de
uiteindelijke beslissingen zal nemen.
Forum
Om het debat te verbreden en alle burgers erbij te betrekken, zal een
Forum worden opengesteld voor organisaties die de civiele samenleving
vertegenwoordigen (sociale partners, bedrijfsleven,
niet-gouvernementele organisaties, academische kringen, enz.). Het zal
een gestructureerd netwerk van organisaties betreffen die regelmatig
over de besprekingen van de Conventie zullen worden geïnformeerd. Hun
bijdragen zullen aan het debat worden toegevoegd. Zij zullen op een
door het Presidium vast te stellen wijze kunnen worden gehoord of
geraadpleegd over specifieke vraagstukken.
Secretariaat
Het Presidium zal worden bijgestaan door een secretariaat van de
Conventie, dat door het secretariaat-generaal van de Raad zal worden
verzorgd. Hierin kunnen deskundigen van de Commissie en het Europees
Parlement worden opgenomen.
BIJLAGE II
OPERATIONEELVERKLARING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK EUROPEES
VEILIGHEIDS- EN DEFENSIEBELEID
A) In Nice en in Göteborg heeft de Europese Raad zich ertoe
verbonden de Europese Unie snel operationeel te maken en uiterlijk
tijdens de Europese Raad van Laken het besluit daartoe te nemen.
De buitengewone Europese Raad van 21 september heeft deze
doelstelling bevestigd: "slechts door het GBVB verder uit te
bouwen en het EVDB zo snel mogelijk operationeel te maken zal de
Unie het efficiëntst functioneren".
Dankzij de verdere ontwikkeling van het EVDB, de versterking van
zowel de civiele als de militaire vermogens en de oprichting van
passende structuren binnen de Unie, is de Unie voortaan in staat
bepaalde crisisbeheersingsoperaties uit te voeren. Door de
ontwikkeling van de middelen en de vermogens waarover de Unie zal
beschikken, zal zij gaandeweg steeds complexere operaties
aankunnen. Bij besluiten over het gebruik van dit vermogen zal
steeds rekening worden gehouden met de specifieke omstandigheden
van elke situatie, waarbij de beschikbare middelen en vermogens
een doorslaggevende factor zullen vormen.
B) Dit vermogen om op te treden vloeit voort uit de aanzienlijke
vooruitgang die is geboekt sinds de Europese Raden van Keulen en
Helsinki.
VERMOGENS
Dankzij de Conferenties over de militaire vermogens en de
politievermogens is vooruitgang geboekt op weg naar de verwezenlijking
van de vermogensdoelstellingen. De lidstaten hebben vrijwillige
bijdragen geformuleerd op basis van nationale besluiten. Het
ontwikkelen van militaire vermogens impliceert niet dat een Europees
leger wordt opgericht. De Europese NAVO-leden die geen lid zijn van de
EU en andere kandidaat-lidstaten van de Europese Unie hebben verklaard
omvangrijke extra bijdragen te zullen leveren op het gebied van leger
en politie ter verbetering van de Europese vermogens.
STRUCTUREN EN PROCEDURES
Op basis van het goedgekeurde oefeningenbeleid en -programma heeft de
Unie een aanvang gemaakt met het uittesten van haar structuren en
procedures voor de militaire en civiele aspecten van
crisisbeheersingsoperaties. De Europese Unie heeft
crisisbeheersingsstructuren en -procedures vastgesteld waardoor zij
analyses en plannen kan maken, besluiten kan nemen, alsmede militaire
crisisbeheersingsoperaties op gang kan brengen en uitvoeren, wanneer
de NAVO als dusdanig niet optreedt.
REGELINGEN TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE NAVO
Het crisisbeheersingsvermogen van de Unie is versterkt door de
ontwikkeling van overleg, samenwerking en transparantie tussen beide
organisaties bij de crisisbeheersing in de Westelijke Balkan.
REGELINGEN MET DE PARTNERS
Er is voortgewerkt aan de toepassing van de regelingen met de Europese
NAVO-leden die geen lid zijn van de Unie en andere kandidaat-lidstaten
van de Europese Unie, alsmede met Canada, Rusland en Oekraïne.
C) Er moet nog aanzienlijke vooruitgang worden geboekt om de Unie in
staat te stellen crisisbeheersingsoperaties voor het gehele
spectrum van de Petersbergtaken uit te voeren, met inbegrip van de
meest veeleisende operaties inzake omvang, termijn waarbinnen
menskracht kan worden ingezet en complexiteit.
EVENWICHTIGE ONTWIKKELING VAN DE MILITAIRE EN CIVIELE VERMOGENS
Een doeltreffende crisisbeheersing door de Unie vereist een
evenwichtige ontwikkeling van de militaire en civiele vermogens:
dit impliceert een nauwe coördinatie tussen zowel alle civiele als
militaire middelen en instrumenten die ter beschikking staan van
de Unie.
Teneinde de Unie in staat te stellen gaandeweg complexere
operaties uit te voeren, moeten de militaire vermogens versterkt
worden overeenkomstig het Europees actieplan dat ertoe strekt de
geconstateerde lacunes aan te vullen en moet het oefeningenbeleid
worden toegepast. Het belang van de aanneming van het mechanisme
voor de ontwikkeling van de militaire vermogens zij gememoreerd,
met name om onnodige overlappingen te vermijden, en voor de
betrokken lidstaten, rekening te houden met het
defensieplanningsproces van de NAVO en met het plannings- en
toetsingsproces (PARP)van het Partnerschap voor de Vrede.
Het Politieactieplan zal worden uitgevoerd om de Unie in staat te
stellen snel politieoperaties uit te voeren. De Unie zal blijven
werken aan het ontwikkelen van middelen om de concrete
doelstellingen te bereiken, en ze uit te voeren op de volgende
prioritaire gebieden: rechtsstaat, civiel bestuur en civiele
bescherming.
Met het oog op deze doelstellingen zal de Unie, en in het
bijzonder, de bevoegde ministers, nieuwe oplossingen en
samenwerkingsvormen trachten te vinden, om overeenkomstig dit
verslag en met optimale gebruikmaking van de middelen de
noodzakelijke vermogens te ontwikkelen.
AFRONDING VAN DE REGELINGEN MET DE NAVO
De Unie denkt de veiligheidsregelingen met de NAVO af te ronden en
overeenkomsten te sluiten over de garantie voor toegang tot de
operationele planning van het Bondgenootschap, de vermoedelijke
beschikbaarheid van vooraf bepaalde middelen en vermogens van de
NAVO en de identificatie van een reeks van aan de EU beschikbaar
gestelde commando-opties. Deze overeenkomsten zijn essentieel voor
het EVDB en zullen de beschikbare vermogens van de Unie
aanzienlijk doen toenemen.
UITVOERING VAN DE REGELINGEN MET DE PARTNERS
De volledige uitvoering van de regelingen van Nice met de 15 en de
6, de aanvullende bijdrage van deze landen aan de civiele en
militaire vermogens en hun deelname aan crisisbeheersingsoperaties
volgens deze regelingen (met name door de instelling, in geval van
een operatie, van het Comité van contribuanten) zullen het
vermogen van de Europese Unie tot uitvoering van
crisisbeheersingsoperaties aanmerkelijk versterken.
BIJLAGE III
Verklaring over de toestand in het Midden-Oosten
In deze bijzonder ernstige situatie moet iedereen zijn
verantwoordelijkheid onder ogen zien: het is absoluut noodzakelijk dat
er een einde komt aan het geweld.
De vrede kan alleen gebaseerd zijn op de resoluties nr. 242 en 338 van
de Verenigde Naties en op de volgende beginselen:
de herbevestiging en de volledige erkenning van het onherroepelijke
recht van Israël om binnen internationaal erkende grenzen in vrede
en veiligheid te leven;
de totstandbrenging van een leefbare en democratische Palestijnse
staat, alsmede de beëindiging van de bezetting van de Palestijnse
gebieden.
Om te kunnen onderhandelen en het terrorisme uit te roeien en om vrede
te stichten, heeft Israël de Palestijnse Autoriteit en haar gekozen
president, Yasser Arafat, nodig als partner. Haar vermogen om het
terrorisme te bestrijden mag niet worden verzwakt. De Europese Unie
roept de Palestijnse Autoriteit nogmaals op, alles in het werk te
stellen om terreurdaden te voorkomen.
De Europese Unie memoreert dat de partijen om de volgende
verbintenissen is verzocht:
de Palestijnse Autoriteit: de ontmanteling van de terroristische
netwerken van Hamas en de Islamitische Jihad, inclusief de
arrestatie en vervolging van alle verdachten; een openbare oproep
in het Arabisch tot het staken van de gewapende Intifada;
de Israëlische regering: terugtrekking van haar strijdkrachten en
stopzetting van de standrechtelijke executies; opheffing van de
afsluiting van gebieden en alle aan het Palestijnse volk opgelegde
beperkingen; bevriezing van de bouw van nieuwe nederzettingen en
stopzetting van de operaties tegen de Palestijnse infrastructuur.
De uitvoering van deze verbintenissen vergt een vastberaden optreden van zowel de Palestijnse Autoriteit als Israël.
De onmiddellijke en onvoorwaardelijke uitvoering van het plan-Tenet
voor een staakt-het-vuren en van de aanbevelingen van de
Commissie-Mitchell zijn de enige uitweg voor een hervatting van de
politieke dialoog.
De Europese Unie blijft ervan overtuigd dat de invoering van een
onpartijdig toezichtsmechanisme in het belang van beide partijen is.
Zij is bereid actief aan een dergelijk mechanisme deel te nemen.
Een vastberaden en onderling optreden van de Europese Unie, de Verenigde Naties, de Verenigde Staten, de Russische Federatie en de meest betrokken Arabische landen is onontbeerlijk en dringend. De Europese Raad heeft de hoge vertegenwoordiger Javier Solana opdracht gegeven hiertoe voort te gaan met de nodige contacten.
De Europese Unie hecht veel belang aan een economisch herstelprogramma voor Palestina als ondersteuning van het vredesproces.
De Europese Unie zal zich blijven inzetten om ervoor te zorgen dat de
twee staten, Israël en Palestina, in vrede en veiligheid kunnen
samenleven.
Een algehele vrede in het Midden-Oosten is slechts mogelijk als ook
Syrië en Libanon daarbij betrokken zijn.
BIJLAGE IV
AAN DE EUROPESE RAAD VAN LAKEN
VOORGELEGDE DOCUMENTEN
Strategiedocument en verslag van de Commissie over de door elk van de
kandidaat-lidstaten op de weg naar toetreding geboekte vooruitgang
(14117/01)
Conclusies van de Raad (Algemene Zaken) van 10 december 2001 over de
uitbreiding
(15059/01 + REV 1 (en))
Verslag van het voorzitterschap over de acties van de Europese Unie
naar aanleiding van de aanslagen in de Verenigde Staten
(14919/1/01 REV 1)
Verslag van het voorzitterschap over het EVDB
(15193/01 + COR 1 (de))
Verslag van het voorzitterschap over de evaluatie van de uitvoering
van de conclusies van Tampere
(14926/01 + COR 1 (fr) + COR 2 (it))
Mededeling van de Commissie over de halfjaarlijkse bijwerking van het
scorebord van de vorderingen op het gebied van de totstandbrenging
van een ruimte van "vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid" in
de Europese Unie (tweede halfjaar 2001)
(13554/01)
Conclusies van de Raad (Interne Markt, Consumentenzaken en Toerisme)
betreffende diensten van algemeen belang
(14866/01)
Verslag van de Commissie over diensten van algemeen belang
(13235/01)
Verslag van het voorzitterschap over de vorderingen op het gebied van
het belastingpakket
(14976/01)
Verslag van het voorzitterschap over de belasting van
energieproducten
(13778/1/01 REV 1)
Verslag van het voorzitterschap over de interne markt voor
elektriciteit en gas
(14943/01 + COR 1 (fr,es))
Verslag van de Raad (ECOFIN) over de economische situatie
(15232/01)
Verslag van de Raad (ECOFIN) aan de Europese Raad over de belasting
op rente van spaargelden
(15325/01 + COR 1 (fr))
Conclusies van de Raad over de milieutechnische
sleutelindicatoren voor duurzame ontwikkeling gericht op het meten
van de vorderingen bij de uitvoering van de strategie van de EU
voor duurzame ontwikkeling
(14589/01 + COR 1 (en))
Conclusies van de Raad (Milieu) over de strategie voor duurzame
ontwikkeling (follow-up van de milieuaspecten van Göteborg)
(15280/01)
Conclusies van de Raad (Milieu) over internationaal milieubeheer
(15281/01)
Gezamenlijk verslag (Raad/Commissie) over de werkgelegenheid 2001
(13421/01)
Besluit van de Raad (Werkgelegenheid en Sociaal beleid) betreffende
de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten
voor 2002
(14912/01 + COR (en))
Aanbeveling van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad
inzake de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de
lidstaten
(14911/01)
Conclusies van de Raad (Werkgelegenheid en Sociaal Beleid):
Werkgelegenheids- en sociaal beleid: een kader voor het investeren
in kwaliteit (indicatoren voor de kwaliteit van de arbeid)
(14913/01 + ADD 1)
Mededeling van de Commissie: Werkgelegenheids- en sociaal beleid:
een kader voor het investeren in kwaliteit - Verslag van het
Comité voor de werkgelegenheid
(14263/01)
Gezamenlijk verslag van het Comité voor sociale bescherming en
het Comité voor economische politiek inzake doelstellingen en
werkmethoden op pensioengebied
(14098/01 + COR 1 (nl))
Mededeling van de Commissie inzake de ontwikkeling van de sociale
bescherming op de lange termijn: veilige en houdbare pensioenen
(10672/01)
Verslag van het Comité sociale bescherming over de indicatoren op
het gebied van armoede en sociale uitsluiting
(13509/01 + ADD 1 REV 2)
Gezamenlijk verslag van de Commissie en de Raad inzake sociale
integratie
(15223/01 +COR 1 (it) + COR 2 (fr) + COR 3 (fi) + ADD 1 + ADD 2)
Conclusies van de Raad (Werkgelegenheid en Sociaal Beleid) over
het voorstel voor een verordening betreffende de coördinatie van
de socialezekerheidsstelsels: parameters voor de modernisering van
Verordening (EEG) nr. 1408/71
(15045/01 + COR 1 (en))
Conclusies van de Raad (Werkgelegenheid en Sociaal Beleid) over het
voorstel voor een verordening betreffende de coördinatie van de
socialezekerheidsstelsels: uitbreiding van Verordening (EEG) nr.
1408/71 tot onderdanen van derde landen (rechtsgrondslag)
(15056/01)
Mededeling van de Commissie: Artikel 299, lid 2: Tenuitvoerlegging
van de strategie voor de duurzame ontwikkeling van de
ultraperifere regio's - Balans van de geboekte vooruitgang en
werkprogramma, met indicatief tijdschema
(15246/01)
Rapport van de Groep Mandelkern over de vereenvoudiging van de
regelgeving
(14654/01)
Mededeling van de Commissie "Vereenvoudiging en verbetering van de
regelgeving"
(15225/01)
Verslag van de Commissie: de wetgeving verbeteren 2001
(15181/01)
Voorbereiding van de Raad op de uitbreiding: interimverslag van de
secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger
(15100/01)
Verslag van de Raad (Algemene Zaken) over de uitvoering van de
gemeenschappelijke strategie van de Europese Unie ten aanzien van
Oekraïne
(15195/01)